Subsidieregeling minimabeleid Den Haag 2023

Geldend van 30-09-2023 t/m 14-10-2024

Intitulé

Subsidieregeling minimabeleid Den Haag 2023

Toelichting

Deze regeling kent meerdere doelen. Zo is er het streven om inwoners van Den Haag in armoede perspectief te bieden, de mogelijkheid te geven om mee te doen in de stad, gelijke kansen te bieden en bestaanszekerheid te bieden. Dit wordt nadrukkelijk gedaan samen mét de stad. Maatschappelijke partners, het maatschappelijk middenveld, vrijwilligers en ervaringsdeskundigen worden nadrukkelijk betrokken bij het beleid, zoals in de voortgangsbrief armoedebestrijding en financiële hulpverlening Den Haag 2022 (RIS311483) is opgenomen.

Veel onderdelen van het minimabeleid worden zelfstandig door de gemeentelijke organisatie uitgevoerd. Zo is er de Ooievaarspas, de Bijzondere Bijstand, Individuele Inkomenstoeslag, Tegemoetkoming Langdurig Zieken en Gehandicapten. Een andere regeling wordt (deels) uitbesteed via een contract, zoals de Collectieve Zorgverzekering voor minima.

Voor een derde categorie activiteiten wordt subsidie verleend, omdat de gemeente inschat dat deze taken beter door partijen in de stad uitgevoerd kunnen worden dan door de gemeente zelf. In deze subsidieregeling is daarom vastgelegd waar een subsidieaanvraag aan moet voldoen als die valt onder het minimabeleid van de gemeente Den Haag.

Het is noodzakelijk voorliggende subsidieregeling vast te stellen zodat subsidies doelmatig, transparant en betrouwbaar verstrekt worden aan partners in de stad.

Als alternatief voor deze subsidieregeling had de keuze kunnen vallen op uitvoering van alle doelen door de gemeentelijke organisatie zelf. Ook had gekozen kunnen worden voor contractuele overeenkomsten. Een subsidieregeling is echter het gewenste middel, omdat subsidierelaties veel ruimte laten aan de professionele invulling door partijen in de stad. De gemeente heeft de wens om te sturen op de doelen, terwijl de organisaties zelf bepalen welke activiteiten zij ontplooien om die doelen te verwezenlijken. Het verstrekken van subsidies past daar het best bij.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

gelet op:

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

besluit:

vast te stellen de navolgende Subsidieregeling minimabeleid Den Haag 2023:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

AWB:

Algemene wet bestuursrecht;

Cofinanciering:

De bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of middelen in natura, financiële middelen van derden of middelen in natura alsmede subsidie op grond van andere regelingen levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten;

college

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

doelgroep:

Subgroep onder de inwoners van Den Haag waarover door het college van B&W doelstellingen geformuleerd zijn en waarop de activiteiten van een subsidieaanvrager gericht kunnen zijn;

Gebruiksgoederen:

Duurzame gebruiksgoederen of kleding;

gemeentelijk vastgoed:

Bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

innovatieve activiteit

Een vernieuwende activiteit die qua proces of inhoud anders is dan gebruikelijk en die voordelen met zich meebrengt voor de doelgroep;

jaarsubsidie:

Subsidie die per kalenderjaar wordt verleend;

minima:

Haagse inwoners die van een klein inkomen moeten leven (tot maximaal 130% van het sociaal minimum) en hun kinderen;

participatie:

deelname aan het maatschappelijk verkeer;

vrijwilliger:

Persoon die in het maatschappelijk belang niet-medische ondersteuning aan kwetsbare inwoners van Den Haag biedt zonder dat er sprake is van de uitoefening van een beroep of bedrijf en zonder dat er voor de werkzaamheden salaris wordt betaald;

vrijwilligersorganisatie:

Stichting of vereniging waarvan de activiteiten voor minimaal 70% van het totaal aantal manuren worden uitgevoerd door vrijwilligers.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidieregeling

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het vergroten van de bestaanszekerheid en participatie(mogelijkheden) van minima, door het verstrekken van gebruiksgoederen of voedsel, het verstrekken van noodhulp of het uitvoeren van innovatieve activiteiten gericht op duurzame armoedebestrijding.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is de Haagse inwoners in armoede perspectief bieden en de mogelijkheid bieden om mee te doen in de stad; evenals het bieden van gelijke kansen aan minima en het bevorderen van de bestaanszekerheid.

