Voorschriften gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen

Geldend van 02-12-2022 t/m heden

Intitulé

Voorschriften gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas,

gelet op artikel 3:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Horst aan de Maas:

besluiten:

de volgende voorschriften vast te stellen ter voorkoming of beperking van geluidhinder als gevolg van het gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen.

Voorschriften

1. Definities

  • 1.1 Geluidsgevoelig object

    Geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder (woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen).

  • 1.2 Geluidsapparatuur

    Een geluidsapparaat in de zin van deze voorschriften is ieder voorwerp dat gebruikt wordt met het doel om wild of gevogelte te verjagen door middel van het produceren van geluid.

  • 1.3 Knalapparatuur

    Een knalapparaat is een gaskanon dat een knal veroorzaakt met als doel wild of gevogelte te verjagen

  • 1.4 Dagperiode

    De periode van 07.00 tot 19.00 uur

  • 1.5 Avondperiode

    De periode van 19.00 tot 22.00 uur

  • 1.6 Nachtperiode

    De periode van 22.00 tot 07.00 uur

2. Toepassingsbereik

Deze voorschriften zijn van toepassing op geluidsapparatuur dat gebruikt wordt op percelen die in het bestemmingsplan of omgevingsplan een agrarische bestemming hebben met het doel wild of gevogelte te verjagen ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen.

3. Mededeling

De gebruiker van de geluidsapparatuur moet jaarlijks vooraf, voor aanvang van het gebruik daarvan, schriftelijk mededeling te doen aan het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas. Bij het doen van de schriftelijke mededeling wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

4. Geluidsapparatuur

  • 4.1 Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van geluid afkomstig van geluidsapparatuur bedraagt in de dag-, en avondperiode ten hoogste respectievelijk 45 en 40 dB(A) op de gevel van geluidgevoelige objecten.

  • 4.2 Het maximaal geluidsniveau (LAmax) ten gevolge van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur, bedraagt in de dag-, en avondperiode ten hoogste respectievelijk 70 en 65 dB(A) op de gevel van geluidsgevoelige objecten.

  • 4.3 Geluidsapparatuur, ook knalapparatuur, mag tussen 22.00 en 7.00 uur niet in werking zijn.

  • 4.4 Er moeten, naast geluidsapparatuur, minimaal twee andere verjagingstechnieken worden toegepast.

5. Knalapparatuur

  • 5.1 De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt ten minste 100 meter. Deze afstand kan worden teruggebracht tot 50 meter indien weggebruikers en wandelaars worden gewaarschuwd met duidelijk waarneembare en kenbare waarschuwingsborden die aangeven dat een knalapparaat in werking is.

  • 5.2 De loop van een knalapparaat dient te zijn afgewend van geluidsgevoelige objecten. Als dit niet mogelijk is, omdat het perceel zich midden tussen meerdere geluidsgevoelige objecten bevindt, dan is een draaiende loop toegestaan.

  • 5.3 De knalfrequentie bedraagt in de dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur maximaal 8 knallen per uur, in de periode van 19.00 tot 22.00 uur bedraagt de knalfrequentie maximaal 4 knallen per uur.

  • 5.4 Twee keer in de dagperiode van 7.00 tot 19.00 uur mag binnen een tijdsbestek van 15 minuten maximaal 15 keer geschoten worden. Voor het overige deel van de dagperiode van 7.00 tot 19.00 uur mag dan geen knalapparatuur ingezet worden.

  • 5.5 Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 bedraagt de afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object minimaal 250 meter. Slechts in gevallen waarin het door de ligging van een perceel niet mogelijk is om een minimale afstand van 250 meter tot een geluidgevoelig object aan te houden kan hiervan worden afgeweken als de melder – bijvoorbeeld door een akoestische berekening - aannemelijk kan maken dat door het treffen van maatregelen het geluidsniveau (LAmax) niet hoger is dan 70 dB(A) (dagperiode) of 65 dB(A) (avondperiode) op de gevels van geluidsgevoelig objecten. Maatregelen kunnen zijn het plaatsen van een afscherming aan één of meerdere zijden van het knalapparaat of het gebruik maken van een knalapparaat met een lager bronvermogen.

  • 5.6 Cumulatie van geluid door meerdere knalapparaten in elkaars nabijheid mag niet leiden tot ontoelaatbare hinder. Een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat, wordt daarom op minimaal 300 meter van het eerst opgestelde apparaat geplaatst. Staan meerdere knalapparaten op minder dan 300 meter van een geluidsgevoelig object opgesteld dan geldt samen het maximum van 8 knallen per uur in de dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur en 4 knallen per uur in de avondperiode van 19.00 tot 22.00 uur.

  • 5.7 Er mag op agrarische percelen kleiner of gelijk aan 2 hectare maximaal 1 knalapparaat worden gebruikt.

