Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2022;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Commissie ruimtelijke kwaliteit, bestaande uit een grote en een kleine commissie;

  • goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • wet: de Omgevingswet.

Paragraaf 2 Adviestaak

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2.

    Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

  • 1̊.

    een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

  • 2̊.

    een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument, een gemeentelijk monument of een aangewezen beeldbepalende zaak;

  • 3̊.

    een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

  • 4̊.

    een andere activiteit in geval het college een advies nodig acht met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

  • b.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

  • c.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

  • d.

    adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

  • e.

    informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

  • f.

    voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

  • g.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

  • h.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op basis van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, waaronder in elk geval verordeningen houdende regels met betrekking tot: het verstrekken van subsidie ten behoeve van het instandhouden van aangewezen monumenten en beeldbepalende zaken, handelsreclame, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning;

  • i.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over de gevolgen voor de (cultuur)historische waarden van plannen, die gelegen zijn binnen het beschermd stadsgezicht van Geertruidenberg, de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten zoals bedoeld in het welstandsbeleid en van plannen waarbij sprake is van een rijksmonument, gemeentelijk monument of een beeldbepalende zaak, alsmede over bouw- en cultuurhistorische onderzoeken, beeldkwaliteitsplannen en het toepassen van culturele planologie;

  • j.

    adviseert de commissie op verzoek van het college, als uitgangspunt in een vroeg stadium van de planvorming over ruimtelijke plannen in afwijking van het bestemmingsplan c.q. omgevingsplan waarvoor nog een afweging qua ruimtelijke ordening c.q. stedenbouw nodig is, en over impactvolle bouwplannen zoals bedoeld in het welstandsbeleid;

  • k.

    adviseert de commissie in gevallen waarin, in bestemmingsplannen, welstandsbeleid, de erfgoedverordening, het afwijkingenbeleid of andere gemeentelijke regels of gemeentelijk beleid, is voorgeschreven dat het college advies inwint bij de welstandscommissie, de monumentencommissie, de gemeentelijke adviescommissie of de Commissie ruimtelijke kwaliteit;

  • l.

    adviseert de commissie in alle aangelegenheden, waarover het college haar oordeel vraagt.

Paragraaf 3 Gevallen waarin advies moet worden gevraagd

Artikel 3. Gvallen waarin advies moet worden gevraagd

Het college wint advies van de commissie in:

  • a.

    omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b;

  • b.

    over planologische maatregelen, waarbij gemeentelijke monumenten en/of rijksmonumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten of beeldbepalende zaken, als bedoeld in de gemeentelijke erfgoedverordening en de gemeentelijke subsidieverordening voor restauraties, zijn betrokken.

Paragraaf 4 Samenstelling en inrichting

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    Voor de advisering over de verschillende plannen en adviesverzoeken wordt gewerkt met:

  • een grote Commissie ruimtelijke kwaliteit,

  • een kleine Commissie ruimtelijke kwaliteit, en

  • een afvaardiging van de grote commissie.

De kleine commissie kan frequenter (in het algemeen tweewekelijks) vergaderen dan de grote commissie (in het algemeen vierwekelijks). Zowel voor de kleine commissie, grote commissie als afvaardiging van de grote commissie geldt: een van de leden hiervan treedt op als voorzitter, en een lid hiervan als secretaris die belast is met het opstellen van de adviezen en de verslagen van de vergaderingen. De voorzitter en secretaris van de kleine commissie en van de afvaardiging kunnen andere personen zijn dan de voorzitter en secretaris van de grote commissie.

  • 2.

    In individuele commissieleden kunnen meerdere van de hieronder genoemde deskundigheden verenigd zijn.

  • 3.

    Grote commissie: samenstelling en advisering

    • a.