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor het vergroten van de bestaanszekerheid en vergroten van de participatie(mogelijkheden) en het perspectief bieden aan minima, via:

  • a. de bestrijding van kinderarmoede;

    b. verstrekking van gebruiksgoederen of voedsel;

    c. verstrekking van (nood)hulp of ondersteuning indien andere voorzieningen hierin niet (voldoende) voorzien;

    d. innovatieve activiteiten (vernieuwende activiteiten) die bijdragen aan de doelen zoals gesteld in artikel 1:3.

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4;

    b. de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht;

    c. de onkosten van vrijwilligers die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4;

    d. enkele periodieke bedankjes aan vrijwilligers ter waardering van maximaal € 30,- per jaar;

    e. een vrijwilligersvergoeding van maximaal € 180,- per maand en € 1.800,- per jaar, mits redelijk en proportioneel toegepast.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

    b. de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins worden gesubsidieerd of waarvoor een andere subsidieregeling van kracht is;

    c. de kosten voor een vrijwilligersverzekering;

    d. de kosten van Verklaringen Omtrent het Gedrag van vrijwilligers (VOG);

    e. de kosten voor catering en consumpties die meer bedragen dan 15% van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten of meer bedragen dan € 2.500,- per aanvraag;

    f. de kosten die naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot de activiteiten;

    g. de BTW over de gesubsidieerde kosten;

    h. de kosten voor het opdoen van kennis die onderdeel uitmaken van trainingen die kosteloos door de gemeente worden aangeboden.

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt een subsidieplafond van € 10.000.000,- per kalenderjaar

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A kinderarmoede, zoals bedoeld in artikel 1:4, onder a: € 8.500.000,-;

    b. voor categorie B voedsel- en Noodhulp, zoals bedoeld in artikel 1:4, onder b en c: € 1.350.000,-;

    c. voor categorie C nieuw in Den Haag, zoals bedoeld in artikel 1:4, onder d: €150.000,-.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond bij besluit wijzigen.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond in een categorie niet is bereikt, kunnen de resterende gelden voor een andere categorie worden ingezet, mits in hetzelfde kalenderjaar.

Artikel 1:9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, per categorie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    De aanvrager streeft één of meerdere van de doelen uit artikel 1:4 na en:

    a. geeft daarbij aan hoeveel unieke inwoners en nieuwe unieke inwoners van Den Haag per jaar bereikt worden, waarbij aan aanvragers in dezelfde categorie en doelgroepen naar rato punten worden toegekend en rekening wordt gehouden met de potentiële doelgroep van de activiteiten [max 10 punten];

    1° de aanvrager weet met de activiteiten de potentiële doelgroep goed te bereiken: 10 punten;

    2° de aanvrager weet met de activiteiten de potentiële doelgroep matig te bereiken: 6 punten;

    3° de aanvrager weet met de activiteiten de potentiële doelgroep slecht tot niet te bereiken: 0 punten;

    b. hanteert redelijke kosten; dit blijkt uit het feit dat er bij de aanvrager, in verhouding tot het aangevraagde subsidiebedrag, minder kosten per deelnemer worden gemaakt dan bij andere aanvragers het geval is [max 3 punten]:

    1° de verhouding ligt lager dan het gemiddelde: 3 punten;

    2° de verhouding is gelijk aan het gemiddelde: 1 punt;

