Nadere regels jeugdhulp gemeente Boekel 2022

Geldend van 19-10-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Boekel 2022

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      PGB-hulpverlener: personen die formele of informele hulp verlenen zoals toegelicht in artikel 11 van de Verordening jeugdhulp 2022;

    • b.

      Ouder(s): gezagdragende ouder(s), adoptieouder(s), stiefouder(s) of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • c.

      Regionaal Expert Team (RET) Brabant Noordoost: team dat ingezet wordt om complexe hulp te regelen voor jeugdigen en ouders die dat het meest nodig hebben en waarvoor geen regulier oplossing is.

    • d.

      Verordening: de Verordening jeugdhulp gemeente Boekel 2022;

    • e.

      Wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming of de Verordening jeugdhulp gemeente Boekel 2022.

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

Artikel 2. Beschikbare algemene voorzieningen

Algemene jeugdhulpvoorzieningen zijn rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouders. Met de inzet van een algemene voorziening kan in sommige gevallen worden voorkomen dat een individuele jeugdhulpvoorziening nodig is.

De volgende voorzieningen behoren tot de algemene voorzieningen bedoeld in artikel 3, eerste lid van de verordening:

  • a.

    het bieden van informatie, advies en consultatie aan jeugdigen en hun ouders over o.a:

    • i.

      opgroei- en opvoedingsproblemen;

    • ii.

      psychische problemen en stoornissen;

    • iii.

      opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd;

    • iv.

      taal- en leerproblemen;

    • v.

      kindermishandeling en huiselijk geweld;

    • vi.

      lichamelijke of verstandelijke beperkingen;

    • vii.

      cliëntondersteuning

  • b.

    het bieden van ondersteuning bij het versterken van de eigen kracht van het kind of de jongere, zijn of haar ouders/opvoeders en de andere leden van het gezin;

  • c.

    het bieden van ondersteuning bij het versterken van het sociale netwerk, waaronder familieleden, buren, vrienden, vrijwilligers en mantelzorgers en het toeleiden naar collectieve activiteiten in de nabije omgeving, waaronder sport, cultuur en vrije tijd;

  • d.

    het bieden van ondersteuning bij het opzetten van een familiegroepsplan;

  • e.

    kortdurende individuele, niet specialistische begeleiding gericht op de dagelijkse levensverrichtingen, opgroei- en opvoedondersteuning;

  • f.

    begeleiding naar lichte hulp en consultatie bij de (jeugd)gezondheidszorg en het onderwijs;

  • g.

    het voeren van de regie rondom de uitvoering van het plan van aanpak.

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Artikel 3. Beschikbare individuele voorzieningen

In tegenstelling tot de algemene voorzieningen, zijn individuele voorzieningen niet vrij toegankelijk. Een individuele voorziening kan alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder, toegekend worden middels een beschikking. Maatwerk is hierbij belangrijk.

  • 1.

    De volgende voorzieningen zijn individuele voorzieningen bedoeld in artikel 4, eerste lid van de verordening:

    • a.

      consultatie en advies;

    • b.

      respijtzorg;

    • c.

      begeleiding (basis en specialistisch);

    • d.

      daghulp (basis, specialistisch en intensief);

    • e.

      orthopedagogische behandeling (basis en specialistisch);

    • f.

      GGZ (basis en specialistisch);

    • g.

      dyslexiezorg

    • h.

      medicatie consultatie;

    • i.

      vaktherapie;

    • j.

      specialistische intensieve netwerkondersteuning;

    • k.

      pleegzorg;

    • l.

      gezinsvervangende/gezinsgerichte zorg;

    • m.

      verblijf (basis, specialistisch en intensief);

    • n.

      gezinsopname;

    • o.

      crisishulp.

  • 2.

    Een beschrijving van alle individuele voorzieningen met daarbij de vereiste kwalificaties van de jeugdhulp(verleners), is opgenomen in het meest actuele Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant (www.rioz.nl).

  • 3.

    Voor vaktherapie geldt dat deze alleen kan worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een regiebehandelaar (Bijlage 1).

  • 4.

    Voor situaties waarin complexe hulp geregeld moet worden en geen reguliere oplossing mogelijk is, wordt advies gevraagd aan het Regionaal Expert Team (RET) Brabant Noordoost.