      Samenstelling

De grote commissie bestaat uit maximaal zeven leden, inclusief een voorzitter en een secretaris. De raad kan daarnaast maximaal zeven plaatsvervangers benoemen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • Ten minste twee leden dienen deskundig te zijn op het gebied van de monumentenzorg, meer in het bijzonder wat betreft cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratie, landschap en stedenbouw;

  • Ten minste één lid dient een afgevaardigde te zijn van de lokale erfgoedinstanties en brengt kennis over het lokale erfgoed in. Dit lid vertaalt tevens de kijk van de burger in de commissie;

  • Ten minste twee leden zijn welstandsdeskundige, waarvan tenminste één lid een praktiserend architect is;

  • Ten minste één lid is een stedenbouwkundige, die als zodanig of als architect praktiserend is;

  • Ten minste één lid is een landschapsdeskundige.

  • b.

    Advisering door de grote commissie

  • Plannen, die niet in de zin van dit artikel aan de kleine commissie of aan een afvaardiging van de commissie worden voorgelegd, worden voor advies voorgelegd aan de grote commissie.

  • 4.

    Kleine commissie: samenstelling en advisering

  • a.

    Samenstelling

  • De kleine commissie bestaat uit tenminste twee welstandsdeskundigen, tenminste één lid dat praktiserend architect is, tenminste één lid dat stedenbouwkundige is en tenminste één lid dat deskundig is qua bouw- en architectuurhistorie. Afhankelijk van welke deskundigheid aanvullend nodig is voor een goed advies door de kleine commissie, kan per adviesverzoek een derde commissielid wordt toegevoegd, waarbij het kan gaan om aanvullende deskundigheid op het gebied van bouw- en architectuurhistorie, restauratie en landschap.

  • b.

    Advisering door de kleine commissie

  • Aan de kleine commissie worden voorgelegd:

    • als het niet gaat om een monument, een beeldbepalende zaak, het beschermd stadsgezicht en de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten (gebieden H1 en H2 volgens de welstandsnota 2012): plannen waarvoor naar het oordeel van het college vooral een welstandstoets aan de orde is (op basis van het welstandsbeleid, inclusief het zonnepanelenbeleid en het beleid voor ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties), en geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;

    • als het niet gaat om een monument of een beeldbepalende zaak, maar wel om een bouwwerk in het beschermd stadsgezicht, de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten: plannen die een veel voorkomend klein bouwwerk in de zin van het welstandsbeleid of een soortgelijk eenvoudig bouwwerk (zoals een dakkapel, eenvoudige wijziging van een hoofdgebouw of een eenvoudig aan- of bijgebouw) betreffen, waarvoor naar het oordeel van het college vooral een welstandstoets aan de orde is, zo nodig met de aanvullende advisering door een toegevoegd commissielid op het gebied van bouw- en architectuurhistorie, restauratie en landschap, en als geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;

    • plannen voor het wijzigen (behoudens herbestemming, reconstructie of sloop) en het restaureren van monumenten en beeldbepalende zaken, die wat betreft rijksmonumenten niet zo ingrijpend zijn dat hiervoor een adviesplicht van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed geldt, en als naar het oordeel van het college geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie, mits de advisering hierover plaatsvindt door tenminste twee leden die deskundig zijn op het gebied van monumentenzorg, waarbij in het geval van restauratie tenminste één lid deskundig moet zijn op het gebied van restauratie;

    • plannen waarvoor vanwege het gemeentelijke afwijkingenbeleid (voor de planologische kruimelgeval-afwijkingen) een advies van de commissie nodig wordt geacht op het gebied van welstand, stedenbouw en/of monumentenzorg, als naar het oordeel van het college geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;

  • c.

    De kleine commissie kan het college in voorkomende gevallen adviseren om een aan haar voorgelegd adviesverzoek door de grote commissie te laten behandelen, als dat wenselijk is voor een uitgebreider, integraler advies.

  • 5.

    Afvaardiging van de grote commissie: samenstelling en advisering

  • a.

