Nadere regel subsidie Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd gemeente Utrecht

Geldend van 21-09-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regel subsidie Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet;

  • gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

  • gelet op de regeling specifieke uitkering inhalen COVID-19-gerelateerde onderwijsvertragingen (SPUK);

  • gelet op de inhoud van de raadsbrief Versneld Vernieuwen: rapportage Verwey Jonker Instituut (7 juli 2022)

Overwegende dat:

  • de coronamaatregelen een negatief effect hebben gehad op een groot deel van de jeugdigen in Utrecht;

  • burgemeester en wethouders verschillende beschikbare middelen willen bundelen ter ondersteuning en bevordering van herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd;

  • burgemeester en wethouders de middelen richten op 4 thema’s

  • Burgemeester en wethouders op de thema’s specifieke doelen hebben geformuleerd

Burgemeester en wethouders goed inzicht willen krijgen in het effect van de inzet

Besluiten vast te stellen de volgende Nadere regel subsidie Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd

Artikel 1 Definities

Deze nadere regel verstaat onder:

  • a.

    Collectieve aanpak: De collectieve aanpak haalt veelvoorkomende opvoedvragen op bij ouders en jongeren. Hiermee wordt preventief en tijdig ingespeeld op vragen over opgroeien en opvoeden die leven in de wijk. Ons streven is om ouderschap te versterken door ouders en jongeren elkaar te laten ondersteunen bij opvoedvragen. Samen met ouders, jongeren en kinderen wordt bepaald hoe zij het beste kunnen worden ondersteund. Het kernteam collectieve aanpak bestaat uit JGZ, Lokalis, St. JoU en Dock.

  • b.

    Hervormingsagenda: Het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten(vertegenwoordigers), professionals en de VNG stellen samen de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028 op. Deze agenda wordt in het najaar 2022 vastgesteld. De Hervormingsagenda Jeugd heeft 2 doelen, die nadrukkelijk aan elkaar zijn gekoppeld en verder worden uitgewerkt:

    • a.

      Betere en tijdige zorg en ondersteuning, op de juiste plek en wanneer dit nodig is.

    • b.

      Een beheersbaar en daarmee duurzaam financieel houdbaar stelsel.

  • c.

    Kansrijke Start: In de aanpak Kansrijke Start wil de gemeente Utrecht de kansen en mogelijkheden van kinderen in de eerste 1.000 dagen vergroten. In deze periode wordt de basis gelegd voor gelukkig, gezond en veilig kunnen opgroeien. In Utrecht werken verschillende partners samen aan een Kansrijke Start.

  • d.

    Kernpartneraanpak: De kernpartneraanpak is een samenwerking tussen onderwijs en zorg voor jeugd. De kernpartners bestaan uit: de (voor)school, de gemeente, de samenwerkingsverbanden PO en VO en buurtteamorganisatie Jeugd & Gezin. De kernpartners bieden begeleiding vanuit hun eigen professie en versterken de school in het bieden van ondersteuning op maat.

  • e.

    Kinderopvang ‘plus’: Het bieden van passende ondersteuning aan kinderen met een ondersteuningsvraag door voldoende capaciteit beschikbaar te stellen binnen de reguliere kinderopvang in de leeftijd 0-12 jaar;

  • f.

    Leidende principes: In Utrecht werken alle organisaties volgens onze leidende principes van het Utrechts sturingsmodel. De aanvrager hanteert bij het uitvoeren van de activiteiten deze leidende principes.

    • a.

      Leefwereld centraal: de inwoner in het dagelijks leven staat centraal.

    • b.

      Samen doen wat nodig is: maatwerk bieden aan de hand van de vraag en in aanvulling van het eigen netwerk van mensen.

    • c.

      Streven naar eenvoud: de inhoud is leidend, niet het systeem.

    • d.

      Uitgaan van mogelijkheden: aansluiten bij wat inwoners en zijn/haar omgeving zelf kunnen.

    • e.

      Zo nabij mogelijk: ondersteuning beschikbaar in de eigen buurt en in aansluiting bij de inwoners en de omgeving daar omheen.

  • g.

    Nationaal Programma Onderwijs (NPOnderwijs): Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft in verband met de geconstateerde leerachterstand na de schoolsluitingen middelen ter beschikking gesteld om de effecten van corona op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren te verzachten. Scholen hebben op basis van schoolscans interventies kunnen kiezen met deze NPOnderwijs middelen. De gemeente maakt een aanvullend programma dat aansluit bij de behoeften van kinderen en jongeren en op de interventies die scholen al nemen. Waar in deze nadere regel NPOnderwijs wordt het gemeentelijke deel van de middelen van OCW bedoeld, tenzij anders aangegeven.

  • h.

    Ongelijk investeren: De verschillen in de stad worden groter en daarom moet steviger geïnvesteerd worden in inwoners in een kwetsbare positie. In deze nadere regel doen de burgemeester en wethouders dat door thema's en groepen te benoemen waar de effecten van corona de meeste (blijvende) impact hebben gehad. Deze thema's komen voort uit de ervaringen met Versneld vernieuwen en uit de conclusies uit de Staat van de Utrechtse jeugd.

  • i.

    Sociale basis: De sociale basis bestaat uit met en voor elkaar doen en de meer professionele, georganiseerde sociale basisvoorzieningen. Sociale basisvoorzieningen raken aan álle aspecten van het dagelijkse leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk, gezondheid, wonen, bewegen, cultuur en veiligheid.

  • j.

    Staat van de Utrechtse Jeugd: om zicht te krijgen op hoe het met kinderen en jongeren gaat in Utrecht na corona is een breed onderzoek gedaan naar alle leefwerelden van de jeugd (april 2022). Dit onderzoek is gedaan op basis van data en interviews en ten behoeve van het goed richten van de inzet van de Utrechtse NPOnderwijs middelen.

