Uitvoeringsregels individuele studietoeslag ISD Bollenstreek 2022

Geldend van 07-09-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2022

Intitulé

Uitvoeringsregels individuele studietoeslag ISD Bollenstreek 2022

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling ISD Bollenstreek

gelet op:

  • -

    titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 36b van de Participatiewet (Pw);

  • -

    artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling ISD Bollenstreek;

overwegende dat:

  • -

    het dagelijks bestuur het wenselijk vindt om kaders te stellen aan de uitvoering van de individuele studietoeslag;

  • -

    deze kaders in beleidsregels vast te stellen;

besluit vast te stellen de Uitvoeringsregels individuele studietoeslag ISD Bollenstreek 2022.

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Algemene wet bestuursrecht en Participatiewet, tenzij anders vermeld.

  • 2. In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een verzoek om studietoeslag als bedoeld in artikel 36b lid 1 Pw

    • b.

      Besluit: het besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021;

    • c.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek;

    • d.

      Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

    • e.

      wet: Participatiewet;

    • f.

      WSF: Wet studiefinanciering 2000

    • g.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hoofdstuk 4)

Artikel 2: Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend middels een door het dagelijks bestuur daartoe aangewezen formulier.

  • 2. Bij de aanvraag worden de volgende bewijsstukken overgelegd:

    • a.

      een bewijs van het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS;

    • b.

      indien een stage wordt gevolgd: een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de stagevergoeding blijkt.

  • 3. Een deskundigenverklaring waaruit blijkt waarom belanghebbende niet kan werken naast de studie, indien belanghebbende over een dergelijke verklaring beschikt.

Artikel 3: Ingangsdatum en toekenningsperiode

  • 1. De studietoeslag wordt toegekend aan belanghebbenden die voldoen aan de voorwaarden benoemd in artikel 36b Pw, met ingang van de datum dat het recht is ontstaan, voor zover dit niet ligt voor de datum aanvraag.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ook toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • a.

      belanghebbende daarom verzoekt; en

    • b.

      belanghebbende over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag;

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4. De studietoeslag wordt in beginsel toegekend voor de duur van de studie (het recht op WSF), tenzij uit het medisch advies blijkt dat er verbetering in de medische situatie is te verwachten. In dat geval kan de toekenningsperiode op die verwachting worden afgestemd.

  • 5. Eens in de twaalf maanden wordt een controle uitgevoerd waarin wordt beoordeeld of belanghebbende nog aan de voorwaarden voldoet.

  • 6. Het recht op studietoeslag vervalt met ingang van het moment waarop belanghebbende niet meer aan de voorwaarden uit artikel 36b Pw voldoet of de toekenningsperiode is verlopen.

Artikel 4. Uitbetaling

  • 1. De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

  • 2. De studietoeslag wordt pas uitbetaald, nadat de hoogte en opbouw van eventuele inkomsten uit een stage door belanghebbende middels bewijsstukken heeft overgelegd.

Artikel 5: Ziekte of gebrek

  • 1. Onder ‘ziekte of gebrek’1 zoals benoemd in artikel 36b Pw wordt verstaan: een fysieke en/of psychische beperking die voldoende ernstig is dat als direct gevolg van die ziekte of dat gebrek, structureel geen inkomsten kunnen worden verworven naast de studie.

  • 2. Met structureel wordt in ieder geval bedoeld dat er binnen een periode van 6 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische situatie, waarbij met herstel bedoeld wordt dat belanghebbende wel in staat is naast de studie inkomsten te verwerven.

  • 3. Er is in ieder geval geen sprake van het structureel niet in staat zijn om inkomen te verwerven bij de volgende medische gebreken (niet limitatief):

    • a.

      mantelzorg;

    • b.

      een gebroken ledemaat;

    • c.

      kortdurende beperkingen;

    • d.

      beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet kan werken

Artikel 6: Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. De hoogte van de studietoeslag bedraagt per maand 120% van de bedragen genoemd in artikel 7a van het Besluit.

