Referendumverordening De Ronde Venen 2022

Geldend van 25-10-2022 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening De Ronde Venen 2022

De raad van de gemeente De Ronde Venen gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel nr. 00000/00 van 6 oktober 2022).

gelet op de artikelen 84, 149 en 154 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Referendumverordening De Ronde Venen 2022

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    kiesgerechtigd: stemrecht hebben in De Ronde Venen voor de verkiezing van de leden van de raad;

  • -

    referendum: volksraadpleging waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een ontwerp raadsbesluit.

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

  • 1. Er kan een referendum worden gehouden zowel op initiatief van kiesgerechtigden als op initiatief van de raad.

  • 2. Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit, met uitzondering van besluiten:

    • a.

      over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen en schenkingen;

    • b.

      over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier, de medewerkers van de griffie en de ambtelijke organisatie;

    • d.

      over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    • e.

      in het kader van deze verordening;

    • f.

      over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening en van de begroting en rekening van samenwerkingsverbanden waaraan de gemeente deelneemt;

    • g.

      over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • h.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • i.

      die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • j.

      met een spoedeisend karakter;

    • k.

      inzake bezwaar- of beroepsprocedures of rechtsgedingen;

    • l.

      tot het aangaan, opheffen of wijzigen van gemeenschappelijke regelingen;

    • m.

      die organisatorische aangelegenheden van de raad betreffen;

    • n.

      waarbij het belang van het referendum naar het oordeel van de raad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving of waarvan de raad van mening is dat andere dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

  • 1. Wanneer op basis van artikel 6 lid 8 van deze verordening besloten is tot het houden van een referendum op initiatief van kiesgerechtigden, stelt de raad een commissie van onafhankelijke deskundigen in, genaamd de referendumcommissie.

  • 2. De referendumcommissie bestaat uit drie leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 3. De referendumcommissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 4. De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de gemeente.

  • 5. De leden worden benoemd voor de duur van de in artikel 4 beschreven taken.

Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie

  • 1. De referendumcommissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over:

      • 1°.

        de vraagstelling van een referendum inclusief de antwoordmogelijkheden en stemprocedure, en

      • 2°.

        de datum van het te houden referendum;

    • b.

      toezicht te houden op:

      • 1°.

        de uitvoering van deze verordening, en

      • 2°.

        het objectieve of neutrale karakter van de door de gemeente te verstrekken voorlichting over het referendum;

    • c.

      klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder b;

    • d.

      binnen drie maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden een evaluatie uit te brengen over het referendumproces.

  • 2. De referendumcommissie kan op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 3. De referendumcommissie vergadert in beslotenheid.

  • 4. De adviezen van de referendumcommissie zijn openbaar.

Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

  • 1. Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 250 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2. Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, uiterlijk 3 dagen voor de raadsvergadering waarin het ontwerp raadsbesluit wordt besproken.

  • 3. Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum. De ondersteuningsverklaring kan schriftelijk of digitaal worden ingediend.

  • 4. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. Dit ligt ter ondertekening op het gemeentehuis. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De raad beslist of het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 7. Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

  • 1. Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 2500 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 2. Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen zes weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3. Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. Dit ligt ter ondertekening op het gemeentehuis. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5. De voorzitter van de raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De voorzitter van de raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7. De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek; een kiesgerechtigde dient desgewenst opnieuw voor het definitief verzoek te tekenen.

  • 8. In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum.

Artikel 7. Initiatief van de raad

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2. Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelt de raad het ontwerp raadsbesluit waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.

Artikel 8. Datum stemming

  • 1. De raad bepaalt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de dag waarop de stemming over het referendum plaatsvindt.

  • 2. De stemming vindt plaats uiterlijk zes maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 9. Vraagstelling referendum

  • 1. De raad stelt de vraagstelling vast tegelijk met het besluit om een referendum te houden of, ingeval van een referendum op verzoek van kiesgerechtigden, zo spoedig mogelijk na het advies van de referendumcommissie hierover.

  • 2. Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn. Deze vraag kan geen betrekking hebben op afzonderlijke onderdelen van het ontwerp raadsbesluit.