  • k.

    Utrechts model voor zorg en ondersteuning: model gebaseerd op drie ‘sporen’: een sterke sociale basis, basiszorg en aanvullende zorg.

  • l.

    Utrechts sturingsmodel: sturingsmodel gebaseerd op het model Simons waarbij de gemeente Utrecht stuurt op: waarden om vanuit te werken (leidende principes –zie artikel 1b-, co-creatie), kaders (budget of wettelijke kaders), monitoringinformatie (aantallen, ervaringen) en de dialoog die plaatsvindt om steeds te kunnen leren.

  • m.

    Verandertheorie: Een verandertheorie bevat de overkoepelende argumentatie achter de veronderstelde werking van interventies. De redenering waarom een interventie werkt, moet (idealiter) kloppend zijn, en gebaseerd zijn op eerdere ervaringen, wetenschappelijke inzichten en/of kennis uit de praktijk.

  • n.

    Verbindingsgroep: Dit is een groep in de school voor kinderen van 4 jaar die extra steun en tijd nodig hebben om de overgang van voorschool naar de reguliere basisschool te kunnen maken. Deze groep heeft maximaal 16 kinderen en de groep wordt zowel door een leerkracht als een pedagogisch medewerker van de voorschool gedraaid.

  • o.

    Versneld Vernieuwen: De gemeente heeft in 2020 meerjarige middelen beschikbaar gesteld om de negatieve sociale effecten van corona/coronamaatregelen tegen te gaan of te verzachten en tegelijkertijd de transformatie van de zorg en ondersteuning Jeugd en Wmo te versnellen. In 2021 heeft een groot aantal organisaties in twee tranches subsidie ontvangen vanuit de subsidieregeling Versneld Vernieuwen. De inzet vanuit deze regeling loopt tot 31 december 2022. Vanaf 2022 wordt de inzet geprioriteerd op een beperkt aantal thema's. Vanwege overlap in doelstelling en actoren (Utrechtse jeugd- en onderwijspartijen) voegen de burgemeester en wethouders een deel van de middelen voor versneld vernieuwen samen in deze nadere regel herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd.

  • p.

    Voorschoolse educatie groepen: kinderopvanggroepen waar voorschoolse educatie wordt geboden en waarvoor gemeentelijke subsidiering wordt verkregen in het kader van de nadere regel Passende Kinderopvang: Voorschoolse educatie en 'kinderopvang plus’ gemeente Utrecht 2020-2023.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regel heeft als doel om kinderen en jongeren/jongvolwassenen te ondersteunen in herstel na de coronamaatregelen en hun veerkracht te vergroten. De verlening van projectsubsidies volgens deze nadere regel moet bijdragen aan één van onderstaande vier thema’s.

De thema's in deze beleidsregel zijn gebaseerd op de conclusies uit de Staat van de Utrechtse Jeugd en de jeugdthema’s uit Versneld Vernieuwen. De doelen worden uitgewerkt per thema in artikelen 9, 10, 11 en 12 en in de toelichting op de nadere regel:

  • a.

    Versterken gelijke kansen voor jonge kinderen (Artikel 9);

  • b.

    Herstel en veerkracht: Bieden van passende zorg en ondersteuning voor jeugd (Artikel 10);

  • c.

    Versterken van perspectief voor jongeren/jongvolwassenen - versterken mentale gezondheid (Artikel 11);

  • d.

    Herstel en veerkracht op school: verzachten van de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en het verstevigen van de sociale basis op en rond de school (Artikel 12).

Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de volgende eisen aan de subsidie-aanvrager:

    • a.

      De subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke- en rechtspersonen met een inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De subsidieaanvraag wordt bij voorkeur ingediend namens een samenwerkingsverband van meerdere partijen. Indien dit het geval is, is één van de partijen penvoerder namens de samenwerkende organisaties of het netwerk. Deze penvoerder is aanvrager van de subsidie en treedt namens de organisaties op, is aanspreekpunt voor de gemeente en verzorgt de verantwoording;

    • c.

      De aanvrager stemt de inzet af met partijen met een bestaande subsidie relatie met de gemeente die vergelijkbare activiteiten uitvoeren, zodat de inzet op elkaar aansluit;

    • d.

      Bij meerdere aanvragen op eenzelfde inzet kan de aanvrager gevraagd worden de samenwerking op te zoeken met andere aanvragers;

    • e.

      De aanvrager is bereid om met andere partijen in de stad te leren en uit te wisselen op het inhoudelijke thema.

  • 2. In artikel 9 worden voor het betreffende thema aanvullende eisen gesteld aan de subsidie-aanvrager.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Bij het publiceren van deze nadere regel zijn de subsidieplafonds voor de volledige looptijd van deze nadere regel als volgt:

  • a.

    Subsidieplafond Versneld Vernieuwen & Kansrijke Start: 5,7 miljoen.

  • b.

    Subsidieplafond NPOnderwijs: 4,85 miljoen. De gemeentelijke NPOnderwijs middelen zijn te besteden in de voorschoolse periode, het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het is een eis om een aanvraag te doen in samenwerking met het onderwijs. Van dit bedrag is maximaal 1,1 miljoen gereserveerd voor de inzet van studenten in de VE in 2023 om de corona effecten op jonge kinderen te verzachten. Deze kunnen uitsluitend worden aangevraagd door bestaande samenwerkende Voorschoolse Educatie (VE) partners.

  • c.

