Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR683501
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR683501/1
Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022
Geldend van 12-11-2022 t/m 31-12-2023
Intitulé
Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022Nijverdal, 11 oktober 2022 Nr. 2022-021497
De raad van de gemeente Hellendoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 september 2022;
gelet op artikel 4.1 van de Wet natuurbescherming en de artikelen 149 en 154 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is voorschriften vast te stellen ter bewaring van houtopstand in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorps-/stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer;
b e s l u i t :
I. vast te stellen de volgende Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022
Artikel 1 Begripsomschrijving
- 1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
boom: houtachtig, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 90 cm. op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam;
- b.
boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden volgens een rekenkundig model, overeenkomstig de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;
- c.
houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen;
- d.
hakhout: één of meer bomen of boomvormers die, na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
- e.
dunning: velling, die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel is gericht op het voortbestaan van een aaneengesloten kronendak;
- f.
knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;
- g.
bebouwde kom: de bebouwde kom binnen de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1 van de Wet natuurbescherming;
- h.
boom van de eerste grootte: een boomsoort die een maximale hoogte van meer dan 15 meter kan bereiken;
- i.
boom van de tweede grootte: een boomsoort die een maximale hoogte van tussen de 8 en 15 meter kan bereiken;
- j.
boom van de derde grootte: een boomsoort die een maximale hoogte kan bereiken die lager is dan 8 meter;
- k.
plantmaat 14-16: de kwekersplantmaat die de omtrek van de stam gemeten op 1,30 meter hoogte weergeeft;
- l.
bomenfonds: een gemeentelijk fonds waaruit de aanschaf en plant van de te compenseren houtopstanden worden betaald;
- m.
iepenziekte : de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn Ceratocystis ulmi (buism.) C. Moreau);
- n.
iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.), Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus;
- o.
monumentaal: een houtopstand wordt beschouwd als monumentaal als deze een leeftijd heeft van minimaal 80 jaar en de houtopstand door zijn leeftijd en verschijning beeldbepalend is en onvervangbaar is voor het karakter van de omgeving;
- p.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- q.
vergunning: een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het vellen of doen vellen van houtopstand;
- r.
waardevolle bomenkaart: ‘niet-statische’ kaart (incl. beschrijvingslijst), waarop de waardevolle bomen en boomgroepen binnen de bebouwde kom staan aangegeven.
- a.
- 2.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel bovengronds als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
- 3.
Voor opname op de door het college vast te stellen waardevolle bomenkaart als bedoeld in artikel 2, eerste lid, geldt de eis dat voldaan moet zijn aan minimaal drie van de onderstaande criteria:
- -
de leeftijd van de houtopstand is minimaal ongeveer 50 jaar (een uitzondering kan gemaakt worden voor een herdenkingsboom);
- -
de houtopstand heeft tenminste één van de volgende specifieke kenmerken: cultuurhistorische waarde, ecologische waarde of zeldzaamheid;
- -
de houtopstand mag niet in een onherstelbare conditie verkeren (volledig verval van de houtopstand mag niet binnen 15 jaar te verwachten zijn);
- -
de houtopstand is van belang voor het uiterlijk aanzien van dorp, buurt en/of woning;
- -
de houtopstand dient voor meer dan 50% zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg (een uitzondering kan worden gemaakt indien een houtopstand door de eigenaar wordt aangedragen).
- -
Artikel 2 Kapverbod
- 1.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden binnen de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand, die staat vermeld op de door het college vast te stellen waardevolle bomenkaart, en houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant na 1 januari 2010, te vellen of te doen vellen.
- 2.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden binnen de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand, staande in de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal (zie bijlage Bebouwingscontour houtkap) met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1,30 meter boven maaiveld) te vellen of te doen vellen.
- 3.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden buiten de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) en houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant na 1 januari 2010, te vellen of te doen vellen.
- 4.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden een gemeentelijke houtopstand met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) en bomen die in het kader van een herplantplicht zijn geplant na 1 januari 2010, te vellen of te doen vellen.