  • 3. Bij een referendum op initiatief van de raad wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn of kan de vraag bestaan uit verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen (meerkeuzereferendum), met de mogelijkheid om één voorkeursvariant aan te geven of om een voorkeursrangorde tussen de antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen aan te geven.

  • 4. Bij een referendum met verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen stelt de raad de stemprocedure vast.

Artikel 10. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 11. Uitslag

  • 1. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2. Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3. In geval van een meerkeuze referendum op initiatief van de raad wordt de stemverdeling over de keuzemogelijkheden als referendumuitspraak vastgesteld en bekendgemaakt op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 4. De raad doet op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 12. Strafbepaling

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c.

    Stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    Als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    Bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    Stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van haar bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening De Ronde Venen 2022

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 oktober 2022.

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting

Algemeen

Verschillende vormen van referenda

Een referendum kan in diverse vormen worden gehouden. Allereerst is het mogelijk dat de raad besluit tot het houden van een referendum, het raadplegend referendum. De tegenhanger hiervan is dat inwoners het initiatief nemen tot het houden van een referendum, het raadgevend referendum. Daarnaast kan in beide varianten worden gekozen voor een correctief of een niet correctief referendum.

Een correctief referendum gaat over een genomen besluit (waarvan de uitvoering is opgeschort), een niet-correctief referendum gaat over het voornemen een besluit te nemen. Andere vormen van referenda zijn mogelijk (bijvoorbeeld een prereferendum), maar dit zijn de meest gebruikelijke en in Nederland voorkomende vormen. Deze verordening omvat de mogelijkheden voor een raadplegend en raadgevend niet-correctief referendum.

Theoretisch bestaat er nog een andere referendumvorm, het bindend referendum. Bij een bindend referendum is de raad verplicht de uitslag van het referendum op te volgen. Deze referendumvorm is in Nederland juridisch niet toegestaan omdat de Grondwet dit niet toelaat.

Juridisch kader

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit artikel 149 van de Gemeentewet. Deze bepaling geeft de raad een autonome verordenende bevoegdheid om een referendum te organiseren over een te nemen of genomen besluit. Binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen, staat het gemeenten vrij om hieraan een invulling te geven. Deze randvoorwaarden zijn:

  • Per geval beslist de raad of een referendum wordt gehouden;

  • Ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • De raad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum nadat het referendum is gehouden (een referendum kan dus nooit bindend zijn).

Model referendumverordening VNG

De referendumverordening van De Ronde Venen is voor een groot deel gebaseerd op het model van de VNG. De model referendumverordening van de VNG geeft gemeenten een mogelijkheid tot het vaststellen van een referendum op initiatief van de bevolking of op initiatief van de raad zelf. De raad vraagt inwoners om advies voordat een besluit is genomen. Een referendum is niet de enige mogelijkheid om een advies aan inwoners te vragen. Andere mogelijkheden zijn onder meer de officiële inspraak (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure), interactief beleid, inspraakavonden, enquêtes, internetpanels en buurtbezoeken.

Een Referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.

In de Referendumverordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU-onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).

De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat er om wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op de dag waarop het formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor het inleidend verzoek wordt verstrekt, dan wel de dag waarop de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (zie de artikelen 5 en 6), dan wel op de dag waarop het referendum wordt gehouden.

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van inwoners aan de raad over een voorgenomen besluit.

Artikel 2. Referendum, initiatief, onderwerpen

Eerste lid

De raad beslist of er een referendum kan worden gehouden.

Onderwerp van een referendum is een ontwerp raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen.

Tweede lid

Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen; bij de onderdelen f en g gaat het om het budgetrecht van de raad.

Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie

In het geval dat er een referendum wordt gehouden op initiatief van inwoners is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp dat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Inwoners zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een "pettenprobleem" komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum. Dit mogelijke probleem speelt niet of minder bij onderwerpen waarover de raad zelf een adviesvraag aan de bevolking stelt.

Er is gekozen voor een ad-hoc commissie per referendumverzoek. Hoewel het niet de bedoeling is om een hoge drempel op te werpen voor het indienen van een referendumverzoek zijn er naar verwachting te weinig activiteiten om een permanente commissie in te stellen.

Artikel 4. Taken en vergaderingen referendumcommissie

De referendumcommissie heeft adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.

Eerste lid

Onder a staat de advisering aan de raad. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder b is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder c). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb); dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf. De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder d).

Artikel 5. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toets moment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Met het definitief verzoek moet voldoende draagvlak worden aangetoond; dit aantal is dus hoger. In de verschillende referendumverordeningen in het land zien we dat deze drempels uiteenlopen van 0,4 tot 1,2 procent van het aantal kiesgerechtigden voor het inleidend verzoek en 2 tot 8 procent voor het definitief verzoek. Daarbij kiezen kleinere en middelgrote gemeenten voor iets hogere aantallen. In deze verordening volgen we deze lijn (ca. 0,7 en 7%).

Derde en vierde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening schriftelijk worden ingediend en via de digitale weg. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt.

Vijfde lid

Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat de voorzitter van de raad het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Om verwarring over deze peildatum te voorkomen is het goed om deze uitgiftedatum ook op het ondersteuningsformulier te zetten.

Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren door de voorzitter van de raad. Deze heeft immers toegang tot de basisregistratie persoonsgegevens.

Zesde lid

De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, tweede lid, vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Zevende lid

Als de raad het ontwerp raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

Vierde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het definitief verzoek op grond van deze verordening schriftelijk worden ingediend en via de digitale weg. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. Omdat het hier gaat om het feitelijk aantonen van draagvlak voor het referendum, is hierbij legitimatie vereist door het tonen van een identiteitsbewijs of via Digid.

Zevende lid

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.

Artikel 7. Initiatief van de raad

De raad kan zelf het initiatief nemen om een (raadplegend) referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer raadsleden of fracties afkomstig zijn. Elk raadslid heeft op grond van artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief om een (uitgewerkt) voorstel voor bijvoorbeeld een referendum te doen. Ook kan elk raadslid een motie daartoe indienen. Een initiatiefvoorstel of motie kan bijvoorbeeld een voorstel voor een referendum inhouden over een onderwerp waarbij aan kiesgerechtigden alternatieven wordt voorgelegd en waarbij het college wordt verzocht een en ander in een nota uit te werken. Over een initiatiefvoorstel moet op grond van artikel 147a, vierde lid, van de Gemeentewet het college de gelegenheid krijgen wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Initiatiefvoorstellen en moties worden behandeld conform het Reglement van Orde van de raad. Het initiatiefvoorstel of de motie kan resulteren in een besluit van de raad tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 8. Datum stemming

Het vaststellen van de datum van het referendum vindt plaats tegelijk (of kort na) het definitieve besluit om een referendum te houden. In geval van een referendum op initiatief van kiesgerechtigden brengt de referendumcommissie hierover advies uit (artikel 4, eerste lid, onder a, sub 2°). De termijn waarbinnen het referendum moet worden gerealiseerd is bewust ruim genomen. Dit biedt flexibiliteit om aan te sluiten bij andere verkiezingsmomenten en vakanties en drukke agendaperioden te vermijden.

Artikel 9. Vraagstelling referendum

Eerste lid

In geval van een referendum op initiatief van kiesgerechtigden stelt de raad de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumcommissie; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.

Tweede lid

Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hierdoor de vraagstelling zijn bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit. Soms wordt in een raadsvoorstel een keuzemogelijkheid aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zal aan de kiesgerechtigden deze keuze mogelijkheden worden voorgelegd.

Derde lid

Bij een referendum op initiatief van de raad kan de vraagstelling een andere vorm krijgen. De raad kan aan de kiesgerechtigde inwoners de (eenvoudige) vraag voorleggen of zij vóór dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit zijn of verschillende antwoordcategorieën of oplossingsrichtingen. Wanneer meer dan twee antwoordmogelijkheden worden opgenomen, bepaalt de raad op voorhand op welke wijze hierover kan worden gestemd.

Artikel 10. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college;

  • hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau (bij een lokaal referendum is er geen taak voor een hoofdstembureau; paragraaf 3 van hoofdstuk E is hier daarom niet vermeld);

  • hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

  • hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

  • hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;

  • hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;

  • hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 13.

Artikel 11. Uitslag

In artikel 11 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 10. Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. Dat laatste is op het moment van verschijnen van deze modelverordening nog niet gebeurd.

In het tweede lid van artikel 11 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

Artikel 12. Strafbepaling

Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.150,- in 2019). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.