Regionaal Educatief Plan Zuidoost Brabant 2018-2022

Geldend van 26-10-2022 t/m heden

Intitulé

Regionaal Educatief Plan Zuidoost Brabant 2018-2022

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gewijzigd. Dit had gevolgen voor gemeenten:

  • De verplichte inkoop bij ROC’s komt per 1 januari 2018 volledig te vervallen en gemeenten kunnen kiezen voor meerdere aanbieders. De gelden blijven wel geoormerkt voor een specifiek doel en een specifieke doelgroep, in dit geval voor opleidingen in de basisvaardigheden Nederlandse taal, rekenen en digitale vaardigheden, en opleidingen Nederlands als tweede taal voor niet-inburgeringsplichtige volwassenen.

  • Gemeenten kunnen zowel formele als informele educatietrajecten aanbieden. Formele educatietrajecten leiden tot een diploma, informele niet. Voor alle educatietrajecten geldt dat ze gericht moeten zijn op het behalen van landelijk geformuleerde eindtermen.1

  • Het educatiebudget wordt toegekend aan een contactgemeente. Eindhoven is contactgemeente voor de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant. Dit betekent dat Eindhoven samen met de regiogemeenten een regionaal educatief programma opstelt, overeenkomsten met aanbieders afsluit en verantwoording aflegt aan het Rijk.

Het late tijdstip van de afkondiging van de bovengenoemde wetswijzing, eind 2014, heeft ertoe geleid dat de regio Zuidoost Brabant heeft besloten het inkoopbeleid tot aan 2018 ongewijzigd te laten met het voornemen om voor 2016 en volgende jaren tot een andere aanpak te komen. De portefeuillehouders werkbedrijf hebben op 8 juni 2015 ingestemd met het memo koers volwasseneneducatie waarin de uitgangspunten zijn geformuleerd voor de inkoop van educatie voor 2016 en 2017.

Het Regionaal Educatief Plan 2018 – 2022 beschrijft de uitgangspunten voor de besteding van de educatiemiddelen vanaf 1 januari 2018. Hierbij passeren een aantal onderwerpen de revue waaronder de vastgestelde regionale uitgangspunten, de nieuwe positie en opdracht voor het STER college en de besluitvorming rond de inkoop van educatie in het overgangsjaar 2018 en de overige jaren van dit REP.

2. De visie op volwasseneneducatie

Onze regio heeft de ambitie om de slimste regio te zijn: Brainport. Onze inzet op versterking van basisvaardigheden door middel van volwasseneneducatie plaatsen we in dit kader. Als slimste regio kunnen we het ons om economische en sociale redenen niet permitteren dat grote groepen burgers ver achterblijven.

Volwasseneneducatie draagt bij aan de sociale, economische en educatieve zelfredzaamheid en participatie van burgers. Volwasseneneducatie is een krachtig middel om de sociale basis te versterken en draagt bij aan het tegengaan van maatschappelijke tweedeling.

We willen daarom dat inwoners die door onvoldoende beheersing van basisvaardigheden belemmerd worden om deel te nemen aan de samenleving, gebruik kunnen maken van een passend, eigentijds aanbod om hun basisvaardigheden te verbeteren. Dit aanbod moet zowel voor het individu als maatschappelijk renderen.

Gemeenten zetten langs verschillende wegen in op het verbeteren van basisvaardigheden bij volwassenen in het kader van hun participatiebeleid, vluchtelingenbeleid, taalbeleid, cultuurbeleid en wijkbeleid. Het is nodig dat dit beleid vanuit dezelfde uitgangspunten en in samenhang wordt vormgegeven.

Onze uitgangspunten zijn:

  • 1.

    Alle burgers die tot de doelgroep van de WEB behoren kunnen in principe gebruik maken van het aanbod voor zover de middelen toereikend zijn. We stappen af van het beginsel van prioritaire doelgroepen.

  • 2.

    Het educatieaanbod komt momenteel voor 90% ten goede aan anderstaligen, terwijl zij percentueel gezien slechts een derde van de doelgroep uitmaken. We willen meer autochtonen bereiken met ons aanbod.

  • 3.

    We willen een passend aanbod bieden dat is afgestemd op de vraag, het leerdoel en de leerbaarheid van deelnemers. We dienen daarom meer aandacht te hebben voor intake, plaatsing, monitoring en doorstroom (formeel en informeel aanbod). Zodat meer burgers gebruik kunnen maken van het formele aanbod.

