Verordening nadeelcompensatie Zoetermeer 2022

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Zoetermeer 2022

De raad van de gemeente Zoetermeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 juli 2022;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

Besluit vast te stellen de:

Verordening nadeelcompensatie Zoetermeer 2022

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 Omgevingswet of artikel 4: 126 Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    adviseur: deskundige als bedoeld in artikel 5 die het bestuursorgaan adviseert over het te nemen besluit op de aanvraag. De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente;

  • d.

    gemeente: gemeente Zoetermeer;

  • e.

    schade: schade als bedoeld in deze regeling, waaronder begrepen brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3. Heffen recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,-- geheven.

  • 2. Dit bedrag dient binnen vier weken na bevestiging van de ontvangst van de aanvraag te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente. Indien dit bedrag niet tijdig is bijgeschreven, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen twee weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4. Aanvraag om schadevergoeding

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving:

      • 1°.

        Gewaarmerkte jaarrekeningen en maandcijfers over het jaar waarin schade is geleden en

      • 2°.

        voor zover van toepassing de gewaarmerkte jaarrekeningen en maandcijfers van de drie daaraan voorafgaande jaren en

      • 3°.

        Voor zover van toepassing de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting, over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten:

      • 1°.

        een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en

      • 2°.

        een eigendomsakte.

Artikel 5. Aanwijzen adviseur

  • 1. Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat behoefte bestaat aan extra deskundigheid voor de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding, worden daarbij één of meerdere adviseurs betrokken.

  • 2. De adviseur brengt aan het bestuursorgaan advies uit over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

  • 3. Een bestuursorgaan vraagt in ieder geval geen advies indien:

    • a.

      het besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      het bestuursorgaan van oordeel is dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet;

    • c.

      het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:131 Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      de schade redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • e.

      in de gemeentelijke organisatie voldoende informatie voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

Artikel 6. Werkwijze adviseur

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en in voorkomend geval de derde belanghebbende in de gelegenheid schriftelijk dan wel mondeling een toelichting te geven over de aanvraag.

  • 2. Van de mondelinge toelichting door de aanvrager, het bestuursorgaan en de derde belanghebbende, alsmede de hem door het bestuursorgaan verstrekte informatie verzorgt de adviseur een verslag dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 3. De adviseur beoordeelt of de situatie ter plaatse zal worden opgenomen.

  • 4. De adviseur bepaalt in overleg met de aanvrager het tijdstip waarop hij de situatie ter plaatse zal opnemen. De adviseur kan zich door gemeentelijke vertegenwoordigers laten vergezellen.

  • 5. De adviseur kan de aanvrager schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken om binnen een door hem te bepalen termijn nadere gegevens of bescheiden over te leggen. De in artikel 8 bedoelde adviestermijn wordt opgeschort totdat hij het gevraagde heeft ontvangen, dan wel de door hem bepaalde termijn ongebruikt is verstreken. Indien het gevraagde niet of niet volledig is ontvangen bericht hij daarvan het bestuursorgaan onder vermelding van wat daarvan voor het advies de gevolgen zijn.

  • 6. De adviseur geeft uiterlijk twee weken van te voren door aan aanvrager, het bestuursorgaan en belanghebbenden wanneer het conceptadvies gereed is.

  • 7. Alvorens aan het bestuursorgaan definitief advies uit te brengen stelt de adviseur, het bestuursorgaan, de derde-belanghebbende en de aanvrager in de gelegenheid binnen twee weken opmerkingen te maken op het conceptadvies.

Artikel 7. Procedure

  • 1. Als advies wordt ingewonnen bij een adviseur informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden hierover.

  • 2. Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        De schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        De schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 8. De adviseringstermijn

De adviseur brengt, vanwege de beslistermijn genoemd in artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen 16 weken na ontvangst van de opdracht daartoe een schriftelijk en gemotiveerd definitief advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 9. Aanvraag voorschot

  • 1. Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkende aanvraag beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom, nadat het conceptadvies is uitgebracht.

  • 2. Indien het bestuursorgaan een formulier voor het doen van de aanvraag om een voorschot heeft vastgesteld, maakt de aanvrager hiervan gebruik.

  • 3. Het voorschot bedraagt maximaal 90% van de in het conceptadvies opgenomen geldsom.

  • 4. Met het verlenen van een voorschot wordt geen aanspraak op nadeelcompensatie erkend.

  • 5. Het bestuursorgaan verleent een voorschot niet dan nadat de aanvrager schriftelijk heeft verklaard onterecht betaalde bedragen te zullen terugbetalen. Het bestuursorgaan kan van de aanvrager een zekerheidstelling verlangen.

  • 6. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 10. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding volledig betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag. De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige (terug)betaling van de in artikel 4.129 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bedragen en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 11 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de onderwerpen in deze verordening.

Artikel 12. Intrekking oude regeling

De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zoetermeer 2008 wordt tegelijk met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, ingetrokken.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De verordening genoemd in artikel 12 blijft van toepassing op aanvragen die vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Zoetermeer 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 september 2022.

De griffier,

drs. R. Blokland MCM

De voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen

TOELICHTING

Algemeen

Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 2, tweede lid

Deze verordening is niet op toepassing op nadeelcompensatieverzoeken waarvoor een specifieke nadeelcompensatieverordening of nadeelcompensatieregeling is vastgesteld. Bijvoorbeeld voor nadeelcompensatieverzoeken, die betrekking hebben maatregelen aan kabels en leidingen, blijft de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Zoetermeer 2018 van toepassing.

