Nadere regels (maatwerk) voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Geldend van 13-10-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regels (maatwerk) voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Almere,

gelet op de artikelen 2.1, 2.3, 2.4, 3.2.1, 3.2.2, 3.9.1, 4.1, 5.3.1, 7.3, 7.4, 9.1 en 10.2 en paragrafen § 3.4, §3.5, §3.6, §3.7 en §3.8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere 2022,

overwegende dat het college met betrekking tot de beoordelingsvrijheid bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning het noodzakelijk vindt om aan te geven op welke wijze daarmee wordt omgegaan en daartoe nadere regels vast te stellen,

Besluit:

vast te stellen de navolgende

Nadere regels maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Leeswijzer

Deze Nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere 2022 (hierna Wmo-verordening 2022) en vormen samen met de genoemde verordening de basis van de wijze waarop de gemeente Almere de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoert. Wanneer in de Nadere regels wordt gesproken over de Almeerder wordt daarmee de doelgroep bedoeld waarop de Nadere regels betrekking hebben. Dit kunnen naast inwoners van Almere en hun mantelzorgers ook, indien het om opvang of beschermd wonen gaat, inwoners van andere gemeenten zijn. In de Nadere regels wordt zoveel mogelijk de volgorde van de Wmo-verordening 2022 aangehouden en wordt er verwezen naar de toepasselijke artikelen van de Wmo-verordening 2022.

In hoofdstuk 1 wordt na de inleiding ingegaan op de begripsomschrijvingen. Hoofdstuk 2 gaat kort in op rol van Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning in Almere. Het afwegingskader rond maatwerk voorzieningen komt in hoofdstuk 3 aan bod. Het hoofdstuk beschrijft wat het college onderzoekt en hoe dit inhoudelijk wordt beoordeeld. Hoofstuk 4 gaat meer in op de technische kant rondom de toekenning: hoe verlopen de werkprocessen? In hoofdstuk 5 komen de kwaliteitseisen aan bod en omschrijft het college deze nader voor wat betreft de opleidingseisen van medewerkers. Ook gaat het hoofdstuk in op doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht, de veiligheid van voorzieningen. Het hoofdstuk maakt hierbij onderscheid naar goederen en diensten en naar persoonsgebonden budgetten en zorg in natura. Hoofdstuk 6 gaat specifiek in op de verplichtingen rondom het persoonsgebonden budget: hoe wordt het uitbetaald, hoe zit het met onderhoud en reparatie et cetera. Hoofdstuk 7 gaat in op gehanteerde afschrijftermijnen voor goederen en aanpassingen. Hoofdstuk 8 gaat in op de mantelzorgwaardering en hoofdstuk 9 geeft extra Nadere regels rondom bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik en met name over de publicatie van onderzoeken. Hoofdstuk 10 sluit deze Nadere regels af.

Inhoud

Leeswijzer

Inleiding

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning

Artikel 2.1 Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning

Hoofdstuk 3 Afwegingskader rondom de toekenning van maatwerkvoorzieningen

Artikel 3.1 Uitvoering van het onderzoek

Artikel 3.2 Beoordeling uitgegaan van mogelijkheden cliënt

Artikel 3.3 Beoordeling gebruikelijke hulp

Artikel 3.4 Beoordeling mantelzorg

Artikel 3.5 Beoordeling beter passende wetgeving

Artikel 3.6 Beoordeling algemene voorziening

Artikel 3.7 Beoordeling algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 3.8 Nadere omschrijving algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 3.9 Niet limitatieve lijst algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 3.10 Inzet goedkoopste adequate voorziening

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Werkproces rond de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed.

Artikel 4.2 Werkproces rond de toekenning van individuele begeleiding en dagbesteding

Artikel 4.3 Werkproces rondom de toekenning van Huishoudelijke ondersteuning

Artikel 4.4 Werkproces rondom de toekenning van een persoonsgebonden budget

Artikel 4.5 Vrijstelling eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening

Hoofdstuk 5 Kwaliteitseisen

Artikel 5.1 Eisen veiligheid en opleiding medewerkers gecontracteerde aanbieders van een goed

Artikel 5.2 Eisen aan opleiding medewerkers gecontracteerde aanbieders van een dienst

Artikel 5.3 Nadere regels ten aanzien van doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht

Artikel 5.4 Nadere regels ten aanzien van de veiligheid

Artikel 5.5 Nadere regels ten aanzien van afstemming op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp

Artikel 5.6 Nadere regels ten aanzien van verstrekking van de maatwerkvoorziening volgens de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid op basis van de professionele standaard

Artikel 5.7 Nadere regels ten aanzien van verstrekking van de maatwerkvoorziening met respect en inachtneming van de rechten van de cliënt

Artikel 5.8 Nadere kwaliteitseisen pgb bij ondersteuning door een formele aanbieder

Artikel 5.9 Nadere kwaliteitseisen Beschermd wonen bij een formele aanbieder via een pgb

Artikel 5.10 Kwaliteitseisen pgb bij ondersteuning door een informele aanbieder

Artikel 5.11 Nadere regels basisuitrusting woonvoorzieningen

Hoofdstuk 6 Nadere regels verplichtingen pgb maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

Artikel 6.1 Wijze van Aanschaf en betaling pgb maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

Artikel 6.2 Onderhoud en reparatie bij pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

Artikel 6.3 Verzekering bij pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

Hoofdstuk 7 Afschrijvingstermijnen

Artikel 7.1 Gehanteerde afschrijvingstermijnen

Hoofdstuk 8 Mantelzorgwaardering

Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 8.2 Uitgangspunten uitvoering Mantelzorgwaardering

Artikel 8.3 Kenmerken mantelzorg

Artikel 8.4 Rechthebbenden en vorm mantelzorgwaardering

Artikel 8.5 De waarde van de mantelzorgwaardering

Hoofdstuk 9 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 9.1 Uitvoeren van controles waaronder rechtmatigheids-, kwaliteits- en fraudeonderzoek.

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 10.1 Inwerkingtreding

Artikel 10.2 Citeertitel

Bijlagen

Relevante EVC-trajecten

Relevante HBO en Wo-opleidingen uit het CROHO-register

Relevante MBO-opleidingen uit het CREBO-register

Uitvraagformulier Zorgaanbieder Persoonsgebonden budget

Bijlage: Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning, Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning

Bijlage: Almeers protocol gebruikelijke hulp Gemeenteblad 2018 nr. 63095 27 maart 2018

Inleiding

De gemeente Almere is verantwoordelijk voor het beleid en de lagere regelgeving op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Zij zoekt hierbij steeds weer naar de balans tussen de verantwoordelijkheid van de inwoners van Almere zelf en de verantwoordelijkheid van de gemeente om hen daarbij te ondersteunen. Waar nodig, springt zij bij.

De eigen kracht en het gebruik van talenten en mogelijkheden om zelf oplossingen te vinden voor problemen, is het uitgangspunt en wordt door de gemeente gefaciliteerd en gestimuleerd, bijvoorbeeld door de sociale basis in de wijk en het ondersteunen van mantelzorg.

De wijkwerkers van het wijkteam vertegenwoordigen diverse zorg- en welzijnsorganisaties in de wijk, zoals een maatschappelijk werker, een cliëntondersteuner van MEE, een WMO-consulent, een opbouwwerker en een vrijwilligersconsulent. Samen met de Almeerder zoeken zij naar praktische oplossingen en wijzen de burger, als dat nodig is, de weg naar professionele hulp.

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, waaronder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere 2022 (Wmo-verordening 2022).

Hoofdstuk 2 Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning

Artikel 2.1 Onafhankelijke Cliënt Ondersteuning

(Gelet op artikel 2.1 lid 1, 4 en 12 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Als de Almeerder een ondersteuningsvraag heeft op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, dan zal deze vaak een beroep doen op een mantelzorger of vrijwilliger. Wanneer de Almeerder niet in staat is om op eigen kracht een oplossing te organiseren, dan kan deze zich melden bij het wijkteam of bij de gemeente voor informatie, advies en/of ondersteuning.

  • 2. Om cliënten te ondersteunen bij het goed formuleren van hun ondersteuningsvraag, stimuleert de gemeente Almere cliënten gebruik te maken van een onafhankelijke cliëntondersteuner (OCO). Hulp van een onafhankelijke cliëntondersteuner is altijd gratis voor de cliënt.

  • 3. Bij een melding en het maken van een afspraak voor het onderzoek, wijst het college de cliënt actief op de mogelijkheid van ondersteuning door een ervaringsdeskundige van OCO Almere.

Hoofdstuk 3 Afwegingskader rondom de toekenning van maatwerkvoorzieningen

Artikel 3.1 Uitvoering van het onderzoek

(Gelet op artikel 2.1 lid 11 Wmo-verordening 2022)

Als duidelijk is dat de vraag onder de reikwijdte van de Wmo valt, is het van belang om samen met de cliënt en eventueel diens mantelzorger, vast te stellen wat het te behalen resultaat is. Wanneer vindt een cliënt dat diens ondersteuningsvraag voldoende is opgelost en is dat een realistisch doel? Tijdens het onderzoek komen daartoe in ieder geval én in deze volgorde aan de orde:

  • a.

    Wat is precies de ondersteuningsvraag? Wat zijn de daarbij relevante behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt? Hoe leerbaar is de cliënt en speelt er nog andere problematiek dan de gestelde vraag naar ondersteuning? Kan de situatie van/rond de cliënt of diens netwerk nog wijzigen?

  • b.

    Welke problemen ondervindt de cliënt bij de zelfredzaamheid of participatie en het zich kunnen handhaven in de samenleving?

  • c.

    Welke ondersteuning naar aard en omvang is daarvoor nodig om een passende bijdrage te kunnen leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving?

  • d.

    In hoeverre zijn onder meer de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp door andere personen uit het sociale netwerk of algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen daarvoor toereikend?

Artikel 3.2 Beoordeling uitgegaan van mogelijkheden cliënt

(Gelet op artikel 2.1 lid 11 en 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022 en artikel 3.1. onder d van deze Nadere regels)

De gemeente Almere gaat uit van mogelijkheden van cliënten, aangezien dit meer recht doet aan de ondersteuningsvraag van de cliënt, dan alleen de focus op wat niet kan. Daarbij wordt in het onderzoek het volgende meegenomen:

  • de motivatie van de cliënt en het netwerk;

  • invloed van de omgevingsfactoren op de cliënt en het netwerk;

  • en mogelijkheden die de cliënt en het netwerk zelf zien;

  • de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.

Artikel 3.3 Beoordeling gebruikelijke hulp

(Gelet op artikel 2.1 lid 11 en 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022 en artikel 3.1. onder d van deze Nadere regels, zie bijlage gebruikelijke hulp)

  • 1.

    Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die onderdeel uitmaken van dezelfde leefeenheid. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die gezamenlijk een huishouding voeren.

  • 2.

    Of er sprake is van gebruikelijke hulp is afhankelijk van de volgende factoren:

  • a.

    de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt,

  • b.

    de aard van de relatie van de personen die onderdeel zijn van dezelfde leefeenheid,

  • c.

    de leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen,

  • d.

    de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie de gebruikelijke hulp kan worden gevraagd.

  • 3.

    De nadere uitwerking van het begrip gebruikelijke hulp en de weging van voorgenoemde factoren is opgenomen in de bijlage bij deze Nadere regels.

Artikel 3.4 Beoordeling mantelzorg

(Gelet op artikel 2.1 lid 11 en 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022)

  • 1. In het onderzoek beoordeelt het college de mogelijkheid van mantelzorg.

  • 2. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid is om zorg te leveren en dat de mantelzorger hier ook toe in staat is.

Artikel 3.5 Beoordeling beter passende wetgeving

(Gelet op artikel 2.1 lid 11, artikel 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022 en artikel 2.3.2 lid 4 onder f van de Wmo 2015)

  • 1. In het onderzoek wordt de mogelijkheid beoordeeld van het voorzien in de ondersteuningsvraag op basis van beter passende (voorliggende) wetgeving of samenwerking met voorzieningen op basis van andere wetgeving.