  • 2. De hoogte van de studietoeslag wordt, indien van toepassing, verminderd met de stagevergoeding boven de vrijlating uit artikel 7b van het Besluit.

Artikel 7: Medisch advies

  • 1. Het dagelijks bestuur wint advies in bij een externe (medisch) deskundige, tenzij het dagelijks bestuur op grond van al bij hem aanwezige gegevens en bewijsstukken kan vaststellen dat belanghebbende structureel niet in staat is tot het verwerven van inkomsten naast de studie.

  • 2. Inwinnen van advies hoeft in elk geval niet indien:

    • a.

      direct duidelijk is dat er recht bestaat op studietoeslag gelet op de ernst/aard van de structurele medische beperking;

    • b.

      vaststaat dat belanghebbende geen studiefinanciering op grond van de WSF of tegemoetkoming op grond van de WTOS wordt ontvangen;

    • c.

      belanghebbende recht heeft op een Wajong uitkering;

    • d.

      belanghebbende werkt naast de studie, niet zijnde een stage;

    • e.

      indien bij een vervolgaanvraag voldoende aanleiding bestaat om aan te nemen dat de medische beperking en de gevolgen daarvan onveranderd zijn sinds de toekenning van de voorafgaande aanvraag en het voorafgaande medisch advies.

  • 3. Medisch advies kan worden ingewonnen bij herbeoordeling en als gevolg van (de verwachting van) het veranderen van de medische situatie.

  • 4. Het dagelijks bestuur vraagt het medisch advies eerst aan bij de dienst die medisch adviezen op contractuele basis voor het dagelijks bestuur uitvoert, mocht dit niet mogelijk zijn kan een advies worden aangevraagd bij het UWV.

Artikel 8: Hardheidsclausule

  • 1. In geval van bijzondere omstandigheden, kan het dagelijks bestuur ten gunste van een belanghebbende van het bepaalde in deze beleidsregels afwijken.

Artikel 9: Inwerkingtreding en duur beleidsregels

  • 1. Deze uitvoeringsregels treden in werking met ingang van de dag volgend op publicatie en werken terug tot en met 1 april 2022.

Artikel 10. Citeertitel

1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: “ Uitvoeringsregels individuele studietoeslag ISD Bollenstreek 2022 “

Ondertekening

Besluit

Het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek heeft op 25 augustus 2022 de Uitvoeringsregels individuele studietoeslag ISD Bollenstreek 2022 vastgesteld.

D.T.C. Salman

voorzitter

mr. R.J. ’t Jong

secretaris

Algemene toelichting

Uit onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie van december 2018 is gebleken dat de individuele studietoeslag niet aan het gestelde doel voldoet en aanpassing behoeft. Aanpassing is nodig om het doel van de regeling te bereiken: jongeren met een structurele medische beperking die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven. Om deze reden is de regeling van studietoeslag gewijzigd in artikel 36b Pw met ingang van 1 april 2022.

Geen bijstand meer maar toeslag

De studietoeslag is geen bijstand meer. Er is ook geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens. Het recht is gekoppeld aan het recht op studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Ontvangst of recht op studiefinanciering WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS

In de wettekst van artikel 36b Participatiewet staat dat een aanvraag kan worden gedaan als iemand studiefinanciering of WTOS ontvangt. Dit moet zo worden gelezen: er bestaat recht op studietoeslag als er recht bestaat op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 WTOS. Of er recht bestaat blijkt uit een beschikking van DUO. Voor het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of WTOS van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht bestaat.

[(voorbeeld: Iemand begint op 1 september 2022 met een opleiding, heeft recht op studiefinanciering met ingang van 1 december 2022 en ontvangt deze voor het eerst op 22 december 2022. Dan bestaat er recht op studietoeslag met ingang van 1 december 2022)].

Stagevergoeding

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding en ook al is het niet verplicht, het draagt wel bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Daarom is voor een stage een vrijlating bepaald. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage wel plaatsvindt in het kader van de studie. Zie Tweede kamer, 2019-2020, 35394, nr. 5, p. 8.