  • 5.8 Op agrarische percelen groter dan 2 hectare mag per 2 hectare agrarisch perceel 1 knalapparaat worden gebruikt.

6. Overige

  • 6.1 Geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur, moet voorzien zijn van een duidelijk leesbaar label waarop de naam, adres en (mobiel)telefoonnummer van de gebruiker staan vermeld.

  • 6.2 Met het gebruik van geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur, mag niet worden gehandeld in strijd met de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Limburg.

Ondertekening

Horst aan de Maas, 1 november 2022

Burgemeester en wethouders,

de burgemeester,

drs. R.F.I. Palmen

de secretaris,

mr. L.M.C. Beckers

Toelichting

1.Inleiding

Geluidsapparatuur, waaronder knalapparaten, wordt voornamelijk gebruikt in de land- en tuinbouw en produceren geluid om wild en gevogelte te verjagen teneinde de teelt te beschermen tegen (vraat)schade.

Dit leidt in bepaalde perioden van het jaar tot klachten over het gebruik van deze apparaten, met name over het gebruik van knalapparaten. Geluidhinder is echter een subjectief begrip. Hoewel regelgeving voorhanden is, blijkt in de praktijk een bevredigende afhandeling van klachten niet altijd goed mogelijk is.

In 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders het besluit genomen om voorschriften vast te stellen. Wanneer aan deze voorschriften wordt voldaan mag zonder ontheffing geluidsapparatuur in de aangewezen gebieden gebruikt worden met als doel wild of gevogelte te verjagen. Het college heeft hier toen voor gekozen om administratieve lasten te verminderen. Ook kan er direct handhavend worden opgetreden. Deze argumenten zijn nog steeds actueel.

Inmiddels zijn de regels aan een evaluatie en actualisatie toe. Jaarlijks ontvangen we toch nog enkele klachten over het gebruik van met name knalapparaten. In de voorbereiding op de vaststelling van de nieuwe regels is gesproken met de LLTB, een aantal gebruikers van geluidsapparatuur en een aantal omwonenden dat overlast ervaart. Daarnaast is gedurende een termijn van 2 weken de mogelijkheid van inspraak geboden.

Deze voorschriften dienen te voorkomen, dat enerzijds ontoelaatbare geluidsoverlast voor omwonenden en andere geluidsgevoelige functies in de omgeving optreedt, en anderszijds om de gebruiker zoveel mogelijk duidelijkheid te bieden over het gebruik van geluidsapparatuur.

2.Wettelijk kader

Het voorkomen van geluidhinder is ingewikkeld. Dat komt deels door de verscheidenheid in de geluidhinderbronnen. Dit heeft tot resultaat dat er een verscheidenheid is aan wettelijke kaders. Denk hierbij aan het Activiteitenbesluit voor inrichtingen, de Wet geluidhinder, die geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming biedt tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering en de Algemene plaatselijke verordening.

2.1Wet milieubeheer en de Omgevingswet

Geluidsapparatuur, waaronder knalapparaten, valt niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, tenzij het staat opgesteld binnen de grenzen van een inrichting (bijvoorbeeld op het erf van een fruitteeltbedrijf). In dat geval zijn de voorschriften uit de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning of Algemene Maatregel van Bestuur (zoals het Activiteitenbesluit) van toepassing. In de praktijk is geluidsapparatuur vrijwel altijd opgesteld op akkers of in fruitboomgaarden, en daarmee dus buiten de grenzen van een inrichting. In dergelijke gevallen is niet de Wet Milieubeheer van toepassing, maar valt het gebruik van geluidsapparatuur onder de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Horst aan de Maas (hierna: APV). Voor de volledigheid: Antihagelkanonnen zijn wel aangewezen als milieurelevante en vergunningplichtige inrichtingen. Deze voorschriften zijn hier dan ook niet op van toepassing.

Als de Omgevingswet in werking treedt verdwijnt het begrip ‘inrichting’ uit de Wet milieubeheer (Wm). Het wordt vervangen door een regulering per milieubelastende activiteit. De rijksregels staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

De direct werkende regels voor bescherming tegen geluid van agrarische bedrijven staan in het omgevingsplan. Het Rijk stelt onder de Omgevingswet geen direct werkende regels over geluid van agrarische bedrijven. Er kan wel een maatwerkvoorschrift gelden.

In het omgevingsplan staan regels voor de bescherming tegen geluid door activiteiten, zoals een agrarisch bedrijf. De regels voor agrarische bedrijven staan eerst in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit tijdelijke deel bestaat uit de bruidsschat en planologische regels. Gemeenten kunnen daarna de regels voor geluid van de agrarische bedrijven op hun grondgebied aanpassen. Deze komen dan in het nieuwe deel van het omgevingsplan. In de bruidsschat wordt het toepassingsbereik voor een agrarische bedrijf omschreven als "een activiteit waarvan agrarische activiteiten de kern vormen" in plaats van een "inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht" in het Activiteitenbesluit. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Werkzaamheden op weilanden, akkers en bossen vallen niet onder de regels over geluid van de bruidsschat. Deze handhaving van de bestaande situatie is geregeld in het algemeen toepassingsbereik van de milieubelastende activiteiten. Dat staat in artikel 22.41 bruidsschat omgevingsplan.

Voor de volledigheid: Antihagelkanonnen zijn aangewezen als milieurelevante en vergunningplichtige inrichtingen (zie onderdeel C, onderdeel 2.1, sub c respectievelijk onderdeel 2.7, sub s van bijlage 1 Besluit omgevingsrecht). In de toekomstige Bruidschatregels is een omgevingsplanactiviteitenvergunning voorgeschreven voor antihagelkanonnen in artikel 22.264. Dit artikel is niet van toepassing op het gebruik van knalapparaten.

Anti-hagelkanonnen zijn in deze voorschriften buiten beschouwing gelaten omdat daarvoor een maatwerkafweging kan worden gemaakt in de omgevingsvergunning of omgevingsplanactiviteitenvergunning. In de Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 22 mei 2013 staat een toelichting op de toepassing van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening bij vergunningverlening voor een antihagelkanon.

2.2Wet Geluidhinder

Op basis van de Wgh wordt een aantal specifieke geluidsgevoelige gebouwen en terreinen beschermd. Geluidsgevoelige objecten zijn objecten die een wettelijke bescherming tegen geluidsoverlast hebben. Het gaat in beginsel om de bescherming van het geluidsniveau in het object. Naast woningen zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen geluidsgevoelige objecten die derhalve een wettelijke bescherming kennen.

Bij de beoordeling van geluid wordt beoordeeld in welke mate een individuele geluidsbron invloed heeft op het heersende geluidsniveau. Landelijke gemiddelden hiervoor zijn: stedelijke omgeving 50 dB(A), rustige woonwijk 45 dB(A) en landelijk gebied 40 dB(A) (etmaalwaarde).

Uitgangspunt bij de beoordeling van geluidhinder is dat de individuele geluidsbron niet een verhoging van het omgevingsgeluid tot gevolg heeft.

Plaatselijk kan het omgevingsgeluid afwijken van de landelijke gemiddelden en dient door meting of berekening te worden bepaald.

In de Wet geluidhinder wordt voor de aanvaardbare geluidsbelasting onderscheid gemaakt in 3 perioden. De reden hiervan is dat het geluidsniveau niet de gehele dag gelijk is. Zo is het ’s nachts stiller dan overdag. De 3 perioden zijn dag-, avond-, en nachtperiode. Deze zijn qua tijd respectievelijk van 7.00 – 19.00 uur, 19.00 – 23.00 uur en 23.00 – 7.00 uur. De agrarische AMvB’s wijken hier echter vanaf om rede dat agrarische activiteiten gemiddeld vroeger starten. Deze AMvB’s kennen daarom de volgende tijdsperioden: 6.00 – 19.00 uur (dag), 19.00 – 22.00 uur (avond) en 22.00 – 6.00 uur (nacht). Duidelijk is dat de nachtperiode in de Wet geluidhinder op 8 uur is gesteld.

2.3Circulaire schietlawaai 2006

De landelijke Circulaire schietlawaai 2006 (hierna: Circulaire) was een beoordelingskader van de geluidsaspecten in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer voor permanente open schietinrichtingen voor recreatieve doeleinden.

Sinds de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn buitenschietbanen echter niet langer vergunningplichtig (art. 3.159 Activiteitenbesluit). Er zijn wel regels voor schietlawaai vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het traditioneel schieten wordt met betrekking tot geluid echter uitgezonderd in het Activiteitenbesluit. Hiervoor gelden geen geluidsnormen. Voor overige buitenschietbanen geldt een norm van 50 dB Bs,dan. Dit betreft een jaargemiddeld geluidsniveau over de dag-, avond- en nachtperiode. In het Activiteitenbesluit is geen toetsingskader meer opgenomen voor piekgeluiden ten behoeve van schietlawaai.

De Circulaire acht voor het beoordelen van hinder twee waarden relevant:

  • a.

    Het maximale geluidsniveau van een enkelvoudige knal (Lknal).

  • b.

    Het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode (Lr)

Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij schrikeffecten optreden, is afhankelijk van het omgevingsgeluid. Uit de Circulaire valt tevens op te maken dat, ongeacht de hoogte van het omgevingsgeluid, altijd schrikeffecten zullen optreden wanneer het niveau hoger is dan 75 dB(A). Voorts stelt de Circulaire dat geen ernstige hinder zal optreden wanneer het geluidsniveau van de herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode het omgevingsgeluid niet overschrijdt. Uit onderzoek blijkt tevens dat niveaus waarbij het omgevingsgeluid wordt overschreden in het algemeen kunnen leiden tot hinder. Een overschrijding van het omgevingsgeluid van 5 dB(A) leidt sporadisch tot klachten. Een overschrijding met 10 dB(A) kan veelal tot overlast leiden.

Uit de Circulaire blijkt aldus dat het omgevingsgeluid in hoofdzaak bepalend is voor de maximala toelaatbare hoogte van de, te stellen, geluidsgrenswaarden. Daarnaast is het omgevingsgeluid vergelijkbaar te stellen met het geluidsniveau van de herhaald hoorbare knallen (Lr). In de hierna volgende tabel zijn de uitgangspunten voor de, te stellen, geluidsgrenswaarden voor de perioden in een dag kort samengevat.

Periode

Omgevingsgeluid [dB(A)]

Geluidsniveau enkele knal [dB(A)]

Geluidsniveau herhaald hoorbare knallen [dB(A)]

Dagperiode 07.00 – 19.00 uur

45

72,5

45

Avondperiode 19.00 – 23.00 uur

40-45

70-72,5

40-45

Nachtperiode 23.00 – 07.00 uur

35-40

X

X

2.4Algemene Plaatselijke Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Horst aan de Maas

In de APV is het volgende bepaald:

Artikel 3:5 Geluidhinder in de openlucht

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de openlucht een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      de situering van geluidsbronnen;

    • c.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012, het Omgevingsplan Limburg, de Omgevingsvisie Limburg of de Omgevingsverordening Limburg.

De grondslag voor het gemeentelijk aanwijzingsbesluit en de voorschriften voor gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen is bovengenoemd artikel 3:5 van de APV. Het is dus bij het gebruik van geluidsapparatuur dat niet onder de werkingssfeer van onder andere de Wet Milieubeheer en de Wet geluidhinder valt ter beoordeling aan het college wanneer er sprake is van geluidsoverlast. Om deze beoordeling zo objectief mogelijk te kunnen maken heeft het college wel aansluiting gezocht bij eerder genoemde kaders.

2.5Wet natuurbescherming en Omgevingsverordening Limburg

Regels voor het gebruik van geluidsapparatuur en knalapparatuur in stiltegebieden en Natura 2000 gebieden zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg.

In de huidige Omgevingsverordening Limburg is bepaald dat het verbod om lawaaiige apparaten te gebruiken in stiltegebieden niet geldt voor normale werkzaamheden die nodig zijn in verband met de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met bosbouw of met het beheer van het gebied.

In de Omgevingsverordening Limburg 2021 die in werking treedt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt wordt over activiteiten in stiltegebieden het volgende vermeld: Voor de normale uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering is het gebruik van knalapparatuur in faunabeheer of schadebestrijding toegestaan. Hiertoe wordt echter niet de categorie van omroepinstallaties gerekend, bijvoorbeeld een geluidssysteem met alarmgeluiden van spreeuwen of de roep van roofvogels. Deze categorie is vergunningplichtig.

In de Wet Natuurbescherming is bepaald dat het ieder ander dan de kooiker van een eendenkooi, waarvoor een recht van afpaling geldt, of degene die handelt met toestemming van die kooiker, verboden binnen de afpalingkring van die kooi geluidsapparatuur te gebruiken.

3Beleidsoverwegingen

3.1Belangenafweging

Het telen van gewassen is een belangrijke bron van inkomsten voor veel mensen in de regio. Het treffen van maatregelen ter beperking van de opbrengstschade zoals het gebruik van geluidsapparaten maakt hiervan onderdeel uit. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van geluidsapparaten in de agrarische bedrijfstak is toelaatbaar, mits de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden is beperkt.

Niet alleen agribusiness maar ook toerisme/recreatie en de kwaliteit van onze leefomgeving staan in de gemeente Horst aan de Maas hoog in het vaandel. De gemeente Horst aan de Maas dient ruimte te geven aan de (regionale) bedrijvigheid maar dient ook als aantrekkelijke woon- en verblijfgemeente in stand te blijven en verder te worden uitgebouwd. Behoud en versterking van de kwaliteit van onze leefomgeving wordt van groot belang geacht. In het coalitie akkoord wordt expliciet aandacht besteed aan de term brede welvaart en de doelen van de Gezondste Regio. Er is steeds meer aandacht voor gezonde voeding van lokale bodem.

Dat deze speerpunten soms op gespannen voet met elkaar kunnen staan moge duidelijk zijn.

Bij het afwegen van de verschillende belangen spelen er nog een aantal zaken een rol.

  • 1.

    De afgelopen jaren is het aantal ‘burgerwoningen’ en toeristische ontwikkelingen in agrarisch gebied of in de directe nabijheid van een agrarisch gebied toegenomen. Deze ontwikkelingen lijken gevolgen te hebben voor de acceptatie van hinder die het leven in of nabij een agrarisch gebied met zich meebrengt.

  • 2.

    Zacht fruit en tuinbouw in zijn algemeenheid is een belangrijke pijler in de agrarische bedrijfstak in de gemeente Horst aan de Maas. De gemeente Horst aan de Maas zet zelfs actief in op de versterking van de (zacht) fruit sector in de gemeente, een sector waarin het gebruik van geluidsapparatuur (waaronder knalapparatuur) ter voorkoming van (vraat)schade gebruikelijk en nodig is.

  • 3.

    Agrariërs hebben te maken met wet- en regelgeving op landelijk, provinciaal en lokaal niveau, waardoor ze tegen grenzen aanlopen als het gaat om de inzet van verschillende verjagingstechnieken. Lokaal is er bijvoorbeeld het TOV-beleid (Teelt Ondersteunende Voorzieningen beleid) dat in samenspraak met stakeholders (sector en Stichting Landschap Horst aan de Maas) tot stand is gekomen en door de gemeenteraad is vastgesteld. Op grond van het TOV-beleid is het niet op alle plekken toegestaan om te overnetten. Een hoogte van 5 meter is over het algemeen ook niet toegestaan, maar lager dan 5 meter kunnen landbouwvoertuigen er niet meer onderdoor. De beperkingen op landelijk en provinciaal niveau zijn met name ingegeven vanuit wet- en regelgeving voor natuurbescherming. Zo trok Provincie Limburg wegens onvoldoende onderbouwing medio 2021 de ontheffingen in voor het vangen en verplaatsen en schieten van spreeuwen. Voorjaar 2022 werden nieuwe ontheffingen aangevraagd, die echter werden afgewezen. Dit na ingediende bezwaarschriften door de Vogelbescherming Nederland, Fauna4life en Animal Rights. Deze organisaties zien het overspannen van de blauwebessenpercelen met netten en actieve verjaging als oplossingen. In augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter besloten dat die ontheffingen voor het oogstjaar 2022 alsnog moeten worden verleend. Met name de vangmethode blijkt in de praktijk een effectieve methode te zijn. Tegelijkertijd is het nemen van meerdere preventieve maatregelen een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming voor geleden faunaschade uit het Faunafonds.

Deze voorschriften moeten in redelijkheid tegemoet komen aan de gerechtvaardigde belangen van omwonenden, agrarische en toeristische ondernemers. Daarnaast is het belangrijk dat de voorschriften handhaafbaar zijn.

Alleen als het aanwijzingsbesluit van toepassing is en er voldaan wordt aan deze voorschriften is het verbod in artikel 3:5, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Horst aan de Maas, niet van toepassing. Met het verlenen van ontheffingen, omdat niet voldaan wordt aan de voorschriften, wordt zeer terughoudend omgegaan. Dit wordt alleen overwogen in zeer bijzondere situaties die per geval worden beoordeeld.

Het college behoudt de mogelijkheid om in geval van calamiteiten het aanwijzingsbesluit en de voorschriften buiten toepassing te verklaren indien (achteraf) aannemelijk kan worden gemaakt door de ondernemer dat sprake is geweest van een calamiteit zoals een plotselinge vogelplaag en de ondernemer hierdoor genoodzaakt is geweest de voorschriften en/of het aanwijzingsbesluit te overtreden.

3.2Verjagingstechnieken

Er staan telers allerhande hulpmiddelen ter beschikking om (vraat)schade te kunnen beperken. Het is noodzakelijk dat ondernemers zoveel mogelijk afwisselen met alternatieven, zodat gewenning en hierdoor juist een aantrekkend effect van dieren kan worden voorkomen.

Binnen de agrarische sector worden diverse verjagingstechnieken gebruikt:

  • Geur- en smaakstoffen

  • Visuele middelen

  • Akoestische middelen

  • Combinatiemiddelen akoestisch/visueel

  • Afscherming

  • Teelttechnische maatregelen

  • Aantrekken natuurlijke vijanden

  • Vang- en bestrijdingsmiddelen

  • Gebruik geweer

  • Overige middelen en maatregelen

Voor meer informatie verwijzen wij naar de landelijke Handreiking Faunaschade van het Faunafonds. Daarnaast worden in de praktijk ook wel eens voorwerpen gebruikt die in de handel niet verkocht worden als afschrikmethode, maar wel hetzelfde effect hebben. Denk hierbij aan andere middelen die geluid produceren en daarmee dieren verjagen.

Het gebruik van een knalapparaat moet tot het minimaal noodzakelijke niveau beperkt worden. Omdat het afwisselend gebruik van verjagingstechnieken het meest effectief is, moet bij de melding en tijdens het gebruik worden aangetoond of aannemelijk worden gemaakt, dat ook minimaal twee andere verjagingsmethoden worden toegepast, tegelijkertijd of in afwisseling met de knalapparatuur.

3.3Beoordeling van geluidsoverlast

Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door activiteiten met knalapparatuur of overige geluidsapparatuur. Het geluid van een knalapparaat is zeer kortstondig van aard, terwijl het geluid van een ander geluidsapparaat (bijvoorbeeld een mundi-soundsysteem) gedurende een langere periode aanwezig kan zijn. Het geluid afkomstig van beide apparaten is in aard dusdanig verschillend dat hiervoor verschillende toetsingskaders gelden. Hierna wordt op de afzonderlijke apparaten en het daarbij behorende beoordelingskader ingegaan.

Voorafgaande hieraan zal eerst voor het gehele grondgebied het omgevingsgeluid moeten worden vastgesteld. Immers is het omgevingsgeluid bepalend bij de vaststelling van de beoordelingskaders voor geluidsapparatuur.

Het grondgebied van Horst aan de Maas is onder te verdelen in gebieden met richtwaarden voor het omgevingsgeluid van 50, 45 en 40 dB(A) etmaalwaarde. In een groot deel van ons buitengebied is sprake van agrarische bedrijvigheid zoals glastuinbouwbedrijven, intensieve veehouderijen en akkerbouwbedrijven. Daarnaast is de gemeente Horst aan de Maas via het bovenlokale wegennet goed bereikbaar. De A73, die door de gemeente loopt, vormt in noord-zuidrichting de belangrijkste ontsluitingsas. In de gemeente liggen twee op- en afritten van deze snelweg. Voorts hebben in noord-zuidrichting de provinciale Midden Peelweg (N277) en de voormalige provinciale weg (N555), die de Maasdorpen verbindt, een belangrijke functie. In oost-westrichting vormt de A67 een belangrijke ontsluitingsas. Deze autosnelweg raakt aan de zuidzijde de gemeentegrens. In oost-westrichting heeft de provinciale weg ten zuiden van Venray (N270) in regionaal verband een belangrijke functie. Ook zijn er twee spoorlijnen die de gemeente doorkruisen. Als gemiddelde richtwaarde voor het omgevingsgeluid voor het gehele grondgebied is gekozen voor 45 dB(A) etmaalwaarde. Voor de dagperiode (07.00-19.00 uur) hanteren wij dus een richtwaarde voor het omgevingsgeluid van 45 dB(A) en voor de avondperiode (19.00-22.00 uur) een richtwaarde van 40 dB(A) voor het omgevingsgeluid. In verband met de ervaren overlast in de late avond en vroege ochtend hebben wij gekozen voor een nachtperiode van 9 uur.

De metingen in het kader van deze voorschriften worden gedaan conform de ‘Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai’. Wanneer in het kader van de nieuwe Omgevingswet een vervangende handleiding komt zal deze worden toegepast.

3.4Geluidsapparatuur

Om acceptabele grenswaarden te kunnen bepalen voor het gebruik van geluidsapparatuur, inclusief knalapparatuur, sluiten wij aan bij het Activiteitenbesluit. De huidige toezichthouders maken geen gebruik (meer) van de meetwaarden Lknal en Lr uit de eerder genoemde verouderde Circulaire, maar van de meetwaarden geluidsniveau (Lmax) en langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Lar, LT).

Geluid afkomstig van geluidsapparatuur, niet zijnde knalapparatuur, is langdurig gedurende een bepaalde periode in de tijd aanwezig. Het geluidsniveau en de frequentie van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur kan tijdens die periode in hoogte verschillen. Omdat geluid afkomstig van een geluidsapparaat langdurig aanwezig kan zijn, zijn wij van mening dat hiervoor een geluidsgrenswaarde moet gelden.

Een beoordelingsgrootheid die dit soort langdurig aanwezige geluiden beschrijft is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau1 houdt rekening met fluctuaties van het geluidsniveau en de frequentie van het geluid, en middelt deze uit over een bepaalde beoordelingsperiode. Op basis van de Wet milieubeheer mag dit langtijdgemiddelde beoordelingsniveau niet meer bedragen dan het omgevingsgeluid. Indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau hoger ligt dan het omgevingsgeluid kan hinder in de omgeving optreden. Wij stellen dan ook vast dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevel van geluidsgevoelige objecten, ten gevolge van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur niet meer mag bedragen dan 45, 40 en 35 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Om tegemoet te komen aan de klachten en de handhaafbaarheid van klachten stellen wij ook een grenswaarde in voor het maximale geluidsniveau (kortdurende stijgingen van het geluidsniveau)2 veroorzaakt door geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur. Hierbij sluiten wij aan bij het Activiteitenbesluit.