  • a. Onder welke wet valt de ondersteuningsvraag van de cliënt? Valt dit meer dan marginaal onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Almere?

  • b. Kan er geen beroep worden gedaan op ondersteuning geleverd vanuit beter passende (voorliggende) wetgeving?

  • c. Is het wenselijk om samenwerking te zoeken met andere partijen?

Artikel 3.6 Beoordeling algemene voorziening

(Gelet op artikel 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022 en artikel 3.1.1 van de Wmo 2015)

In het onderzoek wordt de mogelijkheid beoordeeld van een algemene voorziening. Indien een algemene voorziening beschikbaar is, hoeft er geen maatvoorziening verstrekt te worden. Er wordt altijd op individueel niveau onderzocht of de cliënt met de algemene voorziening in redelijkheid voldoende resultaat kan behalen.

Artikel 3.7 Beoordeling algemeen gebruikelijke voorzieningen

(Gelet op artikel 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022)

  • 1. In het onderzoek wordt de mogelijkheid beoordeeld van een algemene gebruikelijke voorziening. Dit is een voorziening waarvan cliënt gebruik moet maken, er wordt dan geen alternatief aangeboden in de vorm van een maatwerkvoorziening, als deze algemene gebruikelijke voorziening voorhanden is en in redelijkheid een (gedeeltelijke) oplossing biedt voor de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

  • 2. Wanneer een goed of dienst algemeen gebruikelijk is, wordt deze niet verstrekt vanuit de wet.

  • 3. Een goed of dienst is algemeen gebruikelijk als deze:

  • a. niet speciaal bedoeld is voor personen met een langdurige beperking;

  • b. daadwerkelijk beschikbaar is;

  • c. een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is; én

  • d. financieel kan worden gedragen door een persoon met een inkomen op minimumniveau.

  • 4. Het college beoordeelt aan de hand van de criteria benoemd in lid 3 van dit artikel, of er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening.

  • 5. Onder het minimum inkomen wordt een inkomen op bijstandsniveau verstaan. Het betreft een algemene toets waarbij het college onderzoekt of de voorziening financieel draagbaar wordt geacht met een inkomen op sociaal minimumniveau.

  • 6. Bepaling van de hoogte van de kosten: is het bedrag dat kan worden gedragen met een minimum inkomen, gebaseerd op:

  • de reserveringsruimte van een cliënt, afgaande op zijn woon- en leefsituatie; het college gaat uit van een reserveringsruimte van 5% van de voor de cliënt geldende bijstandsnorm;

  • de aannemelijke tijd voor een cliënt om te reserveren, er wordt een termijn van 36 maanden gehanteerd;

  • de reële aanschafprijs van voorziening , hierbij mag rekening worden gehouden met beschikbare tweedehands voorzieningen.

Artikel 3.8 Nadere omschrijving algemeen gebruikelijke voorzieningen

(Gelet op artikel 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Als de cliënt een beroep doet op de wet voor een voorziening die al dan niet op de lijst in artikel 3.9 van deze Nadere regels staat, dan toetst het college of de voorziening conform artikel 3.7 van deze Nadere regels, algemeen gebruikelijk is.

  • 2. Wanneer er sprake is van een plotseling optredende noodzaak tot aanschaf of vervanging van een voorziening en deze zijn oorsprong vindt in de beperkingen van de cliënt, kan dat er toe leiden dat een algemeen gebruikelijke voorziening voor de persoon als cliënt in die specifieke situatie toch niet algemeen gebruikelijk is.

  • 3. Onder algemeen gebruikelijk wordt tevens verstaan de vervanging van algemeen gebruikelijke voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven en onder normale omstandigheden ook vervangen zouden moeten worden.

  • 4. Van de cliënt mag worden verwacht dat deze bij vervangingen/of renovatie rekening houdt met de bestaande beperkingen en de beperkingen die op het moment van de aanvraag te voorzien zijn.

  • 5. Wanneer de cliënt op grond van de beperkingen die de cliënt ondervindt, speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking. Denk hierbij aan bijvoorbeeld zijwielen aan een fiets of aanpassingen aan een bakfiets die noodzakelijk zijn.

Artikel 3.9 Niet limitatieve lijst algemeen gebruikelijke voorzieningen

(Gelet op artikel 2.3 lid 2 Wmo-verordening 2022 en §2.3 en §2.4 van de MvT Wmo 2015

  • 1. Het is niet mogelijk om een limitatief overzicht te geven van alle algemeen gebruikelijke voorzieningen of diensten. Uit de Memorie van toelichting van de wet blijkt in paragraaf 2.3 en 2.4, dat de gedachte achter een maatwerkvoorziening is dat gemeenten in individuele gevallen tot innovatieve oplossingen moeten kunnen komen en daarbij door de wetgever worden gestimuleerd om buiten bestaande kaders te denken. Dit maakt dat een breed aanbod een maatwerkvoorziening kan zijn.

  • In de eenen heeft de wetgever bij artikel 2.3.5 derde en vierde lid, de volgende voorzieningen wel expliciet als algemeen gebruikelijk aangemerkt: fiets, schoonmaakmiddelen, wandelstok, eenvoudige rollator. De voorzieningen in het navolgende overzicht zijn vergelijkbaar met het soort voorzieningen in de Memorie van toelichting en worden door het college, gelet op voornoemde vereisten in zijn algemeenheid als algemeen gebruikelijke voorzieningen aangemerkt, onder het voorbehoud van het bepaalde in artikel 3.7 en 3.8 van deze Nadere regels.

  • 2. Voorbeelden van voorzieningen die de laatste jaren algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen zijn (geworden):

  • aanrechtblad;

  • (mobiele) airco woonruimte;

  • antisliptegels bij nieuwbouw of renovatie/ antislipcoating;

  • automatische deuropener garage;

  • badplank;

  • bedbeugel;

  • centrale verwarming;

  • deurdrangers;

  • douchekop, al dan niet op glijstang;

  • douchecabine;

  • douchewanden/gordijnen;

  • douchezitje (in elke uitvoering);

  • douchestoel op poten;

  • drempelhulpen (binnen als buitenshuis);

  • éénhendelmengkraan;

  • hangtoilet;

  • keukenapparatuur;

  • losse toiletverhoger;

  • losse intercom (niet als onderdeel van een elektrische deuropener);

  • meterkast met meerdere groepen;

  • ophogen straatwerk (bij verzakking);

  • robotstofzuiger;

  • sanibroyeur, dan wel tweede toilet;

  • spoel-föhninstallatie;

  • standaard zonwering (binnen en buiten);

  • stofzuiger met HEPA-filter;

  • screens;

  • stalling inclusief elektriciteit voor (driewiel)fiets, scootmobiel of vergelijkbaar hulpmiddel;

  • stangen voor raambediening van hoge ramen;

  • thermostatische mengkraan;

  • toiletstoel op poten;

  • tweede trapleuning;

  • verhoogde WC pot (6+, 10+);

  • vervanging keukenapparatuur;

  • (wand)beugels.

  • 3. Voorbeelden van voorzieningen in zgn. doelgroepgebouwen (denk hierbij aan de gemeenschappelijke ruimten in een seniorencomplex, of een woonvoorziening specifiek voor gehandicapten);

  • elektrische deuropeners;

  • intercomsysteem;

  • onbelemmerde toegang (ook met rolstoel of scootmobiel) tot complex en berging

  • 4. Voorbeelden van voorzieningen die de laatste jaren algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen zijn (geworden):

  • aankoppelfiets/ aanhangfiets;

  • autoaanpassingen (zoals automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmte werend glas; cruise control; airco)

  • bakfiets;

  • buggy die in de reguliere handel verkrijgbaar en adequaat is;

  • beenzak/voetenzak/schootkleed;

  • bromfiets;

  • fiets met elektromotor /elektrische trapondersteuning (N.B. voor kinderen tot 12 jaar niet algemeen gebruikelijk);

  • fiets met verlaagde instap;

  • fietskar (zowel voor fiets als scootmobiel) voor vervoer kinderen;

  • ligfiets met of zonder trapondersteuning;

  • loopfiets;

  • oplaadkosten scootmobiel;

  • opvouwbare scootmobiel;

  • rolstoelhandschoenen;

  • segway;

  • step/ elektrische step;

  • spartamet (N.B. voor kinderen jonger dan 12 jaar niet algemeen gebruikelijk;

  • tandem (normale uitvoering, als ook uitvoering met hulpmotor);

  • transportrolstoel voor incidenteel gebruik;

  • windscherm.

Artikel 3.10 Inzet goedkoopste adequate voorziening

(Gelet op artikel 3.2.1 lid 1 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Indien het college een maatwerkvoorziening noodzakelijk acht, dan wordt de goedkoopste adequate maatwerkvoorziening verstrekt. Hieruit vloeit voort dat:

  • a. collectieve voorzieningen die adequaat zijn, vóór gaan op individuele voorzieningen;

  • b. bij de vaststelling van een te verstrekken maatwerkvoorziening in het kader van vervoer, eerst wordt onderzocht of collectief georganiseerde maatwerkvoorzieningen, een passende oplossing kunnen bieden voor de cliënt;

  • c. een voorziening die overcompenseert en daardoor zelfredzaamheid wegneemt, levert geen passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2. Bij het verstrekken van voorzieningen gericht op het geschikt maken van de woning van de cliënt, wordt altijd een kostenafweging gemaakt tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds, en de mogelijkheid om te verhuizen anderzijds. De gemeente hanteert daarvoor het begrip primaat van verhuizen, wat inhoudt dat voor een eventuele aanpassing van de woning, eerst wordt bekeken of verhuizen een adequate oplossing biedt.

  • a. Binnen deze kostenafweging wordt rekening gehouden met de huidige en de voorzienbare aanpassingskosten van de reeds bewoonde woning én de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning.

  • b. Indien uit deze kostenafweging blijkt dat verhuizen de goedkoopste adequate voorziening is én het in de verwachting ligt dat de persoon met beperkingen binnen een redelijke termijn in aanmerking komt voor een geschiktere woning, dan is het ondoelmatig om de woning aan te passen en wordt het primaat van verhuizen toegepast, zodat een verhuiskostenvergoeding kan worden toegekend. Als redelijke termijn wordt een periode van 1,5 jaar beschouwd.

  • c. Van het primaat van verhuizen kan worden afgeweken, als een verhuizing vanuit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar wordt geacht. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in de situatie waarin de cliënt zwaarwegende mantelzorg ontvangt die niet verplaatsbaar is naar een andere woning, als er een medische contra-indicatie is voor verhuizing óf wanneer de psychosociale gevolgen van een verhuizing dermate belastend zijn dat een verhuizing in redelijkheid niet kan worden gevergd.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

(Gelet op artikel 1.1.1 Wmo 2015)

Een maatwerkvoorziening is op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd:

  • ten behoeve van de zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

  • ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

Artikel 4.1 Werkproces rond de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed.

(Gelet op artikel 2.4, artikel 10.2 lid 2 en paragraaf 3.7 en 3.8 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Een beschikking voor een maatwerkvoorziening genoemd in paragraaf 3.8 en 3.9 van de Wmo-verordening 2022, wordt, tenzij anders bepaald, in principe voor onbeperkte duur afgegeven.

  • 2. Periodieke evaluaties worden minimaal één keer per vijf jaar uitgevoerd. Hierbij toetst het college aan de hand van de actuele situatie van de cliënt in hoeverre verstrekte voorzieningen:

  • a. nog voldoende adequaat zijn;

  • b. nog voldoen aan het uitgangspunt van de goedkoopste adequate oplossing.

Artikel 4.2 Werkproces rond de toekenning van individuele begeleiding en dagbesteding

(Gelet op artikel 2.4, artikel 10.2 lid 2, paragraaf 3.3 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Indien een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, kan gekozen worden voor het verstrekken van een voorziening zoals beschreven in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere 2022.

  • 2. Eerst wordt bepaald welke voorziening naar aard er verstrekt moet worden gericht op benoemde doelen.

  • 3. Na de bepaling van aard van de voorziening, de hoeveelheid hulp en de frequentie, kiest de cliënt een aanbieder en wordt een contactpersoon bij deze aanbieder toegewezen.

