Beleidsregel schuilgelegenheden in het buitengebied gemeente Vaals

Geldend van 11-05-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel schuilgelegenheden in het buitengebied gemeente Vaals

HOOFSTUK 1: INLEIDING

1.1. Aanleiding

In het buitengebied van Vaals zijn diverse (volwaardige) agrarische bedrijven gelegen. Daarnaast houden een aantal inwoners die woonachtig zijn in het buitengebied, dieren in een meer hobbymatige sfeer. Deze dieren hebben bij felle zon, harde wind en regen beschutting nodig, waardoor een behoefte bestaat om hiervoor schuilgelegenheden te kunnen oprichten. De bouw van allerlei willekeurige bouwwerken in het buitengebied is echter ongewenst.

Gelet op de behoefte van het hobbymatig houden van dieren in het buitengebied wil de gemeente hier, in het kader van het ruimtelijk beleid, op inspelen doormiddel van het scheppen van voorwaarden. Uitgangspunt van het beleid vormt dat daar waar mogelijk, de realisatie van schuilgelegenheden in het buitengebied wordt toegestaan. Het beleid ziet daarbij toe op een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, die wordt behaald door middel van het landschappelijk inpassen van de (reeds aanwezige legaliseerbare) en nog te realiseren schuilgelegenheden, doormiddel van kaderstellende voorwaarden zoals onder meer het gebiedsgericht inpassen ter bescherming van het gebiedseigen karakter en het hanteren van oppervlaktematen. Bedoelde voorwaarden dienen daarmee een verdere verstening en verdichting van het buitengebied en daarmee gepaard gaande verrommeling van het landschap te voorkomen.

1.2 Beleid

Gelet op het bovenstaande is het beleid dusdanig opgesteld, dat zowel de ruimtelijke belangen van het buitengebied als de belangen van de dierhouder en zijn dieren maximaal worden gewaarborgd.

Bij de totstandkoming van het beleid zijn onderstaande uitgangspunten in acht genomen:

  • Het is mogelijk dieren te houden in het buitengebied, enerzijds om de behoefte hiernaar te faciliteren, anderzijds omdat dieren in de wei bijdragen aan het karakter van het buitengebied en op een natuurlijke wijze de weilanden onderhouden.

  • In het kader van dierenwelzijn moet het mogelijk zijn deze dieren adequate huisvesting te bieden. Om specifieke gebiedskenmerken te beschermen, wordt het plaatsen van schuilgelegenheden niet op alle gronden direct toegestaan. De bestemming, ligging en specifieke waarde van het gebied dient daarbij in overweging te worden genomen.

  • De ruimtelijke kwaliteit dient te worden gewaarborgd, zodat eisen worden gesteld aan omvang, materialisering en plaatsing van schuilgelegenheden.

Het planologische toetsingskader in het buitengebied wordt gevormd door het bestemmingsplan “Buitengebied”. Binnen het kader van dit bestemmingsplan heeft deze beleidsnotitie betrekking op schuilgelegenheden op gronden met de bestemmingen “agrarisch met waarden: landschap” en “agrarisch met waarden: natuur en landschap”. Voor deze gebieden gelden een gebiedsgerichte benadering met als doel de bescherming van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden. Binnen deze gebieden komen in beginsel de gronden die niet gelegen zijn binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en feitelijk uit grasland bestaan, ondanks dat de bestemming anders doet vermoeden, in aanmerking voor dit beleid. Schuilgelegenheden in de EHS zijn enkel toegestaan, mits is aangetoond dat er een dusdanig belang is dat de ‘nee-tenzij methode’ kan worden toegepast met compenserende maatregelen.

1.3 Procedure en inwerkingtreding

Deze beleidsnota zal in overeenstemming met de procedure als bedoeld in hoofdstuk 3.4 Awb worden vastgesteld. Dit betekent dat de nota voordat hij wordt vastgesteld, voor een periode van zes weken ter inzage zal worden gelegd, waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend. De eventuele zienswijzen worden meegenomen in de definitieve vaststelling van het beleid. Tegen de vaststelling van het beleid staat geen bezwaar of beroep open. Vervolgens vindt bekendmaking van de beleidsregel plaats door publicatie in het Vaalser Weekblad en op de website van de gemeente Vaals.

HOOFDSTUK 2: CONCREET BELEIDSKADER

In dit hoofdstuk zullen de beleidsuitgangspunten, die hiervoor zijn aangegeven, concreet worden uitgewerkt in een toetsingskader, zodat alle aanvragen voor het oprichten van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak uniform worden beoordeeld.

Begrippen:

  • Bijbehorend bouwwerk: Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; Het begrip (bijbehorend bouwwerk) is een verzamelbegrip waar uitbreidingen van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder vallen.

  • Bouwvlak: Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

  • Perceel: een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven door een duidelijk herkenbare grens in de vorm van bijvoorbeeld heggen, afrasteringen, sloten of greppels.

  • Schuilgelegenheid: Een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter.

  • Volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd. De volwaardigheid wordt getoetst op doelmatigheid en continuïteit.

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • Bouwhoogte van een bouwwerk:

    Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  • Goothoogte van een bouwwerk:

    Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Voor het overige wordt verwezen naar de wijze van meten zoals aangegeven in het afwijkingenbeleid.

