Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022

Geldend van 06-10-2022 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Boekjaar: een twaalfmaandsperiode gelijk aan een kalenderjaar;

  • -

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • -

    De-minimisverordening: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • -

    Liquiditeit: de mate waarin een onderneming de kortlopende schulden die opeisbaar zijn binnen een jaar kan betalen, als blijkend uit de jaarrekening;

  • -

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Solvabiliteitsratio: de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen uitgedrukt in procenten, als blijkend uit de jaarrekening;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • -

    Weerstandsvermogen: het deel van het vermogen dat vrij beschikbaar is voor het opvangen van calamiteiten. Het wordt berekend als volgt: het eigen vermogen verminderd met de materiële vaste activa en verminderd met de wettelijke reserves en vermeerderd met voorzieningen waarvan de noodzaak niet is aangetoond;

  • -

    Wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Het college kan een subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet verstrekken, indien de raad voor een dergelijke subsidie reeds in de begroting financiële middelen heeft gereserveerd of de gemeente een doeluitkering heeft ontvangen.

  • 3. Op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid sub c en d, van de wet worden verstrekt zijn alleen de artikelen 7 tot en met 21 uit deze verordening van toepassing.

  • 4. Er kan door het college gemotiveerd worden afgeweken van lid 3.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college in de subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. In de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Indexatie

De raad besluit jaarlijks bij het vaststellen van de programmabegroting of indexatie op subsidies wordt toegepast.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt met behulp van het aanvraagformulier op de gemeentelijke website digitaal ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een sluitende begroting van een realistisch dekkingsplan voor de kosten en opbrengsten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      het jaarverslag en de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is gedaan;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2°.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de: “de- minimissteun” (= de-minimisverklaring);

    • f.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verleend, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Het subsidiebedrag is inclusief niet terug te vorderen btw en niet te verrekenen btw.

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1. Een subsidie die voor een tijdvak van één boekjaar of meerdere boekjaren wordt aangevraagd, wordt volledig ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere subsidieaanvragen kunnen tot uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, worden ingediend.

  • 3. Een subsidieaanvraag voor één of meer boekjaren die niet betrekking heeft op het jaar of de jaren direct volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend, wordt buiten behandeling gelaten.

  • 4. Indien een subsidieaanvraag na de daarvoor gestelde termijn wordt ingediend, wordt door de aanvrager de reden van de late indiening vermeld. Het college besluit vervolgens of zij de aanvraag alsnog in behandeling zal nemen.

  • 5. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college kan de termijn van acht weken als bedoeld in lid 2 met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van acht weken hiervan door het college mededeling gedaan aan de aanvrager. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval gemotiveerd weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de te subsidiëren activiteit een commercieel doel heeft;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverlening in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift of de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      als de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • h.

      als de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • i.

      als de subsidieverlening niet past binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente Delft;

    • j.

      als de solvabiliteitsratio lager is dan 25% of de liquiditeit negatief is; of

    • k.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 11. Verlening subsidie

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Bij de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidieontvanger een verklaring omtrent gedrag (VOG) worden gevraagd voor de bestuurders en medewerkers voor zover er geen wettelijke verplichting bestaat voor een VOG.

  • 3. Een subsidie kan in bijzondere gevallen tijdens de uitvoering van de subsidiabele activiteiten worden verleend. In de beschikking tot subsidieverlening wordt goed gemotiveerd, waarom de subsidie alsnog geheel of gedeeltelijk wordt verleend.

  • 4. Het college kan op verzoek van een subsidieontvanger een gebroken boekjaar als uitgangspunt voor de subsidieverlening toestaan, indien en voor zover bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 5. Indien lid 4 van toepassing is geeft het college aan welke gevolgen dit heeft ten aanzien van de in deze verordening genoemde termijnen en verantwoordingsmomenten, alsmede de wijze van bevoorschotting.

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. De subsidieontvanger betaalt het niet, dan wel deels niet, benutte subsidiebedrag op eerste aanzegging van het college direct op de voorgeschreven wijze terug.

  • 3. Het college verlangt van de ontvanger van een boekjaarsubsidie van meer dan € 75.000,- dat een halfjaarrapportage wordt uitgebracht omtrent de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.

  • 4. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38, eerste lid, van de wet worden opgelegd.

  • 2. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 3. Het college kan nadere verplichtingen aan de subsidieontvanger stellen om de deelname, van én de toegankelijkheid voor personen met een beperking, aan de door de subsidieontvanger georganiseerde activiteiten zo optimaal mogelijk te maken.

  • 4. Bij subsidies verleend voor activiteiten die zijn gericht op (groepen van) kwetsbare burgers of jeugd, kan de verplichting worden opgelegd tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag voor alle (vrijwillige) medewerkers die zich bezighouden met het verrichten van betreffende activiteiten.

  • 5. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 6. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 14. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per boekjaar verleende subsidie een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.