Inlichtingenplicht en terugvordering

Op grond van artikel 36b lid 4 Participatiewet geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag. Artikel 17 Participatiewet is niet van toepassing, omdat de studietoeslag geen bijstand betreft. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of tot een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan mag het college overgaan tot terugvordering op grond van artikel 58 lid 2 en artikel 36b lid 4 Participatiewet. Dit is een bevoegdheid, geen verplichting.

In de Integrale uitvoeringsregels debiteuren is in artikel 6 lid 1 opgenomen dat er wordt teruggevorderd indien de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend om een andere reden dan het schenden van de inlichtingenplicht.

Met inlichtingenplicht wordt hier bedoeld; de inlichtingenplicht uit artikel 17 Pw, die niet van toepassing is voor de studietoeslag. Daarom kan een ten onrechte/te hoog verstrekte studietoeslag op grond van artikel 6 lid 1 Integrale uitvoeringsregels debiteuren wèl worden teruggevorderd.

Als de inlichtingenplicht niet wordt nagekomen kan ook een boete volgen. Het 4de en 6de lid van artikel 18a zijn niet van toepassing op de studietoeslag, gezien de beperkte periode dat recht bestaat op studiefinanciering (in de regel zeven jaar met eventueel een mogelijkheid tot verlenging met een jaar bij medische omstandigheden) en daarmee het recht op de studietoeslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 394, nr. 5 blz. 11).

De wijziging van artikel 18a bevat een verkeerde verwijzing die betrekking heeft op de inlichtingenplicht in het nieuwe artikel 36b. Er wordt verwezen naar artikel 36b lid twee, waar dit lid vier had moeten zijn. Dit heeft tot gevolg dat gemeenten tijdelijk tot 1 januari 2023 geen boete kunnen opleggen bij schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 36b, vierde lid. Deze omissie wordt bij de SZW Verzamelwet 2023 hersteld (Gemeentenieuws SZW 2022-1 7 februari 2022).

Overgangsrecht

De studietoeslag voorziet in overgangsrecht in de volgende situatie: de toegekende individuele studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022, is hoger dan het bedrag waarop iemand recht heeft op grond van de nieuwe studietoeslag. De ‘oude’ bedragen onder de verordening van de ISD waren hoger dan de nieuwe minimumbedragen, dus is overgangsrecht van toepassing.

Met ingang van 1 april 2022 is de verordening van rechtswege vervallen en is de wet gewijzigd. Daarom is met de ingangsdatum van de beleidsregels daarop aangesloten.

Dat betekent dat vanaf die datum de bedragen uit de beleidsregels van toepassing zijn op nieuwe aanvragen na 1 april 2022.

Overgangsrecht geldt voor belanghebbenden die studietoeslag voor 1 april 2022 toegekend hebben gekregen tot een hoger bedrag dan waar de beleidsregels in voorzien, voor de toekenningsperiode (artikel 78dd Pw).

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die toelichting nodig hebben, zijn uitgewerkt.

Artikel 2. Aanvraag

In dit artikel staat hoe een aanvraag moet worden ingediend (lid 1). Ook is bepaald welke stukken de aanvrager moet verstrekken bij de aanvraag (lid 2). Deze stukken moet de aanvrager verplicht verstrekken mits die stukken van toepassing zijn.

In lid 3 staat dat de aanvrager ook een deskundigenverklaring kan verstrekken. Dit hoeft niet. Maar het kan wel helpen om de medische situatie van belanghebbende inzichtelijk te maken. Het inleveren van een deskundigenverklaring betekent niet automatisch dat een medisch advies voor de beoordeling of recht op studietoeslag bestaat niet meer nodig is.

Soms kan uit de door aanvrager ingeleverde stukken, of de reeds bij het dagelijks bestuur bekende gegevens, wel al duidelijk zijn dat er sprake is van een structurele medische beperking. Dan kan een medisch advies door een onafhankelijke deskundige achterwege blijven. De studietoeslag kan dan worden toegekend.