    Subsidieplafond Onderwijs Achterstanden Beleid (artikel 9): 1,1 miljoen. Deze middelen zijn specifiek beschikbaar gesteld voor de inzet van studenten in de VE in 2022 om de corona effecten op jonge kinderen te verzachten. Deze kunnen uitsluitend worden aangevraagd door bestaande samenwerkende Voorschoolse Educatie (VE) partners.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie worden genoemd per inhoudelijk thema in artikelen 9, 10, 11 en 12. Voor alle activiteiten geldt dat deze plaatsvinden in de gemeente Utrecht. De activiteiten kunnen worden uitgevoerd tot uiterlijk 31 juli 2025.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Voor de subsidieaanvraag geldt het volgende. De aanvraag bevat:

  • 1. Het thema waarop de aanvrager inschrijft:

    • a.

      Artikel 9: Versterken gelijke kansen voor jonge kinderen

    • b.

      b. Artikel 10: Herstel en veerkracht: Bieden van passende zorg en ondersteuning voor jeugd

    • c.

      Artikel 11: Perspectief voor jongeren en jongvolwassenen - versterken mentale gezondheid

    • d.

      Artikel 12: Herstel en veerkracht op school: Verzachten van de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en het verstevigen van de sociale basis op en rond de school

  • 2. Een activiteitenplan van maximaal acht A4’tjes waarin staat:

    • a.

      Een beschrijving van de doelstellingen van de aanvrager op dit thema: wat wil de aanvrager bereiken en voor wie?

    • b.

      Welke activiteiten de aanvrager uit gaat voeren;

    • c.

      Een onderbouwing waarom die activiteiten bijdragen aan de te bereiken doelstellingen zoals beschreven in één van de vier thema's in deze beleidsregel: wat zijn de effecten van de inzet (het verschil dat de aanvrager maakt) en waarom het aannemelijk is dat deze effecten weer bijdragen aan de subsidiedoelen (zie art 1j voor een definitie van verandertheorie);

    • d.

      De looptijd van de activiteiten;

    • e.

      Met wie en hoe de aanvrager samenwerkt en hoe de aanvrager aansluit op wat er in Utrecht al gebeurt en op de organisaties die daarin actief zijn;

    • f.

      Hoe de aanvrager aansluit op de behoefte van de inwoners die de aanvrager wilt bereiken en hoe de aanvrager deze heeft betrokken bij de aanvraag;

    • g.

      Op welke manier de aanvrager de leidende principes toepast (zie art 1c);

    • h.

      Hoe de aanvrager monitort en hoe de aanvrager samen leert en ontwikkelt met andere partners;

    • i.

      Hoe de aanvrager na de looptijd van de middelen zorgt voor afronding of hoe de aanvrager de opgebouwde expertise benut in reguliere activiteiten of hoe deze kunnen worden voortgezet met bestaande middelen (borging).

  • 3. Een sluitende begroting voor de subsidie(s) die de aanvrager aanvraagt met een heldere onderbouwing van de kosten. De aanvrager geeft in elk geval inzicht in:

    • a.

      Personeelskosten;

    • b.

      Algemene kosten/organisatiekosten;

    • c.

      Huisvestingskosten (mits uit de aanvraag blijkt dat deze kosten aannemelijk en noodzakelijk zijn);

    • d.

      Activiteitenkosten;

    • e.

      Inkomsten: gesplitst in subsidie gemeente Utrecht en overige inkomsten (bv inkomsten uit (ver)huur, deelnemersbijdragen, fondsen);

    • f.

      Uit de subsidieaanvraag moet blijken op welke wijze, de activiteiten die de aanvrager voorstelt, verschillen van activiteiten waarvoor de aanvrager reeds financiering ontvangt. Deze eenmalige subsidie is aanvullend op de reguliere activiteiten en mag niet overlappen met lopende opdrachten, subsidies of andere financiële regelingen;

    • g.

      De subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd voor kosten voor de uitvoering van activiteiten. Onvoorziene kosten en egalisatiereserves kunnen geen deel uitmaken van deze financiering.

In de artikelen 9 en 12 worden voor de betreffende thema's aanvullende eisen gesteld aan de subsidieaanvraag.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

De aanvragen kunnen tot uiterlijk 31 december 2024 ingediend worden met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie bij burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De aanvrager kan meerdere aanvragen indienen.

Artikel 8 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvragen die zijn ontvangen en voldoen aan alle bovenstaande eisen worden op basis van de volgende criteria in volgorde van binnenkomst beoordeeld. Voor verlening van de subsidie moet de aanvrager voor alle onderstaande criteria genoemd onder 1, 2 en 3 voldoende scoren.

  • 1. Verwachte opbrengst/effect

    • a.

      De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan het doel van deze beleidsregel en het te bereiken doel van het thema waarop de aanvraag is ingediend;

    • b.

      De kwaliteit van de onderbouwing waarom de activiteiten bijdragen aan de te bereiken doelstellingen zoals beschreven in één van de vier thema's in deze beleidsregel: wat zijn de effecten van de inzet (het verschil dat de activiteiten maken) en waarom het aannemelijk is dat deze effecten weer bijdragen aan de subsidiedoelen (zie art 1j, definitie van verandertheorie);

    • c.

      De mate waarin de aanvrager aannemelijk maakt dat de activiteiten na het aflopen van deze tijdelijke middelen kunnen worden afgerond, de aanvrager de opgebouwde expertise benut in reguliere activiteiten of hoe dit kan worden voortgezet met bestaande middelen (borging);

    • d.

      De prijs/kwaliteit-verhouding: Bij de beoordeling worden hierbij geen vaste normen gehanteerd, maar wordt bezien hoe de omvang, aard en het bereik van de activiteiten zich verhouden tot de opgevoerde kosten.

  • 2. Onderbouwing van de activiteiten

    • a.

      De mate waarin de aanvraag past onder de subsidiabele activiteiten van het desbetreffende thema;

    • b.

