Beleidsregels studietoeslag Rotterdam

Geldend van 21-09-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2022

Intitulé

Beleidsregels studietoeslag Rotterdam

De directeur Maatschappelijke Ondersteuning van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Rotterdam,

gelet op:

  • titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 36b van de Participatiewet;

overwegende, dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor de studietoeslag;

besluit:

Artikel 1 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor studietoeslag wordt ingediend via https://www.rotterdam.nl/loket/studietoeslag/.

  • 2. Belanghebbende verstrekt bij de aanvraag de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      een beschikking inzake het ontvangen van studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      indien van toepassing een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de eventuele stagevergoeding blijkt.

  • 3. Belanghebbende kan bij de aanvraag een geneeskundige verklaring verstrekken waarin wordt gemotiveerd dat belanghebbende als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven.

  • 4. Een schriftelijke aanvraag is uitsluitend mogelijk indien naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiertoe aanleiding geven.

Artikel 2 Geneeskundig advies

  • 1. Ter beoordeling of belanghebbende als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven, vraagt het college een geneeskundig advies aan het team Sociaal Medische Advisering van de gemeente Rotterdam.

  • 2. Het college kan het vragen van geneeskundig advies achterwege laten indien:

    • a.

      zonder dit advies vastgesteld kan worden dat recht bestaat op de studietoeslag;

    • b.

      vaststaat dat belanghebbende geen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ontvangt;

    • c.

      belanghebbende recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten; of

    • d.

      belanghebbende inkomsten uit werk ontvangt naast de studie, niet zijnde een stagevergoeding.

Artikel 3 Nieuw geneeskundig advies bij zicht op verbetering

Wanneer het geneeskundig advies of de persoonlijke situatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft, zal binnen de daartoe in het advies opgenomen termijn of, bij het ontbreken daarvan, een redelijke termijn een nieuw geneeskundig advies worden gevraagd om te beoordelen of belanghebbende nog steeds structureel geen inkomen naast de studie kan verwerven als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek.

Artikel 4 Toekennen en uitbetalen

  • 1. De studietoeslag wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag voor studietoeslag heeft ingediend.

  • 2. De studietoeslag wordt met terugwerkende kracht toegekend indien belanghebbende:

    • a.

      daarom verzoekt; en

    • b.

      over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag.

  • 3. De studietoeslag met terugwerkende kracht wordt ten hoogste toegekend tot en met 1 april 2022.

  • 4. De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

  • 5. De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt als een bedrag ineens uitbetaald.

Artikel 5 Hoogte studietoeslag

De studietoeslag bedraagt per maand het bedrag genoemd in artikel 7a, onderdeel a, van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021, met dien verstande dat de hoogte van de studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend over de periode 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 € 300 per maand bedraagt.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad en werken terug tot en met 1 april 2022.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels studietoeslag Rotterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 12 september 2022.

Namens het college van burgemeester en wethouders,

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning

Ronald van As

Toelichting

Algemene toelichting

Uit onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie van december 2018 is gebleken dat de individuele studietoeslag niet aan het gestelde doel voldeed en aanpassing behoefde om het doel van de regeling te bereiken: jongeren die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet kunnen bijverdienen tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven. Om deze reden is de regeling van studietoeslag in de Participatiewet gewijzigd.

De nieuwe studietoeslag, geregeld in artikel 36b van de Participatiewet, is per 1 april 2022 in werking getreden. De studietoeslag is geen bijstand meer. Daarom is er geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens.

Er bestaat recht op studietoeslag als er recht bestaat op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: WTOS). Of er recht bestaat blijkt uit een beschikking van DUO. Voor het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of WTOS van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht bestaat.

Inlichtingenplicht en terugvordering

Op grond van artikel 36b, vierde lid, van de Participatiewet geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag.

Artikel 17 van de Participatiewet is niet van toepassing, omdat de studietoeslag geen bijstand betreft. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of tot een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan kan het college overgaan tot terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid en artikel 36b, vierde lid, van de Participatiewet.

Gebrek of ziekte

Voor het recht op studietoeslag is een voorwaarde dat belanghebbende als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven.

Gelet op de toelichting bij artikel 36b van de Participatiewet wordt hier bedoeld in het geheel geen inkomen te verwerven.

Het college mag geen regels stellen over wanneer een ziekte of gebrek dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de geneeskundig adviseur wordt gedaan.

Volgens de wet moet iemand geen inkomsten naast de studie kunnen verwerven. Dit wordt met een geneeskundig advies vastgesteld.