- 5.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden om de vorm van houtopstanden, die vallen onder het eerste, tweede, derde of vierde lid, te veranderen door:
- a.
knotten van de houtopstand;
- b.
kandelaberen van de houtopstand;
- c.
een kroonreductie van meer dan 30%, tenzij aangetoond kan worden dat deze noodzakelijk is i.v.m. de veiligheid of de toekomstverwachting van de houtopstand en er wordt overgegaan op veteraan beheer.
- a.
- 6.
Het verbod als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is niet van toepassing op:
- a.
fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
- b.
kweekgoed;
- c.
houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld.
- a.
- 7.
Een vergunning als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is niet vereist, indien:
- a.
de houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 10;
- b.
het vellen van hakhout plaatsvindt ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- c.
het knotten of kandelaberen plaatsvindt als cultuur-/beheersmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten, waarbij het om een herhalingsmaatregel gaat die de boomvorm niet blijvend zal veranderen.
- a.
- 8.
Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
Artikel 3 Vergunningaanvraag
- 1.
De vergunning moet gemotiveerd worden aangevraagd onder bijvoeging van een situatieschets door of namens diegene, die krachtens zakelijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
- 2.
Als een vergunningaanvraag wordt mede beschouwd het aan het bevoegd gezag toegezonden afschrift van de ontvangstbevestiging van een kennisgeving van een voorgenomen velling aan de provincie Overijssel.
Artikel 4 Weigeringsgronden
- 1.
Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorps-/stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer of maatschappelijk belang.
- 2.
Een beschikking, als bedoeld in het eerste lid, is met redenen omkleed.
Artikel 5 Intrekken vergunning
De vergunning kan, voor wat betreft het onderdeel waarop deze verordening betrekking heeft, door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning hiervan volledig gebruik is gemaakt.
Artikel 6 Geldigheidsduur vergunning
Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunning, voor zover deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, een geldigheidsduur heeft van één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.
Artikel 7 Bijzondere vergunningvoorschriften
- 1.
Tot de in artikel 4, eerste lid, bedoelde voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herbeplant.
- 2.
Wordt een voorschrift, als in het vorige lid bedoeld, gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
- 3.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren bepalingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.
- 4.
Indien het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan tot de aan een vergunning te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage moet worden gestort in het bomenfonds ten behoeve van herplant door de gemeente, indien op het perceel, waar de houtopstand stond, geen ruimte is voor gelijkwaardige herplant.
- 5.
De vaststelling van de geldelijke waarde wordt aan de hand van de soort, leeftijd, conditie en locatie en de boomwaarde indextabel per gebeurtenis bepaald.
- 6.
Degene aan wie de verplichtingen, als bedoeld in dit artikel, zijn opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger(s), is/zijn verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 8 Procedure noodkap
- 1.
Een procedure voor noodkap wordt gestart wanneer:
- a.
er sprake is van acuut gevaar door het uitscheuren of breken van de stam of in geval van een stabiliteitsprobleem;
- b.
er sprake is van een spoedeisend belang, zoals een kapotte riolering, een gebroken waterleiding of van een acute verzakking van het wegdek dat onmiddellijk opgelost moet worden en waarbij de houtopstand niet te handhaven is.
- a.
- 2.
De eigenaar van de houtopstand meldt deze noodkap bij het bevoegd gezag en kan - indien toestemming wordt verleend - onmiddellijk tot kap overgaan. Het bevoegd gezag stelt vast of er sprake is van noodkap. Als bij de beoordeling van de vergunningaanvraag als bedoeld in het derde lid blijkt dat ten onrechte een beroep gedaan is op de procedure voor noodkap, kan het bevoegd gezag artikel 12 toepassen en/of een herplantplicht opleggen.
- 3.
De eigenaar dient binnen 4 weken na de melding een vergunningaanvraag in voor de kap van de houtopstand.
Artikel 9 Dode houtopstanden
- 1.
Op dode houtopstanden is het bepaalde in deze verordening onverminderd van toepassing.
- 2.
Als een dode houtopstand valt binnen één van de categorieën, genoemd in artikel 2, eerste tot en met vierde lid, is het kapverbod van toepassing en kan de boom alleen gekapt worden wanneer hiervoor een vergunning verleend is.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht
- 1.
Aan een vergunning voor de kap van één of meerdere houtopstanden wordt een voorschrift tot compensatie opgenomen.