    3° de verhouding ligt hoger dan het gemiddelde: 0 punten;

    c. heeft een relevant netwerk of, bij een nieuw netwerk, onderbouwt hoe dit netwerk wordt opgebouwd, waarin het versterken van het gezamenlijke effect op de doelgroep voorop staat en waarmee hij actief samenwerkt, dit blijkt uit de contacten van de aanvrager met partners die ook hulp en ondersteuning bieden aan de doelgroep zoals welzijnsinstellingen, wijkorganisaties of levensbeschouwelijke organisaties, de mate waarin de onderlinge kennisdeling en doorverwijzing bij die contacten voorop staat en de actieve wijze waarop de aanvrager invulling geeft aan de samenwerking met die contacten [max 10 punten]:

    1° het netwerk is relevant en volledig: 10 punten;

    2° het netwerk is relevant maar niet volledig: 6 punten;

    3° het netwerk is beperkt: 3 punten;

    4° er is geen netwerk: 0 punten;

    d. investeert daarbij aantoonbaar in het activeren van de doelgroep richting (financiële) zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie waar mogelijk en het bieden van perspectief [max. 6 punten];

    1° de activiteiten zijn erg activerend: 6 punten;

    2° de activiteiten zijn gemiddeld of beperkt activerend: 3 punten;

    3° de activiteiten zijn niet activerend: 0 punten;

    e. investeert daarbij in de positieve impact op de situatie van de geholpen inwoners door aan te sluiten bij de behoeften van de deelnemers in het bevorderen van de bestaanszekerheid en laat dit zien aan de hand van een goed monitoringsplan waarin tenminste aangegeven wordt hoe de impact getoetst wordt [max. 6 punten];

    1° het monitoringsplan is volledig en goed onderbouwd: 6 punten;

    2° het monitoringsplan is matig onderbouwd: 3 punten;

    3° het monitoringsplan is niet aanwezig of niet voldoende onderbouwd: 0 punten;

    f. heeft een wervingsstrategie die aansluit op de doelgroep waarop de activiteiten zijn gericht, dit blijkt uit de mate waarin de doelgroep proactief over de activiteiten wordt geïnformeerd en de activiteiten zowel online als offline op meerdere manieren voor de doelgroep zichtbaar en vindbaar zijn [max. 3 punten];

    1° de wervingsstrategie van de aanvrager sluit goed aan bij de doelgroep: 3 punten;

    2° de wervingsstrategie van de aanvrager sluit gemiddeld aan bij de doelgroep: 1 punten;

    3° de wervingsstrategie sluit beperkt of niet aan bij de doelgroep: 0 punten;

    g. heeft een wervingsstrategie die aansluit op deelnemers uit doelgroepen die lastig te bereiken zijn, dit blijkt uit de strategie die aanvrager gebruikt om deelnemers met bijvoorbeeld een ooievaarspas, een migratieachtergrond of meervoudige problematiek op meerdere, langdurige, diverse en proactieve manieren te bereiken [max. 6 punten];

    1° de aanvrager richt zich erg op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 6 punten;

    2° de aanvrager richt zich gemiddeld op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 3 punten;

    3° de aanvrager richt zich beperkt op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 0 punten;

    h. investeert daarbij in de tevredenheid van de geholpen inwoners en laat dit zien met klanttevredenheidsmetingen of monitoringsresultaten uit het verleden, of onderbouwt bij nieuwe activiteiten hoe deze tevredenheid en resultaten gerealiseerd gaan worden [max 3 punten]:

    1° resultaten uit het verleden laten een positieve impact op de doelgroep zien: 3 punten;

    2° resultaten uit het verleden laten gematigde impact op de doelgroep zien: 1 punt;

    3° er zijn geen resultaten uit het verleden beschikbaar of de resultaten laten beperkte of geen impact zien: 0 punten;

    i. geniet daarbij bekendheid in de stad en kan dit bewijzen aan de hand van meegestuurde referenties, [max. 3 punten];

    1° er is positieve bekendheid in de stad, wat blijkt uit de referenties: 3 punten;