Artikel 4.3 Werkproces rondom de toekenning van Huishoudelijke ondersteuning

(Gelet op artikel 10.2 lid 2 en paragraaf 3.5 Wmo-verordening 2022 en zie bijlage Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning)

  • 1. In de beschikking wordt opgenomen op welke resultaatgebieden de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning van toepassing is. De uitvoering zal plaatsvinden op basis van het Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning Afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, in de bijlage.

  • 2. De cliënt en/of diens mantelzorger worden betrokken bij de invulling van de ondersteuning die wordt geboden in het kader van de indicatiestelling voor huishoudelijke ondersteuning.

  • 3. Teneinde huishoudelijke ondersteuning kwalitatief en duurzaam beschikbaar te houden, zal de aanbieder onder regie en toezicht van het college, een sterkere rol krijgen en grotere verantwoordelijkheid nemen in het indicatieproces, gericht op kwaliteit en maatwerk. Hierdoor ontstaat er een betere verdeling van de ondersteuning daar waar het nodig is.

  • 4. De inzet van algemene en/of meer passende voorzieningen waar dat kan en het bevorderen van (meer) zelfredzaamheid, wordt bevorderd, met inzet die nog beter op maat is, met behoud van rechtszekerheid voor de cliënt.

Artikel 4.4 Werkproces rondom de toekenning van een persoonsgebonden budget

(Gelet op artikel 2.1 lid 5 en artikel 5.1.1 lid 5 Wmo-verordening 2022, zie bijlage uitvraagformulier Zorgaanbieder Persoonsgebonden budget )

  • 1. De keuze voor een maatwerkvoorziening in zorg in natura of een persoonsgebonden budget, volgt ná het inhoudelijke onderzoek als bedoeld in artikel 2.1 van de Wmo-verordening 2022. Vervolgens volgt er een pgb-vaardigheidsonderzoek.

  • 2. In het pgb-vaardigheidsonderzoek wordt beoordeeld of de cliënt pgb-vaardig is. Als een cliënt het persoonsgebonden budget niet zelf kan beheren, dan kan een vertegenwoordiger deze taak overnemen. Ook deze moet voldoende pgb-vaardig zijn.

  • 3. Het pgb-vaardigheidsonderzoek bestaat uit:

  • het uitvoeringsplan, én

  • een ingevuld en ondertekend uitvraagformulier Zorgaanbieder Persoonsgebonden budget, én

  • zorgovereenkomst voor de duur van de afgegeven indicatie met de aanbieder, én

  • een bewust keuze gesprek.

  • 4. Cliënten die ondersteuning inkopen via een persoonsgebonden budget (pgb) dienen een uitvoeringsplan te maken. In dit plan omschrijft de cliënt hoe deze de ondersteuning gaat regelen en welk jaarbudget hier bij hoort. Het uitvoeringsplan is een uitwerking van het persoonlijk ondersteuningsplan dat het college aan cliënt stuurt zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 5 van de Wmo-verordening 2022.

  • 5. Voor het opstellen van een uitvoeringsplan dienen cliënten gebruik te maken van het model uitvoeringsplan persoonsgebonden budget Wmo. Op dit moment is dat versie 220224.

  • 6. Om de kwaliteit van een pgb-aanbieder te beoordelen, dient een cliënt gebruik te maken van het Uitvraagformulier Zorgaanbieder Persoonsgebonden budget.

Artikel 4.5 Vrijstelling eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening

Gelet op artikel 3.8, lid 3, sub g Uitvoeringsbesluit Wmo 2015)

Het college kan vrijstelling geven om aan de betalingsverplichting inzake de eigen bijdrage te voldoen, aan cliënten die tijdelijk niet beschikken over voldoende betalingscapaciteit.

Er is sprake van onvoldoende betalingscapaciteit indien:

  • er is sprake van schulden problematiek, én

  • cliënt kan geen beroep doen op de vergoeding van de eigen bijdrage via de aanvullende zorgverzekering, én

  • cliënt werkt mee aan een traject “Ondersteuning schuldenstabilisatie (OSS)” of “Schulddienstverlening” (SDV: minnelijke of wettelijke schuldregeling), én

  • er is door de betrokken schulddienstverlener/maatwerker OSS schriftelijk vastgesteld dat er niet voldoende vrij besteedbaar inkomen is om de eigen bijdrage te voldoen.

Hoofdstuk 5 Kwaliteitseisen

Artikel 5.1 Eisen veiligheid en opleiding medewerkers gecontracteerde aanbieders van een goed

(Gelet op artikel 7.3 lid 8 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

Als uitwerking op artikel 7.3 lid 8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Almere 2022, gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • 1.

    Ten aanzien van de veiligheid geldt dat:

  • a.

    het hulpmiddel dient te voldoen aan de Medical Device Regulation 2017/745;

  • b.

    het hulpmiddel veilig dient te zijn voor de specifieke cliënt en de leverancier dient te voldoen aan het Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen of een vergelijkbare branchestandaard;

  • c.

    er deskundig advies over een hulpmiddel wordt gegeven en objectieve en duidelijk uitleg wordt gegeven over een doelmatig gebruik;

  • d.

    het hulpmiddel wordt begeleid met goede nazorg en service;

  • e.

    de leverancier voor een bepaalde periode garantie geeft op een goede werking van de hulpmiddelen. Bij problemen binnen deze garantietermijn zorgt de leverancier voor een afdoende oplossing.

  • 2.

    Ten aanzien van de kwaliteit dienen medewerkers te beschikken over relevante onderwijs- en beroepskwalificaties en de vaardigheid van de medewerkers moet door opleiding en nascholing op peil blijven. Aanbieder doet hiertoe een opgave van de studie- en beroepsdiploma’s van de dienstverlener of het kaderpersoneel van de aanbieder en in het bijzonder van medewerkers die met de dienstverlening zijn belast. Uit deze opgave dient minimaal te blijken dat de in te zetten medewerkers gediplomeerd en/of vakbekwaam zijn om advies te kunnen geven respectievelijk onderhoud en reparaties uit te kunnen voeren. Medewerkers dienen technisch- en sociaalvaardig te zijn met minimaal twee jaar werkervaring in de branche en over een afgeronde opleiding te beschikken: Het betreft hier de functies:

  • a.

    (technisch-ergonomisch) adviseur, deze vertaalt de individuele functiebeperkingen van een cliënt naar een technisch haalbare oplossing en verzorgt t.b.v. individueel maatwerk een nauwgezette beschrijving c.q. tekening waarmee een adaptatiewerkplaats kan produceren. Deze dient te beschikken over Hbo ergotherapie, Hbo bewegingstechnologie, Hbo fysiotherapie dan wel een gelijkwaardige opleiding.

  • b.

    adaptatie-technicus, maakt individueel vervaardigde aanpassingen aan bestaande voorwerpen, of geheel nieuw ontwikkelde voorwerpen, die de gebruiker met functiebeperkingen in staat stelt de gewenste activiteit uit te voeren. Deze dient te beschikken over Lbo/Mbo techniek dan wel een gelijkwaardige opleiding.

  • c.

    service monteur: voert zelfstandig reparaties en onderhoud uit aan de goederen. Deze dient te beschikken over Lbo/Mbo elektro, LBO/MBO metaalbewerking dan wel een gelijkwaardige opleiding.

  • 3.

    Ten aanzien van de cliëntgerichtheid:

  • a.

    Is de medewerker altijd empathisch en voelt deze de situatie van de cliënt en diens netwerk goed aan en speelt daarop indien nodig proactief op in;

  • b.

    is de aanbieder altijd voldoende (telefonisch) bereikbaar voor spoedzorg en normale zorg;

  • c.

    wordt de privacy van cliënten gewaarborgd;

  • d.

    spreekt de aanbieder met het college toegangstijden en levertijden af voor normale en spoedsituaties.

Artikel 5.2 Eisen aan opleiding medewerkers gecontracteerde aanbieders van een dienst

(Gelet op artikel 7.4 lid 5 onder b en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022 en zie bijlage EVC, CROHO en Crebo)

Medewerkers van de aanbieder dienen aantoonbaar te beschikken over een afgeronde opleiding die overeenkomt met de gestelde eisen bij het aan de inwoner toegekende product en voorkomt in de bijlagen met relevante trajecten Erkennen Verworven Competenties, Hbo en Wo-opleidingen uit het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) en Mbo-opleidingen uit het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo).

Artikel 5.3 Nadere regels ten aanzien van doelmatig, doeltreffend en cliëntgericht

(Gelet op artikel 7.4 lid 9 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

Als uitwerking van 7.4 lid 9 van de Wmo-verordening 2022, geldt dat de gecontracteerde aanbieder:

  • 1.

    ontwikkelt, implementeert, reflecteert, evalueert en stelt bij op passend beleid/richtlijnen t.b.v. de ondersteuningsplannen/werkplannen;

  • 2.

    stelt het ondersteuningsplan voor de cliënt op in begrijpelijke doelen en deze doelen zijn gericht op het ontwikkelen van vaardigheden die zelfredzaamheid bevorderen;

  • 3.

    gaat waar mogelijk uit van de zelfredzaamheid en het zelf oplossend vermogen van de cliënt;

  • 4.

    formuleert de doelen in het ondersteuningsplan Specifiek Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden;

  • 5.

    in het ondersteuningsplan komt naar voren welke mogelijkheden de cliënt heeft in het geval van terugval;

  • 6.

    zorgt dat de cliënt inspraak heeft gehad bij het opstellen van het ondersteuningsplan en dat deze het ondersteuningsplan heeft ondertekend. De afspraken hierin worden in de praktijk nagekomen;

  • 7.

    registreert structureel de ontwikkeling van de cliënt, de geleverde ondersteuning en eventuele knelpunten;

  • 8.

    bewaakt, in samenspraak met de cliënt, de voortgang van de te behalen doelen en registreert deze. Het ondersteuningsplan wordt minimaal eenmaal per jaar geëvalueerd en zo nodig bijgesteld;

  • 9.

    ondersteuning en/of dagactiviteiten zich richten op afstemming met mantelzorgers, familieleden en andere informele ondersteuners/vrijwilligers. Tevens ondersteunen of versterken zij dezen;

  • 10.

    in het werk/ondersteuningsplan is vastgelegd welke overige hulpverleners, mantelzorger(s) en sociaal netwerk betrokken zijn en welke afspraken er zijn gemaakt;

  • 11.

    zorgt dat de ondersteuning plaatsvindt in de vorm van praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren dan wel het ondersteunen bij/oefenen van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid en participatie tot doel hebben;

  • 12.

    zorgt dat de ondersteuning aansluit bij de regiemogelijkheden van de cliënt en signaleert veranderende regiemogelijkheden bij de cliënt;

  • 13.

    zorgt dat in geval van meervoudige, complexe problematiek er een regisseur of coördinator is aangewezen die de nodige samenhang en continuïteit bewaakt;

  • 14.

    zorgt dat In het dossier de situatie van cliënt (diagnose, persoonlijke omstandigheden en zorgachtergrond) is opgenomen;

  • 15.

    verzekert dat voor de cliënten te allen tijde duidelijk is wie het aanspreekpunt is bij de beroepskrachten en andere aanbieders die ondersteuning bieden aan cliënt;

  • 16.

    richt de ondersteuning zowel op de cliënt, als op het gezinssysteem en het sociale netwerk;

  • 17.

    werkt met een beschreven methodiek, waarbij er ruimte is voor professionele autonomie en innovatie van de ondersteuning.

Artikel 5.4 Nadere regels ten aanzien van de veiligheid

(Gelet op artikel 7.4 lid 9 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

Als uitwerking op 7.4 lid 9 van de Wmo-verordening 2022, geldt dat de gecontracteerde aanbieder:

  • 1.

    de veiligheidsrisico’s van cliënt in kaart heeft gebracht, besproken met cliënt, opgenomen in het dossier en deze onderdeel vormen van de evaluaties;

  • 2.

    in het dossier opgenomen heeft hoe bij (dreigende) risicovolle situaties kan worden gehandeld. In de ondersteuning wordt rekening gehouden met de risico’s van de cliënt;

  • 3.

    veiligheidsrisico's vroegtijdig signaleert en hierop wordt geanticipeerd;

  • 4.

    passend beleid/richtlijnen ontwikkeld heeft op het gebied van calamiteiten en geweldsincidenten en hiernaar handelt. Deze worden conform de wet gemeld;

  • 5.

    zorgt voor een veilige en schone omgeving;

  • 6.

    beleid heeft rondom sociale veiligheid.