Het maximaal geluidsniveau (LAmax) op de gevel van geluidsgevoelige objecten ten gevolge van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur, mag niet meer bedragen dan 70, 65 en 60 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

3.5Knalapparatuur

Met het stellen van een maximaal geluidsniveau wordt er nog geen beperking gesteld aan het aantal knallen. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is niet geschikt om toe te passen op knalapparatuur, Door de manier waarop het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau gemeten wordt zou een knal in principe altijd voldoen aan deze waarde.3 We willen daarom een grens stellen aan het aantal knallen per uur. Daarnaast willen we een afstand instellen tot een geluidsgevoelig object om de handhaafbaarheid te bevorderen en duidelijkheid te bieden aan zowel omwonenden als gebruikers van knalapparatuur.

De Circulaire schietlawaai blijkt in dit geval wel een bruikbaar instrument om te beoordelen bij hoeveel knallen per uur en op welke afstand er sprake is van ontoelaatbare hinder. Het gaat dan om het effect van meerdere schoten op het achtergrondniveau uitgedrukt in Lr.

Bij de vaststelling van de geluidsgrenswaarde voor knalgeluiden in de dag- en avondperiode wordt bij de richtwaarde voor het omgevingsgeluid voor dezelfde periode aangesloten. De invloed van herhaald hoorbare knallen (uitgedrukt in aantal knallen per uur) is afhankelijk van het bronniveau van het knalapparaat en de afstand. Geconcludeerd wordt dat het immissieniveau bepalend is. Het bepalen of sprake is van een overschrijding kan op basis van berekening of meting.

De gemeente Horst aan de Maas heeft in het najaar van 2004 en het voorjaar van 2005 een aantal representatieve geluidsmetingen uitgevoerd, die nog steeds relevant zijn. Uit die metingen blijkt dat een aantal uitgangspunten een rol spelen bij de beoordeling van knalapparaten, zoals de situering van het apparaat (lees afstand tot geluidgevoelige objecten), het bronvermogen van het apparaat en de afscherming van het apparaat. Daarnaast blijkt uit de resultaten van de metingen dat tijdens het gebruik van het apparaat sprake is van een bandbreedte van geluidsniveaus bij de gevoelige objecten. Deze bandbreedte wordt bij gaskanonnen (het meest toegepast) vooral veroorzaakt door:

  • de variatie in gasvulling;

  • de windsterkte en windrichting;

  • de gebruiksduur;

  • de uitschuiflengte van de loop van het gaskanon;

  • de rotatiemogelijkheden van een gaskanon.

Concreet veroorzaken deze factoren een bandbreedte van 5 dB(A).

Daarnaast is geconstateerd dat een gaskanon richtingsafhankelijk afstraalt. In voorwaartse richting wordt meer geluid afgestraald dan in achterwaartse richting. De bronsterkte in achterwaartse richting bedraagt gemiddeld 8 dB(A) minder ten opzichte van de bronsterkte in voorwaartse richting. Verder is geconstateerd dat er ook verschillen zijn tussen een ongedempt en gedempt gaskanon. De demping ontstaat door het inschuiven van de loop van het kanon. De bronsterkte (in achterwaartse richting) varieert dan 8 dB(A) bij gedempt gebruik tot bij ongedempt gebruik. Op basis van literatuur blijkt verder dat afscherming van de knalapparaten (richting de gevoelige objecten) een reductie van circa 5 dB(A) kan betekenen. Het bronvermogen van het knalapparaat en de afstand tot gevoelige objecten is bepalend of aan de gestelde geluidsgrenswaarden kan worden voldaan. Tijdens de geluidsmetingen bij de geluidsgevoelige objecten op een afstand van 250 meter is een bandbreedte geconstateerd van 66 dB(A) tot 74 dB(A). Deze bandbreedte komt bij een en hetzelfde gaskanon voor. Het zwaartepunt van de Lknal bij metingen op 250 meter ligt bij 68 dB(A). Op basis van dit geluidsonderzoek van de gemeente Horst aan de Maas is een minimale afstand van 250 meter noodzakelijk om schrikreacties te voorkomen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het maximaal geluidsniveau (LAmax) op de gevel van geluidsgevoelige objecten ten gevolge van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur, waaronder knalapparatuur, niet meer mag bedragen dan 70 en 65 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, en avondperiode.

De herhaald hoorbare knallen (Lr) zijn te berekenen met de volgende formule uit de Circulaire schietlawaai: Lr=Lknal+10log(aantal schoten)-33 dB(A). Door de bandbreedte van het geluidsniveau van de enkelvoudige knal is echter een objectieve beoordeling van de herhaald hoorbare knallen door middel van berekening niet mogelijk. Te meer daar het gebruik van knalapparatuur over een langere periode wordt gehanteerd en hiermee controle door meting van de herhaald hoorbare knallen door de bandbreedte van geluidsniveaus niet uitvoerbaar is, is Lr als op te nemen norm niet zinvol. Door het stellen van een maximum aan het aantal knallen in de dagperiode en de avondperiode tot uiterlijk 22.00 uur wordt geluidhinder bij een gevoelig gebouw of gevoelig terrein op een afstand van 250 meter en meer afdoende voorkomen. Dit uitgangspunt verhoogt ook de handhaafbaarheid van het gebruik van knalapparaten.