    2° er is geen positieve bekendheid in de stad of er zijn geen referenties: 0 punten;

    j.werkt structureel aan een goed vrijwilligersbeleid; dit blijkt uit het feit dat de aanvrager over het Haags Keurmerk voor Vrijwilligersorganisaties of het Keurmerk van Vrijwillige Inzet Goed Geregeld van de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk beschikt of de mate waarin de aanvrager een vergelijkbare structuur voor de ondersteuning, ontwikkeling of waardering van vrijwilligers biedt [max. 6 punten];

    1° de aanvrager beschikt over een keurmerk of biedt een vergelijkbare structuur: 6 punten;

    2° de aanvrager is concreet bezig met het keurmerk te krijgen of een vergelijkbare structuur te bieden: 3 punten;

    3° de aanvrager is niet bezig het keurmerk te krijgen of een vergelijkbare structuur te bieden: 0 punten;

    k. zorgt dat activiteiten aantrekkelijk zijn voor flexibele vrijwilligers; dit blijkt uit de mogelijkheden die vrijwilligers hebben om verschillend vrijwilligerswerk te kiezen, zelf de duur van hun inzet kunnen bepalen en zelf kunnen bepalen wanneer ze vrijwilligerswerk willen doen [max. 2 punten];

    1° de activiteiten zijn erg aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers, de activiteiten voldoen aan twee of meer van de drie criteria: 2 punten;

    2° de activiteiten zijn gemiddeld aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers, de activiteiten voldoend aan één van de drie criteria: 1 punten;

    3° de activiteiten zijn niet aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers, de activiteiten voldoen aan geen van de drie criteria en er zijn geen plannen om hieraan te voldoen: 0 punten.

  • 3.

    Na een eerste beoordeling wordt de aanvrager, zo mogelijk en noodzakelijk gezamenlijk met andere aanvragers, uitgenodigd voor een toelichting, welke wordt meegenomen in de definitieve beoordeling.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond in een categorie, verleent het college de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte definitieve rangschikking, totdat het voor de betrokken categorie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de aangevraagde subsidie waarbij het laagste bedrag voor gaat, zodat de laagst mogelijke (of geen) overschrijding plaatsvindt.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een beschrijving van de doelstelling van de activiteit en hoe een langdurig positief effect op de bestaanszekerheid en participatie(mogelijkheden) van minima en kinderen in minimagezinnen wordt gerealiseerd;

    b. een concrete beschrijving van de doelgroep, de wervingsstrategie van de doelgroep en het aantal deelnemers dat men verwacht te bereiken met de activiteit;

    c. een opsomming van de partijen waarmee wordt samengewerkt in het realiseren van de activiteit en de manier waarop er samengewerkt wordt;

    d. een beschrijving van hoe er wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden genoemd in artikel 1:4, eerste tot en met zevende lid, die gelden voor de doelgroep waarop de aanvraag gericht is;

    e. een concrete beschrijving van waar de activiteit plaatsvindt, uit welk gebied deelnemers aan de activiteit afkomstig zijn (wijk, stadsdeel of stadsbreed niveau) en hoe de activiteit zich onderscheidt en van meerwaarde is ten opzichte van andere activiteiten in de wijk of buurt;

    f. een specificatie van de kosten van overhead en de cofinanciering (als onderdeel van de begroting);

    g. een beschrijving van de manier waarop de activiteiten worden gemonitord en de beoogde resultaten inzichtelijk gemaakt worden;

    h. een beschrijving van de ervaring met het uitvoeren van deze activiteit voor deze doelgroep, inclusief het aantal jaar ervaring;

    i. een beschrijving van in hoeverre de activiteit is gericht op het stimuleren van het gebruik van technologische hulpmiddelen en digitale oplossingen bij de in artikel 1:3 eerste lid genoemde doelgroepen;

    j. indien er gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers, een specificatie van het aantal (flexibele) vrijwilligers, de werkzaamheden die zij verrichten en hoe zij hierbij worden begeleid en gewaardeerd;