      De mate waarin de activiteiten aansluiten bij de leidende principes;

    • c.

      De mate waarin de aanvrager de behoefte aan de activiteiten onderbouwt en het aanvullend is op wat er al is (toegekend);

    • d.

      De mate waarin de activiteiten aansluiten bij de inwoners die de aanvrager wil bereiken, bijvoorbeeld doordat inwoners, cliënten en ervaringsdeskundigen zijn betrokken bij het uitwerken van de aanvraag;

    • e.

      De kwaliteit van de onderbouwing waarom de aanvrager denkt dat deze activiteiten haalbaar zijn binnen de looptijd van deze (tijdelijke) regeling en de middelen die de aanvrager daarvoor aanvraagt.

  • 3. Aanvrager(s), leren en samenwerking

    • a.

      De mate waarin de aanvragende organisatie aantoonbare ervaring heeft met de uitvoering van activiteiten voor betrokken doelgroepen;

    • b.

      De mate waarin de aanvrager aantoont kennis te hebben van de buurt/wijk/stad;

    • c.

      De mate waarin de aanvrager aantoont dat de aanvrager samenwerkt met partijen in de stad, activiteiten aansluiten en aanvullend zijn op reguliere activiteiten en aanbod in de stad. Dit vraagt actieve afstemming en samenwerking met andere uitvoerende partijen in Utrecht en mogelijk gezamenlijke inzet;

    • d.

      De mate waarin de aanvraag en de activiteiten zijn afgestemd met het onderwijs, zorgorganisaties en partners in de sociale basis (welzijn, informele zorg en bewonersinitiatieven);

    • e.

      De mate waarin monitoring, leren, ontwikkelen en kennis delen onderdeel uitmaakt van de aanpak.

Artikel 9 Thema Versterken gelijke kansen voor jonge kinderen

  • 1.

    De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking, waarbij een bewuste keuze wordt gemaakt of dit in collectieve vorm mogelijk is, of individueel wordt aangeboden:

    • a.

      Activiteiten en/of initiatieven gericht op jonge kinderen en ouders. Deze activiteiten worden zoveel mogelijk samen met ouders vormgegeven, sluiten aan op de behoeften van Utrechtse (aanstaande) ouders en er wordt samen met ouders geleerd wat zij nodig hebben. De activiteiten zijn bijvoorbeeld gericht op:

      • i.

        Het bieden van extra ondersteuning aan jonge kinderen met betrekking tot hun sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij extra aandacht is voor kinderen met een zorg/ondersteuningsbehoefte;

      • ii.

        Het bereiken en ondersteunen van (aanstaande) ouders die niet automatisch hun weg vinden naar (reguliere) voorzieningen;

      • iii.

        De mentale en sociaal-emotionele gezondheid van (aanstaande) ouders;

      • iv.

        Het versterken van informele oudernetwerken.

    • b.

      Activiteiten/initiatieven voor professionals actief voor jonge kinderen en hun ouders (bijvoorbeeld: de jeugdgezondheidszorg, voorscholen, kinderopvang, etc). Deze activiteiten kunnen ook organisatie overstijgend worden aangeboden en zijn gericht op:

      • i.

        Het bieden van opleiding en/of trainingen die het professioneel vakmanschap versterken (bijvoorbeeld rondom gelijkwaardig samenwerken met ouders, stress-sensitief werken, signaleren van kwetsbaarheid, de eerste duizend dagen, het formele en informele netwerk van gezinnen, infant mental health);

      • ii.

        Het versterken van samenwerkingsnetwerken.

    • c.

      Activiteiten en/of initiatieven op en rond de voorschoolse educatie- en kinderopvang groepen.

      • i.

        Bieden van extra ondersteuning aan kinderen op de kinderopvang of voorschoolse educatie groepen met betrekking tot hun sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij extra aandacht is voor kinderen met een zorg/ondersteuningsbehoefte;

      • ii.

        Bieden van een kinderopvang ‘plus’ groep: deze groep is bedoeld voor kinderen met een extra zorg- of ondersteuningsvraag die op dit moment tussen wal en schip vallen en niet terecht kunnen binnen de reguliere kinderopvang en/of voorschool. Hiermee wordt onnodige instroom in de aanvullende jeugdhulp voorkomen;

      • iii.

        Bieden van een verbindingsgroep (het schooldeel): deze groep is bedoeld voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben om van peuter door te groeien naar kleuter binnen het reguliere basisonderwijs. Het gaat om de inzet van een leerkracht en pedagogisch medewerker op de verbindingsgroep, waarbij de inzet van de pedagogisch medewerker via de voorschoolse educatie wordt bekostigd;

      • iv.

        Inzet van studenten in de Voorschoolse Educatie groepen in 2022 en 2023. Hiermee wordt ruimte geboden om in kleinere groepen gerichte aandacht te geven en de sociaal-emotionele en taalontwikkeling van kinderen te stimuleren.

  • 2.

    Ter aanvulling op de eisen in artikel 3, stelt dit artikel voor activiteiten onder 9.1.c de volgende eisen:

    • a.

      Voor 9.1.c.iii geldt dat deze subsidie enkel kan worden aangevraagd door het schoolbestuur van de betreffende school waar de verbindingsgroep zich moet vestigen. Daarnaast moet de aanvraag een positief advies bevatten van het Samenwerkingsverband PO. Het Samenwerkingsverband PO heeft het overzicht en de regie over de uitrol van de verbindingsgroepen;

    • b.

      Voor 9.1.c.iv geldt dat deze subsidie uitsluitend kan worden aangevraagd door Voorschoolse Educatie (VE) partners. Het maximumbedrag dat kan worden aangevraagd voor deze activiteit is € 2,2 miljoen.

