‘Participatiebeleid Omgevingsvisie en Omgevingsplan’, behorende bij besluitpunt 3 bij het raadsbesluit van 22 november 2021, kenmerk 352129

Geldend van 01-07-2023 t/m heden

Intitulé

‘Participatiebeleid Omgevingsvisie en Omgevingsplan’, behorende bij besluitpunt 3 bij het raadsbesluit van 22 november 2021, kenmerk 352129

Participatiebeleid Omgevingsvisie en Omgevingsplan

Artikel 1 Reikwijdte participatiebeleid

Voor de omgevingsvisie en het omgevingsplan geldt er een motiveringsplicht voor de gemeenteraad hoe inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Voor het omgevingsplan geldt tevens een kennisgevingsplicht. Het participatiebeleid dat de gemeenteraad voor deze twee onderdelen vaststelt, is bindend voor het vaststellend bestuursorgaan en ook van toepassing op het voorbereidend bestuursorgaan. Met dit participatiebeleid geeft de gemeenteraad haar visie op de toepassing van participatie bij een beleidsvoornemen tot wijziging van het gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving bij het gebruik van een omgevingsvisie en het omgevingsplan in de zin van de Omgevingswet.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit beleidskader wordt verstaan onder:

  • 1.

    Participatie: het betrekken van inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding tot wijziging van gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving bij het gebruik van een omgevingsvisie, een omgevingsplan en/of een programma in de zin van de Omgevingswet.

  • 2.

    Beleidsvoornemen: een voornemen tot het wijzigen van bestaand gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving bij het gebruik van een omgevingsvisie of een omgevingsplan in de zin van de Omgevingswet.

Artikel 3 Participatie

  • 1.

    Het college van B&W besluit bij de voorbereiding van een beleidsvoornemen of participatie onderdeel uitmaakt van beleidsontwikkeling.

  • 2.

    Participatie is in ieder geval verplicht, indien:

a. het redelijkerwijs is te verwachten dat bij de voorbereiding van een beleidsvoornemen de gevolgen voor de fysieke leefomgeving aanzienlijk zijn of aanzienlijk kunnen zijn;

b. (de verwachting is dat) het beleidsvoornemen een grote maatschappelijke impact heeft.

  • 3.

    Het college van B&W kan besluiten om van participatie af te zien, indien:

a. inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

b. het beleidsvoornemen van ondergeschikte betekenis is, dan wel uitsluitend of hoofdzakelijk om juridisch-technische dan wel redactionele redenen plaatsvindt;

c. er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere regelgeving waarbij de gemeenteraad weinig tot geen beleidsvrijheid heeft, of verzoeken of aanwijzingen van andere overheden worden opgevolgd;

d. de inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen al op een andere manier in een vroeg stadium bij de voorbereiding van het beleidsvoornemen zijn betrokken en voldoende aannemelijk is dat de gemeenteraad daardoor alle relevante belangen bij de afweging heeft kunnen betrekken;

e. het belang van participatie voor de besluitvorming over de uitvoering van een beleidsvoornemen volgens het College van B&W niet opweegt tegen het algemeen spoedeisend belang;

f. het belang van participatie niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad richting kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 4.

    Het college van B&W brengt het procesbesluit als bedoeld in het eerste lid ter kennis aan de gemeenteraad.

Artikel 4 Participatieproces

  • 1.

    Het college van B&W stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke wijze participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Daarbij neemt het college van B&W over in elk geval de volgende punten een besluit:

a. het doel en de intentie van participatie en de schaal waarop dit participatie aan de orde is;

b. het niveau van participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen;

c. wie de deelnemers zijn van het participatieproces;

d. of duidelijk is aangegeven op welke onderdelen de inbreng van betrokkenen nog van invloed is en welke onderdelen slechts ter informatie zijn;

e. de wijze en het tijdstip waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

f. de wijze waarop deelnemers over de voortgang op de hoogte worden gehouden;

g. hoe de communicatie rondom een participatieproces is georganiseerd;

h. de wijze en het tijdstip waarop het college van B&W reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

i. of en zo ja hoe de evaluatie van het participatieproces plaatsvindt;

j. de begroting en kosten van het participatieproces.

  • 3.

    Het college van B&W maakt in het geval van een omgevingsplan voorafgaand aan het participatieproces op gepaste wijze het voornemen hiertoe bekend. In deze kennisgeving worden in ieder geval de punten 2b, 2c en 2e meegenomen.

  • 4.

    Indien het door omstandigheden nodig is om de inrichting van het participatieproces tussentijds aan te passen, zorgt het college van B&W ervoor dat dit op gepaste wijze bekend wordt gemaakt.

  • 5.

    Het college van B&W brengt het procesbesluit als bedoeld in art. 4 lid 1 ter kennis aan de gemeenteraad.

Artikel 5 Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces stelt het college van B&W een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

a. een overzicht van de gevolgde participatieproces;

b. een weergave van de inbreng van de deelnemers;

c. een reactie van het college van B&W op de inbreng als bedoeld onder 2b, met redenen omkleed welke punten al dan niet van invloed zullen zijn op het beleidsvoornemen;

d. een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3.

    Voor de beantwoording van de inbreng van adviesorganen zijn de specifieke afspraken tussen het college van B&W en het adviesorgaan van toepassing.

  • 4.

    Het college van B&W draagt er zorg voor dat het eindverslag openbaar wordt gemaakt.

  • 5.

    Het college van B&W legt het eindverslag ter kennisgeving voor aan de gemeenteraad.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Participatiebeleid Omgevingsvisie en Omgevingsplan”.

Toelichting

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Handreiking Participatie onder de Omgevingswet en het raadsbesluit Verplichte participatie bij Omgevingsvergunning.