Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening afvalstoffenheffing 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2023

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 september 2022 (raadsvoorstel nr. 22bb006167/22bb006174/22bo5562);

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid,

aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit:

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder gebruik maken: gebruik maken als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing, bedoeld in deze verordening, wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarieven

  • 1. De belasting bedraagt per perceel, per kalenderjaar indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

    • a.

      één persoon: € 296,00;

    • b.

      twee personen: € 354,60;

    • c.

      drie personen of meer: € 383,90.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a.

      is het tarief, indien het belastingtijdvak een gedeelte van een kalenderjaar of gedeelten van kalenderjaren omvat, gelijk aan de som van zoveel twaalfde delen van het voor het desbetreffende kalenderjaar geldende tarief als daarvan kalendermaanden behoren tot het belastingtijdvak;

    • b.

      bedraagt de belasting, indien de huishoudelijke afvalstoffen afkomstig zijn van onzelfstandige wooneenheden, zoals een perceel dat gebruikt wordt voor kamerverhuur of voor huisvesting van studenten, voor een perceel waarop meerdere personen verblijven, per kalenderjaar:

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door één persoon: het tarief genoemd in het eerste lid, onderdeel a;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door twee personen: het tarief genoemd in het eerste lid, onderdeel b;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 3 tot en met 5 personen: het tarief genoemd in het eerste lid, onderdeel c;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 6 tot en met 10 personen: € 1.175,80;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 11 tot en met 15 personen: € 1.837,90;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door meer dan 15 personen: € 1.837,90 vermeerderd met € 141,20 voor elke extra persoon boven de 15 personen.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel in de loop van het jaar wijzigt, bestaat geen aanspraak op ontheffing.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden de aanslagen betaald in één termijn welke vervalt 62 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in twaalf termijnen. De eerste termijn vervalt 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens 31 dagen later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag

Artikel 9 Overgangsbepalingen

De Verordening afvalstoffenheffing 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2023 hebben voorgedaan.

Artikel 10 Overgangsbepaling

De Verordening Afvalstoffenheffing 2022 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2023 hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 november 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting op de Verordening afvalstoffenheffing 2023

De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De afvalstoffenheffing kan in beginsel als een belasting worden beschouwd. Wel dient er een opbrengstlimiet in acht te worden genomen, in de zin dat de geraamde opbrengsten de geraamde kosten niet mogen overtreffen. Tegenover de heffing staat niet een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, doch een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door de gemeente. Dit leidt ertoe dat, indien de inzamelplicht bij een bepaald perceel door de gemeente niet wordt nagekomen, de gemeente ter zake van het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen.

De datum van 1 januari van het belastingjaar (of het begin van de belastingplicht) is bepalend voor het aantal personen per perceel. Dit is uit doelmatigheidsoverwegingen gedaan. Er hoeven dan namelijk geen wijzigingen (teruggave of navordering) te worden aangebracht indien het aantal personen in de loop van het jaar verandert.