  • 5.

    Vervoer bij daghulp; vanuit het oogpunt van demedicaliseren/normaliseren en benutten van eigen kracht, is het vervoer van een jeugdige naar een dagvoorziening in de basis de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers/netwerk als onderdeel van gebruikelijke hulp. Indien uit onderzoek blijkt dat ouders/verzorgers/netwerk niet in staat zijn zelf het vervoer te organiseren, kan men in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening op grond van de Jeugdwet. Hiervoor wordt de Regionale richtlijn vervoer gehanteerd. Het kan bijvoorbeeld gaan om: aangepast vervoer, een kilometervergoeding aan ouders, een OV-vergoeding of een OV-vergoeding met begeleiding. Daar waar vervoer onderdeel uitmaakt van de jeugdhulpvoorziening, is dit opgenomen in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant (www.rioz.nl).

Artikel 4. Vervoersvoorziening in het kader van de Jeugdwet

  • 1. Uitgangspunt is dat ouder(s) zelf verantwoordelijk zijn voor vervoer van de jeugdige van en naar de jeugdhulpaanbieder. Hierbij wordt twee keer rijden (heen en terug) per dag als gebruikelijke hulp beschouwd.

  • 2. Het college moet in elke individuele situatie een afweging maken of er specifieke omstandigheden zijn waardoor de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouder(s) onvoldoende zijn om de eigen verantwoordelijkheid voor vervoer op zich te nemen.

  • 3. Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 1.1 en artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 5. Vervoer kan in geval van boven-gebruikelijke hulp ingezet worden in natura bijvoorbeeld in de vorm van taxivervoer. Ook is vergoeding van openbaar vervoer of een vergoeding van eigen vervoer mogelijk.

    • a.

      Indien noodzaak tot het treffen van een vervoersvoorziening is vastgesteld en de jeugdige kan gebruik maken van het openbaar vervoer dan gaat dat voor op de inzet van taxivervoer of vergoeding eigen vervoer;

    • b.

      Een vergoeding eigen vervoer kan alleen plaatsvinden voor het gedeelte van het vervoer dat beschouwd wordt als boven-gebruikelijk. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer.

  • 6. Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van deze voorziening en dat bij gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden.

  • 7. De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt, indien:

    • a.

      sprake is van een vervoersprobleem; en

    • b.

      aantoonbaar is gebleken dat op eigen kracht of met hulp van ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor het vervoersprobleem kan worden gevonden; en

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; en

    • d.

      vervoer geen onderdeel uitmaakt van het tarief jeugdhulp, zoals vastgelegd in het productenboek Jeugdhulp en contractafspraak met betreffende aanbieder; en

    • e.

      sprake is van een medische noodzaak, omdat de jeugdige indien gebruik gemaakt wordt van het openbaar vervoer of eigen vervoer, een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie; of

    • f.

      sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid, omdat:

      • i.

        de leeftijd van de jeugdige het niet toe laat zelfstandig te reizen met openbaar vervoer, nadat is aangetoond dat ouders of andere personen in de naaste omgeving niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor begeleiding; of

      • ii.

        sprake is van ernstige gedragsproblemen welke reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; of

      • iii.

        andere redenen van niet-medische aard, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; en

    • g.

      door een deskundige de medische beperkingen of beperkende omstandigheden bij de jeugdige die individueel vervoer vereisen, zijn vastgesteld; en

    • h.

      de jeugdige of zijn ouder(s) medewerking hebben verleend aan het college om aantoonbaar te maken dat er sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid.

    • i.

      en sprake is van onvoldoende eigen kracht vanwege de financiële situatie.

Artikel 5. Aanvullende criteria PGB

  • 1. Een PGB wordt verstrekt onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De jeugdhulp die met PGB wordt gefinancierd leidt in het geval van de aanvrager tot betere en effectievere ondersteuning en is aantoonbaar doelmatiger dan Zorg in Natura;

    • b.

      Het beheer van het PGB mag niet worden neergelegd bij de PGB- jeugdhulpaanbieder;

    • c.

      De aanvrager van het PGB mag als vertegenwoordiger het PGB niet aan zichzelf uitkeren als de PGB-jeugdhulpaanbieder;

    • d.