    Samenstelling

Deze afvaardiging bestaat in het geval van de onder b. genoemde advisering uit tenminste twee leden, waarvan tenminste één lid deskundig is op het gebied van cultuurhistorie of waardenstelling van monumenten, tenminste één lid deskundig is op het gebied van bouw- en architectuurhistorie en één lid is afgevaardigd vanuit de lokale erfgoedinstanties.

  • b.

    Advisering door een afvaardiging van de grote commissie

Deze afvaardiging kan namens de commissie advies uitbrengen over:

  • het voornemen om een gemeentelijk monument aan te wijzen, alsook over de wijziging, intrekking of het vervallen van zo’n aanwijzing;

  • het voornemen om beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling aan te wijzen, als bedoeld in de Erfgoedverordening;

  • de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor, als bedoeld in de Erfgoedverordening;

  • het wijzigen, intrekken en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling, als bedoeld in de Erfgoedverordening.

  • 6.

    Van de leden van de commissie wordt verwacht dat zij betrokken zijn bij het inhoudelijk werk van en/of prestaties hebben geleverd in het kader van de taakstelling van de commissie en zo mogelijk een band met dan wel kennis over de gemeente Geertruidenberg hebben.

  • 7.

    Van de commissie maken geen deel uit: leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de gemeenteraad en ambtenaren van de gemeente Geertruidenberg. Tevens mogen geen personen deel uitmaken van de commissie, die andere werkzaamheden voor onze gemeente verrichten evenals werkzaamheden voor instanties en particulieren, waarvan zaken in de commissie worden behandeld.

Artikel 5. Benoeming

  • 1.

    De leden en de plaatsvervangers worden door de raad benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 2.

    De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste zes jaar worden benoemd. Een of meer herbenoemingen van leden kunnen plaatsvinden tot een totale zittingsduur in de commissie van negen jaar. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers. De raad kan de benoeming gemotiveerd verlengen na die negen jaar, als dit gewenst is voor de continuïteit van de kwaliteit van de advisering.

  • 3.

    Aan de benoeming en herbenoeming van leden kan de voorwaarde worden gesteld, dat de raad de benoeming en herbenoeming van de (vaste en plaatsvervangende) leden voortijdig kan beëindigen, als hij dit wenselijk acht in relatie met een andere invulling van de advisering. De kennisgeving aan de leden van de commissie van zo’n beëindiging zal tenminste drie maanden voor de feitelijke beëindiging plaatsvinden.

  • 4.

    Afgetreden leden zijn twee jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 5.

    De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Hij/zij blijft zijn/haar functie uitoefenen totdat in de opvolging is voorzien. Zij kunnen voorts door het college worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden, onverminderd het bepaalde in lid 3.

Paragraaf 5 Werkwijze, advisering en standpuntbepaling

Artikel 6. dviestermijn en vergaderfrequentie

Het college kan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. De grote commissie vergadert als uitgangspunt vierwekelijks en de kleine commissie als uitgangspunt tweewekelijks, of zo dikwijls als het college dit nodig acht. Ten minste drie commissieleden kunnen schriftelijk en onder opgaaf van redenen aan de verantwoordelijk portefeuillehouder verzoeken om toestemming voor een andere vergaderfrequentie.

Artikel 7. Beraadslaging en standpuntbepaling

1.In relatie met openbaarheid:

  • a.

    a. Behoudens het bepaalde onder b geldt het volgende. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet mede op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • b.

    De vergaderingen waarin de commissie advies geeft over andere zaken dan aanvragen om omgevingsvergunning zijn in principe openbaar. De vergadering is besloten indien de meerderheid van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt en na instemming daarmee door de verantwoordelijke portefeuillehouder of indien het college dat nodig oordelen.

  • c.

    Een of meer leden van het college en de gemeentesecretaris kunnen de besloten vergaderingen als toehoorder bijwonen.

2. In relatie met het aantal leden voor een vergadering en advies:

  • a.

    Als uitgangspunt wordt een vergadering van de grote commissie gehouden met ten minste vier commissieleden en een vergadering van de kleine commissie met ten minste twee leden. Een vergadering waarin een afvaardiging van de commissie adviseert als bedoeld in artikel 4 wordt als uitgangspunt gehouden met ten minste twee leden.

  • b.

    Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumenten-activiteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • c.

    Adviezen worden genomen bij meerderheid van stemmen. De minderheid kan vorderen, dat haar afwijkende mening uit het advies blijkt. Indien voor de vergadering blijkt dat één of twee van de leden is/zijn verhinderd en niet (direct) voor de vergadering kan worden gezorgd voor vervanging, kan de vergadering plaatsvinden met de andere leden. Indien bij die leden een meningsverschil ontstaat over de inhoud van een advies of als de aanwezige leden, volgens hen zelf, niet of onvoldoende kunnen voorzien in de voor de advisering nodige deskundigheid, wordt het definitieve advies pas opgesteld nadat ook advies is ingewonnen bij de verhinderde leden of hun plaatsvervangers. Indien slechts één commissielid aanwezig is, wordt de vergadering niet gehouden.

  • d.

    Kan als gevolg van het onder c gestelde een vergadering niet doorgaan, dan wordt zo mogelijk met een tussentijd van ten minste 24 uur een nieuwe vergadering belegd. Wanneer ook dan het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt over de op de agenda vermelde onderwerpen geadviseerd door het aanwezige lid, indien burgemeester en wethouders dit wensen.

3. In relatie met onafhankelijkheid:

De commissie komt tot een onafhankelijk advies. Een commissielid dat ten aanzien van enig onderwerp tijdens de vergadering direct of indirect zodanig betrokken is dat er sprake is van strijdige belangen, waardoor de objectiviteit van de commissie kan worden geschaad, doet hiervan mededeling aan de voorzitter en andere aanwezige leden. Als de andere leden zulke strijdige belangen aanwezig achten is het aan het desbetreffende lid niet toegestaan om als zodanig gedurende de behandeling van het desbetreffende onderwerp deel te nemen aan de vergadering.

4. In relatie met geheimhouding:

  • a.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

  • b.

    Het college danwel de commissie met instemming van de verantwoordelijke portefeuillehouder kan omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding wordt zowel door de leden, die bij de behandeling aanwezig waren, als door de ingevolge artikel 11 aanwezigen, in acht genomen tot de geheimhouding wordt opgeheven door het college of door de commissie na instemming van de verantwoordelijke portefeuillehouder.

5. In relatie met toelichting door aanvrager en spreekrecht:

De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

Artikel 8. Ambtelijke rol

De betrokken cluster (Gemeentewinkel) draagt zorg voor:

  • het plannen van de vergaderingen van de commissie,

  • het selecteren van de te adviseren plannen en zaken, waarbij ook andere betrokken clusters (Beleid, Buitenruimte) een eigen verantwoordelijkheid hebben om tijdig plannen en zaken ter advisering aan te leveren,

  • het opstellen van de agenda voor de vergaderingen,

  • het, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste zes dagen van tevoren aan de commissieleden zenden van de agenda met vermelding van de te behandelen onderwerpen, zo nodig met bijbehorende stukken,

  • de aanwezigheid van de te behandelen plannen/stukken en van andere relevante informatie tijdens de vergadering,

  • het voor de vergadering uitnodigen van aanvragers, belanghebbenden, adviseurs, deskundigen en ambtenaren indien hierom is gevraagd en dit gewenst is,

  • het, zonodig na overleg met een commissielid en/of de verantwoordelijke portefeuillehouder, beoordelen of een vergadering kan vervallen vanwege het gebrek aan plannen,

  • het zo spoedig mogelijk aan de commissie terugkoppelen van de besluiten die naar aanleiding van de adviezen van de commissie zijn genomen,

  • de betaling van de in artikel 15 genoemde vergoedingen,

  • het schriftelijk openbaar maken van de openbare adviezen van de commissie,

  • de splitsing van plannen die voor advies worden voorgelegd aan de grote commissie, de kleine commissie dan wel aan de in artikel 4 genoemde afvaardiging van de commissie.