Belanghebbende hoeft niet te laten weten welke medische beperking hij heeft. Onder bewijs van de structurele medische beperking wordt verstaan een verklaring van een arts of het UWV waaruit dit blijkt. De deskundigenverklaring hoeft nadrukkelijk geen medische gegevens van de belanghebbende te bevatten. Dit zijn bijzondere persoonsgegevens die alleen aan een medische deskundige voor de uitvoering van het medisch advies hoeven te worden gegeven. De verklaring hoeft zich slechts te richten op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.

Artikel 3. ingangsdatum en toekenningsperiode

Lid 1: Het daartoe bestemde aanvraagformulier wordt ingediend bij een aanvraag.

Lid 2 en 3: Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat als een belanghebbende aan de wettelijke voorwaarden voldoet, er recht op studietoeslag bestaat2 . De wet voorziet niet in een verbod om met terugwerkende kracht studietoeslag te verlenen. Artikel 44 lid 1 Pw is niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de studietoeslag.

Dit betekent dat een belanghebbende recht op studietoeslag heeft/aanspraak kan maken op de studietoeslag tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend, mits hij in die periode voldoet aan de voorwaarden.

Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid naar vaste rechtspraak van de CRvB tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn3 . De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden.

Het dagelijks bestuur hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit hoeft alleen als belanghebbende daarom verzoekt. De gedachte hierachter is dat het in lijn is met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen met ingang van de datum waarop de studietoeslag wordt aangevraagd. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van mensen met een medische beperking zodat zij zich op het studeren kunnen focussen. Dit omdat de combinatie met een bijbaan niet mogelijk is. Omdat het dagelijks bestuur het verlenen van terugwerkende kracht tot 5 jaar aan een aanvrager niet kan weigeren, wordt dit alleen op verzoek toegekend.

Dan moet echter uit het medisch advies wel naar voren komen dat belanghebbende in het verleden (ook) niet in staat was naast de studie te werken en uiteraard ook niet gewerkt heeft.

Lid 4: De studietoeslag wordt in beginsel voor de duur van de studie toegekend en zolang er recht is op studiefinanciering.

Tenzij de opleiding eerder eindigt of een belanghebbende stopt, en daardoor ook het recht op studiefinanciering eindigt. Ook kan het zijn dat belanghebbende als gevolg van een verbeterde medische situatie gaat of kan gaan werken, en daardoor niet meer aan de voorwaarden van artikel 36b Pw voldoet.

Een uitzondering op de toekenningsperiode is als duidelijk is en uit het externe advies blijkt dat de medische situatie zal verbeteren gedurende de gehele studieperiode. Dan kan worden toegekend voor de periode dat de structurele medische beperking naar verwachting bestaat.

De kamerbrief is hier duidelijk over4 , het is verder aan gemeenten om de controle op rechtmatigheid in te vullen.

Daarom is in lid 5 aangegeven dat er jaarlijks een herbeoordeling plaatsvindt.

Artikel 5. Ziekte of gebrek

Voor het recht op studietoeslag is een voorwaarde dat belanghebbende als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven. Als ziekte of gebrek wordt ook het begrip structurele medische beperking gebruikt. Zie artikel 36b lid 1 Participatiewet en de nota van toelichting.

Onder een structurele medische beperking wordt in het kader van de beoordeling van het recht op een studietoeslag zowel een fysieke als psychische beperking verstaan van de belanghebbende. Een individuele sociale beperking – zoals het verlenen van mantelzorg – valt niet onder reikwijdte van deze regeling aangezien deze niet voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek. De beperking moet structureel van aard en voldoende ernstig zijn dat er een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het gebrek en het niet in staat zijn van het verwerven van inkomsten door betrokkene naast de studie. Het vereiste dat de medische beperking een structureel karakter heeft betekent dat bij de beoordeling in ieder geval van belang is dat met betrekking tot de medische beperking geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn van 6 maanden.