  • 4.

    Afhankelijk van de leerbaarheid wordt periodiek bepaald wat voor de deelnemer de volgende stap op de participatieladder zal zijn. Het deelnemen aan een educatietraject is op zich al een stap en zal voor enkelen ook einddoel zijn.

  • 5.

    Het educatieve aanbod voor volwassenen moet laagdrempelig zijn: op het niveau van kleine gemeenten betekent dit dat het aanbod lokaal wordt georganiseerd, bij een grote gemeente zoveel mogelijk in de wijk. Daarnaast kan het aanbod ook bij werkgevers of andere organisaties worden georganiseerd waar de doelgroep aanwezig is.

  • 6.

    Vrijwilligers spelen een belangrijke rol als het gaat om het bijbrengen van basis(taal)vaardigheid. We willen dat de educatiegelden zo worden ingezet dat het professionele aanbod en het vrijwillige aanbod elkaar versterken en tot meer rendement leiden.

  • 7.

    Innovatieve methoden (e-learning, blended learning) moeten bijdragen aan een groter bereik van de doelgroep en een groter rendement van educatie.

  • 8.

    Een aanbod dat nabij burgers wordt georganiseerd schept ook kansen om samenhang met andere beleidsdoelen en activiteiten vorm te geven, bijvoorbeeld bij Brede Scholen, bij werkgevers. We willen deze verbindingen sterker maken. Dit doet ook recht aan de verschillen tussen gemeenten.

  • 9.

    Een stabiele en flexibele publieke infrastructuur voor basiseducatie is noodzakelijk: stabiel voor continuïteit en flexibel om nieuwe aanbieders op te kunnen nemen en samen te werken met andere partijen.

  • 10.

    Organiserend vermogen is een noodzakelijke voorwaarde om op basis van voorgaande uitgangspunten effectief educatiebeleid te voeren.

3. Doel en doelgroepen

Doel van de inzet op volwasseneneducatie is om de basisvaardigheden van inwoners op een zodanig peil te brengen dat zij in staat zijn om, mede gebruik makend van alledaagse digitale technologie, te communiceren en deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Dit moet leiden tot zelfredzaamheid van de inwoners op sociaal, educatief en professioneel terrein en tot maatschappelijke inclusie.

De middelen voor volwasseneneducatie zetten wij conform de wet in voor cursusaanbod basisvaardigheden voor autochtone Nederlanders (NT1) en niet-inburgeringsplichtige allochtone Nederlanders van 18 jaar of ouder (NT2). In de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant zijn er naar schatting 11.000 inwoners met een gebrek aan basisvaardigheden. In 2016 zijn er ongeveer 1000 educatietrajecten uitgevoerd. Uit de cijfers van het STER college blijkt dat 90% van de trainingen gegeven worden aan de NT2 groep en dat het aantal NT1 deelnemers achterblijft. Het is al langer bekend dat een groot deel van de doelgroep maar beperkt bereikt wordt, zeker omdat, zoals uit de VNG cijfers2 blijkt, van het aantal Nederlanders met onvoldoende basisvaardigheden 65% autochtoon is. Het vergroten van deelname aan educatie van deze doelgroep blijft daarom ook speerpunt van beleid. Uitgaande van een aantal autochtone inwoners met onvoldoende basisvaardigheden van ruim 7.000 zou het aantal deelnemers jaarlijks minimaal met 100 toe moeten nemen om ook maar enig effect te sorteren. Het gaat hierbij nadrukkelijk om aantallen deelnemers en niet om het aantal uitgevoerde trajecten omdat soms deelnemers meerdere trajecten doorlopen.

Verschillen tussen de gemeenten

In Eindhoven lag de afgelopen jaren de focus op het bereiken van autochtone laaggeletterden en ouders van basisschoolkinderen. Verder op het opleiden van generalisten in de WIJ-teams zodat zij een gebrek aan basisvaardigheden kunnen signaleren en kunnen toeleiden naar aanbod. In de praktijk blijkt dat de generalisten een zo omvangrijke taak hebben dat het signaleren van een tekort aan basisvaardigheden geen prioriteit heeft. Het trainen van de generalisten alleen is dus niet genoeg. Er moet gezorgd worden voor een goede afstemming van beleid tussen de afdelingen van de gemeenten. Acties rond basisvaardigheden moeten beter op elkaar afgestemd worden.

In de regiogemeenten zijn in de afgelopen periode vooral de afdelingen Werk en Inkomen actief geweest in het doorgeleiden van bijstandsgerechtigden naar het educatie-aanbod. Ook hier zijn medewerkers van de gemeentelijke (generalisten)teams3 geschoold.

4. De visie op samenwerking in de regio en de coördinerende rol van de contactgemeente

Het REP 2018-2022 is gebaseerd op de samenwerkingsovereenkomst volwasseneneducatie Arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant, afgesloten voor de periode 2015-2017. Deze samenwerkingsovereenkomst regelt de samenwerking tussen de gemeenten en de coördinerende rol van de gemeente Eindhoven. De samenwerkingsovereenkomst wordt stilzwijgend verlengd tenzij uit een uit te voeren evaluatie blijkt dat aanpassing noodzakelijk is. Afgesproken is om, in aanvulling op deze formele vastlegging van verantwoordelijkheden, het educatieoverleg voort te zetten. De uitvoering van het REP wordt besproken in het educatieoverleg. Afgesproken is dat het educatieoverleg daarvoor een aantal malen per jaar bij elkaar komt, al dan niet in aanwezigheid van de lokale en/of regionale aanbieders van educatietrajecten.

5. De uitvoering

Welk type aanbod wordt gerealiseerd?

In de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant4 worden vooralsnog alleen informele trajecten uitgevoerd. Om misverstanden te voorkomen is het goed er op te wijzen dat informeel slechts betekent dat er geen diplomering volgt en dat dit niet betekent dat er niet met professionele krachten wordt gewerkt. Het ROC heeft besloten om nog geen aanvraag te doen om in het kader van educatie diplomagerichte trajecten te verzorgen omdat de inspectie van onderwijs nog niet in staat is geweest om hiervoor eenduidige kwaliteitseisen op te stellen.5 Dit laat onverlet dat het uitbreiden naar diploma-gerichte trajecten op termijn gewenst is. Overigens leert de praktijk dat de combinatie van professionele leerkrachten en ondersteunende vrijwilligers tot de beste resultaten leidt. Bovendien is het zo dat in de follow-up van een opleiding de inzet van vrijwilligers, bijvoorbeeld als taalmaatje of participatiecoach, tot positieve bestendiging van de bereikte resultaten leidt. Met het REP 2018-2022 zetten wij verder in op versterking van de rol van vrijwilligers. Het ROC vervult hierin een belangrijke rol.

Welk type organisatie gaat dit doen?

Rol van het ROC

Nieuw in het REP 2018-2022 is dat gebruik gemaakt gaat worden van meerdere aanbieders van trajecten. Wij kiezen ervoor om maximaal gebruik te maken van lokale aanbieders, zeker omdat dit de drempel voor NT1 deelnemers verlaagt. Om dat mogelijk te maken wordt de rol van het ROC aangepast: het ROC wordt hoofdaannemer voor volwassenonderwijs in de regio. De aanpak wordt door het STER college vastgelegd in een uitvoeringsplan met de belangrijkste partners in de regio6. Het STER college:

  • 1.

    voert op de eigen locatie trajecten uit.

  • 2.

    voert trajecten uit in de regiogemeenten en in wijken in Eindhoven.

  • 3.

    maakt afspraken met lokale organisaties over het uitvoeren van trajecten.

  • 4.

    ondersteunt lokale organisaties en werkgevers bij het organiseren van aanbod.

  • 5.

    bewaakt de kwaliteit van de uitvoering7;

  • 6.

    zorgt voor de financiële afwikkeling en verantwoording;

  • 7.

    draagt zorg voor de inzet van vrijwilligers bij de uitvoering van educatie, zowel centraal als lokaal;

  • 8.

    draagt zorg voor de training van vrijwilligers op vaardigheden nodig voor ondersteuning van educatietrajecten;

  • 9.

    vergroot de deelname van NT1 trajecten met minimaal 100 personen per jaar;

  • 10.

    maakt afspraken met UWV, Ergon en werkbedrijven in de regio over doorverwijzing van de doelgroep en het volgen van trajecten door de doelgroep;

  • 11.

    sluit scholingsarrangementen af met grotere werkgevers in de regio voor het scholen van personeel met een gebrek aan basisvaardigheden;

  • 12.

    regelt cofinanciering door werkgevers bij training van werkers vanuit de Europese Unie8;

  • 13.

    is actief met het (door)ontwikkelen en inzetten van vernieuwende (digitale) methodes;

  • 14.

    bevordert de wederkerigheid (aanwezigheidsplicht, deelname aan wijkactiviteiten enz);

  • 15.

    voert communicatie activiteiten uit om de doelgroep te bereiken.

In aanvulling op het uit (laten) voeren van educatietrajecten gaat het ook over onderstaande opdrachten:

  • 1.

    Het ondersteunen van samenwerkingspartners bij het inrichten van de plaatselijke infrastructuur op het speerpunt volwasseneneducatie;

  • 2.

    Het bevorderen van afstemming tussen VVE trajecten en andere vormen van ouderbetrokkenheid en volwasseneneducatie;

  • 3.

    Het instrueren en ondersteunen van vrijwilligers bij de uitvoering van hun taken;

  • 4.

    Het adviseren op het gebied van deskundigheidsbevordering van docenten.

Daarnaast wordt van de hoofdaannemer verwacht dat deze meebouwt aan de regionale infrastructuur. Dit houdt in dat er, in aanvulling op de rol van uitvoeringspartner, op strategisch niveau beleid wordt gemaakt met:

  • De lokale bibliotheken;

  • De Taalhuizen (als die niet onder de bibliotheken vallen);

  • De Stichting Lezen en Schrijven;

  • De gemeenten.

Nieuwe aanbieders

Lokale organisaties, zoals de verschillende Taalhuizen, worden mede in staat gesteld om educatietrajecten uit te voeren. Zij worden daarbij ondersteund door het STER college. Om in aanmerking te komen voor het uitvoeren van trajecten moeten zij voldoen aan de landelijk vastgestelde eisen. Bovendien moeten zij op dezelfde manier rapporteren als het ROC. Het ROC neemt de rapportage van de nieuwe aanbieders op in de afgesproken kwartaal rapportages.

6. De financiering van het aanbod

Met welke middelen wordt het beoogde aanbod gerealiseerd?

Het aanbod educatie wordt bekostigd uit de middelen die de gemeente Eindhoven als contactgemeente voor de arbeidsmarktregio ontvangt van het Rijk. De middelen maken onderdeel uit van de Eindhovense begroting. Eindhoven is daarmee verantwoordelijk voor de verantwoording richting Rijk. Dit laat onverlet dat de gemeenten uit de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant natuurlijk vanuit eigen beleid middelen vrij kunnen maken om de basisvaardigheden van de inwoners te vergroten.

Hoe worden de middelen tot besteding gebracht?

Voor het jaar 2018 wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voor één jaar het contract met het ROC te verlengen. Dit wordt gedaan omdat de tijd te kort is om voor 1 juli 2017 een Europese aanbesteding tot stand te brengen. In het laatste deel van het kalenderjaar 2017 wordt een evaluatiemoment ingebouwd. Dan wordt bekeken of de vernieuwde aanpak van het ROC (zie paragraaf 6) werkt. Op basis daarvan wordt beslist of er voor het traject 2019-2022 alsnog over wordt gegaan tot Europese aanbesteding of dat er over wordt gegaan tot subsidiering. De wet biedt beide mogelijkheden.

7. De borging van de kwaliteit

Alle trajecten moeten voldoen aan de landelijke criteria. Deze criteria hanteert het ROC ook om te besluiten of andere aanbieders geschikt zijn voor het uitvoeren van trajecten. De beoordeling wordt gebaseerd op het Raamwerk NT2 en de Standaarden en Eindtermen VE. In paragraaf 8, monitoring, wordt aangegeven wat in elk geval aangeleverd moet worden door uitvoerders van educatietrajecten. Kwaliteit wordt niet alleen bepaald door de leereffecten voor de deelnemers. Ook een verbetering in sociale inclusie is een kwaliteitsaspect (zie onderdeel Visie). Hier geldt dat op basis van de leerbaarheid een traject uitgezet moet worden waarin periodiek een volgende stap op de participatieladder wordt gezet. Voor enkelen is deelname aan een educatietraject al zo’n stap op de ladder als de leerbaarheid beperkt is. Kwaliteitsmeting is een onderwerp dat nog verder uitgewerkt moet worden. Dit wordt gedaan door een regionale werkgroep voor aanvang van het kalenderjaar 2018.