Artikel 5.5 Nadere regels ten aanzien van afstemming op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van zorg of hulp

(Gelet op artikel 7.4 lid 9 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

  • Als uitwerking op 7.4 lid 9 van de Wmo-verordening 2022, geldt dat de gecontracteerde aanbieder:

  • 1.

    en de beroepskrachten voldoende kennis hebben van de lokale sociale kaart in Almere (en aangrenzende gemeenten) waar ondersteuning wordt geboden;

  • 2.

    vastgelegd heeft welke overige hulpverleners, mantelzorger(s) en sociaal netwerk betrokken zijn bij de cliënt en ondersteuning afstemt op andere vormen van ondersteuning en zorg en met andere aanbieders;

  • 3.

    medewerkers die ondersteuning bieden aan de cliënt, ervoor zorgen dat overdracht van taken en verantwoordelijkheden expliciet plaatsvindt;

  • 4.

    medewerkers die ondersteuning bieden aan de cliënt, duidelijke afspraken maken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de geboden ondersteuning aan cliënt;

  • 5.

    aan cliënt duidelijk maakt wie het aanspreekpunt is;

  • 6.

    in geval van meervoudige, complexe problematiek, een regisseur of coördinator aangewezen heeft die de nodige samenhang en continuïteit bewaakt.

Artikel 5.6 Nadere regels ten aanzien van verstrekking van de maatwerkvoorziening volgens de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid op basis van de professionele standaard

(Gelet op artikel 7.4 lid 9 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

Als uitwerking op 7.4 lid 9 van de Wmo-verordening 2022, geldt dat de gecontracteerde aanbieder:

  • 1.

    beschikt over vakbekwame medewerkers die beschikken over kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij hun werkzaamheden;

  • 2.

    biedt de in het kader van de geboden voorziening aangewezen beroepskracht passende scholing en heeft een opleidingsbeleid;

  • 3.

    heeft binnen zijn organisatie structuren waarbij casuïstiek en kennis delen centraal staat;

  • 4.

    zorgt dat medewerkers op de hoogte zijn van geldende protocollen en richtlijnen en dat zij daarnaar handelen;

  • 5.

    heeft een vrijwilligers/stagebeleid, indien de aanbieder hier gebruik van maakt; waarin de volgende aspecten naar voren komen:

  • 6.

    de vrijwilliger overlegt een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) niet ouder dan 3 maanden voorafgaand aan de start van het vrijwilligerswerk; deze VOG is maximaal 4 jaar geldig;

  • 7.

    de wijze waarop de instelling vrijwilligers inzet (type werkzaamheden);

  • 8.

    de wijze waarop de instelling zorg draagt dat vrijwilligers worden opgeleid en ondersteund bij het uitvoeren van de werkzaamheden;

  • 9.

    zorgt dat de inzet van niet professionele werkers plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een professioneel medewerker en dat de niet-professionele inzet altijd in redelijke verhouding is met de professionele inzet;

  • 10.

    zorgt op basis van signalen van cliënten en van cliënt- en medewerker tevredenheidsonderzoeken aantoonbaar voor kwaliteitsverbeteringen;

  • 11.

    heeft passend beleid ontwikkeld, reflecteert op dit beleid, evalueert en stelt bij op het punt van personeelsbeleid, opleiding en scholing en de melding van huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • 12.

    kent continuïteit in medewerkers en draagt zorg voor continuïteit van de ondersteuning in geval van bijvoorbeeld ziekte en vakantie. Deze continuïteit zal de aanbieder vormgeven in overleg met de gemeente Almere en met inachtneming van de eisen die de gemeente Almere aan de ondersteuning stelt;

  • 13.

    zorgt dat medewerkers die beroepsmatig in contact komen met cliënten, beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), die niet ouder is dan 3 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de ondersteuning. Deze VOG is maximaal 4 jaar geldig.

Artikel 5.7 Nadere regels ten aanzien van verstrekking van de maatwerkvoorziening met respect en inachtneming van de rechten van de cliënt

(Gelet op artikel 7.4 lid 9 en artikel 10.2 lid 4 Wmo-verordening 2022)

Als uitwerking op 7.4 lid 9 van de Wmo-verordening 2022, geldt dat de gecontracteerde aanbieder:

  • 1.

    een regeling vastgesteld heeft voor de medezeggenschap van cliënten over de voorgenomen besluiten van de dienstverlener welke voor gebruikers van belang zijn. Cliënten zijn hiervan op de hoogte;

  • 2.

    beschikt over een protocol klachtenprocedure en dient aan te geven op welke wijze zijn organisatie omgaat met klachtenafhandeling;

  • 3.

    is aangesloten bij een geschilleninstantie;

  • 4.

    zorgt dat medewerkers de cliënt passend en correct bejegenen;

  • 5.

    neemt eventuele klachten in behandeling en handelt die gratis, tijdig en passend af;

  • 6.

    passend beleid/richtlijnen heeft ontwikkeld, reflecteert op dit beleid/richtlijnen, evalueert en stelt bij op het punt van de omgang met en de uitwisseling van (gevoelige) persoonsgegevens en de afhandeling van klachten (op basis van een klachtregeling).

Artikel 5.8 Nadere kwaliteitseisen pgb bij ondersteuning door een formele aanbieder

(Gelet op artikel 7.5 lid 1 Wmo-verordening 2022)

De artikelen 5.2 tot en met 5.7 van deze Nadere regels zijn van toepassing op de formele aanbieder.

Artikel 5.9 Nadere kwaliteitseisen Beschermd wonen bij een formele aanbieder via een pgb

(Gelet op artikel 7.5 lid 1 Wmo-verordening 2022)

De artikelen 5.2 tot en met 5.7 van deze Nadere regels zijn van toepassing en als aanvulling daarop geldt:

  • 1.

    Artikel 5.3 van deze Nadere regels is van toepassing en in aanvulling daarop geldt dat de aanbieder:

  • a.

    borgt dat gedurende het beschermd wonen de doelen geformuleerd in het ondersteuningsplan van de cliënt worden nagestreefd; het plan bevat o.a. een crisissignaleringsplan;

  • b.

    bij BW Hoog en BW Midden, laat in het ondersteuningsplan naar voren komen hoe er gewerkt wordt aan stabilisatie, continuering van de situatie/ ontwikkeling en waar mogelijk herstel van de zelfregie;

  • c.

    biedt 24 uurs toezicht en begeleiding;

  • d.

    beschikt over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling welke is beschreven en wordt nageleefd conform de Wet Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling;

  • e.

    heeft bij aanmelding een kindcheck uitgevoerd;

  • f.

    draagt er zorg voor dat zijn personeel kennis heeft van de meldcode en deze in voorkomende gevallen gebruikt.

  • 2.

    Artikel 5.4 van deze Nadere regels is van toepassing en in aanvulling daarop geldt dat de aanbieder:

  • a.

    zorgt voor een locatie die veilig, leefbaar en schoon is. Hieronder wordt minimaal verstaan de lichamelijke veiligheid en integriteit én geestelijke veiligheid en integriteit van de cliënt;

  • b.

    zorgt dat het verblijf passend is voor de cliënt;

  • c.

    zorgt dat zit-/slaapvoorzieningen worden aangepast aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt (bijvoorbeeld hoog-/laagbed, etc.);

  • d.

    zorgt dat de locatie waar het aanbod plaatsvindt, voldoet aan alle wettelijke eisen;

  • e.

    er een rolstoeltoegankelijke douche/toiletvoorzieningen aanwezig is indien relevant voor de cliënt;

  • f.

    er alarmering is op woonvoorziening aanwezig indien relevant voor de cliënt;

  • g.

    zorgt dat medewerkers op de hoogte van het privacy protocol zijn en hiernaar handelen;

  • h.

    heeft passend beleid/richtlijnen ontwikkeld, implementeert dit, reflecteert op dit beleid/richtlijnen, evalueert en stelt bij op het punt van:

  • i.

    de melding van calamiteiten en geweldsincidenten en het daaruit trekken van lessen,

  • ii.

    het intern melden van incidenten en de opvolging daarvan,

  • iii.

    de omgang met en de uitwisseling van (gevoelige) persoonsgegevens;

  • i.

    zorgt bij BW-Hoog en BW-Midden dat er 24 uur per dag een medewerker aanwezig is op de locatie; er is een slapende/wakende wacht in de nacht op de locatie;

  • j.

    zorgt dat de slapende/wakende wacht kan opschalen gedurende de nacht;

  • k.

    heeft een alcohol/drugsbeleid.

  • 3.

    Artikel 5.5 van deze Nadere regels is van toepassing en in aanvulling daarop geldt dat de aanbieder:

  • a.

    zorgt dat cliënt per week zowel planbare als niet planbare individuele begeleiding ontvangt. (Profiel Hoog 7 uur, profiel Midden 4 uur);

  • b.

    zorgt dat cliënt minimaal vier dagdelen formele dagbesteding of passende activering per week heeft die aansluit bij de doelen van de cliënt.

  • 4.

    Artikel 5.6 van deze Nadere regels is van toepassing.

  • 5.

    Artikel 5.7 van deze Nadere regels is van toepassing en in aanvulling daarop geldt dat de aanbieder:

  • a.

    draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in de Sociale wijkteams, de Centrale Toegang GGD en andere relevante actoren om bij te dragen aan het effectief opereren van de centrale toegang. Bij uitstroom zorgt de instelling voor een warme overdracht aan het lokale wijkteam.

Artikel 5.10 Kwaliteitseisen pgb bij ondersteuning door een informele aanbieder

(Gelet op artikel 7.6 lid 5 Wmo-verordening 2022)

De ondersteuner:

  • biedt hulp die veilig, doeltreffend, doelmatig is en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt;

  • werkt actief en integraal samen met andere zorgverleners in het belang van de zorgontvanger;

  • werkt aantoonbaar aan de doelen van het persoonlijke ontwikkelingsplan en uitvoeringsplan;

  • kan grenzen van het eigen kunnen inschatten en aangeven wanneer andere ondersteuning is gewenst of wanneer op- of afgeschaald dient te worden;

  • dient, indien gevraagd, te beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), die niet ouder is dan 3 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de ondersteuning. Deze VOG is maximaal 4 jaar geldig;

  • meldt huiselijk geweld of kindermishandeling;

  • is bij de gemeente niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding en/of fraude.

Artikel 5.11 Nadere regels basisuitrusting woonvoorzieningen

(Gelet op § 3.9 artikel 3.9.1 lid 5 Wmo-verordening 2022)

Op grond van de Wmo-verordening gemeente Almere 2022 beperkt het verlenen van woonvoorzieningen zich tot het hoofdverblijf van de persoon met beperkingen. Ten aanzien van een aantal bijzondere woonruimten geldt voor:

  • 1.

    Seniorencomplexen of gebouwen gericht op inwoners met een beperking

  • a.

    In algemene ruimtes én de toegang daartoe van complexen voor ouderen en gehandicapten worden vanuit de Wmo geen maatwerkvoorzieningen ingezet. Van bepaalde maatwerkvoorzieningen zoals bijvoorbeeld specifieke drempelvoorzieningen, automatische deuropeners of aansluitkosten voor het opladen van de scootmobiel, mag men redelijkerwijs aannemen dat deze tot de basisuitrusting behoren van een complex waarbij de verhuurder zich richt op een doelgroep van ouderen of gehandicapten.

  • 2.

    ADL-woningen en Fokuswoningen

  • a.

    ADL-woningen of Fokuswoningen zijn aangepaste en rolstoeldoorgankelijke huurwoningen, met extra oppervlakte zodat ze geschikt zijn voor zelfstandige bewoning door mensen met een zwaar lichamelijke beperking.

  • b.

    Net als bij de andere complexen voor senioren en inwoners met een beperking, geldt ook voor deze woningen dat er een basisniveau van toegankelijkheid verwacht wordt, gerelateerd aan de doelgroep. Dit geldt voor nagelvaste voorzieningen zoals een plafondlift (indien een tillift niet adequaat goedkoopst is), een (elektrische) voordeuropener en kosten die verband houden met reparatie en vervanging van standaard inrichtings-elementen of bij wijziging van de situatie van de bewoner (bijv. verergering van diens handicap). Nastellingen in een dergelijke woning kunnen inhouden onderhoud (soms), reparatie en vervanging van extra voorzieningen zoals een plafondlift, elektrische deuropeners in de woning, een sproei-föhninstallatie.

  • c.

    Standaard inrichtingselementen onder lid b van dit artikel zijn: keukenonderdelen en bijbehorende kasten, waaronder de ladegeleiders, het schuifblad en de deurscharnieren, kranen, flexibele slangen, vloer, toiletbril, toiletsteunen, een verstelset voor douche en wastafel.

  • d.

    Wanneer in alle redelijkheid hieraan is voldaan, kan een beroep gedaan worden op een voorziening vanuit de Wmo.

  • e.

    Gemeenschappelijke voorzieningen (zo ook automatische deuropeners in de gezamenlijke ruimte) passen niet binnen de reikwijdte van de Wmo.

  • f.

    Over het algemeen zullen woningaanpassingen die niet vanuit de Wmo vergoed worden, onder de Wlz (Wet langdurige zorg) vallen. Deze kosten ervoor zijn dan opgenomen in de budgetten van de ADL aanbieders.

  • 3.

    Woonwagens en woonschepen

  • a.

    Voor woonwagens met een vaste standplaats, woonschepen met een officiële ligplaats en het woonverblijf van binnenschepen gelden dezelfde regels als voor zelfstandige woningen. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip indien:

    • de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • de woonwagen of woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente, op de standplaats stond;

    • de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een huisvestingsvergunning als bedoeld in de Huisvestigingswet.

  • b.

    Aanpassingen moeten passen in het karakter van woonschepen en woonwagens. Aanvragen voor een overdekte overgang van de woonwagen naar het douche-/toiletgebouw komen bijvoorbeeld niet voor een vergoeding in aanmerking, omdat één van de kenmerken van het wonen in een woonwagen is dat het toilet zich buiten de wagen bevindt.

  • c.

    Woonwagens, woonschepen en binnenschepen hebben een kortere levensduur dan woningen. De voorziening kan slechts worden toegekend indien de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de (technische) levensduur van de woonvorm. Hieronder wordt verstaan dat een woonschip en een woonwagen alleen aangepast worden als de resterende technische levensduur minimaal vijf jaar is en de lig- c.q. standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

  • 4.

    Andere wooncomplexen

  • a.

    Voor alle andere wooncomplexen geldt dat éérst een beroep moet worden gedaan op de woningeigenaar. Als voorzieningen zoals elektronische (lift)deurdrangers en automatische deuropeners in gemeenschappelijke ruimten worden geplaatst, is er doorgaans sprake van een gemeenschappelijke voorziening. Immers ook andere bewoners van het appartementencomplex profiteren van deze verbeteringen.

  • b.

    In Almere vinden wij dat dit gemeenschappelijke belang in de weg staat om een individuele maatvoorziening te verstrekken via de Wmo. De woningeigenaar heeft de verantwoordelijkheid de gemeenschappelijke ruimten naar algemeen aanvaarde (veiligheids-) normen voor alle huurders in het dagelijks gebruik geschikt te maken en te houden.

  • 5.

    Uitraaskamer

  • 1.

    Dit is een ruimte waarin een kind met beperkingen, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

  • 2.

    De volgende woonvoorzieningen zijn mogelijk: het verwijderen van gevaarlijke onderdelen uit de slaapkamer van de persoon met beperkingen, zoals het omhoog brengen van een radiator en het aanbrengen van veiligheidsglas. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling de woning te veranderen in een privékliniek.

    • In het algemeen komen woonruimteaanpassingen alleen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van het wegnemen of aanzienlijk doen verminderen van aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de kamer/woning. Zonder aanpassingen is het onmogelijk deze kinderen (langer) thuis te laten wonen. Een tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing, wanneer dit de goedkoopste adequate oplossing is, behoort ook tot de mogelijkheden.

  • 3.

    De uitraasruimte is niet bedoeld om overlast voor huisgenoten en omwonenden te beperken.

Hoofdstuk 6 Nadere regels verplichtingen pgb maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

Artikel 6.1 Wijze van Aanschaf en betaling pgb maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

(Gelet op artikel 2.4 lid 3 onder f Wmo-verordening 2022)

  • 1. Bij de aanschaf van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget dient voldaan te worden aan het programma van eisen. Dit programma van eisen (de voorwaarden waaraan de voorziening moet voldoen) is opgenomen in de toekenningsbeschikking. Daarnaast moet de aan te schaffen voorziening aantoonbaar voldoen aan de branchestandaard op het gebied van veiligheid en kwaliteit. Alleen leveranciers met het keurmerk Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen, of een vergelijkbare branchestandaard, voldoen aan de eisen m.b.t het type hulpmiddel dat als adequaat beschouwd wordt door de gemeente.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan alleen worden uitbetaald nadat een besluit is genomen op de aanvraag en de keuze voor een persoonsgebonden budget.

  • 3. Het persoonsgebonden budget omvat ook een bedrag voor verplicht onderhoud, evt. reparaties en verzekering van de voorziening. De cliënt kan een onderhoudscontract/servicecontract vaak afsluiten bij de leverancier. Dit dient apart op de factuur te worden vermeld, zodat duidelijk is welk bedrag voor de aanschaf geldt en welk bedrag voor onderhoud/ service. Voor de verzekering geldt dat dit minimaal een WA-verzekering betreft (bij elektrisch aangedreven voorzieningen) en een diefstalverzekering.

  • 4. Het bedrag dat aan de cliënt wordt toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget hoeft niet volledig in één keer te worden besteed. Het bedrag dat niet wordt besteed blijft gereserveerd bij de gemeente. Dit bedrag kan de cliënt dan gebruiken voor de evt. latere betaling van reparaties van de voorziening. Een originele nota van een reparatie van de voorziening kan de cliënt, binnen de looptijd van het persoonsgebonden budget, indienen bij de gemeente. De gemeente zal zorgdragen voor betaling van deze nota aan de leverancier (of aan de cliënt op basis van de factuur en het betalingsbewijs/ kopie bankafschrift), mits het gereserveerde bedrag hiervoor toereikend is.

  • 5. Het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald aan de leverancier nadat de cliënt een verplichting is aangegaan bij een leverancier van de voorziening. Een verplichting kan blijken uit:

  • a. een (aan)betalingsbewijs, bijvoorbeeld als de voorziening is aangeschaft of betaald nadat een besluit is genomen op de aanvraag en het persoonsgebonden budget;

  • b. een opdracht tot bestelling van een voorziening bij de leverancier;

  • 6. Een afschrift van de in lid 4 bedoelde verplichting stuurt de cliënt aan de gemeente Almere.

  • 7. Mocht een cliënt de voorziening zelf hebben betaald, nadat deze is toegekend door de gemeente Almere, dan kan het persoonsgebonden budget rechtstreeks aan de cliënt worden uitbetaald. De cliënt dient dan vooraf een afschrift van de originele nota, factuur en het betalingsbewijs te overleggen aan de gemeente.

  • 8. Indien de werkelijke kosten van de voorziening lager zijn dan het toegekende persoonsgebonden budget, worden de werkelijke kosten uitbetaald door de gemeente.

  • 9. Na drie maanden kan een controle plaatsvinden door de gemeente Almere, bijvoorbeeld in de vorm van een huisbezoek. Het niet kunnen tonen van de voorziening, het overleggen van de originele nota, factuur alsmede het betalingsbewijs van de voorziening, onderhoudscontract en verzekering(en) kan een grond opleveren voor het intrekken van de beschikking.

Artikel 6.2 Onderhoud en reparatie bij pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

(Gelet op artikel 2.4 lid 3 onder e Wmo-verordening 2022)

  • 1. Het afsluiten van een onderhouds- en reparatiecontract door de cliënt is verplicht. Middelen hiertoe zijn opgenomen in het persoonsgebonden budget.

  • 2. Het reguliere onderhoud van de aangeschafte voorziening dient de cliënt zelf te regelen. Een controle door de gemeente is mogelijk.

Artikel 6.3 Verzekering bij pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een goed

(Gelet op artikel 2.4 lid 3 onder e Wmo-verordening 2022)

  • 1. Het afsluiten van een verzekering voor de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt is verplicht. Dit betreft minimaal een WA-verzekering (bij elektrisch aangedreven voorzieningen), een (uitbreiding van de) opstalverzekering bij woningaanpassingen en een diefstalverzekering.

Hoofdstuk 7 Afschrijvingstermijnen

Artikel 7.1 Gehanteerde afschrijvingstermijnen

(Gelet op artikel 3.2.2 lid 8 en artikel 5.3.3 lid 5 Wmo-verordening 2022)

  • 1. De volgende afschrijftermijnen worden gehanteerd voor een aantal veel voorkomende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een goed dat niet algemeen gebruikelijk is:

  • roerende woonvoorzieningen 6 jaar;

  • elektrische deurautomaten 15 jaar;

  • trapliften 15 jaar;

  • aangepaste keuken 15 jaar;

  • aanpassing in of van douche/ badkamer 25 jaar;

  • woonhuislift 25 jaar;

  • aanbouw (casco) 25 jaar.

  • 2. De eigenaar-bewoner, die op grond van de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen 10 jaar, deze verkoop direct schriftelijk te melden aan de gemeente.

Hoofdstuk 8 Mantelzorgwaardering

(Gelet op Hoofdstuk 4 Wmo-verordening 2022)

Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

(Gelet op artikel 4.1 lid 1 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Een mantelzorger die zorgt voor een inwoner van Almere komt in aanmerking voor mantelzorgwaardering, wanneer wordt voldaan aan de criteria zoals hieronder verder uitgewerkt in dit artikel.

  • 2. Onder mantelzorger wordt verstaan een persoon die zorg verricht welke voldoet aan de volgende omschrijving: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

  • 3. Het gaat daarbij om het geven van meer dan gebruikelijke zorg, meer dan acht uur per week, gedurende tenminste drie maanden aaneengesloten, gelegen tussen 1 september van het voorgaande kalenderjaar en 31 augustus van het lopende kalenderjaar.

  • 4. Aanvragen voor de mantelzorgwaardering dienen vóór 1 september van het lopende kalenderjaar door de gemeente te zijn ontvangen. Aanvragen kunnen enkel worden gedaan door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Enkel volledig ingevulde en tijdig ontvangen formulieren worden in behandeling genomen.

Artikel 8.2 Uitgangspunten uitvoering Mantelzorgwaardering

(Gelet op artikel 4.1 lid 3 Wmo-verordening 2022)

  • 1. De zorgvrager aan wie mantelzorg wordt verleend, woont in Almere. Als de zorgvrager niet in Almere woont dan bestaat er geen recht op mantelzorgwaardering.

  • 2. Per zorgvrager kan er voor maximaal 2 mantelzorgers een mantelzorgwaardering worden toegekend.

  • 3. Wanneer een mantelzorger meer dan één zorgvrager ondersteunt, dan mag mantelzorger toch maximaal maar één aanvraag indienen.

  • 4. De mantelzorgwaardering wordt eenmaal per kalenderjaar beschikbaar gesteld.

Artikel 8.3 Kenmerken mantelzorg

(Gelet op artikel 4.1 lid 3 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Bij gebruikelijke zorg (normale dagelijkse zorg) bestaat er geen recht op mantelzorgwaardering.

  • 2. Het gaat om langdurige, intensieve zorg; langer dan 3 maanden en 8 uur of meer per week.

  • 3. Levert de mantelzorger betaalde zorg (bijvoorbeeld via een persoonsgebonden budget) aan de zorgvrager, dan heeft mantelzorger geen recht op mantelzorgwaardering.