  • 3.

    Ter aanvulling op de eisen in artikel 6, stelt dit artikel voor activiteiten onder 9.1.c de volgende eisen:

    • a.

      De activiteiten zijn aanvullend en aansluitend op huidige subsidie of opdrachten, de samenwerking van betrokken partners sluit aan op de Utrechtse Kernpartneraanpak VE en er is een duidelijke verbinding tussen kinderopvang en de thuisomgeving.

Artikel 10 Thema Herstel en veerkracht: Passende zorg en ondersteuning voor jeugd

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    Het verzachten van de effecten van corona op kinderen en jongeren in een kwetsbare situatie door de versterking van het dagelijks leven. Daarbij valt te denken aan interventies zoals inzetten op ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap op school, inzetten op een veilig en stimulerend gezin en/of het vergroten van bestaanszekerheid;

  • b.

    Passende zorg en ondersteuning bieden aan alle kinderen en jongeren in de PO/VO/MBO- leeftijd door het verbreden van de kijk op normaal gedrag van de jeugd (normaliseren) en een meer collectieve inzet op ondersteuningsvragen van de jeugd en gezinnen. Daarbij valt te denken aan interventies gericht op het versterken van de pedagogische basis, professionele samenwerking tussen het speciaal onderwijs, regulier onderwijs, jeugdhulp en partners uit de sociale basis;

  • c.

    Het verminderen van schooluitval, het aantal thuiszitters en vroegtijdig schoolverlaters in het PO, VO en MBO;

  • d.

    Het verminderen van de prestatiedruk op kinderen en jongeren.

Artikel 11 Thema Perspectief voor jongeren/jongvolwassenen en het versterken van hun mentale gezondheid

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    Investeren in de relatie tussen professional en jongere/jongvolwassene en jongeren/jongvolwassenen onderling ten behoeve van de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • b.

    Activiteiten die het omgaan met praktische zaken/ het verkrijgen van de benodigde vaardigheden vergroten. Denk aan thema’s zoals financiële kennis, wonen, werk en inkomen, zorg.

  • c.

    (Informele) activiteiten die zorgen voor verbinden van jongeren met vragen passend bij de leefwereld en het creëren van faciliteiten ter ondersteuning van elkaar, aansluitend op plekken en bestaand aanbod in de stad (bijvoorbeeld lotgenotencontact, ontmoetingsplekken etc.).

  • d.

    Activiteiten sport en kunst & cultuur ter ondersteuning en voor het versterken van het welbevinden en de veerkracht van jongeren/jongvolwassenen.

  • e.

    Het verbinden en combineren van initiatieven tot een integrale aanpak, gericht op het perspectief voor jongeren/jongvolwassenen en het versterken van hun mentale gezondheid.

  • f.

    Maatregelen gericht op (groeps)ondersteuning binnen het vervolgonderwijs of in de verlengde leertijd om vertragingen op sociaal en emotioneel vlak als gevolg van de coronasituatie in te halen.

  • g.

    Activiteiten die van invloed zijn op een duurzaam perspectief, zoals het investeren in transitiemomenten waarbij er mogelijk sprake is van een verhoogd risico op toename van de problematiek. Zoals de stap van voortgezet- naar vervolgonderwijs, zelfstandig gaan wonen, stages vinden, stap naar werk, etc.

Artikel 12 Thema Herstel en veerkracht op school: Verzachten van de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en het verstevigen van de sociale basis op en rond de school

  • 1.

    De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Het verzachten van de corona-effecten op de leergroei. Te denken valt aan interventies met betrekking tot taal, lezen, rekenen, burgerschap en/of digitale vaardigheden;

    • b.

      Sport- en cultuuractiviteiten op school of in samenwerking met het onderwijs gericht op groepsvorming en sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • c.

      Netwerkvorming onderwijs en sociale basis: het vormen van een stedelijk netwerk voor samenwerking tussen PO- en/of VO-scholen en de partners in de wijk/sociale basis, met als doel dat meer kinderen en jongeren een plek kunnen vinden waar ze zichzelf kunnen zijn en zich kunnen ontwikkelen.

  • 2.

    Ter aanvulling op de eisen aan de subsidie-aanvrager genoemd in artikel 3, stelt dit thema als eis dat er meerdere onderwijspartners in het Primair Onderwijs of het Voortgezet Onderwijs aangesloten zijn bij de aanvraag.

  • 3.

    Ter aanvulling op de eisen genoemd in artikel 6, stelt dit thema de volgende eisen:

    • a.

      de aanvraag is altijd gericht op meerdere scholen en/of schoolbesturen;

    • b.

      In de aanvraag wordt duidelijk dat scholen en/of schoolbesturen het doel van de activiteit omarmen en hiervoor ruimte en/of capaciteit bieden binnen het schoolcurriculum;

    • c.

      Voor activiteiten onder c is het vereist dat minimaal vijf sociale basis partijen actief betrokken zijn in de aanvraag;

    • d.

      De activiteiten van de aanvraag zijn aanvullend aan de gekozen NPOnderwijs interventies van scholen zelf en de activiteiten komen niet in aanmerking voor de eigen NPOnderwijs middelen van scholen.

Artikel 13 Besluitvorming

Bij de besluitvorming geldt de volgende procedure:

  • a.

    De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld;

  • b.

    De tijdig en volledig ontvangen aanvragen moeten voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6;

  • c.

    Op basis van de in artikel 8 benoemde criteria worden de aanvragen inhoudelijk beoordeeld en moet de aanvrager voor alle criteria genoemd onder 1, 2 en 3 voldoende scoren;

  • d.

    De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk. Bij onduidelijkheden in de aanvraag kan de aanvrager gevraagd worden een toelichting te geven;

  • e.

