Beleidsregel Bestuurlijke Boete BRP Vaals 2018

Geldend van 29-12-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Bestuurlijke Boete BRP Vaals 2018

Artikel 1. Wettelijke basis

  • 1. De regels van de bestuurlijke boete zijn vastgelegd in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De wettelijke basis van de bestuurlijke boete BRP is artikel 4.17 van de Wet BRP.

Artikel 2. Overtredingen

  • 1. Een bestuurlijke boete kan alleen opgelegd worden als er sprake is van objectief en subjectief verwijtbaar gedrag.

  • 2. Objectieve verwijtbaarheid blijkt uit het feit dat een verplichting niet nagekomen is; subjectieve verwijtbaarheid blijkt uit de vraag of de burger wist of redelijkerwijs kon weten dat hij een verplichting had moeten nakomen.

  • 3. De afweging tussen beide vormen van verwijtbaarheid en de specifieke omstandigheden, zoals die naar voren komen in het rapport, zijn bepalend voor de vraag of er een boete opgelegd wordt en welk bedrag aan boete opgelegd wordt.

  • 4. Overtredingen die beboet kunnen worden met een bestuurlijke boete vloeien voort uit de volgende verplichtingen uit de Wet BRP:

    • a.

      Vestiging uit buitenland (artikel 2.38)

    • b.

      Adreswijziging (artikel 2.39)

    • c.

      Briefadres (artikel 2.40)

    • d.

      Vertrek naar het buitenland (artikel 2.43)

    • e.

      Spontaan inlichtingen geven over burgerlijke staat en nationaliteit (artikel 2.44)

    • f.

      Inlichtingen geven (schriftelijk of in persoon) na aangifte (artikel 2.45)

    • g.

      Op verzoek inlichtingen geven (schriftelijk of in persoon) over burgerlijke staat en nationaliteit (artikel 2.46)

    • h.

      Inlichtingen geven (schriftelijk of in persoon) na vermoedelijk verzuim (artikel 2.47)

    • i.

      Informatie over verblijvende personen door instellingen of bedrijven (artikel 2.50)

    • j.

      Overlijden van een familielid (artikel 2.51)

    • k.

      Identificatieplicht (artikel 2.52)

Artikel 3. Toezichthouders

  • 1. Het College van B&W wijst de BOA’s van de gemeente aan als toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen op basis van de Wet BRP.

  • 2. De bevoegdheden van de toezichthouder zijn:

    • a.

      het betreden van elke plaats, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, met meeneming van apparatuur;

    • b.

      zo nodig toegang verschaffen met behulp van de sterke arm;

    • c.

      zich laten vergezellen door personen die door de toezichthouder zijn aangewezen;

    • d.

      vorderen van inlichtingen;

    • e.

      vorderen van een identiteitsbewijs;

    • f.

      vorderen van inzage in zakelijke gegevens, kopieen maken of documenten meenemen om te kopieren;

    • g.

      onderzoek doen.

  • 3. Toezichthouders moeten zich legitimeren met een speciaal identiteitsbewijs met daarop hun foto, naam en functie.

Artikel 4. Het constateren van overtredingen

  • 1. Basis voor het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete is een rapport.

  • 2. Het rapport volgt uit een onderzoek naar aanleiding van een constatering door het College van B&W dat de burger mogelijk een verplichting in de zin van de Wet BRP overtreedt, waarvoor de bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

  • 3. Een onderzoek dient altijd plaats te vinden door twee ambtenaren, waarvan één toezichthouder; het rapport dient opgesteld en ondertekend te worden door twee ambtenaren, waarvan één toezichthouder.

  • 4. Het rapport moet de volgende elementen bevatten:

    • a.

      datum van het rapport;

    • b.

      naam van de overtreder;

    • c.

      naam en functie van de rapporteur;

    • d.

      omschrijving van de overtreding;

    • e.

      het overtreden voorschrift;

    • f.

      aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.

  • 5. Uit het rapport moet verder blijken dat:

    • a.

      er aan de overtreder gevraagd is om aan een verplichting in de zin van de Wet BRP te voldoen;

    • b.

      hem is gewezen op zijn plicht om dit te doen;

    • c.

      hij ook op de hoogte is gesteld van het feit dat het niet voldoen aan zijn verplichting tot gevolg kan hebben dat hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd;

    • d.

      hij weigert aan zijn verplichting te voldoen.

  • 6. Als in het rapport een verklaring van de burger wordt opgenomen waarom niet aan de verplichting werd voldaan, is de ambtenaar vóóraf verplicht om de burger erop te wijzen dat hij niet tot antwoorden is verplicht. In het rapport dient opgenomen te worden dat deze “cautie” door de ambtenaar is gegeven en het moment waarop dat is gebeurd.

  • 7. Een kopie van het rapport moet worden toegestuurd aan de overtreder. Dit moet gebeuren voor of bij de bekendmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Privacygevoelige gegevens van in het rapport genoemde personen worden onzichtbaar gemaakt.

Artikel 5. Boetebedrag

  • 1. Op basis van de Wet BRP hanteren we boete van € 325 voor niet nagekomen verplichtingen volgens de wet BRP.

Artikel 6. Valse aangiftes

  • 1. Voor valse aangiftes is artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Een overtreding door middel van een valse aangifte dient voorgelegd te worden aan het Openbaar Ministerie.

  • 3. Indien het Openbaar Ministerie kiest voor strafrecht (una via beginsel) kan er voor de betreffende overtreding geen bestuurlijke boete opgelegd worden.

  • 4. Valse aangiftes en valse schriftelijke verklaringen door derden kunnen uitsluitend via het strafrecht afgehandeld worden.

Artikel 7. Boete

  • 1. De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de burger is overleden. Wanneer bij leven van de burger de boete is opgelegd en hij komt voor de inning te overlijden, dan vervalt de boete.

  • 2. Eén overtreding kan slechts beboet worden met één bestuurlijke boete.

  • 3. De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan.

  • 4. Een bestuurlijke boete kan ook opgelegd worden aan de juridische vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar.

  • 5. Als er meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van artikel 2.48 Wet BRP, dan zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden, ook al zijn anderen ook aansprakelijk. Als een van de personen, aan wie de boete is opgelegd betaalt, zijn de anderen gevrijwaard van het betalen van de boete.

Artikel 8. Zienswijzen en bezwaar

  • 1. Voor het opleggen van een bestuurlijke boete hoeft geen zienswijzeprocedure gehanteerd te worden (artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht), tenzij er sprake is van een ambtshalve wijziging van BRP-gegevens (artikel 5:50 Algemene wet bestuursrecht).

  • 2. Binnen 6 weken na verzending van het besluit kan de burger bezwaar maken tegen de oplegging (artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht). Tegen een negatieve beslissing op bezwaar kan de burger in beroep gaan bij de bestuursrechter.

  • 3. Tijdens de behandeling van bezwaar en beroep wordt de vervaltermijn van de bestuurlijke boete opgeschort totdat er onherroepelijk over is beslist.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag van publicatie.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bestuurlijke Boete BRP Vaals 2018.

Ondertekening

Besloten op 4 december 2018

mr. Drs. J.H.M.J. Bertram

Secretaris

drs. R.L.T. van Loo

Burgemeester