- 2.
Uitgangspunt is dat de compensatie in de vorm van een herplant wordt uitgevoerd. Als de herplant niet door de eigenaar zelf uitgevoerd kan worden, wordt deze afgekocht door een storting in het bomenfonds. De gemeente voert vervolgens de herplant uit binnen een termijn van 2 jaar. Het college kan hier in bijzondere gevallen gemotiveerd van afwijken.
- 3.
De mate van compensatie wordt bepaald door de houtopstand die gekapt gaat worden. Dit is een minimale richtlijn, hier kan gemotiveerd van worden afgeweken:
- a.
kap boom van de eerste grootte. Compensatiemogelijkheden:
- i.
herplant met twee bomen van de eerste of tweede grootte in de plantmaat 14-16;
- ii.
storting van € 500,- in het bomenfonds waarbij de gemeente een boom van de eerste grootte gaat herplanten;
- i.
- b.
kap boom van de tweede grootte. Compensatiemogelijkheden:
- i.
herplant met één boom van de tweede grootte in de plantmaat 14-16;
- ii.
herplant met twee bomen van de derde grootte in de plantmaat 14-16;
- iii.
storting van € 400,- in de het bomenfonds waarbij de gemeente een boom van de tweede grootte gaat herplanten;
- i.
- c.
kap boom van de derde grootte. Compensatiemogelijkheden:
- i.
herplant met één boom van de derde grootte in de plantmaat 14-16;
- ii.
storting van € 300,- in het bomenfonds waarbij de gemeente een boom van de derde grootte gaat herplanten.
- i.
- a.
- 4.
In de vergunning kan de compensatie nader worden geconcretiseerd, bijvoorbeeld met eisen aan het soort houtopstand(en).
- 5.
Bij de kap van meerdere houtopstanden wordt de mate van compensatie, zoals benoemd in het derde lid, vermenigvuldigd met het aantal te kappen houtopstanden.
- 6.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, anders dan bij wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop zich de houtopstand bevond, of aan degene, die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
- 7.
Wordt een verplichting, als in het vorige lid bedoeld, opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
- 8.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop zich de houtopstand bevindt, of aan degene, die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
- 9.
Degene aan wie de verplichtingen, als bedoeld in dit artikel, zijn opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger(s), is/zijn verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 11 Iepenziekte
- 1.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
- a.
indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
- b.
de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; of
- c.
de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.
- a.
- 2.
Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een diameter kleiner dan 4 cm.
- 4.
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Artikel 12 Strafbepaling
- 1.
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of in artikel 7 is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting, als bedoeld in artikel 8, is opgelegd, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
- 2.
Hij, die handelt in strijd met artikel 2, eerste, tweede, derde of vierde lid, dan wel een voorschrift of een verplichting, als bedoeld in het vorige lid, niet nakomt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
- 3.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 13 Opsporing
Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
Artikel 14 Toezicht
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen, die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Artikel 16 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van dag volgende op die van haar bekendmaking.
- 2.
Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de Kapverordening gemeente Hellendoorn, zoals die door de raad is vastgesteld bij besluit van 23 april 2019, kenmerk 2019-008980.
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022.
II. Aanvragen om een vergunning, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld volgens de in artikel 16, tweede lid bedoelde kapverordening.
De raad van Hellendoorn,
de griffier, de voorzitter,
Toelichting
Algemene toelichting
Uitgangspunt van deze Kapverordening is dat binnen de bebouwde kom geen vergunning meer nodig is voor het vellen van houtopstanden, tenzij de houtopstand voorkomt op de lijst en kaart met waardevolle boombeplanting met uitzondering van de bomen staande in de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal. Buiten de bebouwde kom blijft het vellen van bomen met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) vergunningplichtig.
Het vellen van gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) blijft, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, vergunningplichtig.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijving
Lid 1
- a.
De definitie van het begrip boom wordt gegeven vanwege de discussie over wat wel en geen boom is. Dit treedt vooral op bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan kan worden teruggevallen op rechterlijke uitspraken of op vakliteratuur. Voor de minimale omtrek van 90 cm. is gekozen, omdat deze maat ook gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt deze maat niet voor aanplant in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de omtrek van 90 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een houtopstand kunnen zijn. Bescherming van "boomgelijke" struiken is gewenst.