    Op basis van de aanvraag en het doel van de activiteit(en) wordt ambtelijk bepaald uit welke middelen de subsidie wordt verstrekt; indien het betreffende subsidieplafond is bereikt wordt de aanvraag niet meer in behandeling genomen.

  • f.

    In de beoordelingscommissie van het thema in artikel 11 (Perspectief voor jongeren/jongvolwassenen - versterken mentale gezondheid) zit ten minste één jongere.

  • g.

    Op basis van deze beoordeling besluiten burgemeester en wethouders binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn over de aanvraag.

Artikel 14 Evaluatie

Het beleid waarvoor de subsidie Herstel en veerkracht voor Utrechtse jeugd wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. Wij doen dit in samenwerking met partners op basis van het Utrechts sturingsmodel. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van de subsidieregeling en deze nadere regel.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel subsidie Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 6 september 2022

Ondertekening

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabrielle G.H.M. Haanen

Toelichting bij de nadere regel subsidie Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd

1.Toelichting op nadere regel

De gemeente Utrecht heeft sinds het begin van de pandemie verschillende regelingen ingesteld om de effecten van de coronamaatregelen te verzachten, waaronder de regelingen Perspectief voor jeugd (half februari 2021 tot half juni 2021) en Versneld Vernieuwen (2021). De gemeente Utrecht van het ministerie van OCW-middelen heeft ontvangen voor het Nationaal Programma Onderwijs (NPOnderwijs) om activiteiten te ondernemen ter ondersteuning of bevordering van de sociaal emotionele ontwikkeling van jeugdigen na de coronamaatregelen.

Om de inzet van de NPOnderwijs-middelen te richten heeft de gemeente Utrecht samen met partners in de stad de invloed van de coronapandemie op het welbevinden van kinderen en jongeren in kaart gebracht. De resultaten zijn vastgelegd in de Staat van de Utrechtse jeugd (april 2022). Hieruit blijkt dat alle kinderen, jongeren en jongvolwassenen geraakt zijn door de coronapandemie, maar dat veel kinderen en jongeren na het opheffen van de coronamaatregelen hun dagelijkse leven weer konden oppakken. Sommige (jonge) kinderen, jongeren en jongvolwassenen zijn echter extra geraakt en ondervonden veel impact op hun sociaal emotionele ontwikkeling en/of leergroei.

De coronacrisis heeft in het bijzonder een groot effect gehad op kinderen en jongeren die al voor corona extra ondersteuning kregen, jonge kinderen en jongeren/jongvolwassenen. Voor kinderen, jongeren en/of gezinnen die al voor corona extra ondersteuning nodig hadden leidde corona vaker tot verergering van problemen en zorgde ervoor dat de verschillen tussen jeugdigen groter zijn geworden. Jonge kinderen hebben tijdens de crisis minder sociale interactie gehad en professionals in de kinderopvang en Voorschoolse Educatie signaleren meer en andere hulpvragen. Jongeren en jongvolwassenen zijn door de beperkende maatregelen sterk in hun dagelijks leven geraakt en hebben hun leeftijdsgenoten erg gemist. Dit leidt onder andere tot meer motivatieproblemen, somberheid, eenzaamheid en een toename van depressieve klachten en angstklachten.

Herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd

Er zijn verschillende incidentele middelen beschikbaar om de corona-effecten voor de Utrechtse jeugd te verzachten. Door de middelen in deze nadere regel te bundelen komen de burgemeester en wethouders tegemoet aan de behoefte van een meer integrale aanpak en bieden de burgemeester en wethouders tegelijkertijd richting door te kiezen voor een beperkt aantal thema's waarop inzet nodig is.

Binnen de vier thema’s bieden de burgemeester en wethouders ruimte voor creatieve aanpakken en (nieuwe) samenwerkingen. Dit maakt het mogelijk om op korte termijn een positieve bijdrage te leveren aan herstel en veerkracht voor de Utrechtse jeugd. De vier thema's zijn:

  • Versterken gelijke kansen voor jonge kinderen (Artikel 9)

  • Herstel en veerkracht: Bieden van passende zorg en ondersteuning voor jeugd (Artikel 10)

  • Versterken van perspectief voor jongeren/jongvolwassenen - versterken mentale gezondheid (Artikel 11)

  • Herstel en veerkracht op school: verzachten van de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en het verstevigen van de sociale basis op en rond de school (Artikel 12).

Door te focussen op deze thema's waar corona de meeste impact op heeft gehad, streeft de gemeente ernaar ongelijk te investeren voor gelijke kansen. Deze focus zorgt ook voor een gerichte inzet van de middelen en meer samenhang tussen de inzet vanuit verschillende partijen op een thema.

Deze nadere regel onderschrijft het belang van een stevige sociale basis met sterke basisvoorzieningen en goede zorg dichtbij en op maat. Niet alle kinderen, jongeren/jongvolwassenen en ouders van jonge kinderen weten de weg naar voorzieningen te vinden of ervaren drempels om er gebruik van te maken. Laagdrempelige ondersteuning en een collectieve aanpak in de directe leefomgeving helpt bij het vergroten van hun veerkracht. De burgemeester en wethouders willen een gezonde leefstijl stimuleren om gezondheidsverschillen te verkleinen daarom verwachten wij dat activiteiten binnen deze nadere regel bijdragen aan een gezonde leefstijl, bijvoorbeeld gezond eten stimuleren en rookvrij zijn.