Uiteraard zal er altijd in het licht van de individuele omstandigheden van het geval moeten worden bezien of voldaan is aan de wettelijke vereisten. De omstandigheid dat – als gevolg van economische omstandigheden – het niet mogelijk is om inkomsten te verwerven, is daarbij geen relevante omstandigheid. Dat zou immers betekenen dat het recht op een studietoeslag zou kunnen ontstaan of vervallen als gevolg van conjuncturele omstandigheden.

Begrip inkomsten kunnen verwerven

Gelet op de toelichting bij artikel 36b Participatiewet wordt hier bedoeld in het geheel geen inkomen te verwerven. Beoordeeld moet worden of een student met een ziekte of gebrek als structurele medische beperking al dan niet voldoende kan werken zonder dat dit ten koste gaat van de studie.

Het dagelijks bestuur mag geen regels stellen over wanneer een beperking dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de medisch adviseur wordt gedaan.

Volgens de wet moet iemand (medisch) geen inkomsten naast de studie kunnen verwerven. Dit wordt met een medisch advies vastgesteld. Voor de rest is er geen inkomenstoets. Dit impliceert dat inkomsten op zichzelf niet relevant zijn voor het recht op studietoeslag. Denk aan alimentatie, giften en inkomsten uit vermogen. Bepalend is of iemand door zijn medische beperking niet in staat is naast de studie inkomen te verwerven.

Werkt iemand wel? Ook al is dat zeer gering. Denk aan een vakantiebaan tijdens de zomer als het studiejaar voorbij is? Dan vervalt het recht op studietoeslag (kan tijdelijk zijn). Als de vakantiebaan is gestopt, kan een nieuwe aanvraag worden gedaan. Als er nog een recent medisch advies beschikbaar is en de medische situatie is niet veranderd, kan het uitgebrachte advies gebruikt worden. Er hoeft dan geen nieuw medisch advies te worden aangevraagd.

Economische omstandigheden, bijvoorbeeld hoge werkloosheid, spelen bij de bepaling of iemand structureel niet in staat is inkomen te verdienen uitdrukkelijk geen rol.

Medische beperking moet structureel zijn

Het vereiste dat de medische beperking een structureel karakter heeft, betekent dat bij de beoordeling in ieder geval van belang is dat de medische beperking langdurig is en er geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn.

Lid 2 benoemt de afzienbare termijn, waarbij we uitgaan van een termijn van 6 maanden. Dit sluit aan bij hoe de regering dit beoogd heeft.

Een gebroken been of een medische ingreep met bijvoorbeeld een hersteltermijn van een half jaar is volgens de regering geen structurele medische beperking. Hieruit kan worden afgeleid dat als de medische beperking langer duurt dan een half jaar er wel sprake kan zijn van een structurele medische beperking. Ook zijn er medische beperkingen die wel structureel zijn, maar niet voldoende ernstig.

Lid 3 bevat een opsomming van situaties waarbij op zichzelf geen sprake is van een structurele medische beperking. In dat geval kan de belanghebbende naast zijn studie inkomsten verdienen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan iemand met een schildklierafwijking die geen last heeft van complicaties of iemand met een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie. Zo iemand is goed in staat met deze chronische ziekte - die wel structureel is - inkomsten uit arbeid verdienen naast de studie. Natuurlijk moet er altijd in het licht van de omstandigheden van het geval moeten worden gekeken of voldaan is aan de wettelijke vereisten.

Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

  • Mantelzorg

  • gebroken been

  • kortdurende beperkingen. Denk bijvoorbeeld aan een ziekenhuisopname (tot 6 maanden).

  • beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Denk bijvoorbeeld aan een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie.