      De aanvrager van het PGB en de PGB-jeugdhulpaanbieder sluiten een zorgovereenkomst met daarin de afspraken over werktijden, de vergoeding en de wijze van declareren;

    • e.

      De PGB-jeugdhulpaanbieder zorgt voor verslaglegging van de resultaten en is bereid deze op verzoek van het college te tonen;

    • f.

      De PGB- jeugdhulpaanbieder biedt ondersteuning die voldoet aan de eisen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en aan de criteria van de verantwoorde werktoedeling;

    • g.

      De PGB-jeugdhulpaanbieder kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning gewenst is.

  • 2. PGB voorwaarden formele hulp:

    • a.

      De jeugdhulp die met een PGB wordt gefinancierd is te vinden in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

    • b.

      De PGB-hulpverlener moet geregistreerd staan in het Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) of in het register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG);

    • c.

      De PGB-hulpverlener verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. De PGB-hulpverlener organiseert zich op zodanige wijze, voorziet zich kwalitatief en kwantitatief zodanig van personeel en materieel en dragen zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde hulp. De PGB-hulpverlener neemt bij zijn werkzaamheden de rol van een goede hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard (artikel 4.1.1. jeugdwet);

    • d.

      De PGB-hulpverlener voldoet aan de voor hem van toepassing zijnde minimumeisen zoals vastgelegd in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant (www.rioz.nl);

    • e.

      De kwaliteit van de voorziening moet voldoende zijn om de gestelde doelen te kunnen realiseren. De geleverde voorziening wordt afgestemd met de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp/zorg in het gezin;

    • f.

      De PGB-hulpverlener heeft een kwaliteitssysteem, ISO of HKZ of in het geval van zelfstandige zonder personeel (zzp) wordt er gewerkt aan kwaliteitsverbetering (zoals bijscholing);

    • g.

      De PGB-hulpverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor natuurlijke personen die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip, waarop de PGB-hulpverlener voor de instelling ging werken of als zelfstandige zonder personeel. En is bereid deze op verzoek van het college te tonen;

    • h.

      De PGB-hulpverlener is aangemeld bij het Inspectieloket Sociaal Domein;

    • i.

      De PGB-hulpverlener is bekend met en maakt indien nodig gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden;

    • j.

      De PGB-hulpverlener doet melding van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering ervan plaatsvindt;

    • k.

      De PGB-hulpverlener houdt een klachtensysteem bij en neemt, indien nodig, aantoonbaar passende maatregelen;

    • l.

      De PGB-hulpverlener handelt volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);

    • m.

      Onderaannemerschap is niet toegestaan.

  • 3. PGB voorwaarden informele hulp:

    • a.

      Er is sprake van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag, en in alle redelijkheid en billijkheid kan niet verwacht worden dat dit binnen de eigen mogelijkheden wordt opgelost;

    • b.

      De kwaliteit van de hulp die de PGB-jeugdhulpaanbieder biedt, is passend en toereikend gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de jeugdige;

    • c.

      De hulp leidt tot betere en effectievere ondersteuning, en is aantoonbaar doelmatiger dan formele hulp;

    • d.

      Bij de PGB-jeugdhulpaanbieder is geen sprake van dreigende overbelasting;

    • e.

      Als het college dit nodig acht in het kader van de veiligheid van de hulpverlening, kan het college bepalen dat de PGB-jeugdhulpaanbieder beschikt over een VOG die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop deze PGB- jeugdhulpaanbieder is gestart met het bieden van de hulpverlening.

  • 4. Het college weigert een PGB in de volgende situaties:

    • a.

      de aanvrager heeft geen volledig ingevuld PGB-plan overlegd volgens het door de gemeente vastgestelde model;

    • b.

      de aanvrager weigert het PGB-plan desgevraagd met de gemeente te bespreken of verschijnt zonder geldige reden niet op de afspraak om het PGB-plan te bespreken;

    • c.

      de aanvrager, of, indien de aanvrager jonger is dan 18 jaar, en één van diens ouders of voogden, heeft surseance van betaling aangevraagd of is failliet verklaard;

    • d.

      voor de aanvrager of, indien de aanvrager jonger is dan 18 jaar, voor één van diens ouders of voogden, is de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard, of is een verzoek daartoe bij de rechtbank ingediend;

    • e.

      de aanvrager heeft zich niet gehouden aan bij de verstrekking van een eerder PGB opgelegde verplichtingen;

    • f.

      naar het oordeel van de gemeente is onvoldoende aannemelijk dat met het PGB zal worden voorzien in toereikende ondersteuning van goede kwaliteit;

    • g.

      het ernstige vermoeden bestaat de aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een PGB;

    • h.

      de aanvrager laat het beheren van een PGB over aan de aanbieder die de ondersteuning levert of een persoon die werkzaam is bij of voor deze aanbieder.

