Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voor de gemeente Doetinchem

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voor de gemeente Doetinchem

De burgemeester van de gemeente Doetinchem

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem,

ieder voor zover het zijn/haar bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in:

  • de Wet Bibob,

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet,

  • artikel 30b van de Wet op de kansspelen,

  • de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

  • de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem,

    • o

      de vergunning op grond van artikel 2:28 voor het exploiteren van een horecabedrijf (daaronder vallen o.a. ook de coffeeshops), artikel 2:25 voor zover het betreft een dancefeest, houseparty of vergelijkbaar feest in de openlucht of in een niet daartoe bestemd en uitgerust gebouw, een vechtsportevenement of –gala, een motortreffen of vergelijkbaar feest van een motorclub en een race met één of meer motorvoertuigen, en artikel 3:4 voor het exploiteren van een seksinrichting en/of escortbedrijf

  • het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid;

  • de Algemene Subsidieverordening gemeente Doetinchem;

  • de Omgevingswet (zodra die is vastgesteld).

BESLUITEN

vast te stellen de

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voor de gemeente Doetinchem.

Hoofdstuk 1: Algemeen.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij in artikel 1.2 anders is bepaald.

Artikel 1.2 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeente: de gemeente Doetinchem;

  • b.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, alsmede degenen aan wie zij mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;

  • c.

    beschikkingen: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan;

  • e.

    Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan, aan de hand van een Bibob-vragenformulier, wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau Bibob aan te vragen;

  • f.

    RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum;

  • g.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob).

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

  • 1. Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets in beginsel toepassen bij elke aanvraag om een beschikking zoals vermeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet voor de uitoefening van het horecabedrijf, met uitzondering van een dergelijke aanvraag ingediend door een para-commerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van die wet en waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

    • b.

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (horeca-exploitatievergunning);

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten);

    • d.

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (vergunning voor seksinrichtingen);

    • e.

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening, voor zover het betreft een dancefeest, houseparty of vergelijkbaar feest in de openlucht of in een niet daartoe bestemd en uitgerust gebouw, een vechtsportevenement of -gala, een motortreffen of vergelijkbaar feest van een motorclub en een race met één of meer motorvoertuigen.

  • 2. Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets in beginsel toepassen met betrekking tot aanvragen om een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 sub a Omgevingswet;

    • b.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer). Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 sub b Omgevingswet;

    • c.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

  • 3. De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder a blijft beperkt tot de aanvragen zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze beleidsregels of die vallen in een risicocategorie zoals genoemd in bijlage 2.

  • 4. De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder b blijft in beginsel beperkt tot de inrichtingen die vallen onder specifieke risicocategorieën zoals genoemd in bijlage 2 Categorie B of waarbij het een locatie betreft die gelegen is in een door het college aangewezen risicogebied en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning.

  • 5. De Bibob-toets wordt niet toegepast indien de aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid, afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semi-overheidsinstanties;

    • c.

      door de Minister van Volkshuisvesting conform het woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning toegelaten woning(bouw)corporatie of

    • d.

      door het bestuursorgaan bij specifiek besluit aangewezen aanvragers, zoals Publiek-Private Samenwerkingsconstructies van particuliere ondernemingen en overheid in bijvoorbeeld de ontwikkeling van een winkelcentrum.

Artikel 2.2 Bestuursorgaan altijd bevoegd tot Bibob-toets bij signalen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen, zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag om een beschikking ook overgaan tot een Bibob-toets, als er vanuit:

    • eigen ambtelijke informatie en/of;

    • informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • van het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM tip)

    aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2. Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt dat over de aanvrager van een beschikking in de periode genoemd in artikel 19 van de Wet Bibob advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet in beginsel toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • a.

      de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het college na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

    • b.

      de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

    • c.

      vanuit eigen informatie of informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake was van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • d.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente een soortgelijke beschikking is verleend;

    • e.

      Een melding wijziging vergunninghouder op grond van artikel 2.25 lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt ingediend, indien sprake is van een categorie van inrichtingen waar het beleid voor vergunningsaanvragen, zoals bepaald in artikel 2.1 lid 2 onder b, juncto lid 4 op van toepassing is.

  • 2. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Aanbestedingen

  • 1. De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot overheidsopdrachten. Van geval tot geval bepaalt de rechtspersoon of het in de rede ligt om bij de gunning van een overheidsopdracht de Wet Bibob toe te passen.

  • 2. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er vanuit:

    • 1.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • 2.

      informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • 3.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • 4.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip) aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4. De rechtspersoon met een overheidstaak kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling moeten worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten en omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

Artikel 3.2 Verhuur van onroerend goed

  • 1. Bij de start van elke onderhandeling over (ver)huur van onroerend goed zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over verhuur van onroerend goed indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • 1.

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • 2.

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • 3.

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • 4.

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip) aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

    • b.

      de wederpartij valt onder de risico-branches zoals genoemd in bijlage 2:

  • 3. Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot verhuur van onroerend goed, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

  • 4. Indien wordt overgegaan tot verhuur van onroerend goed, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 5. De rechtspersoon met een overheidstaak kan afzien van het uitvoeren van een Bibob-toets indien de verhuurtransactie wordt aangegaan met een overheidsinstantie of een semi-overheidsinstantie.

Artikel 3.3 Verkoop van vastgoed

  • 1. Bij de start van elke onderhandeling over (ver)koop van vastgoed zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over (ver)koop van vastgoed, indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • 1.

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • 2.

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • 3.

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • 4.

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip) aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

    • b.

      de wederpartij valt onder de risico-branches zoals genoemd in bijlage 2:

  • 3. Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van verkoop van vastgoed, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

  • 4. Indien wordt overgegaan tot een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 5. Onverminderd lid 1 tot en met 4 van dit artikel, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel de verkoop van vastgoed door een rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding bestaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

    • a.

      de hoogte van de bieding of aankoopsom ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject;

    • b.

      sprake is van een hoge mate van financiële complexiteit bij de wederpartij;

    • c.

      sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur van wederpartij;

    • d.

      sprake is van verkoop middels een vastgoed belegging;

    • e.

      sprake is van verkoop middels veiling;

    • f.

      sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Artikel 3.4 Gronduitgifte

  • 1. Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, indien:

    • a.

      voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

      • 1.

        eigen ambtelijke informatie en/of;

      • 2.

        informatie verkregen van het Bureau en/of;

      • 3.

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of;

      • 4.

        het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip) aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of;

    • b.

      de wederpartij valt onder de risico-branches zoals genoemd in bijlage 2.

  • 3. Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

  • 4. Indien wordt overgegaan tot het aangaan van een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 5. Onverminderd lid 1 tot en met 4 van dit artikel, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel gronduitgifte door een rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding bestaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

    • a.

      de hoogte van de bieding of aankoopsom ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van de grond;

    • b.

      sprake is van een hoge mate van financiële complexiteit bij de wederpartij;

    • c.

      sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur van wederpartij;

    • d.

      sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Hoofdstuk 4: Toepassingsbereik bij subsidies

Artikel 4.1 Aanvragen subsidies

  • 1. Als er sprake is van feiten en omstandigheden zoals genoemd in het tweede lid van dit artikel kan een onderzoek naar de integriteit van de betrokkene(n) wordt ingesteld.

  • 2. Onder feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      Het risico dat blijkt uit een risicoanalyse, die kan worden uitgevoerd door het college naar aanleiding van de subsidieaanvraag of subsidievaststelling. Bij deze analyse wordt de indicatorenlijst Bibob en subsidies uit de Handreiking voor de implementatie en toepassing van de Wet Bibob bij subsidies van de Dienst Justis (Ministerie van Justitie en Veiligheid) betrokken;

    • b.

      Aanwijzingen die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, verkregen uit:

      • 1.

        eigen ambtelijke informatie en/of

      • 2.

        informatie verkregen van het Bureau en/of

      • 3.

        informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

      • 4.

        informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de betrokkene een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht is.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 5.1 Intrekking beleidsregels

De beleidsregels Bibob gemeente Doetinchem vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en door de burgemeester op 19-04-2005, worden ingetrokken.

Artikel 5.2 Datum inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 01-01-2023.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet Bibob gemeente Doetinchem 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 15 november 2022 door het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem,

Bijlage 1:

Toepassingscriteria geldend voor de uitvoering van de Bibob-toetsing bij de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit). Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 sub a Omgevingswet.

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zal de uitvoering van de Bibob-toetsing plaatsvinden bij aanvragen, die vallen onder één van de hierna genoemde gevallen:

A.

Bouwsom

In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend.

B.

Bijzondere gevallen

Vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkene met een bouwsom van meer dan € 50.000,- en minder dan € 500.000,-. In geval reeds aanvang is genomen met de realisatie van een vergunningsplichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).

C.

Risicogebied

Indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en de aanvraag een locatie betreft die gelegen is in een door het college aangewezen risicogebied.

Bijlage 2 Risicocategorieën

Categorie A

  • Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs;

  • Wellnessbranche (o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

  • Kapsalons/Barbershops;

  • Telefoon/belwinkels;

  • Computershops;

  • Kringloopbedrijven;

  • Seksinrichtingen en escortbedrijven;

  • Overige bedrijven waar in een later stadium een vergunning voor moet worden aangevraagd waar de Wet Bibob op van toepassing kan zijn;

  • Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

    • o

      logies wordt vertrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions),

    • o

      dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • Inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2:40 eerste lid c van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem;

  • Geldwisselkantoren;

  • Niet geregistreerde uitzendbureaus;

  • Transportondernemingen;

  • Sportscholen;

  • Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • Zorgbedrijven;

  • Huisvestigingsbranche (tijdelijke) arbeidsmigranten.

Categorie B

  • Afvalbranche;

  • Co-vergisters;

  • Autobranche (verkoop en verhuur en -demontage);

  • Metaalhandel.

N.B.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.