Om tegemoet te komen aan de ervaren overlast en tegelijkertijd rekening te houden met de effectiviteit van het verjaaginstrument is ervoor gekozen om het maximum van 10 knallen per uur terug te brengen naar 8 knallen per uur.

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft in 2021 aanvullend deskundigen-onderzoek verricht om 8 knallen per uur, de norm van 72,5 dB(A) op minimaal 250 meter en de bruikbaarheid van het akoestisch onderzoek van Horst aan de Maas te toetsen.

Het optredend geluidniveau voor de Lr wordt niet in dB(A)’s genormeerd, maar gerelateerd aan het aantal knallen in relatie tot de afstand. De gemeente Horst aan de Maas normeert het gebruik van een knalapparaat gedurende de dagperiode op 8 knallen per uur. De Lr wordt dan als volgt berekend:

Lr = Lknal + 10*log(aantal schoten) – 33. Lr = 72,5+9-33= 48 dB(A).

Een overzicht voor de geluidswaarden voor diverse afstandsnormen is in onderstaand schema opgenomen.

Lr in dB(A) bij 8 knallen per uur

Lr in dB(A) bij een bronvermogen van

Afstand in meters

131 dB(A)

137 dB(A)

143 dB(A)

150

53

59

65

200

50

56

62

250

48

54

60

300

46

52

58

350

45

51

57

400

44

50

56

Het resultaat is dat een maximaal aantal knallen van 8 per uur redelijk kan worden geacht. Het feit dat met 8 knallen per uur op 250 meter afstand het geluidsniveau gemiddeld 48 dB(A) bedraagt en dus 3 dB(A) hoger is dan het achtergrondgeluid van 45 dB(A), zal niet tot onevenredig meer hinder leiden voor omwonenden. De hinderbeleving zit voornamelijk in de schrikreactie van de enkelvoudige knal. Door voldoende afstand te houden tot de woningen wordt die in voldoende mate beperkt.

De gemeente Horst aan de Maas normeert het gebruik van een knalapparaat gedurende de avondperiode op 4 knallen per uur. De Lr wordt dan als volgt berekend: Lr = Lknal + 10*log(aantal schoten) – 33. Lr = 70+6-33= 43 dB(A). Dit is 3 dB(A) hoger dan het achtergrondgeluid van 40 dB(A), maar zal niet tot onevenredig meer hinder leiden voor omwonenden. De hinderbeleving zit voornamelijk in de schrikreactie van de enkelvoudige knal. Door voldoende afstand te houden tot de woningen wordt die in voldoende mate beperkt.

Er zijn situaties waarbij het effectiever is om gedurende een korte tijd meer keren een knalapparaat in te zetten. Om hieraan tegemoet te komen hebben we bepaald dat 2 keer in de dagperiode binnen een tijdspanne van 15 minuten 15 maal geschoten mag worden. Hiermee vindt een geringe overschrijding van Lr plaats. Voor het overige deel van de dag mag dan geen gebruik gemaakt worden van knalapparatuur.

In de praktijk blijkt dat soms in elkaars nabijheid gelijktijdig knalapparaten gebruikt worden. Dit gezamenlijk gebruik leidt tot cumulatie van geluid bij een geluidsgevoelig object. Een afstand tussen twee knalapparaten van minimaal 300 meter is noodzakelijk. Staan meerdere knalapparaten op minder dan 500 meter van een geluidsgevoelig object opgesteld dan geldt samen het maximum van 8 knallen in de dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur en 4 knallen in de avondperiode van 19.00 tot 22.00 uur.

Omdat de richting waarin de loop van een knalapparaat is opgesteld van invloed is hebben we bepaald dat in situaties waarin dit mogelijk is de loop dient te zijn afgewend van geluidsgevoelige objecten.

Om schrikreacties bij weggebruikers, waaronder paarden (ook de paardensector speelt een belangrijke rol in de gemeente Horst aan de Maas), zoveel mogelijk te voorkomen hebben we bepaald dat de kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg ten minste 100 meter bedraagt. Deze afstand kan worden teruggebracht tot 50 meter indien weggebruikers en wandelaars worden gewaarschuwd met duidelijk waarneembare en kenbare waarschuwingsborden die aangeven dat een knalapparaat in werking is.


Noot
1

De berekeningsmethodiek is nader beschreven in de handleiding meten en rekenen industrielawaai

Noot
2

De berekeningsmethodiek is nader beschreven in de handleiding meten en rekenen industrielawaai

Noot
3

Lknal en Lr zijn andere meetwaarden dan Lmax en Lar, LT.