Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 19-11-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Besluit van burgemeester en wethouders

Datum: 19 februari 2013

Onderwerp: Beleidsregel aanwijzen belastingplichtige in een keuzesituatie

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel, eigendom, hond). In de gevallen waarin dit voorkomt, mag de gemeente de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Bergen een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Inhoud beleidsregels

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht(Awb) en de volgende belastingverordeningen:

  • -

    artikel 1 van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen;

  • -

    artikel 4 van de geldende Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten;

  • -

    artikel 3 van de geldende Verordening rioolheffing;

  • -

    artikel 2 van de geldende Verordening forensenbelasting;

  • -

    artikel 3 van de geldende Verordening baatbelasting

stelt het college van burgemeester en wethouders vast:

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

A. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtigebij een aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting), rioolheffing en baatbelasting

Met betrekking tot de aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting), de aanslag Rioolheffing (eigenarenbelasting) en de aanslag Baatbelasting die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen, artikel 3, lid 1 van de geldende Verordening rioolheffing en artikel 3, lid 1 van de geldende Verordening baatbelasting het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die het volle eigendom heeft;

  • 2.

    degene die het beperkt recht heeft;

  • 3.

    degene die het grootste aandeel in het volle eigendom of het beperkt recht heeft, indien ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van ongelijke aandelen;

  • 4.

    degene die de onroerende zaak feitelijk gebruikt (bewoont), indien ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van gelijke aandelen;

  • 5.
    • a.

      een natuurlijk persoon boven een rechtspersoon;

    • b.

      een meerderjarige;

    • c.

      een man boven een vrouw;

    • d.

      de oudste man, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • e.

      de oudste vrouw, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

indien ter zake van genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht sprake is van gelijke aandelen en de onroerende zaak door meerdere personen feitelijk wordt gebruikt (bewoont);

  • 6.

    indien op basis van voorgaande regels geen belastingplichtige kan worden bepaald, is het mogelijk dat aanwijzing van de belastingplichtige plaatsvindt door de ambtenaar belast met de heffing.

B. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag afvalstoffenheffing, forensenbelasting en OZB gebruik (gebruikersbelasting)

  • 1.

    Met betrekking tot de aanslag afvalstoffenheffing en forensenbelasting die wordt geheven van de gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel, wordt, indien er met betrekking tot respectievelijk één perceel, respectievelijk één eigendom, verschillende personen gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de meerderjarige die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is vermeld en die tevens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van het perceel of het eigendom c.q. degene c.q. die houder is van de hond;

    • 1.2

      de meerderjarige die met betrekking tot het voorgaande belastingjaar de aanslag heeft gekregen;

    • 1.3

      de meerderjarige die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is vermeld;

    • 1.4

      de meerderjarige man boven de meerderjarige vrouw;

    • 1.5

      de oudste, meerderjarige man, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • 1.6

      de oudste, meerderjarige vrouw, waarbij, indien leeftijden niet bekend zijn, de ambtenaar belast met de heffing de belastingplichtige aanwijst;

    • 1.7

      indien er geen meerderjarigen als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zijn vermeld, degene die feitelijk gebruiker is;

    • 1.8

      Indien op basis van voorgaande regels geen belastingplichtige kan worden bepaald, is het mogelijk dat aanwijzing van de belastingplichtige plaatsvindt door de ambtenaar belast met de heffing.

  • 2.

    Met betrekking tot de aanslag OZB gebruik (gebruikersbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub a, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het gebruik heeft van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

    • 2.2

      degene die volgens de registers van de Kamer van Koophandel gebruiker is;

    • 2.3

      degene die een nutsvoorziening van de onroerende zaak c.q. het eigendom op naam heeft;

    • 2.4

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

C - Algemene bepalingen

  • 1.

    Indien en voor zover de aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die;

    • 1.1

      ingevolge onderdeel A kan worden aangewezen;

    • 1.2

      ingevolge onderdeel B kan worden aangewezen.

  • 2.

    Het onderdeel A vindt geen toepassing indien:

    • 2.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen of gezorgd heeft dat de aanslag betaald is, en nog steeds belastingplichtige is;

    • 2.2

      bij de belastingadministratie bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn of haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 3.

    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak is bij de toepassing van de beleidsregels beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 4.

    Wijzigingen kunnen, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, eerst plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 5.

    Van de beleidsregels kan worden afgeweken. Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur (beroep bij de rechter is mogelijk).

  • 6.

    Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1. tot en met 3. van overeenkomstige toepassing.

D - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie van 26 oktober 2010 door de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen en de Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie van 17 november 2010 door de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als “ Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 19 februari 2013

Burgemeester en wethouders van Bergen,

de secretaris

drs. J.C.T. Bakens

de burgemeester

M.H.E. Pelzer