Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 gemeente Horst aan de Maas 2022

Geldend van 01-10-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 gemeente Horst aan de Maas 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;

gelet op het bepaalde in de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas en artikel 4:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is een beleidsregel vast te stellen voor de wijze waarop het college uitvoering geeft aan de (beperkte) beleidsvrijheid, die de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas bieden, effectief en rechtmatig in te zetten

besluit vast te stellen de:

Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 gemeente Horst aan de Maas 2022

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2022 gemeente Horst aan de Maas.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bijstand: de als renteloze geldlening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de Pw en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag “om niet” en de geldlening die al door het college in bijstand “om niet” is omgezet;

    • b.

      bedrijfskapitaal: bijstand overeenkomstig het gestelde in artikel 14 lid 1 Bbz 2004.

Artikel 2. Voorwaarden

Naast het gestelde in artikel 2 Bbz gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    Gedurende de eerste 9 maanden na de start van een eigen bedrijf wordt de zelfstandige als startende zelfstandige beschouwd;

  • b.

    Gedurende de periode 9 tot 18 maanden na de start wordt een zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als aan de voorwaarden van het Bbz wordt voldaan;

  • c.

    Als een persoon in het kader van het Bbz eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, gedurende de eerste 9 maanden van die start de zelfstandige als startende zelfstandige beschouwd;

  • d.

    Als een persoon eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als de persoon daarvoor minimaal 18 maanden als zelfstandige werkzaam is geweest en in die periode aan het bovengenoemde urencriterium heeft voldaan;

  • e.

    Bij het niet voldoen aan het gestelde in onder d wordt de zelfstandige na een herstart binnen 12 maanden na een eerdere bedrijfsbeëindiging als startend zelfstandige beschouwd.

Artikel 3. Voorbereidingskosten

Bijstand voor de met de voorbereiding samenhangende kosten, zoals bedoeld in artikel 29 Bbz, bedraagt ten hoogste € 3.500,-.

Artikel 4. Begeleidingskosten

  • 1. Aan een belanghebbende kan begeleiding, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 onder b Bbz, worden geboden door een door het college aangewezen derde.

  • 2. De kosten van deze begeleiding zullen tot een maximaal bedrag van € 5.000,- door het college worden vergoed.

Artikel 5. Kosten

Onderstaande kosten (van onderzoek) worden door het college vergoed:

  • a.

    De gemaakte kosten van een door het college aan te wijzen bureau, ter inventarisering, stabilisering en regeling van schulden (openstaande crediteuren) van de ondernemer;

  • b.

    De gemaakte kosten van een door het college aan te wijzen accountant of boekhouder voor het samenstellen van jaarstukken die noodzakelijk zijn voor het voeren van een levensvatbaarheidonderzoek.

Artikel 6. Commissie van advies Bbz

  • 1. Het college heeft een commissie van advies Bbz en IOAZ ingesteld op grond van artikel 96 Gemeentewet.

  • 2. De commissie van advies kan geraadpleegd worden bij het toekennen van een Bbz-krediet.

Artikel 7. Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregel niet voorzien neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met in achtneming van alle omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 8. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bbz 2004 gemeente Horst aan de Maas 2022.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 oktober 2022 en onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Horst aan de Maas, vastgesteld op 12 juli 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 6 september 2022,

De burgemeester,

drs. R.F.I. Palmen

De secretaris,

mr. L.M.C. Beckers

Toelichting

Algemene toelichting

Het college wil op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uitvoering geven aan het Bbz. Werkzoekenden moeten ondersteund worden bij het starten van een eigen onderneming wanneer dit duurzame uitstroom uit de bijstand tot gevolg heeft. Met betrekking tot gevestigde ondernemers is het van belang dat het college zich inzet om te voorkomen dat voormalige ondernemers in de bijstand komen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3. Voorbereidingskosten

Tot de in de voorbereiding samenhangende kosten kunnen o.a. gerekend worden:

  • -

    reiskosten;

  • -

    onderzoekskosten;

  • -

    aanschaf van materialen en producten die noodzakelijk zijn voor de op te starten onderneming e.d.

Door de regie in eigen hand te nemen en te houden (het inschakelen van een derde partij door het college) zullen de kwaliteit, de doorloopsnelheid en de kosten van de startperiode goed bewaakt kunnen worden. Daarnaast is de aspirant-ondernemer niet verantwoordelijk voor de kosten van zijn eigen traject naar uitstroom vanuit de Participatiewet. De uitkeringsgerechtigde die uitstroomt naar werk in loondienst betaalt zijn traject ook niet zelf. Als er n.a.v. het onderzoek wordt geconstateerd, dat het bedrijf niet levensvatbaar is, zijn de kosten die de ondernemer maakt, afgedekt en worden de ingeschakelde partijen (op tijd) betaald. Een ondernemer heeft veelal de financiële middelen niet om te betalen. Als levensvatbaarheid geconstateerd wordt, worden hierboven gemaakte kosten meegefinancierd in het te verstrekken bedrijfskrediet.