Artikel 3, eerste lid

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 van de Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal€ 500,-. De bevoegdheid tot het heffen van dit recht kan alleen bij wettelijk voorschrift bepaald worden. Het recht bedraagt €300,-. Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geheven werd voor een verzoek om planschade en voor een aanvraag van nadeelcompensatie.

Artikel 4

In het eerste lid van artikel 4 is bepaald dat de aanvrager voor het indienen van zijn verzoek om nadeelcompensatie gebruik maakt van het formulier dat door het bevoegd gezag is vastgesteld. Dit formulier is de te vinden op de website van de gemeente Zoetermeer of op de website is een link naar de vindplaats van dit formulier opgenomen. Als er geen formulier beschikbaar is gesteld, kan de aanvrager zijn verzoek voorzien van een motivering schriftelijk indienen bij de gemeente.

In het tweede lid van artikel 4 is opgenomen welke stukken bij de aanvraag moeten worden ingediend in geval verzoeker schadevergoeding eist vanwege winst- of inkomstenderving, dan wel vanwege gederfde huurinkomsten. Voor zover in artikel 4, lid 2, onder a, gevraagd wordt om gewaarmerkte jaarrekeningen en maandcijfers, wordt tevens verzocht deze voor zover mogelijk te voorzien van een handtekening.

Artikel 5

In beginsel zal het bestuursorgaan een onafhankelijk adviseur (als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb) aanwijzen voor het beoordelen van de aanvraag om schadevergoeding. Als daar behoefte aan is, worden bij de behandeling van de aanvraag om schadevergoeding een of meerdere adviseurs betrokken om advies uit te brengen over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

Het bestuursorgaan kan op grond van de in het derde lid genoemde gevallen besluiten geen adviseur aan te wijzen. Dit kan onder andere als duidelijk is dat het besluit van het bestuursorgaan geen schade heeft veroorzaakt. Bijvoorbeeld als de weg niet (geheel) is afgesloten en de bereikbaarheid van de onroerende zaak van aanvrager niet nadelig is gewijzigd. Een ander voorbeeld is als het bestuursorgaan reeds over voldoende informatie beschikt om te beslissen op de aanvraag. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er eerder al een onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke schade voor derden als gevolg van beleidsvoornemen.

Artikel 6, derde lid

Met de opname van de situatie ter plaatse wordt bedoeld dat de situatie ter plaatse wordt vastgelegd om deze te beoordelen. Soms is het nodig dat een adviseur zelf ter plaatse gaat voor een opname. Bij de opname kan bijvoorbeeld de situatie fotografisch worden vastgelegd ten behoeve van de aard en de omvang.

Artikel 8

De werkzaamheden van de adviseur kunnen worden aangemerkt als de werkzaamheden van een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat de beslistermijn voor het afhandelen van aanvragen waarbij een adviseur is aangewezen zes maanden betreft, in plaats van de reguliere termijn van acht weken.

Omdat binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag het bestuursorgaan een besluit moet nemen, is een adviseringstermijn van 16 weken voor de adviseur afdoende geacht.

Artikel 9

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie. Het verlenen van voorschotten is gebaseerd op artikel 4:95 Awb. In beginsel dient er sprake te zijn van een spoedeisend belang, dat de aanvrager zal moeten onderbouwen naast de aannemelijkheid dat hij voor nadeelcompensatie in aanmerking komt. Er is voor een hoog percentage gekozen, omdat het voorschot bedoeld is om de continuering van de bedrijfsvoering te vergemakkelijken. Daarnaast kan het verlenen van een voorschot onder meer strekken om te voorzien in de kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel. Indien het bestuursorgaan beslist tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend. De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel 4:87 van de Awb.

Ten einde het bestuursorgaan direct een titel te geven tot terugvordering van ten onrechte betaalde voorschot moet de aanvrager schriftelijk verklaren het achteraf ten onrechte betaalde voorschot terug te betalen. Het bestuursorgaan kan bij het verlenen van een voorschot een zekerheidsstelling verlangen, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, ten behoeve van een eventueel ten onrechte uitbetaald voorschot. Deze voorschotten worden renteloos teruggevorderd.

Artikel 10

De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige (terug)betaling van de in artikel 4.129 van de Awb geregelde bedragen en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot. De in artikel 4.129 van de Awb genoemde vergoedingen hebben betrekking op:

  • a.

    redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade;

  • b.

    redelijke kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade;

  • c.

    indien voor de indiening van de aanvraag een recht is geheven, het betaalde recht;

  • d.

    de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of indien de schade op een later tijdstip ontstaat, vanaf dat tijdstip.

Artikel 13

De Verordening nadeelcompensatie Zoetermeer treedt in de plaats van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zoetermeer 2008. Deze verordening wordt ingetrokken. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, kan op grond van het overgangsrecht als bepaald in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet bestemmingsplannen die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet als ontwerp ter inzage zijn gelegd nog worden vastgesteld door de gemeenteraad. Op deze vaststellingsbesluiten blijft het oude recht van toepassing. Daarnaast kunnen ook nog verzoeken om tegemoetkoming in planschade worden ingediend op bestemmingsplannen die nog geen 5 jaar onherroepelijk zijn. Voor deze verzoeken geldt dat deze afgehandeld zullen worden conform het oude recht. Deze verzoeken zullen afgehandeld worden conform de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Zoetermeer 2008.