Voorwaarden:

Op grond van deze beleidsnotitie is een schuilgelegenheid op agrarische gronden in het buitengebied toegestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het realiseren van een schuilgelegenheid is enkel toegestaan ten behoeve van kleinschalig, hobbymatig gebruik

    Het oprichten van een schuilgelegenheid op een agrarische bestemming is op grond van deze beleidsnotitie enkel toegestaan voor kleinschalig, hobbymatig agrarisch gebruik. Wanneer de beweiding op het perceel onderdeel uitmaakt van een volwaardig agrarisch bedrijf en/of er sprake is van een agrarisch bouwvlak, zal geen schuilgelegenheid worden toegestaan.

  • 2.

    Maatvoering en aantal schuilgelegenheden per perceel

    Een schuilgelegenheid heeft maximaal de volgende maatvoeringen:

    • -

      Een bouwhoogte van maximaal 3,20 meter;

    • -

      Een goothoogte van maximaal 2,00 meter, én;

    • -

      Een maximale oppervlakte van 30 m2.

  • Er mag maximaal een schuilgelegenheid per perceel aanwezig zijn.

  • 3.

    De schuilgelegenheid dient landschappelijk ingepast te worden

    Het buitengebied van de gemeente Vaals is door de aanwezige natuur- en landschappelijk waarden een kwetsbaar gebied. Voorkomen moet worden dat door het toestaan van schuilgelegenheden op agrarische gronden een verrommeling en verstening van het buitengebied ontstaat.

    Uitgangspunt is dat het realiseren van een schuilgelegenheid gericht is op een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, die wordt behaald door middel van een landschappelijk inpassing, welke enerzijds bestaat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de schuilgelegenheid en anderzijds toeziet op de ligging van de schuilgelegenheid op het perceel.

    Uiterlijke verschijningsvorm:

    De inpassing wordt verzekerd door een bij het landschap passend materiaal en kleurkeuze. Voor wat betreft het materiaalgebruik dient een schuilgelegenheid te bestaan uit houten wanden of ander natuurlijk materiaal in donkergroene of bruine kleurstelling. Het gebruik van betonnen, ijzeren of kunstof wanden is niet toegestaan. Over de uitstraling van de schuilgelegenheid zal bij de dorpsbouwmeester advies worden ingewonnen.

    Ligging op het perceel:

    De schuilgelegenheid dient zo gesitueerd te zijn dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. Een goede landschappelijke inpassing dient te geschieden aansluitend op en ter bescherming van het gebiedseigen karakter.

    Gelet op het voorafgaande dient de schuilgelegenheid in beginsel te worden opgericht aan de rand van het perceel. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer op het perceel één of meerdere (landschappelijke) elementen (bosschages, houtwallen/-singels, begroeiingen of erfafscheidingen) aanwezig zijn die, gelet op hun aard en omvang, zorgen voor een betere beeldkwaliteit wanneer de schuilgelegenheid ter plekke wordt geplaatst. Een schuilgelegenheid die gesitueerd is op bijvoorbeeld de voorgrond van een bosrand of beplantingsstrook, valt immers minder op.

  • 4.

    De schuilgelegenheid voldoet aan de, afhankelijk van de perceelsgrootte, vastgestelde maximale grootteOp percelen in het buitengebied tot 20.000 m2 is per perceel dat geheel is gelegen op het grondgebied van Vaals, maximaal 1 schuilgelegenheid toegestaan. Afhankelijk van de perceelsgrootte wordt een maximale grootte van de schuilgelegenheid toegestaan, waarbij de volgende verdeling wordt aangehouden:

    • Op een perceel tot 5000 m2 een schuilgelegenheid van maximaal 20 m2;

    • Op een perceel van 5000 tot 10.000 m2 een schuilgelegenheid van maximaal 25 m2;

    • Op een perceel van 10.000 tot 20.000 m2 een schuilgelegenheid van maximaal 30 m2;

  • 5.

    Het gebruik van de schuilgelegenheid ten behoeve van opslag en stalling

    Ten aanzien van schuilgelegenheden op agrarische gronden die als bijbehorend bouwwerk functioneren bij een hoofdgebouw en zijn gesitueerd op een huisweide, geldt dat het gebruik daadwerkelijk moet zijn gericht op een schuilgelegenheid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om de schuilgelegenheid te gebruiken als stal c.q. schuur, waarin materiaal (bv. stro, voer) wordt opgeslagen of agrarisch materieel (bv. een kleine trekker) wordt gestald. Opslag en stalling dient in die gevallen plaats te vinden in de (overige) daarvoor opgerichte bebouwing in/bij het woongebouw.

    Bij een solitair gelegen weiland sluit het perceel niet aan op een huisperceel c.q. bestemmingsvlak alwaar het hoofdgebouw van de aanvrager is gevestigd. Om die reden is opslag van materiaal en stalling van agrarisch materieel ondergeschikt aan het hoofdgebruik van een schuilgelegenheid toegestaan.

  • 6.

    Geen schuilgelegenheid is toegestaan binnen de Ecologische Hoofdstructuur

    Ter bescherming en behoud van kenmerkende gebiedseigen natuurwaarden en landschappelijke kernkwaliteiten worden in beginsel geen schuilgelegenheden toegestaan in de Ecologische Hoofdstructuur. Op een dergelijke manier blijft de kwaliteit van het landschap en de openheid van het landelijke gebied zo veel mogelijk behouden.

    Indien het (maatschappelijk) belang van een schuilgelegenheid passend bij het karakter en de doelstelling van het gebied kan worden aangetoond, kan er middels de ‘nee-tenzij methode’ toch een schuilgelegenheid worden toegestaan. Hiervoor geldt dan wel dat de verloren gaande waarden dienen te worden gecompenseerd.

Ondertekening

VASTGESTELD DOOR BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN VAALS OP 23 APRIL 2013