- b.
De boomwaarde-bepaling volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen is opgenomen, aangezien een landelijke uniformiteit in financiële benadering dringend gewenst is en deze methode de meest gebruikte blijkt. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt dat ook de rechter steeds de boomwaarde (methode NVTB) erkent, zowel voor de gemeentelijke als voor de niet-gemeentelijke houtopstanden. De richtlijnen uit de methode NVTB worden regelmatig geactualiseerd. Beoogd is steeds de laatst bekende richtlijnen van toepassing te laten zijn.
- c.
De verordening kan ook van toepassing zijn op één enkele houtopstand. Vandaar het gebruik van het begrip houtopstand in het enkelvoud. Buiten twijfel is gesteld dat ook een houtwal als houtopstand wordt aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid bestaande uit bomen. Het begrip omvat onder andere ook houtsingels, houtkaden en dergelijke.
- d.
Toegevoegd is de definitie van het begrip hakhout, omdat nog steeds dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen, als deel van het (bedrijfs-) huishouden, betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. Boomvormers, oftewel opnieuw uitgelopen boomstronken, kunnen door hun aard of omvang evenzeer bescherming behoeven als iedere andere houtopstand.
- e.
Dunning betreft het op afstand zetten van beplantingen door het vellen van bomen of struiken om redenen van verzorging van de totale opstand. Het voortbestaan en/of herstel van een aaneengesloten kronendak is uitgangspunt bij deze handeling. Het begrip vellen is niet omschreven. Voor de betekenis ervan dient te worden uitgegaan van het normale taalgebruik. Zo zal het omhakken of afzagen van een houtopstand zeker als vellen moeten worden beschouwd. De omschrijving van dunnen houdt in dat vellen, waarmee de overblijvende houtopstanden zijn gebaat, krachtens de Kapverordening is toegestaan. Opgroeiende beplantingen worden immers na verloop van tijd vaak zo dicht dat de bomen elkaar in de weg gaan staan en verstikking dreigt. Gaat men echter een bos of een groep bomen zodanig uitdunnen dat het verband of het karakter ervan vergaand en blijvend verloren gaat, dan is er geen sprake van dunnen, maar van verboden vellen. De resterende houtopstanden zullen in zo'n geval immers een grotere kans lopen bij storm om te waaien en voorts kan een aanzienlijke bodemverwildering worden verwacht. Ook van een handeling als snoeien (inkorten of wegnemen van takken) kan in het algemeen worden gezegd dat deze is toegestaan indien de te snoeien houtopstand daarmee gebaat is. Wordt echter - om maar een voorbeeld te noemen - de stam tot op betrekkelijk grote hoogte ontdaan van takken, zodat van de kroon slechts een klein deel overblijft, of wordt de top uit de houtopstand gezaagd, dan kan er sprake zijn van een handeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid.
- f.
De definitie van knotten/kandelaberen is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte houtopstanden. Deze definitie vult nader de mogelijkheid aan om zonder omgevingsvergunning voor de activiteit kap onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2, vijfde lid sub c. Ook voor de vakkundige begrenzing van het knotten als vermeld in artikel 2, vijfde lid sub a is deze definitie nuttig.
- l.
Deze definitie is toegevoegd, omdat op het bomenfonds steeds vaker een beroep zal worden gedaan.
- o.
Met deze definitie van monumentaal wordt de omschrijving van de Bomenstichting gevolgd. Een uitzondering kan gemaakt worden voor bijvoorbeeld een herdenkingsboom of een houtopstand met bijvoorbeeld een hoge dendrologische, milieukundige, wetenschappelijke, cultuurhistorische of ecologische waarde. De monumentale houtopstand mag niet in een onherstelbare conditie verkeren (d.w.z. dat de boom in beginsel in een redelijke conditie te brengen moet zijn) en volledig verval moet niet binnen tien jaar te verwachten zijn.
- q.