    k. indien aanwezig de jaarrekening (resultaatbegroting) van het vorige jaar (of de vorige periode);

    l. een bestuursverklaring waarin opgenomen is dat het gehele bestuur de aanvraag steunt;

    m. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare btw.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie in het eerste tijdvak wordt, in afwijking van artikel 9, eerste en tweede lid van de ASV, ingediend voor 15 oktober voor het daaropvolgende subsidiejaar.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond in het eerste tijdvak niet is bereikt, wordt een aanvraag om een subsidie in het tweede tijdvak, in afwijking van artikel 9, eerste en tweede lid van de ASV, ingediend tussen 1 februari en 31 maart van het lopende subsidiejaar.

  • 3.

    Indien het subsidieplafond in het tweede tijdvak niet is bereikt, wordt een aanvraag om een subsidie in het derde tijdvak, in afwijking van artikel 9, eerste en tweede lid van de ASV, ingediend tussen 1 mei en 30 juni van het lopende subsidiejaar.

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, uiterlijk op 1 december 2022.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 2:2, tweede lid en derde lid binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten waarvoor de aanvrager al dekkende subsidie of dekkende financiering uit een andere regeling ontvangt of heeft aangevraagd; 

    b. de aanvraag ziet op activiteiten die in strijd zijn met het doel van deze subsidieregeling; 

    c. de aanvraag ziet op kosten die op grond van artikel 1:6 niet voor subsidie in aanmerking komen; 

    d. de activiteiten niet voldoen aan de voorwaarden uit artikel 1:4; 

    e. de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet evenredig is tot het doel van deze subsidieregeling;

    f. de aanvraag 30 punten of minder toebedeeld heeft gekregen;

    g. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate uitgevoerd worden door anderen (waaronder de gemeente zelf). 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 4:1 Verplichtingen

Onverminderd de artikelen 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 12 tot en met 14 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

Artikel 4:2 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

    a. subsidieverleningen tot en met € 60.000,--: 100% van de verleende subsidie in één keer (per jaar);

    b. subsidieverleningen boven € 60.000,--: 90% van de verleende subsidie in twaalf maandelijkse termijnen en de resterende 10% na vaststelling van de subsidie (per jaar).

  • 2.

    Het college kan bij verleningsbesluit van de wijze van bevoorschotting van het eerste lid afwijken.

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

Artikel 5:1 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 17, vierde en vijfde lid van de ASV bevat de aanvraag tot vaststelling ook: 

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid van de ASV; 

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model; 

    d. een controleverklaring over de jaarrekening bij een aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie van meer dan € 100.000,- conform artikel 18, eerste lid van de ASV.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat, in aanvulling op artikel 17, vierde en vijfde lid van de ASV:

    a. een overzicht van de met deze subsidie gerealiseerde activiteiten en een beknopt fotoverslag (wanneer mogelijk) van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de verleningsbeschikking zijn gehaald;

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de verleningsbeschikking opgenomen doelstellingen zijn behaald;

    d. per activiteit een overzicht van het totaal aantal deelnemers, het aantal deelnemers per doelgroep zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, en indien van toepassing het aantal vrijwilligers dat bij de activiteit betrokken was;

    e. voor jaarsubsidies, indien vrijwilligers zijn ingezet bij het organiseren of uitvoeren van de activiteit, een overzicht van het totaal aantal actieve en inactieve vrijwilligers van de organisatie per 1 januari en 31 december van het subsidiejaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat, in aanvulling op artikel 17, vierde en vijfde lid van de ASV:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting met een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting;

    b. de BTW moet zichtbaar in de financiële verantwoording worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6:1 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling in elk geval 1 jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke 2 jaar.

Artikel 6:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum uitgifte in het Gemeenteblad en vervalt op een door het college te bepalen tijdstip.

Artikel 6:3 Intrekking

De Subsidieregeling SZW 2015 wordt per 1 oktober 2022 ingetrokken.