  • 5. Voor het inzetten van een PGB in het buitenland dient te worden voldaan aan de eisen die opgenomen zijn in het afsprakenkader buitenlands zorgaanbod Jeugd van de VNG.

Artikel 6. Hoogte PGB

  • 1. Een PGB als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid van de verordening wordt berekend op basis van de zorg in natura tarieven als opgenomen in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant (www.rioz.nl).

  • 2. Een PGB als bedoeld in artikel 12, derde lid van de verordening is gelijk aan het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag.

Artikel 7. Gebruikelijke zorg en hulp

  • 1. Bij het definiëren van gebruikelijke zorg en hulp als genoemd in artikel 9 lid 1 sub a. en onder i van de verordening hanteert de gemeente Boekel de Richtlijn gebruikelijke zorg 2022 van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze richtlijn is in Bijlage 2 opgenomen en maakt deel uit van deze nadere regels.

  • 2. Het college maakt in elke individuele situatie een afweging of daadwerkelijk sprake is van gebruikelijke hulp waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden en eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders.

Hoofdstuk 4. Medezeggenschap

Artikel 8. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college heeft afspraken gemaakt over het betrekken van ingezetenen bij het beleid zoals bedoeld in artikel 18 van de verordening. Afhankelijk van de onderwerpen betrekt het college, naast de Adviesraad Sociaal Domein (ASD), andere ingezetenen of belangenbehartigers van jeugdigen en hun ouders, die kennis van het onderwerp hebben. Ingezetenen of belangenbehartigers van jeugdigen en hun ouders kunnen gevraagd worden of zich melden om mee te denken over te vormen beleidskaders.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden in werking na vaststelling van de Verordening Jeugdhulp gemeente Boekel 2022 door de gemeenteraad.

  • 2. Bij inwerktreding van deze nadere regels jeugdhulp worden de huidige Beleidsregels en Nadere regels Jeugdhulp Boekel 2016 ingetrokken.

  • 3. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Boekel 2022.

Bijlage 1. Vaktherapie

Inhoud

Vaktherapie is een behandelvorm voor mensen met een psychische aandoening, licht verstandelijke beperking en/of psychosociale problematiek, waarbij methodisch gebruik gemaakt wordt van een ervaringsgerichte werkwijze. Met vaktherapie kunnen zeer uiteenlopende klachten en problemen worden behandeld. Per vaktherapie is er een grote keuze uit de verschillende werkvormen van dans, drama, beeldend, muziek en beweging.

Vaktherapie wordt uitgevoerd door een vaktherapeut en is vaak onderdeel van diverse behandelprogramma’s en zorgstandaarden.

Uitgangspunten

  • 1.

    Er zijn zorgverzekeraars die vaktherapie (gedeeltelijk) vergoeden. Dit is voorliggend op de Jeugdwet en dient onderzocht te worden alvorens vaktherapie vanuit de Jeugdwet te vergoeden.

  • 2.

    Vaktherapie kan alleen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een regiebehandelaar. Onder regiebehandelaar wordt verstaan:

    • psychiater;

    • klinisch psycholoog;

    • klinisch neuropsycholoog;

    • psychotherapeut;

    • verslavingsarts in profielregister KNMG;

    • verpleegkundig specialist GGZ;

    • GZ-psycholoog;

    • Kinder- en jeugdpsycholoog NIP (alleen in de GBGGZ);

    • Orthopedagoog-generalist NVO (alleen in de GBGGZ).