Wanneer de belanghebbende wel inkomsten uit werk ontvangt, vervalt het recht op studietoeslag. Wanneer belanghebbende niet langer inkomsten uit werk ontvangt, kan een nieuwe aanvraag worden gedaan. Als er nog een recent geneeskundig advies beschikbaar is en de geneeskundige situatie is niet veranderd, kan het uitgebrachte advies gebruikt worden. Economische omstandigheden, bijvoorbeeld hoge werkloosheid, spelen bij de bepaling of iemand structureel niet in staat is inkomen te verdienen uitdrukkelijk geen rol.

Het vereiste dat de ziekte of het gebrek een structureel karakter heeft, betekent dat bij de beoordeling in ieder geval van belang is dat de ziekte of het gebrek langdurig is en er geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn.

Een gebroken been of een medische ingreep met bijvoorbeeld een hersteltermijn van een half jaar is geen structureel gebrek. Hieruit kan worden afgeleid dat als de ziekte of het gebrek langer duurt dan een half jaar er wel sprake kan zijn van een structurele ziekte of structureel gebrek.

Belanghebbende hoeft niet te laten weten welke ziekte of welk gebrek hij heeft. Onder bewijs van de structurele ziekte of het structurele gebrek wordt bijvoorbeeld verstaan een verklaring van een arts of het UWV waaruit dit blijkt. De deskundigenverklaring hoeft nadrukkelijk geen geneeskundige gegevens van de belanghebbende te bevatten. Dit zijn bijzondere persoonsgegevens die alleen voor de uitvoering van het geneeskundig advies nodig zijn. De verklaring hoeft zich slechts te richten op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.

Overgangsrecht

Artikel 78dd, tweede lid, van de Participatiewet voorziet in overgangsrecht in de volgende situatie: de toegekende individuele studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022, is hoger dan het bedrag waarop iemand recht heeft op grond van de nieuwe studietoeslag. Is het toegekende bedrag hoger, dan houdt een belanghebbende dit hogere toegekende recht voor de duur van de toekenning. Bijvoorbeeld als de studietoeslag is toegekend voor de duur van de studie of voor de duur van een

jaar. Bij een nieuw verzoek na afloop van die termijn geldt dan pas de hoogte van de nieuwe studietoeslag zoals geldend per 1 april 2022.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Aanvraag

Indien van de toepassing, wordt bij de aanvraag een kopie van de stageovereenkomst overgelegd, waaruit de eventuele hoogte van de stagevergoeding blijkt.

De belanghebbende die in het kader van zijn studie inkomsten uit een stage ontvangt, behoudt het recht op de studietoeslag, met dien verstande dat de hoogte van de studietoeslag wordt verminderd met het bedrag aan inkomsten uit de stage voor zover dat het bedrag, genoemd in Artikel 7b Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021, te boven gaat. Voor de periode van 1 april 2022 tot 1 juli 2022 geldt het vrijlatingsbedrag van € 180.

Artikel 3Nieuw geneeskundig advies bij zicht op verbetering

De duur van de studietoeslag is in principe gelijk aan de duur waarop het recht op studietoeslag bestaat. Het is verder aan het college om met inachtneming van onafhankelijk geneeskundig advies vast te stellen voor welke duur de studietoeslag wordt verstrekt en hoe het de controle op rechtmatigheid vormgeeft. Zo kan het onafhankelijk geneeskundig advies aanleiding vormen voor het college om de duur van de studietoeslag niet af te stemmen op de duur van de opleiding, bijvoorbeeld in geval van een medische ingreep waarbij zicht is op verbetering van het gebrek van belanghebbende.

In dat geval bepaalt het college dat binnen een bepaalde periode een

nieuw geneeskundig advies zal worden gevraagd. Dit om te beoordelen of belanghebbende nog steeds niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven, als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek.

Artikel 4Toekennen en uitbetalen

Belanghebbende heeft recht op studietoeslag tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend. Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden.

Het college hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit hoeft alleen als belanghebbende daarom verzoekt.

De gedachte hierachter is dat het in lijn is met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen met ingang van de datum waarop de studietoeslag wordt aangevraagd. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van belanghebbenden die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staan zijn om naast de studie inkomsten te verwerven. Omdat het college het verlenen van terugwerkende kracht tot 5 jaar aan een aanvrager niet kan weigeren, wordt dit alleen op verzoek toegekend. Overigens moet uit het geneeskundig advies dan wel naar voren komen dat belanghebbende in het verleden (ook) niet in staat was naast de studie te werken als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek, en uiteraard ook niet gewerkt heeft.

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl