Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2023

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2023

Het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 3 mei 2022 (22.0279644);

gelet op gelet op de artikelen 56 en 78 van de Waterschapswet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

gehoord de commissie Bestuur, Middelen en Waterketen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2023

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    hoogheemraadschap: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

  • b.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter;

  • c.

    algemeen bestuur: het college van hoofdingelanden van het hoogheemraadschap;

  • d.

    dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap

  • e.

    voorzitter: de dijkgraaf van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 2 (toepassingsbereik)

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijk bevoegdheid of taak.

  • 2. In afwijking van het eerste lid worden aanvragen die betrekking hebben op schade als gevolg van het verleggen van kabels of leidingen inhoudelijk behandeld conform de Nadeelcompensatieregeling verleggen van kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999), dan wel de daarvoor in de plaats tredende rijksregeling, zoals deze luidt op het moment van de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 3 (aanvraag)

In aanvulling op de artikelen 4:1, 4:2 en 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

  • a.

    als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover beschikbaar de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting.

  • b.

    als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte;

  • c.

    de datum waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan;

  • d.

    het Internationaal Bank Account Nummer (IBAN) van de verzoeker.

Artikel 4 (adviescommissie)

  • 1. Het bestuursorgaan wint advies in bij een adviescommissie alvorens op de aanvraag om schadevergoeding te beslissen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan het inwinnen van advies bij een adviescommissie achterwege laten indien:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      een beleidsregel over de vergoeding van schade is vastgesteld.

  • 3. Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4. Een adviescommissie kan:

    • a.

      een tijdelijke commissie voor advisering zijn met betrekking tot een of meer aanvragen, benoemd door het dagelijks bestuur;

    • b.

      worden benoemd als vaste commissie, waarbij de leden door het dagelijks bestuur voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar.

Artikel 5 (procedure)

  • 1. Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2. Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 6 (uitbetaling)

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 7 (aanvraag voorschot)

  • 1. Het dagelijks bestuur kan, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, op verzoek van de aanvrager een voorschot verlenen, doch slechts indien en voor zover aannemelijk is dat de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een schadevergoeding en voorts het belang van de aanvrager naar het oordeel van het dagelijks bestuur vordert dat aan hem een voorschot op de gevraagde schadevergoeding wordt verstrekt.

  • 2. Het voorschot bedraagt maximaal 75 % van de naar het oordeel van het dagelijks bestuur te verwachten bedrag van de schadevergoeding, zulks onverminderd de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om het voorschot, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, vast te stellen op een lager percentage van dat bedrag.

  • 3. Het verleende voorschot kent een voorlopig karakter en door de toekenning van het voorschot wordt geen aanspraak op schadevergoeding gevestigd of erkend.

  • 4. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 8 (inwerkingtreding en citeertitel)

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de inwerkingtreding van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2015 wordt ingetrokken met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op verzoeken om nadeelcompensatie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2023' of 'Verordening nadeelcompensatie HHNK 2023'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2022 van het college van hoofdingelanden,

de secretaris,

M.J. Kuipers

de dijkgraaf,

drs. L.H.M. Kohsiek

Toelichting Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Algemeen

Nadeelcompensatieregeling Algemene wet bestuursrecht en Omgevingswet

Naar verwachting treedt op 1 januari 2023 de wettelijke nadeelcompensatieregeling van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in werking. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

Nadeelcompensatie m.b.t. schadeoorzaken Omgevingswet

Op 1 januari 2023 treedt naar verwachting ook de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking. In de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (hoofdstuk 15 van de Ow).

Nadeelcompensatie binnen de Omgevingswet gaat over besluiten of maatregelen:

  • die rechtstreeks werkende rechten en verplichtingen voor burgers en bedrijven bevatten

  • die rechtstreeks gevolgen hebben voor burgers en bedrijven door verandering van de fysieke leefomgeving.

De schadeoorzaken zijn limitatief opgesomd in artikel 15.1 van de Omgevingswet. Dit betekent dat de wet de schadeoorzaken uitputtend regelt. Er zijn dus geen andere schadeoorzaken mogelijk dan die in de Omgevingswet staan. Staat een schadeoorzaak niet in artikel 15.1 dan is voor taken en bevoegdheden1 van de Omgevingswet ook de Awb-regeling niet mogelijk.

Schadeoorzaken binnen het kader van de Omgevingswet zijn bijvoorbeeld:

  • een omgevingsvergunning of het weigeren daarvan;

  • een projectbesluit;

  • een regel in het omgevingsplan, waterschapsverordening, omgevingsverordening of algemene maatregel van bestuur. Deze moeten rechtstreekse rechten of verplichtingen voor burgers en bedrijven bevatten;

  • een maatwerkvoorschrift;

  • een programma dat een rechtstreekse titel is voor activiteiten, zoals een beheerplan voor een Natura 2000-gebied.

Omgevingsvisies en instructieregels zijn bijvoorbeeld geen schadeoorzaken die kunnen leiden tot nadeelcompensatie. Deze instrumenten hebben geen rechtstreekse rechten en verplichtingen voor burgers en bedrijven.

Als een waterschapsverordening regelt dat voor een activiteit een omgevingsvergunning nodig is, is niet de waterschapsverordening de schadeoorzaak. Dat is in die situatie de omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor het omgevingsplan, de omgevingsverordening en de Omgevingswet. De omgevingsvergunning voor de activiteit is dus de exclusieve schadeoorzaak (artikel 15.1, lid 2 Omgevingswet).

Als het projectbesluit het omgevingsplan verandert, geldt het projectbesluit als schadeveroorzakend besluit. Dit regelt artikel 15.1, lid 3 van de Omgevingswet. Het bestuursorgaan dat het projectbesluit neemt, besluit dan ook over de aanvraag om schadevergoeding.

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd als normaal maatschappelijk risico (hierna: nmr)). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

Waarom een verordening nadeelcompensatie?

De belangrijkste reden om een verordening nadeelcompensatie vast te stellen is dat daarmee de adviescommissie een solide basis krijgt. Daarmee wordt werking van afdeling 3.3 van de Awb wordt binnengehaald. Die afdeling gaat over adviseurs die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met adviseren.

Adviescommissie

In de voorganger van deze verordening, de Verordening nadeelcompensatie HHNK 2015, was voorgeschreven dat in bepaalde gevallen advies moest worden ingewonnen bij een adviseur over een verzoek om nadeelcompensatie. De verordening voorzag ook in de mogelijkheid tot het benoemen van een adviescommissie door het dagelijks bestuur. Sinds een aantal jaren wordt echter geen gebruik meer gemaakt van een adviescommissie nadeelcompensatie.

De nieuwe verordening biedt wederom twee mogelijkheden: een tijdelijke adviescommissie en een permanente commissie. Een tijdelijke adviescommissie kan uit één of meerdere personen (adviseurs) bestaan. Daarmee kan derhalve de bestaande werkwijze worden voortgezet. De nieuwe verordening biedt ook de mogelijkheid in de toekomst alsnog een permanente adviescommissie in te stellen als de situatie daar om vraagt. Vooralsnog wordt de gebruikelijke werkwijze van advisering door een externe adviseur echter voortgezet via de bepaling over de tijdelijke adviescommissie. Per aanvraag wordt een adviseur aangewezen, tenzij advisering op grond van artikel 4, tweede lid, achterwege blijft.

Heffen recht

De wetgever biedt in artikel 4:128 Awb de mogelijkheid tot het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot nadeelcompensatie. In deze verordening is echter geen verplichting tot de betaling van een recht opgenomen, omdat het hoogheemraadschap geen drempel wil opwerpen voor degenen die menen schade te hebben geleden als gevolg van de rechtmatige taakuitoefening van het hoogheemraadschap.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Sub b

Blijkens de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (kamerstukken 32 621, nr. 3) is het bestuursorgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of het bestuursorgaan door of namens wie de feitelijke handeling is verricht het bestuursorgaan dat bevoegd is over het verzoek om schade te beslissen. Bij het hoogheemraadschap kunnen het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter bevoegd bestuursorgaan zijn voor wat betreft het onderwerp nadeelcompensatie. Het bestuursorgaan dat de besluitvorming aan een ander bestuursorgaan wil overlaten of overdragen, kan de bevoegdheid binnen de grenzen van de wet mandateren of delegeren. Zo kan het algemeen bestuur er voor kiezen de bevoegdheid om te beslissen op verzoeken om nadeelcompensatie geheel of gedeeltelijk over te dragen aan het dagelijks bestuur op grond van artikel 83 Waterschapswet via een delegatiebesluit.

Artikel 2 (toepassingsbereik)

Lid 1

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel het waterschap als de gemeente. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van het waterschap. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Lid 2

Eigenaren van kabels of leidingen worden regelmatig door het hoogheemraadschap verzocht over te gaan tot verlegging daarvan als dat nodig is in verband met de uitvoering van werkzaamheden. Bij schade als gevolg van het verleggen van kabels of leidingen past het hoogheemraadschap inhoudelijk de Nadeelcompensatieregeling verleggen van kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999) toe. Deze bepaling voorkomt dat er onduidelijkheid ontstaat over de toepasselijke regeling voor schade met betrekking tot kabels of leidingen.

Als in de toekomst een nieuwe regeling wordt vastgesteld door het Rijk dan geldt de deze automatisch ook op grond van deze bepaling.

Artikel 3 (aanvraag)

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Met deze bepaling worden de aanvraagvereisten van de Awb aangevuld met gegevens die nodig zijn om een verzoek om nadeelcompensatie in behandeling te nemen. Er zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen. Ook moet de benadeelde aangeven op welke datum hij bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of het verzoek om nadeelcompensatie niet is verjaard. Op grond van artikel 4:131 Awb kan het bestuursorgaan de aanvraag namelijk afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt. Ook dient het Internationaal Bank Account Nummer (IBAN) van de verzoeker in de aanvraag te worden opgenomen om uitbetaling van de eventuele schadevergoeding mogelijk te maken.

In artikel 4:2 van de Awb is reeds vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. Het hoogheemraadschap moet de aanvrager dan echter eerst nog wel in de gelegenheid stellen de aanvraag aan te vullen binnen een bepaalde termijn. Het hoogheemraadschap kan dan de beslistermijn opschorten tot het moment dat de stukken wel compleet zijn ingediend.

Artikel 4 (adviescommissie)

Lid 1 en 2

Uitgangspunt van de verordening is dat over een verzoek om nadeelcompensatie advies wordt ingewonnen. In het tweede lid zijn drie situaties beschreven waarbij het bestuursorgaan het inwinnen van advies achterwege kan laten. Dit kan indien:

  • a.

    de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

  • c.

    een beleidsregel over de vergoeding van de schade is vastgesteld.

Als een aanvraag kennelijk ongegrond is, wordt geen schadevergoeding toegekend.

De weigeringsgronden van artikel 4:126, tweede lid, van de Awb doen zich voor als;

  • de aanvrager het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard (actieve risicoaanvaarding);

  • de aanvrager de schade had kunnen voorkomen;

  • de schade het gevolg is van een omstandigheid die de aanvrager kan worden toegerekend;

  • de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

Als de aanvrager het met de afwijzing van het verzoek niet eens is, kan hij in bezwaar bij het dagelijks bestuur. De adviescommissie bezwaren zal zich in een dergelijk geval buigen over het besluit en hierover adviseren.

Omdat het tweede lid een zogenaamde 'kan-bepaling' is, kan het bestuursorgaan er voor kiezen in de genoemde gevallen toch advies te vragen.

Lid 3

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldoen aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

Lid 4

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een adviescommissie kan worden ingeschakeld en voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die zijn ingediend. In dit artikellid is bepaald dat er twee mogelijkheden zijn om een adviescommissie in te stellen: a. het benoemen van een vaste commissie of b. het benoemen van een tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen. De commissie wordt in beide gevallen benoemd door het dagelijks bestuur.

Artikel 5 (procedure)

Lid 1

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

Lid 2

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

Artikel 6 (uitbetaling)

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

Artikel 7 (aanvraag voorschot)

Lid 1

In dit artikel is vastgelegd dat het dagelijks bestuur op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. Een voorschot kan worden verleend als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Het dagelijks bestuur is ook bevoegd tot het verlenen van een voorschot in geval het uiteindelijke besluit over de aanvraag genomen moet worden door het algemeen bestuur. Dit heeft een praktische reden. Vanwege de frequentie van vergaderen van het algemeen bestuur en de lange doorlooptijd van de besluitvorming, kan het soms enige tijd duren voordat het algemeen bestuur een besluit kan nemen. Als een voorschot wordt aangevraagd kan er echter sprake zijn van urgentie voor de aanvrager, vooral bij grotere schades. Door de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van voorschotten bij het dagelijks bestuur neer te leggen kan sneller ingespeeld worden op de ontstane situatie van de aanvrager. Een advies van de adviescommissie zou bijvoorbeeld voor het dagelijks bestuur aanleiding kunnen zijn om weloverwogen over te gaan tot uitbetaling van een voorschot. Maar in sommige gevallen kan ook dat advies niet worden afgewacht en kan de ambtelijke organisatie hierover adviseren.

Lid 2

Het voorschot bedraagt maximaal 75 % van de naar het oordeel van het dagelijks bestuur te verwachten bedrag van de schadevergoeding, zulks onverminderd de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om het voorschot, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, vast te stellen op een lager percentage van dat bedrag. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 8 (intrekking oude regeling)

Lid 1 en 2

De Verordening nadeelcompensatie HHNK 2023 treedt in werking met ingang van de inwerkingtreding van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Genoemde verordening treedt in de plaats van Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2015. Deze verordening wordt ingetrokken. De verordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.


Noot
1

De Awb-regeling m.b.t. nadeelcompensatie is derhalve wel van toepassing voor schadeoorzaken die geen relatie hebben met de taken en bevoegdheden in de Omgevingswet.