Artikel 9. Verslaglegging

  • 1.

    1.Van het besprokene in een vergadering wordt door de secretaris een beknopt zakelijk verslag gemaakt met vermelding van de door de commissie uitgebrachte adviezen. De adviezen zijn deugdelijk gemotiveerd.

  • 2.

    Dit verslag en de adviezen worden (in principe tijdens de vergadering) door de secretaris opgesteld en door de commissie vastgesteld.

  • 3.

    De secretaris brengt het verslag en de adviezen zo snel mogelijk binnen een week ter kennis aan de betrokken ambtenaren.

Artikel 10. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

Onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet (welk artikel de advisering over een rijksmonumentenactiviteit betreft door enkele leden) kan de commissie de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of aan de kleine commissie, na een eerste behandeling door de commissie en mits het gaat om plannen met een relatief geringe ruimtelijke betekenis of om plannen waarover de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld.

Artikel 11. Adviseurs

De commissie is bevoegd om ambtenaren, adviseurs en/of deskundigen te horen en/of in te schakelen (waaronder op het gebied van archeologie of waardenstelling van monumenten) voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, echter met dien verstande, dat toestemming van het college nodig is, indien aan het horen of inschakelen van adviseurs en/of deskundigen kosten voor de gemeente verbonden zijn.

Artikel 12. Verwerking van het advies door het college

  • 1.

    Als het college van mening is, dat het advies van de commissie uit oogpunt van zorgvuldigheid, redelijkheid of motivering - waaronder strijdigheid met de (interpretatie van de) toetsingscriteria krachtens het welstandsbeleid - niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, kan het de commissie verzoeken om het uitgebrachte advies in heroverweging te nemen met inachtname van de veronderstelde gebreken. Indien het advies (ook na een eventuele heroverweging van de commissie) naar de mening van het college niet voldoet aan de genoemde eisen, kan het college het desbetreffende plan of adviesverzoek voor een second opinion voorleggen aan een vergelijkbare andere commissie, zoals die van een andere gemeente. Het college stelt de commissie van het voornemen tot een dergelijk vragen van een second opinion op de hoogte.

  • 2.

    In geval het college een beschikking afgeeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies, informeert het de commissie hierover.

Artikel 13. Reglement van orde

  • 1.

    De commissie kan op verzoek van het college haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vaststellen in een reglement van orde.

  • 2.

    In dit reglement kan op verzoek van het college ook worden geregeld hoe de commissie een of meer leden kan machtigen om namens de commissie deel te nemen aan regionaal overleg en dergelijke, of inbreng te leveren in een proces, zoals dat georganiseerd kan zijn in een omgevingstafel en dergelijke.

  • 3.

    Het college zorgt voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.

Artikel 14. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie, draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Paragraaf 6 Overige bepalingen

Artikel 15. Vergoeding

De leden, en de adviseurs en deskundigen als bedoeld in artikel 11 ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding en indien van toepassing een reiskostenvergoeding die door het college per lid worden vastgesteld, of een vergoeding op basis van afspraken c.q. een overeenkomst met de desbetreffende adviesorganisatie.

Artikel 16. Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks voor 1 april verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

Artikel 17. Onvoorzien

Voor zaken waarin deze verordening en de gemeentelijke erfgoedverordening niet voorzien, of bij gerezen geschillen, beslist het college, na de commissie hierover te hebben gehoord.

Artikel 18. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018) benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijnen van ten hoogste zes en negen jaar als bedoeld in artikel 5, lid 2, lopen vanaf de datum van de benoeming op grond van de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018).

  • 2.

    Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissie op het gebied van welstand en monumentenzorg, voor de behandeling van die aanvraag van kracht, met dien verstande dat de Commissie ruimtelijke kwaliteit wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 19. Intrekking oude regeling

Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018) ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 20 oktober 2022,

Geertruidenberg,

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere, M. Witte