Bevoegd gezag is in artikel 1.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedefinieerd als “bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning”. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalt welk bestuursorgaan wanneer als bevoegd gezag moet worden aangemerkt (niet alleen vergunningverlening, maar alle aspecten, zoals bijvoorbeeld ook handhaving). Over het algemeen zal het college van burgemeester en wethouders zijn aan te merken als bevoegd gezag. Slechts in uitzonderingsgevallen zal een ander bestuursorgaan, bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten of de minister van Economische Zaken en Klimaat bevoegd gezag zijn. Een vergunning wordt in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omschreven als omgevingsvergunning.
- r.
Op de waardevolle bomenkaart staan de waardevolle, niet-gemeentelijke houtopstanden in de bebouwde kom. Deze kaart is dynamisch. Bomen kunnen door het college worden toegevoegd of afgevoerd. Een eigenaar kan een houtopstand zelf aanmelden voor de waardevolle bomenkaart. Ook derden kunnen een houtopstand voordragen. Dit moet dan vergezeld gaan van een verklaring van geen bezwaar van diegene van wie de houtopstand is. De voordracht zal dan getoetst worden aan de in artikel 1, derde lid gestelde criteria.
Lid 2
Om ook op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen, is bepaald dat handelingen - zowel boven- als ondergronds - die de houtopstand kunnen doden of deze ernstig kunnen beschadigen dan wel ontsieren, onder het begrip “vellen” vallen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de merkwaardige achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken (in artikel 5:44, tweede lid van het BW). Onder vellen is ook het verplanten inbegrepen. De houtopstand verdwijnt dan immers van de huidige standplaats.
De omschrijving heeft alleen betrekking op (actieve) handelingen en niet op het (passieve) nalaten van handelingen. Bijvoorbeeld het nalaten van onderhoud, het niet nemen van maatregelen om ernstig bedreigde houtopstand veilig te stellen, het lijdelijk toezien dat houtopstand - al dan niet door toedoen van anderen - te gronde gaat. Het gaat te ver om ook een dergelijk stilzitten onder het actieve begrip vellen te brengen, zulks mede vanwege de strafbaarstelling in artikel 12.
Tegen ernstige verwaarlozing kan echter wel worden opgetreden. In dat verband wordt verwezen naar artikel 10 en de toelichting daarop.
Artikel 2 Kapverbod
Dit artikel geeft de werkingssfeer van de verordening aan. De verordening geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Het kapverbod is niet van toepassing op houtopstanden met een omtrek van 90 centimeter of minder (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld). Uitzondering hierop vormen houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant.
Daarnaast is onderscheid gemaakt tussen houtopstanden binnen en buiten de bebouwde kom (grens Wet natuurbescherming) en tussen gemeentelijke en niet-gemeentelijke houtopstanden.
Op de waardevolle bomenkaart staan enkel niet-gemeentelijke houtopstanden binnen de bebouwde kom. Het vellen van deze houtopstanden is vergunningplichtig.
De waardevollebomenkaart is niet van toepassing op de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal. Alle houtopstanden met een omtrek van 90 cm of meer zijn hier immers omgevingsvergunningsplichting.
Het vellen van niet-gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van meer dan 90 cm (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld) buiten de bebouwde kom is eveneens vergunningplichtig.
Ten slotte is het vellen van alle gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van meer dan 90 cm (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld) vergunningplichtig. Hierdoor wordt de schijn van een mogelijke voorkeursbehandeling van de gemeente voorkomen.
Het vijfde lid betreft het knotten, kandelaberen of snoei van een boom met een volle kroon die door deze ingreep definitief verandert. Niet van toepassing zijn de terugkerende snoeimaatregelen, zoals benoemd in het zevende lid onder c.
Het percentage van 30 genoemd in het vijfde lid onder c is gebaseerd op het Handboek Bomen 2018, waar gesproken wordt over een kroonreductie van 20 tot 30% bij het innemen of het uitlichten van de kroonrand. Deze maatregel mag vergunningsvrij uitgevoerd worden. Alleen een krooninname van meer dan 30% valt onder de vergunningsplicht.
Het zesde lid, onder b, spreekt van fruitbomen, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtdragende bomen van artikel 1, zesde lid onder e van de Wet natuurbescherming. Bijna iedere houtopstand is immers een vrucht(-dragende) houtopstand.
