De subsidieregeling ‘voorschoolse educatie 2023 en 2024’

Geldend van 24-11-2022 t/m heden

Intitulé

De subsidieregeling ‘voorschoolse educatie 2023 en 2024’

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent subsidie ten behoeve van voorschoolse educatie (Subsidieregeling Voorschoolse educatie 2023-2024)

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;

gelet op:

  • -

    de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • -

    de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Algemene subsidieverordening 2019;

gelezen het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs 2021 – versie 2022” van 26 juli 2022 van de Onderwijsinspectie en het “Beleidskader Inclusieve Stad 2022-2026” van 23 maart 2021 van de gemeente Amersfoort en het daarbij horend Uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs (UPJO) 2022-2024 van 28 september 2021;

overwegende dat in Amersfoort voldoende voorzieningen – qua aantal en spreiding – voor voorschoolse educatie beschikbaar dienen te zijn, zoals bedoeld in artikel 159 van de Wet op het primair onderwijs;

overwegende dat in Amersfoort behoefte bestaat aan een voorziening voor niet vve-geïndiceerde kinderen van wie de ouders geen recht op kinderopvangtoeslag hebben;

overwegende dat voorschoolse educatie moet voldoen aan de landelijke én Amersfoortse kwaliteitseisen;

overwegende dat met de subsidie tevens wordt beoogd segregatie te voorkomen, integratie te bevorderen en onderwijsachterstanden te bestrijden, zoals bedoeld in artikel 161 lid 1 van de Wet op het primair onderwijs;

besluit vast te stellen de:

de subsidieregeling ‘voorschoolse educatie 2023 en 2024’

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    beroepskracht voorschoolse educatie: een beroepskracht voorschoolse educatie zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet kinderopvang en artikel 3 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort;

  • c.

    kind: een kind vanaf de leeftijd van 2½ jaar tot de leeftijd waarop het start met de basisschool en dat woont in Amersfoort;

  • d.

    kindcentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of een peuterspeelzaal;

  • e.

    kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;

  • f.

    kindvolgsysteem: een gestandaardiseerde observatie methode als bedoeld in het Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs 2021 – versie 2022 van de Onderwijsinspectie;

  • g.

    kwaliteitsdialoog vve: een 6-maandelijks gesprek op initiatief van de gemeente tussen vertegenwoordigers van de voorscholen, de schoolbesturen en de gemeente over de resultaten in de vve met als doel van elkaar te leren waardoor de kwaliteit van de vve in Amersfoort een impuls krijgt.

  • h.

    niet vve-geïndiceerd kind: een kind dat van de GGD geen vve-indicatie heeft ontvangen;

  • i.

    ouder: ouder als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet kinderopvang;

  • j.

    Peutermonitor: een online instrument om inzicht te krijgen in het aanbod, het bereik en de financiering van de voorschoolse educatie in Amersfoort;

  • k.

    Verwijsindex Eemland: het systeem voor de regio Eemland waarin professionals een signaal afgeven dat zij betrokken zijn bij het kind, met als doel professionals met elkaar in contact te brengen om samen de best passende ondersteuning/begeleiding te bieden aan het kind en/of gezin;

  • l.

    voorschoolse educatie: voorschoolse educatie zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet kinderopvang;

  • m.

    v.e.-beleid: plan voor effectieve toeleiding van kinderen naar de voorschool, ouderbetrokkenheid bij de voorschool, resultaten van kinderen in de voorschool, verbindingen met aanvullende ondersteuning en/of zorg voor kinderen en doorgaande ontwikkellijnen van kinderen naar het basisonderwijs;

  • n.

    vve: voorschoolse en vroegschoolse educatie, waarbij voorschoolse educatie plaatsvindt in de kinderopvang en vroegschoolse educatie in de onderbouw van de basisschool;

  • o.

    vve-indicatie: indien de GGD bij het consult op tweejarige leeftijd (1) vaststelt dat het opleidingsniveau van beide ouders maximaal VMBO B/K is en/of (2) de GGD constateert dat het kind een (risico op een) taalachterstand heeft en/of (3) de GGD constateert dat het risico op (taal)achterstand vergroot is door sociale factoren in de omgeving van het kind, dan kan de GGD een indicatie voor vve afgeven;

  • p.

    vve-geïndiceerd kind: een kind dat van de GGD een vve-indicatie heeft ontvangen;

  • q.

    v.e.-groep: groep in een kindcentrum van maximaal 16 kinderen, bestaande uit vve-geïndiceerde kinderen en/of niet vve-geïndiceerde kinderen, aan wie voorschoolse educatie wordt aangeboden;

  • r.

    v.e.-programma: een erkend integraal voorschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

Artikel 2 Eisen aan de aanvrager

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die bedrijfsmatig een kindcentrum exploiteert.