Artikel 15. Vermogenstoets

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat subsidie voor een lager bedrag dan het totaal van subsidiabele kosten wordt verleend indien:

    • a.

      de organisatie voor meer dan 50% van de jaarlijkse inkomsten afhankelijk is van een subsidie verstrekt door gemeente Delft; en

    • b.

      het weerstandsvermogen, vast te stellen op grond van de jaarrekening, meer bedraagt dan 10% van de inkomsten van dat boekjaar.

  • 2. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 16. Controleprotocol

Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.

Artikel 17. Wijze van verlenen en vaststelling subsidies tot en met €5.000,-

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000,- worden door het college zonder voorafgaande verlening ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Er kan op basis van een te trekken steekproef bepaald worden dat alsnog een verantwoording wordt gevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 18. Aanvraag tot vaststelling van subsidies tussen € 5.000,- en € 75.000,-

  • 1. Bij een ontvangen subsidie van tussen de € 5.000,- en € 75.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van een boekjaar wordt verleend, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van meerdere boekjaren wordt verleend, uiterlijk op 1 juni na afloop van het laatste boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000,- tot en met € 75.000,- bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten (een financieel verslag met toelichting);

    • c.

      een jaarrekening (balans en exploitatierekening) van het vigerende subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, van het bestuur van de betrokken instelling wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig gehandeld te hebben.

  • 3. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 19. Aanvraag tot vaststelling van subsidies tussen € 75.000,- en € 150.000,-

  • 1. Bij een ontvangen subsidie van tussen de € 75.000,- en € 150.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van een boekjaar wordt verleend, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van meerdere boekjaren wordt verleend, uiterlijk op 1 juni na afloop van het laatste boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten (een financieel verslag met toelichting);

    • c.

      de (indien van toepassing door de accountant gecontroleerde) jaarrekening (balans en exploitatierekening) van het vigerende subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, van het bestuur van de betrokken instelling wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig gehandeld te hebben; en

    • e.

      een beoordelingsverklaring, met betrekking tot het genoemde in sub b, opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in en overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Indien de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar voor diens inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van de gemeente Delft, en de subsidie tevens het karakter draagt van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde onder 2b worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in 2e. Deze bepaling geldt niet voor subsidies die bedoeld zijn voor een specifiek project.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 20. Aanvraag tot vaststelling van subsidies van meer dan € 150.000,-

  • 1. Bij een ontvangen subsidie van meer dan € 150.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van een boekjaar wordt verleend, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van meerdere boekjaren wordt verleend, uiterlijk op 1 juni na afloop van het laatste boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten (een financieel verslag met toelichting);

    • c.

      de (indien van toepassing door de accountant gecontroleerde) door de accountant gecontroleerde jaarrekening (balans en exploitatierekening) van het vigerende subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, van het bestuur van de betrokken instelling wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig gehandeld te hebben; en

    • e.

      een controleverklaring met betrekking tot het genoemde in sub b, opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in en overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Indien de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar voor diens inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van de gemeente Delft, en de subsidie tevens het karakter draagt van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in lid 2 onder b worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in lid 2 onder e. Deze bepaling geldt niet voor subsidies die bedoeld zijn voor een specifiek project.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 21. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000,-

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000,- vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 18, eerste lid, artikel 19, eerste lid en artikel 20, eerste lid is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn van maximaal 4 weken. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 5. Bij subsidieregeling kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 22 Eindverantwoording bij meerdere subsidies

Als een aanvrager in hetzelfde boekjaar een aanvullende subsidie verleend krijgt vanuit dezelfde subsidieregeling, bepaalt het college dat deze aanvullende subsidie voor de eindverantwoording bij de eerdere subsidieverlening wordt opgeteld. De subsidies worden samen verantwoord. Hierdoor kan een hoger verantwoordingsregime van toepassing worden (conform artikel 18, 19 en 20).

Artikel 23. Hardheidsclausule

  • 1. In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 6, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

  • 2. In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 24. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2020 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2022.

,burgemeester.

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

,griffier a.i.

G.A. van Egmond

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Delft1

Algemeen

Subsidie is één van de instrumenten om een leefbare samenleving met toegankelijke voorzieningen te realiseren. Via gemeentelijke subsidies worden activiteiten en voorzieningen gerealiseerd die verbonden zijn aan gemeentelijk beleid.