Het zevende lid onder a ziet op het geval dat houtopstanden moeten worden geveld ter bestrijding van de iepenziekte of in het kader van een instandhoudingsplicht dan wel krachtens bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.
Voor het bepaalde onder b en c geldt dat bij de eerste keer vellen nog geen sprake is van periodiek vellen. Daarom is de eerste maal wel een omgevingsvergunning voor de activiteit kap vereist. Is de eigenaar/zakelijk rechthebbende voornemens de betreffende houtopstand periodiek af te zetten dan zal dit schriftelijk, bij voorkeur in de vergunning, worden vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat men geen vergunning aanvraagt, omdat men zogenaamd periodiek aan het vellen is, terwijl dat voor het laatst dertig jaar geleden is gebeurd. Na een dergelijke termijn kan de waarde van een houtopstand sterk zijn toegenomen. Dit geldt tevens voor het knotten/ kandelaberen.
Artikel 3 Vergunningaanvraag
Een huurder of pachter kan eigenmachtig geen omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit kappen indienen. In het algemeen is hij krachtens het privaatrecht immers niet gerechtigd om door velling over de houtopstand (die niet zijn eigendom is) te beschikken. Zie voor het opleggen van een herplant- of instandhoudingsplicht de toelichting op artikel 10, eerste lid.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag vergezeld moet gaan van een situatietekening.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Niet alleen de visuele eigenschappen (in het bijzonder indien een houtopstand als monumentaal is aan te merken), maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit kap, bijvoorbeeld:
- -
de recreatieve waarde van een op zich zelf foeilelijke klimboom, die bij de jeugd als speelobject waardering ondervindt;
- -
de belevingswaarde van houtopstand vanuit natuurwetenschappelijk, cultuurhistorisch, planologisch of bijzonder ecologisch oogpunt of wegens ouderdom of situering;
- -
de luchtzuiverende kwaliteiten;
- -
de invloed op de bodemhuishouding en het microklimaat;
- -
de nestel- of schuilgelegenheid voor bepaalde diersoorten.
Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam)omvang van de houtopstand, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend).
De waarde van al deze eigenschappen, waaronder dus ook de visuele, is te vangen onder de termen “milieuwaarde” en “maatschappelijk belang”, vandaar de terminologie “andere redenen van milieubeheer of maatschappelijk belang”. Strikt genomen zou zonder beperking van de betekenis kunnen worden volstaan met de enkele toetsingsgrond “redenen van milieubeheer”.
De volgende redenen voor de wens tot kappen van een houtopstand sec zijn in de regel geen aanleiding om een omgevingsvergunning voor de activiteit kap te verlenen:
- •
overlast van blad in de tuin;
- •
overlast van de eikenprocessierups;
- •
minder opbrengst van zonnepanelen;
- •
last van eikels e.d. voor mens en dieren (zoals koliek bij paarden door eten van eikels in het weiland).
Het voorkomen van een houtopstand op de waardevolle bomenlijst betekent niet dat de houtopstand niet geveld mag worden. Het zorgt wel voor een zorgvuldiger afweging van de diverse belangen.
Artikel 5 Intrekken vergunning
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Houtopstanden groeien immers verder.
Artikel 6 Geldigheidsduur vergunning
Met dit artikel wordt voldaan aan artikel 2.23, eerste lid van de Wabo. Immers alleen in de omgevingsvergunning zelf kan een bepaling t.a.v. de geldigheidsduur worden opgenomen.
Artikel 7 Bijzondere vergunningvoorschriften
Het bevoegd gezag kan, behalve het stellen van een termijn, ook aanwijzingen geven met betrekking tot de herplantplicht. Denkbaar is dat een andere boomsoort wordt voorgeschreven (bijvoorbeeld iepen die beter bestand zijn tegen de iepziekte). Bij vervanging van een houtopstand kan worden gedacht aan herplant van een boom van vergelijkbare grootte of aanplant van meer dan één houtopstand. Uiteraard dient herplant bosbouwkundig verantwoord te zijn.