8. De monitoring

Het ROC monitort de eigen en uitbestede trajecten. De monitoring vanuit het STER college omvat in elk geval:

  • Een kwartaalrapportage9 per gemeente over trajecten, inzet vrijwilligers en financiën. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:

    • Aantal en aard lopende trajecten;

    • Aantal en aard afgesloten trajecten;

    • Aantal, aard en reden afgebroken trajecten;

    • Aantal deelnemers NT1 trajecten;

    • Groepsgrootte;

    • Doorverwijzende instantie (Taalhuis, Spilcentrum, Brede school, Wijkorganisatie);

    • Uitvoeringslocatie van trajecten;

    • Welk leerdoelen en participatiedoelen zijn bereikt;

    • Vervolgactie na afsluiting van het traject;

    • Aantal combitrajecten van beroepsleerkrachten en vrijwilligers;

    • Aantal en aard vrijwilligerstrainingen;

    • Aantal en aard afsprakenkaders met wijk/gemeente partners (onderwijs, bibliotheken, wijkorganisaties enz)

    • Uitputting ingekochte contacturen;

    • Uitbesteding trajecten bij lokale aanbieders

Deze monitoring is beperkt en het is nodig naar de toekomst toe om de monitoring uit te breiden10. De monitoring zou verder opgenomen kunnen worden in een instrument, een interface, dat regionaal gebruikt kan worden voor intake, doorverwijzing en resultaatmeting. Dit instrument moet aan een aantal eisen voldoen De interface zorgt voor:

  • 1.

    Overzicht van beschikbare toetsinstrumenten.

  • 2.

    Overzicht van de soorten opleiding of begeleiding die beschikbaar zijn.

  • 3.

    Online en realtime inzicht in het aanbod dat door verschillende organisaties wordt gedaan, inclusief plaatsingsmogelijkheid.

  • 4.

    Opleveren van sturingsinformatie.

9. De financiële verantwoording

De financiële verantwoording is ongewijzigd ten opzichte van het vorige Regionaal Educatieve Programma en berust bij de contactgemeente, de gemeente Eindhoven. De bovengenoemde afspraken met betrekking tot de monitoring zijn hierbij leidend en deze afspraken dient het ROC dan ook te maken met andere aanbieders van trajecten. De financiële verantwoording waarover afspraken zijn gemaakt bij de accountantscontrole van de WEB middelen over het jaar 2016 en 2017 worden doorgetrokken.

Ondertekening


Noot
1

Er is wat verwarring rond de terminologie. In het werkveld wordt het verschil tussen formeel en non-formeel, of informeel, onderwijs vaak opgevat als het verschil tussen onderwijs dat gegeven wordt door professionals (docenten) en onderwijs dat gegeven wordt door niet- professionals (vrijwilligers). In feite stelt de wet ve dat er geen sprake is van formeel en informeel onderwijs, maar slechts van aanbieders van formeel aanbod (aanbieders met diploma-erkenning) en aanbieders van non-formeel aanbod (aanbieders zonder diploma-erkenning). In deze zin is in de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant vooralsnog slechts sprake van informeel aanbod.

Noot
2

VNG oktober 2014 “De transitie van educatie naar het sociaal domein” blz, 54

Noot
3

Generalistenteams vormen de toegang tot zorg in gemeenten (in Eindhoven de WIJteams, in de Kempengemeenten CJG+,de Wmo-loketten en het Werkplein, in de Dommelvallei+ de CMDs, in de A2 de Sociale Teams)

Noot
4

De Arbeidsmarktregio Zuidoost-Brabant bestaat uit de volgende gemeenten: Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-de Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

Noot
5

Navraag leert dat er slechts een ROC in Nederland (Groningen) deze trajecten aanbiedt. Dit geeft te weinig houvast om de inspectiecriteria algemeen verbindend op te kunnen stellen.

Noot
6

Bibliotheken, Taalhuizen, UWV, gemeentelijke afdelingen, werkbedrijven, lokale (vrijwilligers)organisaties

Noot
7

In de regio wordt een instrument ontwikkeld dat als “keurmerk” voor instanties wordt ingevoerd ten einde de kwaliteit van de aangeboden trajecten te kunnen borgen. Het hebben van dit keurmerk wordt voorwaardelijk voor het deelnemen aan de beoogde infrastructuur.

Noot
8

Indien juridisch mogelijk wordt deze groep uitgesloten van educatietrajecten gefinancierd door WEB middelen.

Noot
9

Voor alle cursisten monitoring op basis van geslacht, leeftijd en startniveau

Noot
10

De gemeenten hebben een werkgroep monitoring ingericht voor een uitbreiding van de monitorfunctie.