  • 4. De mantelzorg is gericht op de zorgbehoefte van een ander mens.

  • 5. Het gaat om boven gebruikelijke hulp bij persoonlijke verzorging of huishoudelijke taken etc.

  • 6. De zorgverlening heeft een relatief duurzaam karakter; ze wordt geregeld verleend.

  • 7. De zorg wordt niet beroepsmatig verleend en niet betaald.

Artikel 8.4 Rechthebbenden en vorm mantelzorgwaardering

(Gelet op artikel 4.1 lid 3 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Voor jongeren tot 12 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit, passend bij deze leeftijdsgroep.

  • 2. Voor jongeren van 12 jaar tot 18 jaar: het deelnemen aan een feestelijke activiteit, passend bij deze leeftijdsgroep of een passende cadeaukaart.

  • 3. Voor personen van 18 jaar en ouder: naar keuze een VVV e-card of een geldbedrag van gelijke waarde.

Artikel 8.5 De waarde van de mantelzorgwaardering

(Gelet op artikel 4.1 lid 2 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Het daarvoor in de begroting opgenomen jaarlijks beschikbaar budget, wordt vastgesteld door de raad.

  • 2. Daarop wordt in mindering gebracht € 2.500,= voor de mantelzorgwaardering voor personen jonger dan 18 jaar, vermeerderd met het aantal personen jonger dan 18 jaar dat voor mantelzorgwaardering in aanmerking komt, vermenigvuldigd met € 25,=.

  • 3. De mantelzorgers vanaf 18 jaar ontvangen een waardering ter waarde van € 100,=.

  • 4. Het overblijvend bedrag uit het budget kan worden ingezet voor wijkgerichte activiteiten voor specifieke doelgroepen mantelzorgers, afhankelijk van de vraag.

Hoofdstuk 9 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 9.1 Uitvoeren van controles waaronder rechtmatigheids-, kwaliteits- en fraudeonderzoek.

(Gelet op artikel 9.1 lid 3 Wmo-verordening 2022)

  • 1. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2. Indien het eigendom van een maatwerkvoorziening bij de gemeente Almere of de leverancier blijft en een voorziening in bruikleen aan een cliënt wordt gegeven, gelden de Inkoopvoorwaarden leveringen en diensten van de gemeente Almere en kan de cliënt aangesproken worden op basis van toerekenbare tekortkoming in geval van schade.

  • 3. Het college kan in bijzondere situaties bij aanbieders van een maatwerkvoorziening een rechtmatigheids- c.q. fraudeonderzoek op dossierniveau laten uitvoeren door de toezichthouder op grond van artikel 6.2 van de wet, volgens de volgende stappen:

  • a. Bij aanvang wordt bepaald:

  • wat de objecten van onderzoek zijn;

  • wat de doelstelling van het onderzoek is;

  • wat de periode is waar het onderzoek op ziet.

  • b. Onderzoeken worden uitgevoerd volgens een vooraf bepaald stappenplan/standaard rapport.

  • c. Indien niet alle relevante dossiers kunnen worden ingezien, vindt een extrapolatie van de onderzoeksbevindingen en het daar mee terug te vorderen bedrag, plaats op basis van een wetenschappelijk verantwoorde steekproef.

  • d. Deze steekproef is van voldoende omvang, aselect, in de tijd representatief voor de periode waarover de extrapolatie plaatsvindt en vindt per soort gedeclareerde verrichting plaats.

  • 4. Tenzij de aanbieder van een maatwerkvoorziening het tegendeel bewijst, kan het college, op basis van een rapport uit een rechtmatigheids- c.q. fraudeonderzoek, tot terugvordering van betaalde bedragen of het persoonsgebonden budget, als bedoeld in artikel 2.4.1. lid 1 van de wet, bij een aanbieder van een maatwerkvoorziening of de betrokken inwoner, overgaan, indien uit dit rapport blijkt dat:

  • a. de aanbieder geld heeft ontvangen voor gedeclareerde zorg die (gedeeltelijk) feitelijk niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend en aanbieder niet binnen 72 uur na afloop van een CAK-periode melding heeft gedaan bij de gemeentelijke administratie of Pgb-beheerder, om dit te crediteren;

  • b. een maatwerkvoorziening voor een ander doel is ingezet, dan waarvoor het is toegekend;

  • c. een maatwerkvoorziening zonder toestemming van het college in het buitenland is ingezet.

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 10.1 Inwerkingtreding

Deze Nadere regels treden in werking op de dag na hun bekendmaking.

Artikel 10.2 Citeertitel

Deze Nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels (maatwerk)voorzieningen Wmo 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere d.d. 7 juni 2022

de secretaris, de burgemeester,

J.D. Pruim, A.T.B. Bijleveld-Schouten

Bijlagen

  • Leidraad arrangementen Wmo februari 2021

  • Protocol gebruikelijke hulp

  • Relevante EVC-trajecten

  • Relevante HBO en Wo-opleidingen uit het CROHO-register

  • Relevante MBO-opleidingen uit het CREBO-register

Relevante EVC-trajecten

Een EVC-traject voor 1 van de opleidingen en niveaus op de overzichten 'Relevante opleidingen Mbo, HBO + WO' volstaat voor de volgende branches: Gehandicaptenzorg, Jeugddomein en Sociaal Werk.

Relevante HBO en Wo-opleidingen uit het CROHO-register

Onderdeel

Opleidingscode

Naam opleiding voluit

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34507

HBO Toegepaste Psychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81006

HBO Toegepaste Psychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

30114

HBO Applied Psychology

GEZONDHEIDSZORG

4075

HBO Jeugdpsychologie

GEZONDHEIDSZORG

34075

HBO Jeugdpsychologie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

6853

HBO psychologie vanuit biologisch en cognitivistisch perspectief

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70193

HBO M Master in Toegepaste Psychologie voor professionals

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70193

HBO M Toegepaste Psychologie voor Professionals

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60260

WO Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66604

WO Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60077

WO Social Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60076

WO Psychologie en Geestelijke Gezondheid (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60216

WO Gezondheidszorg Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEZONDHEIDSZORG

66581

WO Medische Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

40019

HBO M Jeugdzorg

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

49146

HBO M Master Interprofessioneel werken met Jeugd

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5158

HBO Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

35158

HBO Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5160

HBO Hogere kaderopleiding pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

5206

HBO Hogere kaderopleiding pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

44113

HBO M Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60381

HBO M Pedagogiek

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66607

WO Pedagogische Wetenschappen (incl. NVO-registratie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4617

HBO Sociaal pedagogische hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34617

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81032

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

 

HBO Inrichtingswerk (voorloper SPH)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4600

HBO Hoger Pedag en Sociaal - Agog. Onderwijs

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

81028

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34116

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34608

HBO Sociaal Werk

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

44116

HBO M Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

49500

HBO M Social Work (joint degree)

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70161

HBO M Social Work & Innovation

GEZONDHEIDSZORG

40101

HBO M Health Care and Social Work

GEZONDHEIDSZORG

70023

HBO M Health Care and Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70162

HBO M European Master in Social Work

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34616

HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4616

HBO Maatschappelijk werk en dienstverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34610

HBO Culturele en Maatschappelijke Vorming

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4610

HBO Culturele en maatschappelijke vorming

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

30114

HBO Applied Behavioral and Social Sciences

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

50011

HBO Gedrag en Samenleving

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

60208

WO Behavioural and Social Sciences

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

56619

HBO Sociaal-Culturele Wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

6619

HBO Sociaal-culturele wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

66619

HBO M Sociaal-Culturele Wetenschappen

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4644

HBO Creatieve therapie

GEZONDHEIDSZORG

34506

HBO Kunstzinnige Therapie

GEZONDHEIDSZORG

34585

HBO Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34644

HBO Creatieve Therapie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34644

HBO Vaktherapie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

39207

HBO Danstherapie

GEZONDHEIDSZORG

49303

HBO M Vaktherapie

GEZONDHEIDSZORG

49108

HBO M International Master of Arts Therapies

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

39199

HBO Counselling

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

70118

HBO M Contextuele Hulpverlening

x

overstijgend

HBO -HSAO – Bachelor diploma: uitstroomprofiel jeugdzorgwerker: CROHO overstijgend.

GEZONDHEIDSZORG

4560

HBO Opleiding tot verpleegkundige

GEZONDHEIDSZORG

4565

HBO opleiding tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg

GEZONDHEIDSZORG

39283

HBO Verpleegkunde

GEZONDHEIDSZORG

ntb

HBO Regie wijkverpleegkundige

GEZONDHEIDSZORG

34574

HBO Ergotherapie

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

4641

HBO Sociaal-juridische dienstverlening

GEDRAG EN MAATSCHAPPIJ

34641

HBO Sociaal-Juridische Dienstverlening

Relevante MBO-opleidingen uit het CREBO-register

Relevante MBO-opleidingen uit het CREBO-register

 
 

Opleidingsdomein 15. Zorg en welzijn

 
 

Crebo nummer

Crebo naam

Soort opleiding

Niveau

92661

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg

middenkaderopleiding

4

92662

Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

middenkaderopleiding

4

92631

Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg

middenkaderopleiding

4

92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener

middenkaderopleiding

4

95520

Mbo-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92650

Medewerker maatschappelijke zorg

vakopleiding

3

95530

Verzorgende-IG

vakopleiding

3

91370

Sociaal-cultureel werker

middenkaderopleiding

4

 
 
 
 

Oude Crebo-nummers (Betreft opleidingen van voor de herziening van de kwalificatiedossies 2012)

 
 
 

Crebo nummer

Crebo naam

Soort opleiding

Niveau

10431

Sociaal Dienstverlener

middenkaderopleiding

4

10433

Sociaal Pedagogisch Werker

middenkaderopleiding

4

10743

Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)

middenkaderopleiding

4

91430

Medewerker gehandicaptenzorg niveau 4

middenkaderopleiding

4

92661

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg)

middenkaderopleiding

4

92662

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen)

middenkaderopleiding

4

92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener (Sociaal-maatschappelijk dienstverlener)

middenkaderopleiding

4

92660

Maatschappelijke Zorg 4

middenkaderopleiding

4

25474

Agogisch medewerker GGZ

middenkaderopleiding

4

25479

Thuisbegeleider

middenkaderopleiding

4

 

Z-verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

 

4

10426

Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

71502

Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92600

MBO-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

93510

MBO-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

95520

Mbo-Verpleegkundige (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92601

MBO-Verpleegkundige (Geestelijke Gezondheidszorg)

middenkaderopleiding

4

92602

MBO-Verpleegkundige (Gehandicaptenzorg)

middenkaderopleiding

4

92603

MBO-Verpleegkundige (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg) (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

92604

MBO-Verpleegkundige (Ziekenhuiszorg) (incl. BIG-registratie)

middenkaderopleiding

4

10742

Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW 3)

vakopleiding

3

10744

Sociaal Dienstverlener (SD)

vakopleiding

3

92650

Maatschappelijke Zorg (Medewerker maatschappelijke zorg)

vakopleiding

3

10427

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

71507

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92610

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

93260

Verzorgende (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

94830

Verzorgende-IG (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

95530

Verzorgende-IG (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92611

Verzorgende (Geestelijke Gezondheidszorg) (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92612

Verzorgende (Gehandicaptenzorg) (incl. BIG-registratie)

vakopleiding

3

92614

Verzorgende (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg)

vakopleiding

3

10432

Sociaal Cultureel Werker

middenkaderopleiding

4

10746

Sociaal Cultureel Werker (SCW)

middenkaderopleiding

4

91370

Sociaal-cultureel werker

middenkaderopleiding

4

71503

Sport- en bewegingscoördinator

middenkaderopleiding

4

10434

Activiteitenbegeleider

middenkaderopleiding

4

22225

Zorg, Natuur en Gezondheid

middenkaderopleiding

4

97555

Zorg, Natuur en Gezondheid

middenkaderopleiding

3

 
 
 
 

Associate degrees (uit het CROHO-register)

 
 
 

Croho nummer

Croho naam

 
 

80118

Ad Jeugdwerker

 
 

80119

Ad Welzijn en zorg voor ouderen

 
 

80120

Ad Sociaal Werk in de Zorg

 
 

80140

Ad Sociaal Werk

 
 

80145

Ad Social Work

 
 

80147

Ad Health & Social Work

 
 

80907

Ad Sociaal Werk

 
 

80137

Ad Service, Welzijn & Zorg

 
 

80086

Ad Ervaringsdeskundige in de Zorg

 
 

80090

Ad Sociaal Financiële Dienstverlening

 
 

Uitvraagformulier Zorgaanbieder Persoonsgebonden budget

Privacy

De gemeente gaat zorgvuldig om met uw gegevens. Meer leest u hierover op almere.nl/privacystatement

Versturen

Dit formulier stuurt u binnen twee weken na ontvangst per e-mail naar: zenwadm@almere.nl

LET OP: Onderaan dit uitvraagformulier staat een lijst met bijlagen die u mee moet sturen. U dient alle gevraagde gegevens zo volledig mogelijk in te vullen.

Algemene gegevens

Naam aanbieder/zorgverlener ……………………………………………………………………

Adres: ………………………………………………………………………

Postcode en plaats: ………………………………………………………………………

Telefoonnummer: ………………………………………………………………………

E-mailadres : ………………………………………………………………………

Website: ………………………………………………………………………

Naam contactpersoon: ………………………………………………………………………

Datum oprichting: ………………………………………………………………………

KvK nummer: ………………………………………………………………………

AGB-code: ………………………………………………………………………

Doelstelling organisatie: ………………………………………………………………………

Is er sprake van een klachtencommissie: Ja / Nee

Zo nee, wie behandelt dan de klachten?

Personeel

Vul hier het aantal medewerkers in per dienstverband die direct betrokken zijn bij de zorg.

Dienstverband Aantal medewerkers

In loondienst …………………….

ZZP’ers …………………….

Stagiaires …………………….

Vrijwilligers …………………….

Wij vragen een specificatie van de ingezette zorgverleners bij de PGB cliënt en hun dienstverband. Vul de gegevens van uw medewerkers in op bijlage 2.

Geleverde zorg

In welke gemeente(n) levert u momenteel daadwerkelijk zorg? ………………………………………………………...

Bent u onderaannemer van een gecontracteerde aanbieder? Ja / Nee

Zo ja, van welke hoofdaannemer(s):

Hoeveel cliënten heeft u In de gemeente Almere ;Buiten de gemeente Almere

In totaal …………………… ……………………

Vanuit de Wmo …………………… …………………… .................

Vanuit de Jeugdwet …………………… ……………………

Vanuit andere wetgeving …………………… ……………………

Tegelijk vanuit meerdere wetgevingen …………………… ……………………

Nachtelijk toezicht op onze locatie(s) is als volgt ingericht:

[ ] Nachtelijk toezicht door een ambulante wacht, die direct oproepbaar is en meerdere momenten per nacht in de buurt is;

[ ] Nachtelijk toezicht door een vaste wakende wacht in de directe nabijheid, de begeleiding is ter plekke in ……….. minuten;

[ ] Nachtelijk toezicht in aanwezigheid van een slaapwacht in de directe nabijheid;

[ ] We bieden geen nachtelijk toezicht of aanwezigheid.

Kwaliteit

Een van onze kwaliteitseisen is dat u beschikt over een kwaliteitssysteem.

Zijn mogelijkheden van registratie algemeen bekend/standaard?

…………………………………………………………………………………………………

Op welke wijze registreert u over de voortgang van cliënten?

…………………………………………………………………………………………………

Op welke wijze worden terugkoppelingen gegeven omtrent de voortgang van de cliënten?

…………………………………………………………………………………………………

Is uw organisatie gecertificeerd en/of is er een keurmerk aanwezig?

…………………………………………………………………………………………………

Locatie geleverde ondersteuning

Waar vindt de begeleiding plaats?

…………………………………………………………………………………………………

Wij vragen u toe te lichten welke ondersteuning/activiteit er op de locaties wordt uitgevoerd (zoals spreekuur, administratie, dagbesteding).

Indien er sprake is van een woonlocatie van de organisatie (zoals bij beschermd wonen) graag toelichten of de huurkosten door de cliënt zelf worden betaald (huur exclusief) of in het zorgbedrag zitten (huur inclusief). Het gaat hierbij om woonlocaties van de organisatie die intramurale zorg bieden, niet om individuele woonadressen van cliënten met extramurale zorg. Mocht u over meer dan één locatie beschikken, dan vragen wij u de gegevens van deze locaties zelf toe te voegen op een leegblad.

Ondersteuning/activiteit: ………………………………………………………………………

Adres: ………………………………………………………………………

Postcode en plaats: ………………………………………………………………………

Telefoonnummer: ………………………………………………………………………

Contactpersoon: ………………………………………………………………………

Aantal cliënten: ………………………………………………………………………

Aantal begeleiders: ………………………………………………………………………

Woonlocatie (huur inclusief/exclusief)

Het gebruik van het adres waarop deze locatie is gevestigd dient te (blijven) voldoen aan de bepalingen uit het toepasselijke bestemmingsplan.

Bestuurlijke verklaring

M.b.t de kwaliteitseisen levering PGB-ondersteuning in het kader van de Wmo en Jeugdwet.

Los van deze verklaring zijn de regelgeving en kwaliteitseisen van toepassing als bedoeld in artikel 7.5 eerste lid van de Wmo-verordening 2022.

PGB-zorgaanbieder verklaart:

  • 1.

    Te beschikken over geldige en relevante Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG) van de medewerkers die actief zijn bij cliënten in Almere waaraan ondersteuning wordt gegeven. Deze VOG is maximaal 3 jaar geldig. De gemeente Almere behoudt zich het recht voor om deze verklaringen in te zien / op te vragen en de aanbieder zal aan een (gemotiveerd) verzoek tot inzage gehoor geven.

  • 2.

    In het bezit te zijn van een kwaliteitsmanagementcertificaat op basis van de norm ISO 9001:2008/15 of daarvan afgeleide EN 15224 (ISO voor zorg en welzijn), HKZ, PREZO, NIAZ of gelijkwaardig. Een gelijkwaardig kwaliteitsmanagementcertificaat dient ten minste aan onafhankelijke externe controle onderhevig te zijn.

  • 3.

    Geen eerste- of tweedegraads familie te zijn van degene aan wie zorgverlening wordt geboden. Ook medewerkers en hulpverleners mogen geen eerste- of tweedegraads familie zijn van degene waar hulpverlening aan wordt geboden.

  • 4.

    Dat de zorgverlener/aanbieder is georganiseerd en voorzien van medewerkers die, volgens de geldende kwaliteitseisen van de gemeente Almere, minimaal MBO-4 werk- en denkniveau hebben en zorg gerelateerd opgeleid zijn, dat de overeengekomen ondersteuning op een verantwoorde wijze kan worden geboden.

  • 5.

    Dat het bieden van goede en verantwoorde ondersteuning aan de cliënt centraal staat.

  • 6.

    Dat er geen sprake is van belangenverstrengeling en dat ook de schijn van belangenverstrengeling door aanbieder dient te worden voorkomen.

  • 7.

    Te beschikken, als (tijdelijk) verblijf of dagbesteding aan de orde is, over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven en die voldoet aan de planologische vereisten en gebruiksvoorschriften, waaronder brandveiligheid.

  • 8.

    Een huur(zorg) overeenkomst aan te gaan met budgethouders die ondersteuning ontvangen en een woning huren. Dat in de huur(zorg)overeenkomst de wederzijdse verplichtingen en rechten op een voor de cliënten begrijpelijke wijze opgenomen zijn en deze overeenkomst wordt ondertekend door degene aan wie de ondersteuning wordt geleverd. Zowel de persoon waar de ondersteuning aan wordt geleverd als diens PGB vertegenwoordiger een afschrift van deze overeenkomst ontvangen.

  • 9.

    De woonlasten niet uit het pgb worden betaald.

  • 10.

    Dat de zorgverlener/ aanbieder bij een incident of calamiteit een melding zal maken bij de Gemeente Almere, de GGD Flevoland en/ of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Voor meer informatie zie almerekracht.almere.nl/praktische-informatie/toezicht

  • 11.

    Huiselijk geweld en kindermishandeling altijd te melden bij het Advies- meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling conform Meldcode huiselijk geweld.

  • 12.

    Te beschikken over een laagdrempelige, toegankelijke en onafhankelijke regeling voor de indiening en afhandeling van klachten. Deze regeling, alsmede een wijziging daarvan, wordt tijdig en op een geschikte wijze onder de aandacht gebracht van de cliënten en hun vertegenwoordigers.

  • 13.

    Te beschikken over een Privacyreglement dat voldoet aan de eisen die daaromtrent uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming voortvloeien.

  • 14.

    Te beschikken over een aansprakelijkheidsverzekering.

  • 15.

    Zich te houden aan de Zorgbrede Governancecode 2022.

  • 16.

    Alle fiscale verplichtingen na te komen, niet veroordeeld dan wel verdacht te zijn van belastingfraude, zorgfraude of andere fraude delicten.

  • 17.

    Aantoonbaar aan de doelen van het uitvoeringsplan van de cliënt te werken.

  • 18.

    Op de hoogte te zijn van het derdenbeding: Indien de gemeente het persoonsgebonden budget heeft ingetrokken of heeft herzien, omdat het te veel persoonsgebonden budget heeft verstrekt en dit is veroorzaakt door toerekenbaar handelen van de persoon of organisatie die ten laste van het persoonsgebonden budget zorg/maatschappelijke ondersteuning levert, heeft de gemeente een vordering op die persoon of organisatie. De vordering bedraagt het bedrag gelijk aan het door de persoon of organisatie, vanwege het toerekenbaar handelen, ten laste van het persoonsgebonden budget ten onrechte ontvangen bedrag. Dit beding is onherroepelijk.

  • 19.

    Medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de rechtmatigheid of de kwaliteit.

Bestuurlijke verklaring

Ik/Wij verklaar/verklaren de eisen zoals in deze verklaring zijn beschreven tot uitvoering te brengen en deze naar waarheid te hebben ingevuld. Mocht dit niet naar waarheid te zijn ingevuld kan dit consequenties hebben voor de eventuele toekenning van de voorziening van de budgethouder.

Handtekening PGB-zorgaanbieder

Functie: ………………………………………………………………………

Naam: ………………………………………………………………………

Datum: ………………………………………………………………………

Bijlage 1 Checklist document die u dient mee te sturen

Indien u niet beschikt over één van de gevraagde documenten dan ontvangen wij graag een toelichting.

[ ] KvK uittreksel;

[ ] Diploma zorg gerelateerde opleiding ingezette medewerkers bij PGB cliënt.

Mocht u nog andere informatie kwijt willen of overige opmerkingen hebben dan kunt u die ook hier plaatsen:

Bijlage 2: Specificatie van zorgverleners

Dit is een specificatie van de persoonsgegevens van de ingezette/uitvoerende zorgverleners bij de PGB cliënt van de gemeente Almere.

Naam medewerker: ………………………………………………………………………

Functie medewerker: ………………………………………………………………………

Aantal uur in dienst: ………………………………………………………………………

Meest relevante afgeronde opleiding: ……………………………………………………………..

Niveau: ………………………………………………………………………

VOG aanwezig: ja / nee

Toelichting: ………………………………………………………………………

Naam medewerker: ………………………………………………………………………

Functie medewerker: ………………………………………………………………………

Aantal uur in dienst: ………………………………………………………………………

Meest relevante afgeronde opleiding: ……………………………………………………………..

Niveau: ………………………………………………………………………

VOG aanwezig: ja / nee

Toelichting: ………………………………………………………………………

Naam medewerker: ………………………………………………………………………

Functie medewerker: ………………………………………………………………………

Aantal uur in dienst: ………………………………………………………………………

Meest relevante afgeronde opleiding: ……………………………………………………………..

Niveau: ………………………………………………………………………

VOG aanwezig: ja / nee

Toelichting: ………………………………………………………………………

Indien er meerdere medewerkers betrokken zijn bij de PGB cliënt verzoeken wij u deze zorgverleners zelf toe te voegen op een leeg blad.

Versturen

Dit formulier s.v.p. per mail retourneren binnen twee weken na ontvangst naar: zenwadm@almere.nl

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage: Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning

Indicatieprotocol huishoudelijke ondersteuning

Bijlage: Almeers protocol gebruikelijke hulp

Bijlage als bedoeld in artikel 3.3 lid 3 van de Nadere regels (maatwerk) voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die onderdeel uitmaken van dezelfde leefeenheid. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die gezamenlijk een huishouding voeren.

Of sprake is van gebruikelijke hulp is afhankelijk van de volgende factoren:

  • a.

    de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

  • b.

    de aard van de relatie van de personen die onderdeel zijn van dezelfde leefeenheid;

  • c.

    de leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

  • d.

    de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie de gebruikelijke hulp kan worden gevraagd.

Ad a: de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

De aard van de ondersteuningsbehoefte kan zeer divers zijn. De cliënt kan bijvoorbeeld aangewezen zijn op hulp:

  • bij zelfzorg;

  • bij de administratie (of het overnemen daarvan);

  • bij het plannen of ondernemen van (dagelijkse) activiteiten in het kader van participatie; of

  • in verband met problematisch gedrag.

De mate van zelfredzaamheid is enerzijds afhankelijk van de beperkingen die de cliënt daarbij ondervindt. Anderzijds wordt de mate van zelfredzaamheid bepaald door wat de cliënt wel zelf kan al dan niet met bijvoorbeeld hulp van anderen of met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of eventuele algemene voorzieningen. Het college houdt in ieder geval rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling verwacht wordt aan elkaar geboden te worden. Zie verder onder het kopje ‘de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt’ van dit protocol.

Ook de omvang van de ondersteuningsbehoefte kan divers van aard zijn. Zo kan de cliënt zijn aangewezen op begeleiding bij of het overnemen van bepaalde activiteiten maar ook afhankelijk zijn van (volledig) toezicht. Naast de vraag of dit toezicht onder gebruikelijke hulp kan worden geschaard, kan het zware eisen stellen aan en/of een zware wissel trekken op de persoon die deze hulp biedt. Ook kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte in de zelfredzaamheid met zich meebrengen dat niet volledig van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Het college neemt daarbij de uitstelbare en niet-uitstelbare taken1 in aanmerking maar ook de mogelijkheid van redelijkerwijs te vergen oplossingen die een eventuele aanspraak op maatschappelijke ondersteuning (deels) kunnen voorkomen. De omvang van de ndersteuning kan (deels) ook onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en/of klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, op familiebezoek gaan, et cetera. Dergelijke hulp kan volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer als gebruikelijk worden aangemerkt.

Kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte

Afhankelijk van de aard van de beperking(en) kan er een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte bestaan bij de cliënt. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel in de mate van de zelfredzaamheid van de cliënt. In het algemeen hanteert het college hiervoor een periode van drie maanden. In deze periode wordt het redelijk geacht dat de leefeenheid tijdelijk meer taken dan gebruikelijk overneemt. Bij een langdurige ondersteuningsbehoefte gaat het om een situatie waarbij de ondersteuningsbehoefte naar verwachting langer dan drie maanden aanwezig zal zijn. Ook in die gevallen kan er nog steeds uitzicht zijn op herstel maar er kan ook sprake zijn van een (naar verwachting) permanente ondersteuningsbehoefte. Als er sprake is van hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden, is het in principe niet van belang of sprake is van een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.

Huishoudelijke taken

Ook bij het overnemen van huishoudelijke taken wordt in principe geen rekening gehouden met een onderscheid tussen een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte. Dat is in lijn met de vaste jurisprudentie zoals die onder de Wmo 2007 tot stand is gekomen (zie bijvoorbeeld CRVB:2015:3198). Het college zal zorgvuldig moeten onderzoeken of de andere personen uit de leefeenheid feitelijk in staat zijn om de huishoudelijke taken te verrichten. Daarbij valt op te merken dat het weigeren om huishoudelijke taken uit te voeren geen reden is om hiervoor een maatwerkvoorziening toe te kennen (CRVB:2016: 3665).

Ad. b: de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt.

Als algemeen uitgangspunt geldt dat huisgenoten elkaar onderling gebruikelijke hulp moeten bieden. Immers huisgenoten binnen de leefeenheid kiezen ervoor om gezamenlijk een huishouden te voeren.

Dat maakt hen verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Het college moet wel rekening houden met de aard van de relatie die de persoon binnen de leefeenheid heeft met de cliënt. Dat betekent dat er onderscheid kan bestaan tussen wat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, tussen kinderen ten opzichte van hun ouders en huisgenoten die bijvoorbeeld geen bloedverwantschap hebben met de cliënt.

Algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer

Het college houdt bij de beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp rekening met hulp bij, of het overnemen van, taken waarvan geacht mag worden dat die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer aan elkaar geboden worden. De volgende voorbeelden worden genoemd:

  • Hulp bij een bezoek aan de familie, vrienden, kerk of moskee, huisarts/specialist, et cetera.

  • Daaronder wordt ook het vervoer verstaan; het gaat immers om (incidentele) verplaatsingen die in het algemeen gepland kunnen worden.

Daarover kunnen huisgenoten onderling afspraken over maken.

  • Het vervoer bij structurele verplaatsingen, waarbij rekening wordt gehouden met de intensiteit van de verplaatsingen en de reguliere dag invulling van de huisgenoot.

  • Hulp bij of het overnemen van taken die tot een huishouden behoren zoals bijvoorbeeld de huishoudelijke taken en de (persoonlijke) administratie.

  • Hulp aan anderen die behoren tot de omgeving van de cliënt, in het (leren) omgaan met de beperkingen van de cliënt. Denk aan familie, vrienden, vrijwilligers, et cetera.

  • Hulp van ouders (zorgplicht) aan minderjarige kinderen. Voorgaande opsomming is niet limitatief.

Echtgenoten/partners

Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijk is volgens algemene maatstaven en de onderhoudsplicht die echtgenoten/partners naar elkaar toe hebben. Zo wordt het normaal geacht dat de ene partner de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij beperkingen in de sociale redzaamheid. Bij een substantiële omvang in de ondersteuningsbehoefte kan dit er evenwel toe leiden dat er deels sprake is van mantelzorg.

Kinderen ten opzichte van ouders

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van inwonende kinderen aan hun ouders. Of deze hulp of ondersteuning gebruikelijk geacht kan worden is mede afhankelijk van de leeftijd van de inwonende kinderen. Hoe ouder de inwonende kinderen zijn, hoe meer er van hen in redelijkheid verwacht kan worden. Zie hiervoor ook ad c.

Ouders en kinderen

De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon die past bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Onderstaande tabel dient daarbij als richtlijn:

Leeftijdsgroep

Van 0-3 jaar

Hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig.Van 0-3 jaar

Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid

en zelfredzaamheid;

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale

veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Van 3-5 jaar

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis

korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in

een andere kamer);

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid

en zelfredzaamheid;

Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

Hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten

en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale

veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Van 5-12 jaar

Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend

van 22 tot 25 uur per week;

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand

(bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning

als de ouder thuis is);

Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

Zijn overdag zindelijk, en ’s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid

en zelfredzaamheid;

Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van

en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale

veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Van 12-18 jaar

Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;Van 12-18 jaar

Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

Kunnen vanaf 16 jaar dag en/of nacht alleen gelaten worden;

Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk, of het zelfstandig gaan wonen);

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid

en zelfredzaamheid;

Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke

en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat

wordt geboden.

Huisgenoten ten opzichte van elkaar

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Voor huisgenoten ten opzichte van elkaar kan het bieden van begeleiding als gebruikelijke hulp anders liggen. Gelet op aard van de relatie (bijvoorbeeld niet familierechtelijk) kan het ook zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat ene huisgenoot de ander bijvoorbeeld aanspoort tot zelfzorg.

Ad c: De leeftijd en de ontwikkelingsfase van de inwonende, jonge kinderen.

In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Een volwassenen huisgenoot van 23 jaar en ouder dient het huishouden in principe geheel over te kunnen nemen. Een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, schoonhouden van keuken en één slaapkamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.

Ten aanzien van minderjarige kinderen geldt het volgende:

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Ad d: De leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.

Redenen als ‘niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten’ leiden in principe niet tot het toekennen van een maatwerkvoorziening, tenzij het ‘niet kunnen’ verlenen van gebruikelijke hulp een medische objectiveerbare oorzaak heeft. Wel kan er tijdelijk een maatwerkvoorziening worden toegekend om de betreffende persoon de taken aan te leren. Uiteraard moet het college daarbij onderzoeken of de betreffende persoon leerbaar is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn in situatie waarin men wordt geconfronteerd met een nog niet eerder aanwezige ondersteuningsbehoefte van de cliënt zoals bij een niet aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie het geval kan zijn.

2. Uitzonderingen voor het verlenen van gebruikelijke hulp

Er zijn situaties waarbij er gemotiveerd afgeweken kan worden van de uitgangspunten met betrekking tot gebruikelijke hulp. Daarbij valt te denken aan de volgende situaties:

  • a.

    de huisgenoot heeft een medisch geobjectiveerde aandoening die in de weg staat aan het verlenen van gebruikelijke hulp;

  • b.

    de huisgenoot is overbelast of dreigt te worden overbelast;

  • c.

    de huisgenoot mist de kennis/vaardigheden om gebruikelijke hulp uit te voeren en kan deze vaardigheden niet aanleren;

  • d.

    de cliënt heeft een zeer korte levensverwachting;

  • e.

    de huisgenoot is regelmatig niet aanwezig, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter;

  • f.

    er is naar het oordeel van het college sprake van bijzondere omstandigheden. Hieronder kan bijvoorbeeld een stapeling van ondersteunings- en/of zorgtaken worden verstaan.

In voorkomende gevallen kan het college, al dan niet tijdelijk, een maatwerkvoorziening inzetten opdat de cliënt en de andere personen uit de leefeenheid in de gelegenheid worden gesteld een oplossing te vinden.

Ad a: Medisch geobjectiveerde aandoening

Als uit objectief onderzoek blijkt dat een persoon binnen de leefeenheid aantoonbaar beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke hulp niet van toepassing ten aanzien van deze persoon.

Ad b: (Dreigende) overbelasting

Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren waardoor de verhouding tussen draagkracht en draaglast, al dan niet tijdelijk, uit balans is. Te denken valt aan het ernstig ziek worden en/of overlijden van een partner of andere dierbare of conflicten in de privésfeer.

Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de huisgenoot moet dat door de cliënt of huisgenoot aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. In dat geval rust er op het college de plicht daar een onderzoek naar in te stellen. De betreffende huisgenoot is dan overigens wel verplicht zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek.

Wanneer er bij de huisgenoot, die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen, eigen mogelijkheden zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het bieden van mantelzorg, dan kan het college verlangen dat de huisgenoot die overbelasting voorkomt of opheft door deze zorg door (andere) zorgverleners of ondersteuners uit te laten voeren. Dat beoordeelt het college in het individuele geval. Indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten met een niet verplichtend karakter, kan het verlenen van gebruikelijke hulp voor gaan op die maatschappelijke activiteiten.

Ad c: Dit onderdeel behoeft geen nadere toelichting.

Ad d: De cliënt heeft een zeer korte levensverwachting

In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties is het redelijk om soepeler om te gaan met het principe gebruikelijke hulp.

Ad e: Fysieke afwezigheid vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter

Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationale vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of militairen. De afwezigheid dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • het is inherent aan het werk;

  • heeft een verplichtend karakter;

  • en is voor een aaneengesloten periode van tenminste 7 etmalen.

Bij het hanteren van bovengenoemde kenmerken is de individuele situatie leidend. Zo is het denkbaar dat voor niet-uitstelbare taken wordt afgeweken van de genoemde kenmerken.

Ad f: Bijzondere omstandigheden

Het college zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting in voorkomende gevallen rekening houden met de omstandigheid dat de cliënt (of diens huisgenoot) gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of mantelzorg voor andere personen binnen het sociale netwerk.