De burgemeester en wethouders beseffen het met deze nadere regel mogelijkheden biedt voor gerichte extra inzet, maar ook veel van partijen vragen. Het burgemeester en wethouders heeft ervaren dat inzet van incidentele middelen niet altijd bijdraagt aan het behouden van een overzichtelijk veld van samenwerkingspartners en de druk op partijen kan verhogen. Partners geven aan dat het door corona en de krappe arbeidsmarkt al een uitdaging is om de bestaande zorg en ondersteuning goed te bieden. Tegelijkertijd hebben wij ervaren dat incidentele inzet ook kan helpen om snel extra ondersteuning te organiseren en vernieuwing tot stand te brengen.

De burgemeester en wethouders stellen deze nadere regel open voor partijen met een bestaande subsidie relatie en partijen die nog geen financiële relatie hebben met de gemeente. Zo kan nieuwe inzet ontstaan die waardevol en aanvullend is. Voorwaarde is dat deze partijen aantoonbaar samenwerken met bestaande organisaties die vergelijkbare activiteiten doen vanuit een gemeentelijke opdracht. Zo willen de burgemeester en wethouders voorkomen dat kerntaken van bestaande subsidiepartners (gedeeltelijk) worden overgenomen door andere partijen en er versnippering in beleid en aanpak ontstaat. De burgemeester en wethouders verwachten van onze partners dat zij de lokale situatie goed (leren) kennen, tijd maken om zich verder te ontwikkelen en optimaal aansluiten op - en samenwerken met andere partners in de stad. Dit draagt bij aan een duurzamer effect van de inzet vanuit deze nadere regel.

2.Artikelsgewijze toelichting

2.1 Artikel 9 Thema Versterken gelijke kansen voor jonge kinderen

Kinderen hebben hun hele leven profijt van een kansrijke start. Een kansrijke start betekent namelijk gelijkere kansen op het gebied van onderwijs en de levensloopbaan voor kinderen op latere leeftijd. Daarom zet Utrecht al langer in op de doelgroep jonge kinderen en het ondersteunen van (aanstaande) ouders al vanaf de zwangerschap. De burgemeester en wethouders zien dat door de coronaperiode een extra impuls nodig is voor deze doelgroep. Dit doen de burgemeester en wethouders onder andere door;

- Het versterken van bestaande initiatieven en projecten en een extra impuls aan de collectieve aanpak specifiek voor en rond jonge kinderen

- Het versterken van netwerken van professionals en ouders rond Kansrijke Start en de kernpartneraanpak Voorschoolse Educatie

Daarnaast biedt deze nadere regel ruimte voor nieuwe ideeën, creatieve oplossingen en (nieuwe) samenwerkingen om op korte termijn een positieve bijdrage te leveren aan het opvoeden en opgroeien van jonge kinderen in de stad.

Doel:

In lijn met het doel van deze nadere regel genoemd in artikel 2 heeft dit thema als doel om de kansengelijkheid voor jonge kinderen te vergroten. De doelstellingen en/of maatschappelijke effecten zoals hieronder benoemd richten zich op jonge kinderen (van -9 maanden tot 6 jaar), hun (aanstaande) ouders/verzorgers en/of de professionals die werken met deze doelgroep:

  • 1.

    Kinderen hebben een kansrijke start, groeien gezond en veilig op en kunnen meedoen aan reguliere voorzieningen;

    • a.

      Kinderen hebben een kansrijke start tijdens de zwangerschap en vanaf de geboorte;

    • b.

      Kinderen ervaren een doorlopende ontwikkel- en leerlijn vanaf de geboorte tot de start op school;

    • c.

      Kinderen starten met zo min mogelijk achterstand op de voorschool en basisschool;

    • d.

      Kinderen worden extra gestimuleerd in hun (sociaal-emotionele, motorische en/of spraaktaal) ontwikkeling;

    • e.

      Kinderen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte doen zoveel mogelijk mee binnen de basisvoorzieningen, zoals de voorschoolse educatie en kinderopvang. Hiermee wordt voorkomen dat kinderen (onnodig) uitvallen en instromen in de aanvullende jeugdhulp.

  • 2.

    Ouders/verzorgers voelen zich (nog) sterker in hun rol als opvoeder en kunnen omgaan met veranderingen en de uitdagingen die het (nieuwe) ouderschap met zich meebrengt.

    • a.

      (aanstaande) ouders hebben een steunend netwerk en indien nodig worden zij hierbij ondersteund;

    • b.

      (aanstaande) ouders vinden hun weg naar voorzieningen en ontvangen tijdig de juiste ondersteuning;

    • c.

      (aanstaande) ouders ervaren geen fysieke, systemische en/of financiële drempels die het vragen om hulp of het bereiken van deze voorzieningen belemmeren;

    • d.

      (aanstaande) ouders ervaren een gelijkwaardige samenwerking met professionals.

  • 3.

    Professionals die betrokken zijn bij kinderen en/of ouders voelen zich handelingsbekwaam, werken samen met andere partners en met ouders

    • a.

      Professionals zijn in staat om gelijkwaardig contact te maken met ouders, een vertrouwensbasis te vormen en van daaruit te werken aan het wegnemen van stress, persoonlijke ontwikkeling, het bieden van een eerlijke start vanuit huis en als dat nodig is, samen op zoek te gaan naar de juiste hulp- of ondersteuning;

    • b.

      Professionals voelen zich handelingsbekwaam om aan te sluiten bij (aanstaande) ouders en passende zorg en ondersteuning te bieden.

2.2 Artikel 10 Thema Herstel en veerkracht: Passende zorg en ondersteuning voor jeugd

Vanuit de Staat van de Utrechtse jeugd leren deburgemeester en wethouders dat de coronacrisis een grotere negatieve invloed heeft op kinderen en jongeren uit gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een instabiele thuissituatie en armoede. Los van de extra ondersteuningsvragen door corona maakt het gebruik van jeugdhulp een snelle groei door. Als een van de oorzaken hiervan zien de burgemeester en wethouders de toegenomen prestatiedruk op jongeren en de versmalling van de definitie van normaal gedrag of een normale ontwikkeling. Variaties rondom de gemiddelde norm worden vaker geproblematiseerd. En dat leidt tot sneller labelen en medicaliseren van jeugdigen.