Artikel 3 Weigeringsgronden

  • 1. Overeenkomstig artikel 12, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene subsidieverordening 2019 beslist het college afwijzend op de aanvraag als:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3;

    • b.

      door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden en de aanvraag daardoor slechts gedeeltelijk zou kunnen worden gehonoreerd;

    • c.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      als aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd;

Hoofdstuk II – Subsidie voor het aanbieden van voorschoolse educatie

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor het in een of meer v.e. groepen aanbieden van voorschoolse educatie die voldoet aan de kwaliteitseisen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 5 Voorwaarden aan de subsidieverlening

  • 1. Het college verstrekt slechts subsidie voor de in artikel 4 genoemde activiteiten indien de subsidieontvanger ten minste een v.e.-groep heeft opgestart en beschikt over:

    • a.

      een v.e.-programma;

    • b.

      een kindvolgsysteem;

    • c.

      een aansluiting op de Peutermonitor;

    • d.

      een aansluiting op de Verwijsindex Eemland;

    • e.

      voldoende beroepskrachten voorschoolse educatie.

Artikel 6 Initiële subsidieaanvraag

  • 1. Voor de initiële aanvraag van een subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt het door het college beschikbaar gestelde formulier gebruikt.

  • 2. De initiële aanvraag van subsidie als bedoeld in artikel 4 kan ingediend van de dag na die van bekendmaking van deze regeling tot 7 december 2022.

  • 3. Een initiële aanvraag van een subsidie als bedoeld in artikel 4 gaat vergezeld van:

    • a.

      een prestatievoorstel, waarin in ieder geval wordt ingegaan op:

      • i.

        de visie van de aanvrager op voorschoolse educatie, die ingaat op hoe het aanbod de kinderen voorbereid op de basisschool, en hoe de aangevraagde subsidie in aansluiting op die visie wordt ingezet;

      • ii.

        de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de kwaliteitseisen in bijlage 1;

    • b.

      een sluitende begroting;

    • c.

      een prognose van:

      • i.

        het aantal v.e.-groepen;

      • ii.

        het aantal deelnemende vve-geïndiceerde kinderen per v.e.-groep, en;

      • iii.

        het aantal deelnemende kinderen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag per v.e. groep, en welk aantal daarvan vve-geïndiceerde kinderen betreft.

Artikel 7 Subsidiebedragen

  • 1. De subsidie bestaat uit het bedrag dat wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:

    ( A x C x D x F) + (B x C x E x F) + (G x H)

    waarbij wordt verstaan onder:

  • A:

    het gemiddeld aantal vve-geïndiceerde kinderen wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag in een kalenderjaar in alle v.e.-groepen van een subsidieontvanger samen;

  • B:

    het gemiddeld aantal niet vve-geïndiceerde kinderen van wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag in een kalenderjaar in alle v.e.-groepen van een subsidieontvanger samen;

  • C:

    het uurtarief genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • D:

    het aantal uren per week voorschoolse educatie dat de subsidieontvanger in een v.e. groep aanbiedt aan vve-geïndiceerde kinderen;

  • E:

    het aantal uren per week voorschoolse educatie dat de subsidieontvanger in een v.e. groep aanbiedt aan niet vve-geïndiceerde kinderen;

  • F:

    het aantal weken per jaar dat de subsidieontvanger voorschoolse educatie aanbiedt in een v.e. groep;

  • G:

    een bedrag dat correspondeert met het gemiddeld aantal v.e.-geïndiceerde kinderen in een v.e. groep en volgt uit onderstaande tabel:

    Aantal vve-geïndiceerde kinderen op de groep

    Bedrag per groep

    0-5

    € 27.500

    6-10

    € 32.500

    11-15

    € 37.500

    16-20

    € 42.500

    21-25

    € 47.500

  • H.

    het aantal v.e.-groepen dat de subsidieontvanger in een kalenderjaar aanbiedt.