Artikel 6:4 Overgangsrecht

Vervallen

Artikel 6:5 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling minimabeleid Den Haag 2023.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:6, tweede en derde lid.

Er is voorzien in generieke regelingen voor vrijwilligers. Zo is er de Den Haag Doet webwinkel, waar vrijwilligers op kosten van de gemeente elk jaar 20 credits (ter waarde van € 30,- in 2021) kunnen besteden aan verschillende cadeaus. Informatie hierover is te vinden op: https://www.denhaagdoet.nl/webwinkel.

Ook zijn alle Haagse vrijwilligers voorzien van een verzekering tegen schade en aansprakelijkheid, de Haagse Polis. Zie hiervoor: https://pepdenhaag.nl/app/uploads/2021/03/Haagse-Polis.pdf

Tenslotte zijn er gratis VOGs op te vragen voor vrijwilligers via een regeling van de Rijksoverheid. Zie hiervoor: www.gratisvog.nl.

Artikel 1:6, tweede lid onder e

Subsidie kan verleend worden ten behoeve van de betaling van een vrijwilligersvergoeding (als aanvulling op de onkostenvergoeding). Het college beoordeelt wel of het daarvoor geraamde bedrag redelijk en proportioneel is. Met redelijk wordt bedoeld dat niet elke vrijwilliger een vergoeding ontvangt, maar dat het een beloning is voor bijv. speciale verdienste of een speciale doelgroep. Het college van B&W denkt dan bijvoorbeeld aan vergoedingen voor:

- vrijwilligers die een minima inkomen ontvangen;

- studenten;

- vrijwilligers die een lange werkweek maken als vrijwilliger;

- vrijwilligers met heel specifieke expertise.

Met proportioneel wordt bedoeld dat het gros van een aanvraag zal moeten gaan naar het organiseren van activiteiten. Het uitbetalen van een vrijwilligersvergoeding is daarin ondersteunend.

Artikel 1:9, twee lid onder c

De activiteiten dienen zoveel als mogelijk perspectief te bieden en inwoners te activeren. Het doel is om inwoners zoveel als mogelijk zelf in staat te stellen om hun financiële huishouding op orde te krijgen en te houden. Perspectief en zelfvertrouwen bieden werkt daarbij activerend en bevorderd zelfredzaamheid.

Artikel 1:9, tweede lid onder g

Klanttevredenheidsgegevens en monitoringsgegevens vanuit het verleden worden opgevraagd bij de indiener, zodat duidelijk wordt wat de kwaliteit van de dienstverlening is. Gevestigde partijen hebben op die manier een voordeel ten opzichte van nieuwere partijen, daarom is het maximale aantal punten dat voor dit criterium toegekend kan worden minimaal (maximaal 5).

Artikel 2:2, tweede en derde leden

Subsidieaanvragen worden in eerste instantie gedaan voor een heel kalenderjaar, vóór 15 oktober 2022. Er zijn echter nog een tweede en derde aanvraagtermijn ingesteld. Dit geeft partijen de gelegenheid om ook gedurende het jaar 2023 nog aanvragen te doen, mits het subsidieplafond het toelaat. Als na de eerste ronde aanvragen en verstrekkingen (voor 1 december 2022) nog middelen over zijn binnen het budgetplafond, besluit het college tot het vaststellen van een nieuw subsidieplafond voor de tweede aanvraagtermijn. Als er na de tweede ronde aanvragen (voor 31 maart 2023) nog steeds middelen overgebleven zijn, besluit het college opnieuw tot het vaststellen van een subsidieplafond, dit keer voor de derde aanvraagtermijn.

Zodra het (oorspronkelijke) subsidieplafond in zijn geheel bereikt is zal het college voor de daarna komende aanvraagtermijn(en) besluiten tot vaststellen van een subsidieplafond van € 0,-.

Den Haag, 6 september 2022,

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen

Ondertekening