  • De regiebehandelaar is een zorgverlener die bij de patiënt de diagnose stelt en door wie of onder wiens verantwoordelijkheid de behandeling plaatsvindt. Dit houdt in dat de regiebehandelaar verantwoordelijk is voor alle acties die in het kader van de behandeling van een patiënt gedurende een traject plaatsvinden.

  • 3.

    De regiebehandelaar heeft een afgeronde GGZ-specifieke opleiding en is, met uitzondering van de orthopedagoog-generalist en kinder- en jeugdpsycholoog, BIG- geregistreerd. De orthopedagoog-generalist is ingeschreven in het SKJ- en Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO)-register. De kinder- en jeugdpsycholoog is ingeschreven in het register van SKJ en Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)- register. Er wordt van beroepsgroepen kinder- en jeugdpsycholoog NIP en orthopedagoog-generalist NVO verwacht dat zij zich registreren in het BIG-register zodra de mogelijkheid hiertoe ontstaat.

  • 4.

    De regiebehandelaar is in ieder geval aanwezig bij de diagnostiek, het maken van de behandelovereenkomst en de evaluatiegesprekken met de cliënt.

  • 5.

    Voor vaktherapie geldt een maximum van 20 uur op jaarbasis. Dit is inclusief eventuele ouder-kindsessies.

Bijlage 2. Gebruikelijke zorg en hulp

Uitgangspunten gebruikelijke zorg1

Een veilige woonomgeving = gebruikelijke zorg

Het door ouders bieden van een veilige thuis omgeving is gebruikelijke zorg. Dit betekent dat:

  • De lichamelijke en sociale veiligheid van het kind is gewaarborgd, en

  • Er een bij de leeftijd van het kind passend opvoedkundig klimaat is, en

  • Dat verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid wordt geboden.

Als een kind niet bij (een van) de ouder(s) kan wonen, vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilige woonomgeving te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.

Permanent toezicht = geen gebruikelijke zorg

Permanent toezicht in de zin van actieve observatie valt niet onder gebruikelijke zorg. Permanent toezicht is onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen.

24 uur per dag zorg in de nabijheid = gebruikelijke zorg afhankelijk van leeftijd en zorgbehoefte

Kinderen die een blijvende behoefte hebben aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, kunnen nog zijn aangewezen op (gebruikelijke) zorg van ouders, zo nodig ondersteund door zorg vanuit de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet.

Vanaf ongeveer 8 jaar spreken we (bij kinderen die voldoen aan de toegangscriteria van de Wlz) niet meer van gebruikelijke zorg.

Kinderen tot ongeveer 8 jaar hebben nog zorg in de nabijheid nodig. Daarbij worden de volgende richtlijnen aangehouden:

  • Kinderen van 5 tot ongeveer 8 jaar hebben overdag nog voortdurend begeleiding en aansturing nodig, maar zijn in toenemende mate zelfstandig in de zelfzorg en motoriek. Overdag hebben zij veelal op geplande momenten hulp of enige overname van zelfzorg nodig.

    Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als er:

    • 1.

      Intensief toezicht (maar geen actieve observatie) nodig is in verband met blijvende ernstige ontwikkelingsachterstand2 in combinatie met (geobjectiveerde) ernstige gedragsproblemen, of

    • 2.

      Een blijvende noodzaak is voor (volledige) overname van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL3) in combinatie met blijvende beperkingen in de sociale redzaamheid en cognitief functioneren, of

    • 3.

      Sprake is van een blijvend laag cognitief ontwikkelingsperspectief4, in combinatie met beperkingen op meerdere terreinen, zoals bewegen en verplaatsen, ADL, gedrag.

  • Kinderen van 3 tot ongeveer 5 jaar hebben overdag voortdurend begeleiding, toezicht en overname van zelfzorg nodig. ’s Nachts hebben zij soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

  • Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen (zoals epilepsie, reflux, slikproblemen, luchtweginfecties etc.).

  • Kinderen van 0 tot ongeveer 3 jaar hebben voortdurend begeleiding, toezicht en volledige overname van zelfzorg nodig.


Noot
1

Bron: Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2022

Noot
2

Tenminste een matige verstandelijke beperking.

Noot
3

ADL: eten, drinken, zich wassen, aan- en uitkleden, naar het toilet gaan, tandenpoetsen, haren kammen, nagels knippen etc.

Noot
4

Tenminste een matige verstandelijke beperking.