  • 2. Het subsidiebedrag per jaar bedraagt maximaal € 3.300.000,-.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 10 van de Asv komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    De exploitatiekosten voor het uitvoeren van kinderopvang zoals bedoeld in de Wet kinderopvang voor de kinderen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag (artikel 6 lid 1 onderdelen A t/m F). Deze kosten bestaan onder andere uit:

    • a.

      Personeelskosten;

    • b.

      Huisvestingskosten;

    • c.

      Verzorgingskosten;

    • d.

      Organisatiekosten.

  • 2.

    De kosten voor het uitvoeren van voorschoolse educatie zoals bedoeld in artikel 3. Deze kosten bestaan uit:

    • a.

      extra taakuren beroepskracht voor vve-geïndiceerde kinderen;

    • b.

      inzet pedagogisch beleidsmedewerker conform Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • c.

      het kindvolgsysteem w.o. licentie, training, borging;

    • d.

      een erkend vve-programma w.o. materialen en activiteiten

    • e.

      het voeren van een actief ouderbeleid w.o. materialen en activiteiten

    • f.

      samenwerking met andere partners in het uitvoeringsprogramma Jeugd & Onderwijs, coördinatie en overleg;

    • g.

      het signaleren en adresseren extra zorgbehoefte bij kinderen w.o. de Verwijsindex Eemland;

    • h.

      permanente educatie o.g.v. scholingsplan;

    • i.

      toeleiding en administratie w.o. de Peutermonitor;

    • j.

      de opslag kortdurende dagopvang, w.o. extra kosten verwarmen

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in artikel 4 bedraagt voor 2023 € 3.300.000,-.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd, en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 10 Wijze van verdeling op de initiële aanvraag

  • 1. Verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 4 naar aanleiding van de initiële aanvraag vindt plaats in de volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor deze subsidie vastgestelde plafond bereikt is.

  • 2. Bij de rangschikking kent het college punten toe aan de hand van de volgende beoordelingscriteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal punten:

    • a.

      De mate van recente ervaring met het aanbieden van voorschoolse educatie en hoe recent die ervaring is opgedaan (max 10 punten);

    • b.

      De mate van bijdrage aan een gespreid aanbod van voorschoolse educatie over de stad Amersfoort (max 10 punten);

    • c.

      Op welke wijze de pedagogisch beleidsmedewerker bedoeld in artikel 2a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie ingezet wordt (max 10 punten);

    • d.

      De mate waarin uit de visie op voorschoolse educatie en uit de beschreven implementatie ervan blijkt op welke wijze de voorschoolse educatie (incl. v.e.-programma en kindvolgsysteem):

      • i.

        kinderen voorbereidt op de basisschool;

      • ii.

        het spelend leren van de kinderen faciliteert;

      • iii.

        afgestemd kan worden op de behoeften van elk kind;

    • e.

      een doorgaande ontwikkellijn mogelijk maakt (max 20 punten);

    • f.

      Op welke wijze de subsidieaanvrager het ouderbeleid en de subdoelen ervan invult (max 10 punten);

    • g.

      Op welke wijze de subsideaanvrager het opleidingsbeleid invult (max 10 punten);

    • h.

      Op welke wijze de subsidieontvanger samenwerking met relevante partners invult (max 10 punten);

    • i.

      Op welke wijze een behoefte aan extra ondersteuning bij kinderen wordt gesignaleerd en hoe deze kinderen indien nodig doorgeleid worden naar externe zorg (max 10 punten);

    • j.

      Op welke wijze de subsidieaanvrager zich inspant om te zorgen dat kinderen van het gehele aanbod gebruik maken, wat betreft de toeleiding als de aanwezigheid van het aanbod (max 10 punten).

Artikel 11 Aanvullende aanvraag

  • 1. De subsidieontvanger aan wie op de initiële aanvraag subsidie is verleend kan jaarlijks een aanvullende aanvraag doen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, indien de prognose op grond van artikel 12, dertiende lid, over de vier voorgaande kwartalen hoger is dan de prognose bedoeld in artikel 6, derde lid, onder c.

  • 2. Wanneer het volledig toewijzen van alle aanvragen bedoeld in het eerste lid zou leiden tot het overschrijden van het subsidieplafond bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt het beschikbare bedrag verdeeld naar rato van de hoogte van deze aanvragen.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie bedoeld in het eerste lid kan worden ingediend tussen 1 januari en 15 januari volgend op het jaar waarvoor de initiële subsidie is verleend.

Artikel 12 Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger stelt voorschoolse educatie beschikbaar gedurende ten minste 40 weken per jaar, en per week ten minste gedurende 16 uren verdeeld over ten minste 3 werkdagen.

  • 2. Het aantal dagdelen waarop de subsidieontvanger voorschoolse educatie aanbiedt aan een niet-vve-geïndiceerd kind bedraagt de helft van het aantal dagdelen waarop de subsidieontvanger voorschoolse educatie aanbied aan een vve-geïndiceerd kind, waarbij het aantal dagdelen voor een niet-vve-geïndiceerd kind naar beneden wordt afgerond op hele dagdelen.

  • 3. Indien er sprake is van een wachtlijst voor toegang tot een v.e.-groep geeft de subsidieontvanger voorrang aan een vve-geïndiceerde kind.

  • 4. De subsidieontvanger evalueert jaarlijks de gegevens uit het kindvolgsysteem en deelt de geanonimiseerde geaggregeerde gegevens en de bevindingen in de ‘kwaliteitsdialoog vve’.

  • 5. De subsidieontvanger neem tweemaal per jaar deel aan de ‘kwaliteitsdialoog vve’.

  • 6. In aanvulling op artikel 14 van de Asv informeert de subsidieontvanger de gemeente zo snel mogelijk over wijzigingen in de subsidiabele activiteiten, of omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat niet voldaan kan worden aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 7. De subsidieontvanger levert per kwartaal de voor de Peutermonitor benodigde gegevens aan zoals benoemd in bijlage 2.

  • 8. De subsidieontvanger neemt deel aan de Verwijsindex Eemland.

  • 9. De subsidieontvanger neemt ieder kwartaal deel aan overleg met de gemeente over de voortgang van de voorschoolse educatie.

  • 10. De subsidieontvanger werkt mee aan de totstandkoming en uitvoering van Amersfoortse resultaatafspraken voor de voorschoolse educatie;

  • 11. De subsidieontvanger vraagt van de ouders van een vve-geïndiceerd kind die recht hebben op kinderopvangtoeslag een eigen bijdrage conform het uurtarief bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a. van het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 12. De subsidieontvanger vraagt van de ouders van een kind dat deelneemt aan voorschoolse educatie en die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een eigen bijdrage op grond van de tabel in bijlage 3.

  • 13. De subsidieontvanger rapporteert aan het eind van elk kwartaal aan het college over:

    • a.

      het aantal v.e.-groepen;

    • b.

      het aantal deelnemende v.e.-geïndiceerde kinderen per v.e.-groep, en;

    • c.

      het aantal deelnemende kinderen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag per v.e. groep, en welk aantal daarvan v.e.-geïndiceerde kinderen betreft.

Artikel 13 Subsidieverlening en voorschotten

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt verleend tot en met 31 december 2024.

  • 2. In het eerste kwartaal wordt een voorschot betaald voor dat kwartaal op grond van de prognose uit artikel 6 derde lid onder c.

  • 3. In de volgende kwartalen wordt per kwartaal een voorschot betaald uitgaande van:

    • a.

      de prognose uit artikel 6 derde lid onder c voor dat kwartaal eventueel gecorrigeerd met de prognose uit artikel 12 lid 13 voor dat kwartaal;

    • b.

      gecorrigeerd met de realisatie van afgelopen kwartaal van:

      • i.

        het aantal vve-groepen;

      • ii.

        het gemiddeld aantal deelnemende vve-geïndiceerde kinderen per vve-groep en

      • iii.

        het aantal deelnemende kinderen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag per vve-groep, uitgesplitst naar kinderen met en kinderen zonder vve-indicatie.

Artikel 14 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van subsidie op grond van artikel 3 wordt vóór 1 juli 2025 ingediend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een prestatieverslag, waarin is opgenomen:

      • i.

        een verslag van hoe de voorschoolse aansluit op de visie;

      • ii.

        op welk wijze is voldaan aan de kwaliteitseisen in bijlage 1, en;

      • iii.

        de resultaten die met de voorschoolse educatie zijn bereikt.

    • b.

      een overzicht van:

      • i.

        het aantal vve-groepen waarin voorschoolse educatie beschikbaar is gesteld;

      • ii.

        het aantal uren per week dat de subsidieontvanger voorschoolse educatie heeft aangeboden per v.e. groep;

      • iii.

        het aantal kinderen met een vve-indicatie per v.e.-groep per jaar, en;

      • iv.

        het aantal kinderen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag dat aan de voorschoolse educatie heeft deelgenomen, per v.e.-groep.

    • c.

      in afwijking van artikel 19, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019, bij een subsidiebedrag groter dan € 125.000, een assurancerapport van de externe accountant inzake de aantallen, die genoemd zijn in lid 2 sub b van dit artikel.

  • 3. De subsidieontvanger geeft zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel gegeven kan worden over de aanwending en de besteding van de subsidie en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen.

Artikel 13 Vaststelling

  • 1. Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst over de aanvraag tot vaststelling.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op het bedrag dat volgt uit de in artikel 7, eerste lid, genoemde formule, waarin de gerealiseerde aantallen zijn ingevuld, tot maximaal het verleende bedrag.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De subsidieregeling ‘Voorschoolse educatie 2021 en 2022’ van de gemeente Amersfoort wordt ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als de subsidieregeling ‘Voorschoolse educatie 2023 – 2024’.

Ondertekening

Bijlage 1: Amersfoortse kwaliteitseisen aan voorschoolse educatie

De Amersfoortse kwaliteitseisen zijn:

  • 1.

    De voorschool voldoet aan de eisen uit:

    • a.

      de Wet kinderopvang,

    • b.

      het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en

  • 2.

    De voorschool maakt gebruik van een kindvolgsysteem met toepassing van de instructies die bij dat systeem horen.

  • 3.

    De voorschool maakt gebruik van een vve-programma met toepassing van de instructies die bij dat programma horen.

  • 4.

    De voorschool volgt de Amersfoortse lijn voor ouderbeleid in de vve of maakt een eigen ouderbeleid. Dit beleid is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en beschrijft hoe uitvoering wordt gegeven aan de vier subdoelen van ouderbetrokkenheid:

    • a.

      ouders weten hoe het voorschoolse programma in elkaar zit;

    • b.

      ouders weten wat hun kind op de voorschool doet;

    • c.

      ouders weten hoe het staat met de ontwikkeling van hun kind;

    • d.

      ouders weten wat zij thuis aan ontwikkelingsstimulering kunnen doen en hoe zij dit kunnen doen.

  • 5.

    De voorschool samen met relevante partners, zoals de vroegscholen en het wijkteam, om samen te zorgen voor een doorgaande ontwikkellijn voor de kinderen en extra zorg en ondersteuning indien een kind dit nodig heeft.

  • 6.

    De voorschool signaleert als een kind een extra behoefte aan ondersteuning heeft en spant zich in om door te verwijzen/geleiden naar externe zorg als dit nodig is.

  • 7.

    De voorschool heeft een opleidingsbeleid dat zorgt dat alle beroepskrachten in de voorschool geschoold en bijgeschoold worden op de landelijke én Amersfoortse kwaliteitseisen.

  • 8.

    De voorschool spant zich in dat vve-geïndiceerde kinderen zoveel mogelijk van het hele aanbod voorschoolse educatie gebruik maken (zowel toeleiding als aanwezigheid).

Bijlage 2: informatie die door de kinderopvangorganisatie wordt aangeleverd voor de Peutermonitor

Welke kolommen moeten worden ingevuld?

Uitleg

Format: hoe moeten de kolommen worden ingevuld?

Kwartaal

Het betreffende kwartaal waarover de gegevens ingediend worden

2020KW1/2020KW2/etc.

Maand

De betreffende maand waarover de gegevens ingediend worden

202001/202002/etc.

Locatie

(Voorvoegsel en) naam van de locatie

KDV Naam

Kinderopvanglocatie

LRK ID

Identificatiecode van de locatie in het LRK (zie https://www.landelijkregisterkinderopvang.nl)

123456789

Voorschoolse educatie

Hoeft alleen ingevuld te worden wanneer dit invloed heeft op de subsidieregeling. Is de locatie een erkende VVE locatie?

Ja/Nee

Kind ID

Het burgerservicenummer (BSN) van de peuter.

123456789

Indicatie

Heeft de peuter een VVE-indicatie?

Ja/Nee

Kinderopvangtoeslag

Hebben de ouder(s)/verzorger(s) van de peuter recht op kinderopvangtoeslag?

Ja/Nee

Voornaam

Voornaam van de peuter

Voornaam

Achternaam

Achternaam van de peuter

Achternaam

Postcode

Postcode van het woonadres van de peuter

1234AB (6 tekens)

Huisnummer

Huisnummer van het woonadres van de peuter

123

Toevoeging

Toevoeging op het huisnummer van het woonadres van de peuter

A

Woonplaats

Woonplaats van de peuter

Woonplaats

Geboortedatum

Geboortedatum van de peuter

dd-mm-jjjj

Eerste kind

Hoeft alleen ingevuld te worden voor ouders die geen kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen.

Wordt gelijk gesteld aan de tabel Kinderopvangtoeslag. Indien er meer kinderen van hetzelfde gezin naar de opvang gaan, is het kind met de meeste opvanguren het eerste kind. Dit hoeft dus niet het oudste kind te zijn.

Ja/Nee

Startdatum

Startdatum van de peuter in het peuterarrangement op deze locatie

dd-mm-jjjj

Einddatum

(Verwachte) einddatum van de peuter in het

peuterarrangement op deze locatie. Als de einddatum nog niet bekend is, vul je hier de vierjarige leeftijd in van de peuter.

dd-mm-jjjj

Uren regulier

De Peutermonitor maakt onderscheid tussen reguliere uren en VVE-uren. De reguliere uren betreffen de eerste twee dagdelen die voor alle peuters gesubsidieerd worden. De maanduren moeten worden ingevuld, dit betreffen contracturen ofwel geplaatste uren. Houd rekening met het maximum wat in de betreffende gemeente geldt. Een voorbeeld: in gemeente X worden voor alle peuters 2 dagdelen van 4 uur gesubsidieerd. Bij een facturatie in 12 gelijke maanden komen de maanduren als volgt tot stand: 8 uren x 40 weken / 12 = 26,67 uren per maand. Let op: het kan voorkomen dat peuters meer uren afnemen dan dat er gesubsidieerd worden. Bijvoorbeeld omdat beide ouders werken. De uren boven het gestelde maximum worden dan niet opgevoerd.

26,67

Uren VVE

De VVE-uren betreffen de extra dagdelen die alleen gesubsidieerd worden voor peuters die hier recht op hebben omdat zij een VVE-indicatie hebben. Houd ook hier rekening met het maximum wat in de betreffende gemeente geldt. Een voorbeeld: in de bovengenoemde gemeente X wordt voor VVEgeïndiceerde peuters naast de 2 reguliere dagdelen nog eens een extra dagdeel van 8 uur gesubsidieerd. Deze uren worden volledig vergoed. Bij een facturatie in 12 gelijke maanden komen de maanduren als volgt tot stand: 8 uren x 40 weken / 12 = 26,67 uren per maand. Kortom: alleen de extra dagdelen die volledig vergoed worden, worden ingevuld onder VVEuren. De eerste twee dagdelen worden altijd ingevoerd onder de reguliere uren, ook voor de peuters met een indicatie.

26,67

Inkomen ouders

Hoeft alleen ingevuld te worden voor ouders die geen kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Gezamenlijk jaarlijkse toetsingsinkomen van de ouder(s)/verzorger(s).

12345,00

Bijlage 3 Eigen bijdrage voor ouders

De eigen bijdrage voor ouders is inkomensafhankelijk. Voor ouder met recht op kinderopvangtoeslag geldt de eigen bijdrage op grond van de kinderopvangtoeslagtabel in bijlage 1 van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een eigen bijdrage op rond van de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang’.

Voor 2023 ziet deze tabel er zo uit:

Gezamenlijk toetsingsinkomen gezin 2023

Ouderbijdrage voorschoolse educatie per uur

1e kind

2e kind e.v.

Lager dan

€ 21.278

€ 0,36

€ 0,36

€ 21.279

€ 32.715

€ 0,45

€ 0,39

€ 32.716

€ 45.018

€ 0,97

€ 0,49

€ 45.019

€ 61.231

€ 1,52

€ 0,50

€ 61.232

€ 88.015

€ 2,63

€ 0,74

€ 88.016

€ 121.965

€ 4,48

€ 1,15

€ 121.966

en hoger

€ 5,95

€ 2,15