De opsomming is niet limitatief. Ook kan het zo zijn dat iemand met een gebroken been ook een andere medische beperking heeft, waardoor er toch recht op studietoeslag bestaat. Stel nu dat er bij iemand met een gebroken been heftige complicaties optreden, waardoor deze persoon een jaar lang niet in staat is om te werken naast de studie. In dat geval kan worden bekeken of er na een half jaar binnen een periode van 6 maanden geen verbetering valt te verwachten. Zo nee, dan kan dit worden aangemerkt als structureel. Dit is een redelijke termijn, ook gelet op de duur van een studie. Voor wat betreft de termijn van 6 maanden is aansluiting gezocht bij artikel 10 lid 2 en lid 3 Ontslagregeling. Bij ontslag vanwege langdurige ziekte moet ook aannemelijk gemaakt worden dat er na die langdurige ziekte (meestal 2 jaar) geen herstel te verwachten is binnen 6 maanden.

Artikel 6. Hoogte individuele studietoeslag

Bij het vaststellen van het bedrag voor de doelgroep jonger dan 21 jaar kiest de regering voor een minimumbedrag voor de studietoeslag dat evenredig is aan de verhouding van het toepasselijke Jeugd-wettelijk minimumloon (WML) ten opzichte van het reguliere WML. De hoogte van de studietoeslag is dus afhankelijk van de leeftijd. Vanaf de leeftijd van 21 jaar is het Jeugd WML gelijk aan het WML en is het percentage 100%, lagere leeftijden leiden tot lagere percentages.

100% staat per 1 april 2022 gelijk aan € 300,00 studietoeslag en wordt jaarlijks geïndexeerd, daarom wordt gerekend met percentages.

Het dagelijks bestuur heeft ervoor gekozen om lokaal dit bedrag/percentage met 20% te verhogen. De verhoging ligt in lijn met de oude bedragen en is gunstiger dan de minimumbedragen uit het Besluit.

De verdeling naar leeftijd is dan als volgt:

Leeftijd in jaren

Percentage Besluit LKS5

Percentage ISD

20% hoger

23 jaar of ouder

100%

120%

22

100%

120%

21

100%

120%

20

80%

100%

19

60%

80%

18

50%

70%

17

39,5%

59,5%

16

34,5%

54,5%

15

30%

50%

Het recht op een hoger bedrag op grond van leeftijd ontstaat op de dag waarop een persoon jarig is.

De studenten die studietoeslag ontvangen en die in het kader van hun studie inkomsten ontvangen uit een stage, behouden het recht op de studietoeslag. De regering wil een gemiddelde stagevergoeding vrijlaten, het bedrag is benoemd in artikel 7b van het Besluit en is per 1 april 2022 € 180,00 per maand. Wanneer een stagevergoeding het bedrag uit dit artikel overschrijdt, wordt deze in mindering gebracht op de studietoeslag. De regering vindt het gerechtvaardigd om deze vrijlating toe te staan. Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding en het draagt tevens bij aan het vergroten van de toekomstige kansen van betrokkene op de arbeidsmarkt.

Overige inkomsten worden niet in aanmerking genomen en hebben geen invloed op het recht op studietoeslag. Echter, inkomsten uit arbeid geven aan dat iemand naast de studie wèl kan werken en daarmee is er dus ook geen recht op studietoeslag conform de voorwaarden uit artikel 36b Pw. Dit recht kan wel weer ontstaan, zie ook de toelichting bij artikel 4.

Een vermogenstoets is niet van toepassing.

Artikel 6. Medisch advies

Medisch advies door onafhankelijke deskundige

Het dagelijks bestuur vraagt een medisch advies aan voor de beoordeling of recht bestaat op de studietoeslag.

Dit blijkt uit artikel 36b lid 2 Pw. Het staat het dagelijks bestuur vrij hoe zij tot het medisch advies komt. Het dagelijks bestuur kan een eigen keuze maken voor een instantie. Er is voor gekozen aan te sluiten bij de werkwijze via de reeds bekende arbeidsmedische keuringsdienst, een uitwijkmogelijkheid is dan het UWV.

Het advies bevat nadrukkelijk geen medische gegevens van belanghebbende. Het heeft alleen betrekking op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden. Zie Tweede Kamer 2019-2020, 35394, nr.5, p. 6.