Om passende zorg en ondersteuning te bieden aan de kwetsbare jeugd is het niet altijd nodig om naar (zwaardere) zorgondersteuning te kijken. Vaak ligt een deel van de oplossing in het versterken van het dagelijks leven van jeugdigen en hun gezinnen. Scholen en partners in de basiszorg en sociale basis kunnen hier een belangrijke rol in spelen.

Binnen dit thema van de subsidieregeling willen de burgemeester en wethouders dan ook graag ruimte bieden aan activiteiten die kinderen en jongeren in een kwetsbare situatie passende zorg en ondersteuning bieden, in aanvulling of ter vernieuwing van wat er al is. Deze ondersteuning wordt geboden vanuit een brede kijk op normaal gedrag, mogelijk in een collectieve vormen gericht op de versterking van het dagelijks leven. Aangemoedigd wordt om andere partners buiten het jeugd- en onderwijsdomein te betrekken bij het ontwikkelen van activiteiten, bijvoorbeeld gericht op het vergroten van bestaanszekerheid.

Doel:

In lijn met het doel van deze nadere regel genoemd in artikel 2 heeft dit thema als doel om passende zorg en ondersteuning te bieden aan kinderen en jongeren in een kwetsbare positie, die relatief meer negatieve gevolgen ervaren van de coronacrisis, bijvoorbeeld omdat zij te maken hebben met een instabiele thuissituatie of armoede.

Binnen dit thema willen de burgemeester en wethouders vanuit een collectieve en normaliserende kijk inzetten op de vragen van kinderen en jongeren in een kwetsbare positie. Belangrijk hierbij is dat wordt aangesloten bij wat Utrechtse ouders en jeugdigen hierin willen en nodig hebben.

2.3 Artikel 11 Thema Perspectief voor jongeren/jongvolwassenen en het versterken van hun mentale gezondheid

Al langere tijd laten onderzoeken zien dat jongeren zich minder mentaal gezond voelen. Jongeren ervaren onder meer prestatie- en schooldruk en studenten ervaren eenzaamheid, angst en depressie en fomo (fear of missing out) en hebben zorgen over de toekomst (gebrek aan bijvoorbeeld betaalbare woningen). Corona heeft de mentale gezondheid van jongeren/jongvolwassenen nog meer onder druk gezet. Meer aandacht voor welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren en jongvolwassenen kan hen helpen hiermee op een gezonde manier om te gaan.

Onze ambitie is dat jongeren/jongvolwassenen in Utrecht weerbaar en veerkrachtig zijn. Ze hebben zelfvertrouwen en zelfinzicht en gezonde relaties, ze kunnen op een passende plek/ bij de juiste persoon terecht als ze contact willen over de uitdagingen in hun leven en hebben toegang tot passende hulp indien nodig. Jongeren/jongvolwassenen leven in een omgeving (thuis, school, werk, vrije tijd en online) waarin ze begrip ervaren, worden ondersteund, waarmee ze zich verbonden voelen en die ruimte biedt aan persoonlijke ontwikkeling. Mentale gezondheid wordt gezien als een collectieve en individuele verantwoordelijkheid.

Iedere jongere/jongvolwassene kan zo zelfstandig mogelijk deelnemen aan de samenleving. Een stabiele woonomgeving, inkomen, school/werk, gezondheid en een veilige leefomgeving zijn hiervoor belangrijk. Jongeren/jongvolwassenen die dat nodig hebben, krijgen samenhangende ondersteuning op maat, passend bij hun leefwereld. Het omgaan met problemen op alle leefgebieden en het voorkomen van een stapeling van problematiek is hierbij de insteek. Het is belangrijk dat de initiatieven zorgen voor een structurele bijdrage aan de verbetering van de mentale gezondheid en het perspectief van jongeren en jongvolwassenen. Daardoor kan de inzet van zwaardere vormen van zorg voorkomen worden.

Doel:

In lijn met het doel van deze nadere regel genoemd in artikel 2 heeft dit thema als doel het ondersteunen van initiatieven die zich richten op laagdrempelige (preventieve) ondersteuning van jongeren/jongvolwassenen die te maken hebben met moeilijkheden in hun leven, of die willen werken aan hun ontwikkeling, vaardigheden, weerbaarheid of veerkracht.

De burgemeester en wethouders willen dat jongeren/jongvolwassenen, al dan niet in een kwetsbare positie, ongeacht hun leeftijd, doorgaande en passende ondersteuning krijgen op weg naar zelfstandigheid. Jongeren/jongvolwassenen gaan met vertrouwen hun toekomst richting zelfstandigheid tegemoet doordat zij zich gesteund weten door een maatschappij waarin zorg is voor de belangen van jongeren.

2.4 Artikel 12 Thema Herstel en veerkracht op school: Verzachten van de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en het verstevigen van de sociale basis op en rond de school

Doel:

In lijn met het doel van deze nadere regel genoemd in artikel 2 heeft dit thema enerzijds als doel om de corona effecten op de leergroei en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen in het PO en VO te verzachten door middel van school- of schoolbestuuroverstijgende inzet. Anderzijds biedt dit thema de mogelijkheid om initiatieven te honoreren die het dagelijkse leven en de veerkracht van kinderen en jongeren versterken door het verstevigen van de sociale basis op of rond de school. De inzet is daarbij gericht op het versterken van de verbinding tussen school en andere partijen in het leven van kinderen en ouders.