Het tweede lid zou strikt genomen kunnen worden gemist. Immers mislukt een beplanting, aangebracht krachtens het eerste lid, dan is er sprake van een teniet gaan van beplanting.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, kan dan een verplichting tot herbeplanting worden opgelegd. Het kan echter gewenst zijn ter versnelling van het herstel de eventuele vervangingsverplichting gelijktijdig met de herplantplicht op te leggen.
Het gestelde in het derde lid vloeit rechtstreeks voort uit voorschriften van de Wet natuurbescherming. Het vellen van houtopstanden in het broedseizoen kan alleen nog als er van te voren nauwkeurig is geschouwd en geen verstoring van broedende vogels of hun leefgebied plaatsvindt. Een uitzondering kan gemaakt worden als een vergunning van de provincie Overijssel verkregen is. Het derde lid heeft een direct verband met de verbodsbepalingen (artikelen 3.1, 3.5 en 3.10) uit de Wet natuurbescherming. De procedure rond aanvragen van een omgevingsvergunning voor de activiteit kap is zo een goede mogelijkheid en een juist moment om burgers meer natuurbewust te maken.
Het vierde lid geeft de mogelijkheid aan dat daar, waar geen ruimte is voor herplant, de gemeente Hellendoorn de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het zoeken van een nieuwe locatie waar aanplant een beleidsgerichte waardevermeerdering is op het gebied van bestemmings-/bomen- /groen- of landschapsplannen. Hiervoor dient de zakelijk gerechtigde van de grond dan een geldelijke bijdrage, gelijk aan de kosten van gelijkwaardige herplant, in het bomenfonds te storten.
Artikel 8 Procedure noodkap
Er is sprake van een acuut gevaar wanneer de situatie zo urgent is dat het eerst opstarten van een kapprocedure alvorens te kappen niet verantwoord is. Dat geldt eveneens voor een spoedeisend belang dat niet kan wachten voordat de kapprocedure voltooid is. De eigenaar van de houtopstand maakt deze afweging en kan na melding vervolgens direct tot kap overgaan.
Artikel 9 Dode houtopstanden
Een houtopstand kan dood zijn. Dat wil niet zeggen dat deze geen leven in zich herbergt of geen enkele waarde meer vertegenwoordigt. Holtes in dode houtopstanden kunnen bewoond zijn. Daarom wordt er voor wat betreft de vergunningplicht geen onderscheid gemaakt tussen dode en levende houtopstanden.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingplicht
Het bevoegd gezag kan, zo volgt uit het eerste lid, een verplichting tot herbeplanting opleggen, indien houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar, indien houtopstand teniet is gegaan door een velling ingevolge de Plantenziektenwet of een velling in het kader van een instandhoudingsplicht krachtens het derde lid, dan wel op grond van bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid. Zie in dit verband ook het bepaalde in artikel 2, achtste lid, en voorts de toelichting op artikel 1, tweede lid (niet alleen actief handelen, maar ook passief nalaten) en artikel 7 (bijzondere vergunningvoorschriften). De zinsnede "uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is" geeft de mogelijkheid aan dat medewerking van anderen, bijvoorbeeld de pachter of huurder, noodzakelijk is. In het kader van een herplantplicht of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld worden en maatregelen genomen worden.
Het zesde lid heeft betrekking op het geval dat houtopstand, door welke oorzaak ook, is teniet gegaan.
Het achtste lid betreft een houtopstand waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. De gemeente zou in het laatste geval kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van het zesde lid een herplantplicht op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de strekking van de verordening beter gediend is met behoud van bestaande houtopstanden dan met vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote houtopstanden. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen en wat bijvoorbeeld schoonheid, luchtzuiverende kwaliteit, nestgelegenheid betreft wegen zij op tegen een veelheid van jonge houtopstanden.
Krachtens het achtste lid kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke houtopstanden. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk, van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz. De maatregelen hoeven niet beperkt te blijven tot de bedreigde houtopstand zelf. De verplichting tot instandhouding behoeft niet te betekenen dat van een groep bijeen staande houtopstanden alle houtopstanden moeten blijven staan. Om besmetting met ziekten te voorkomen kan zo nodig de verplichting worden opgelegd bepaalde houtopstanden te kappen en van het terrein te verwijderen. Gaat het om een sterk verouderd bomenbestand dan dient te worden bedacht dat ook houtopstanden niet het eeuwige leven hebben. In zo'n geval kan het aanbeveling verdienen het bestand geleidelijk te vervangen door maar een deel in stand te houden en de rest te kappen onder het opleggen van een herplantplicht. De instandhoudingsverplichting krachtens de verordening mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bijvoorbeeld de Plantenziektenwet.