Vanaf 2019 is gekozen om te werken met de Algemene subsidieverordening gemeente Delft (hierna ASV), deze is in de plaats gekomen van de Kaderverordening Subsidies gemeente Delft 2014. De ASV is door de raad vastgesteld. De ASV is grotendeels opgesteld conform het Model Algemene Subsidieverordening 2019 van de VNG. Het college stelt de nadere regelgeving op (subsidieregeling).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

In dit artikel zijn een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: wet). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 2. Reikwijdte

Voor enkele activiteiten, zoals op het gebied van onderwijs, zijn specifieke subsidieverordeningen vastgesteld. Op subsidies voor die activiteiten is de ASV niet van toepassing. De ASV is ook niet van toepassing op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder a en b van de wet worden verstrekt. Dit betreft subsidies die:

  • -

    worden verstrekt in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking in getreden (a); en

  • -

    rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Europese Commissie vastgesteld programma worden verstrekt (b).

Op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid sub c en d van de wet worden verstrekt zijn alleen de artikelen 7 tot en met 21 uit deze verordening van toepassing. Het betreft hier subsidies die zijn verstrekt op grond van de begroting, waarin de naam van de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld is vermeld en subsidies in incidentele gevallen.

Artikel 3. Subsidieregelingen

De raad stelt de ASV vast. Het college heeft de bevoegdheid subsidieplafonds vast te stellen, te beslissen op de subsidieaanvragen die vallen onder de reikwijdte van de ASV en om nadere regels (subsidieregelingen) vast te stellen.

In de subsidieregelingen kan het college vastleggen welke activiteiten subsidiabel zijn, wat de doelgroep is, welke specifieke verplichtingen gelden, op welke wijze de subsidie berekend wordt en hoe de subsidie wordt uitbetaald.

Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid subsidieregelingen vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld.

Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);\

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van subsidieregeling zoals het afwijken van termijnen en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 5. Subsidieplafond

Het college stelt de subsidieplafonds en de verdeelregels (lid 1) vast. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het college de wijze van verdelen vermelden (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet). Dat kan door verwijzing naar de –door het college vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet).

Artikel 9. Beslistermijn

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings-en terugvorderingsgronden

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering. Vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a.

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden –als er een bevel tot terugvordering uitstaat–alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een –op zichzelf verdedigbare– verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun –niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht

Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 9, vijfde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Artikel 13 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de wet (zie artikel 4:37 van de wet).

Wat betreft het eerste en tweede lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of –in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie– de verleningsbeschikking.

Het eerste lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren. Het tweede lid biedt de grondslag om alle doelgebonden verplichtingen op te leggen waarvan het college vindt dat deze nodig zijn.

Het tweede lid maakt het mogelijk in de subsidieregelingen verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

Artikel 14. Egalisatiereserve

Het artikel van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waarin niet besteedde subsidiegelden worden gestort om in het jaar daarop de activiteiten alsnog te kunnen uitvoeren. De egalisatiereserve kan ook worden gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per boekjaar wordt verleend, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.

Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.

Artikel 15. Vermogenstoets

De vermogenstoets is een (gesystematiseerde) aanscherping van het algemene beginsel, dat als de gemeente bepaalde voorzieningen/activiteiten subsidieert de gemeente daarbij ook eigen bijdragen kan betrekken. Immers als men zelf de activiteit kan financieren, is het niet vanzelfsprekend dat daarvoor publieke middelen worden aangewend. De hoogte van de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de omvang van een gezond weerstandvermogen.

Artikel 16. Controleprotocol

Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.

Wanneer de subsidieverlening € 75.000 of meer bedraagt, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring.

Artikel 17. Wijze van verlenen en vaststelling subsidies tot en met € 5.000,-

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,- is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12, eerste lid). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Artikel 18. Aanvraag tot vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000,- tot en met € 75.000,-

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verleend.

Het financieel verslag als bedoeld in het tweede lid, onder b geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de aanwending en de besteding van de verleende subsidie. Het financieel verslag bevat minimaal een overzicht van de gerealiseerde baten en de bijbehorende gerealiseerde lasten inclusief toelichting, tenzij bij de verlening anders is bepaald. De subsidies worden verantwoord conform de indeling van de bij de verlening gehanteerde begroting.

Artikel 19. Aanvraag tot vaststelling van subsidies tussen €75.000,- en €150.000,-

In lid 3 wordt gesproken over een exploitatiesubsidie. Met een exploitatiesubsidie wordt bedoeld: Een exploitatiesubsidie (boekjaarsubsidie) is een subsidie die niet wordt verleend voor een bepaald project, maar voor de instandhouding van de instelling (organisatie) als zodanig waarbij de gesubsidieerde activiteit tevens een van de kerntaken van de organisatie is.

Artikel 23. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De hardheidsclausule is voor schrijnende gevallen of zeer uitzonderlijke situaties waarin vasthouden aan de vereisten van de ASV onredelijk is. Om zicht te houden op het gebruik van de hardheidsclausule en precedentwerking te voorkomen wordt er (half)jaarlijks verslag gedaan over hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule en om welke reden(en).

Als er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule, ook als het gaat om beschikkingen onder €100.000, is uitsluitend het college bevoegd om te beslissen.


Noot
1

De toelichting is door het college vastgesteld op 05-07-2022