Het college moet bij de advisering de zorgvuldigheidsnormen van de Awb in acht nemen. Dit is het algemene kader van afdeling 3.3 Awb en artikel 3:50 Awb.

Afzien medisch advies

Artikel 36b lid 2 Pw biedt de mogelijkheid om af te zien van een medisch advies. Het dagelijks bestuur kan dit doen op grond van bij het dagelijks bestuur bekende gegevens of door de belanghebbende verstrekte gegevens. Dit kan alleen als op voorhand duidelijk is dat er recht bestaat op een studietoeslag. Het afzien van een medisch advies mag niet ten nadele van belanghebbende zijn. De aanvrager houdt de mogelijkheid een beroep te doen op een onafhankelijk medisch oordeel. Zie Tweede Kamer 2019-2020, 35394, nr.5, p.7.

In lid 2 wijkt het dagelijks bestuur af van de hoofdregel. Dit kan alleen omdat al vaststaat dat er geen recht bestaat op studietoeslag. Een medisch advies heeft dan geen invloed meer op het recht op studietoeslag. Dit is het geval als belanghebbende is uitgesloten van het recht op studietoeslag. Dit omdat belanghebbende geen studiefinanciering ontvangt of een tegemoetkoming op grond van de WTOS. Dit is ook het geval als belanghebbende een Wajong-uitkering ontvangt.

Ook is dit het geval als belanghebbende al werkt naast de studie (behalve als het een stage betreft). In dat geval bestaat er geen recht omdat belanghebbende kennelijk in staat is om te werken naast de studie.

Lid 3: Nieuw medisch advies bij zicht op verbetering

De duur van de studietoeslag is in principe gelijk aan maximaal de duur van de studiefinanciering. Het is verder aan het dagelijks bestuur om met inachtneming van onafhankelijk medisch advies vast te stellen voor welke duur de studietoeslag wordt verstrekt en hoe het de controle op rechtmatigheid vormgeeft.

Zo kan het onafhankelijk medisch advies aanleiding vormen voor het dagelijks bestuur om de duur van de studietoeslag niet af te stemmen op de duur van de opleiding, bijvoorbeeld in geval van een medische ingreep waarbij zicht is op verbetering van de medische situatie van betrokkene. Zie Tweede Kamer 2019-2020, 35394 nr. 5, p. 9. In dat geval bepaalt het dagelijks bestuur dat binnen een bepaalde periode een nieuw medisch advies zal worden gevraagd. Dit om te beoordelen of belanghebbende nog steeds niet in staat is om naast de studie te werken.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur mag van eigen beleidsregels afwijken als toepassing ervan in een individueel geval door bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit is geregeld in artikel 4:84 Awb.

Het dagelijks bestuur heeft voor de duidelijkheid ervoor gekozen in de beleidsregels een hardheidsclausule op te nemen.

Artikel 8 inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich, de achtergrond is dat deze beleidsregels de ‘Verordening individuele studietoeslag PW ISD Bollenstreek 2017’ vervangen, de verordening is met ingang van 1 april 2022 van rechtswege vervallen. Daarom is met de ingangsdatum van de beleidsregels aangesloten bij deze datum.

Voor reeds toegekende studietoeslagen geldt het overgangsrecht voor de toegekende periode indien het reeds toegekende bedrag hoger is dan het nieuwe bedrag (artikel 78dd Pw).


Noot
1

Ook wel genoemd: structurele medische beperking, zie nota van toelichting Staatsblad 125-2022

Noot
2

Zie ook ECLI:NL:CRVB:2012:BY4757

Noot
3

Dit is vaste rechtspraak ECLI:NL:CRVB:2015:3759 en ECLI:NL:CRVB:2021:3137

Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 394, nr. 5 blz. 9)

Noot
5

De hoogte in het Besluit is een percentage dat de verhouding van het minimumjeugdloon ten opzichte van het wettelijk minimumloon uitdrukt, waarbij 300,00 per 1 april 2022 als richtlijn van 100% wordt gehanteerd.