Overigens kunnen verwaarloosde houtopstanden uit een oogpunt van milieubeheer van belang zijn. Zo kunnen vermolmde houtopstanden bijvoorbeeld een nestplaats bieden voor zeldzame soorten vleermuizen. Een "opknapbeurt" in een dergelijk geval zou uiteraard minder gewenst kunnen zijn.
De herplantplicht, zoals beschreven in dit artikel, heeft een ander doel dan de herplantplicht volgend uit artikel 4.4 van de Wet natuurbescherming. Aan de laatstbedoelde herplantplicht ligt namelijk een ander motief ten grondslag, namelijk behoud van het bosareaal, waardoor herplant elders mogelijk is. De herplantplicht krachtens artikel 8 beoogt andere doeleinden, die in het algemeen niet zijn gediend met een herplant elders.
Uit de zogenaamde motieftheorie volgt, dat de gemeenten met het opleggen van een zelfstandige herplantplicht, onafhankelijk van de Wet natuurbescherming, niet hun verordenende bevoegdheid overschrijden.
Artikel 11 Iepenziekte
Op 1 januari 1991 verviel de door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gecoördineerde iepenziektebestrijding. Het Ministerie acht de ziekte beheersbaar, omdat ten gevolge van de aanpak de infectiedruk op een laag niveau is gebracht.
De iepenziekte ontstaat doordat een schimmel de houtvaten, de stam en de takken verstopt. Hierdoor wordt de sapstroom tussen de wortels en de houtopstand verstoord en krijgen de bladeren geen voedingsstoffen en water meer. De houtopstand is dan ten dode opgeschreven. Dit proces kan zich binnen enkele weken voltrekken. De schimmel wordt overgebracht door de iepenspintkever. De kevers leggen hun eitjes onder de schors van zieke of dode iepen. De jonge kevers vliegen naar gezonde houtopstanden in de buurt, die zodoende worden aangetast. Soms dragen de wortels zonder tussenkomst van de kever de schimmel aan elkaar over.
Verspreiding van de iepenspintkever is tegen te gaan door ziek of dood iepenhout in de periode mei t/m augustus binnen één maand te vernietigen. Iepenhout afkomstig van najaars- en voorjaarsstormen moet voor 1 mei zijn vernietigd. Om de ziekte tegen te gaan, is het noodzakelijk alle iepen, zowel op particuliere terreinen als op publiekrechtelijk beheerde terreinen, tweemaal per groeiseizoen te controleren op de aanwezigheid van de ziekte.
Artikel 12 Strafbepaling
In dit artikel is niet alleen strafbaar gesteld het zonder vergunning vellen van houtopstand, maar ook het niet voldoen aan een herplant- of instandhoudingsverplichting. Op grond van artikel 154 Gemeentewet kan op overtreding van gemeentelijke verordeningen hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste of tweede categorie worden gesteld, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. De wetgever geeft de gemeentelijke wetgever de mogelijkheid om op overtreding van de bepalingen twee verschillende geldboetemaxima te stellen, namelijk van de eerste categorie (tot maximaal € 450,--) en van de tweede categorie (tot maximaal € 4.500,--). Bij de concrete strafoplegging mag de rechter geen hogere boete opleggen dan het voor het betreffende delict geldende maximum.
Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen
De betredingsbevoegdheid van de opsporingsambtenaren is reeds geregeld in het Wetboek van Strafverordening. Artikel 15 regelt alleen de betredingsbevoegdheid van de toezichthoudende ambtenaren. Omdat de verordening ook van toepassing kan zijn op houtopstand, die door bebouwing is omsloten, kan de betredingsbevoegdheid zich ook uitstrekken tot gebouwen. Het binnentreden van woningen tegen de wil van de bewoners is slechts onder voorwaarden mogelijk (zo dit al noodzakelijk is).
Bijlage Bebouwingscontour houtkap
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl