Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR681000
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR681000/1
Welstandsnota Maassluis 2012
Geldend van 25-05-2012 t/m heden
Intitulé
Welstandsnota Maassluis 2012INLEIDING Hoofdstuk 1
De gemeente Maassluis heeft in 2004 een welstandsnota vastgesteld zoals aangegeven in de Woningwet van 1 januari 2003. Hierin zijn beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. Met de herziening van 2012 wil de gemeente het welstandsbeleid vereenvoudigen.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde.
Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.
Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
De welstandsnota is niet bedoeld als leesboek, maar opgesteld als een naslagwerk.
De nota bevat verschillende beoordelingskaders. Hoofdstuk 2 beschrijft de basis van het welstandstoezicht in het licht van de opbouw en ontwikkeling van de gemeente. De daaropvolgende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt de volgende stappen om het juiste beoordelingskader te vinden (zie ook het hiernaast afgebeelde stroomschema):
- •
Is het beoogde bouwwerk een in hoofdstuk 5 beschreven object?
-
Voor cultureel erfgoed en (voormalige) boerderijen zijn specifieke beoordelingskaders opgenomen die de commissie gebruikt in afwijking van of aanvulling op die van het gebied, waarin het bouwwerk staat.
- •
Zijn de criteria voor kleine plannen van toepassing op het beoogde bouwwerk?
-
Voor veel voorkomend kleine plannen als dakkapellen en uitbouwen zijn in hoofdstuk 6 zo vast mogelijk omlijnde criteria opgenomen, die in beginsel door de hele gemeente gelijk zijn.
- •
In welk gebied wordt het beoogde bouwwerk geplaatst?
-
Voor plannen die niet met de kleine plannen of objectcriteria te beoordelen zijn gelden de gebiedscriteria van hoofdstuk 4. Deze bieden ruimte voor interpretatie. In het straatnamenregister (bijlage 3) is per straat aangegeven welke gebiedscriteria van toepassing zijn. Indien gewenst kan met een vertegenwoordiger van de commissie worden gesproken over de interpretatie van dit beoordelingskader in het licht van het beoogde plan.
Hoofdstuk 2 is een samenvatting van het ruimtelijk beleid als basis voor de welstand.
Hoofdstuk 3 beschrijft het gebruik van de algemene welstandscriteria, de regels van het vakmanschap dat geldt als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling.
In hoofdstuk 4 en 5 wordt voor de gebieden en objecten in de gemeente aangegeven op welke wijze het vakmanschap zou moeten worden ingevuld. De beschrijvingen en criteria geven aan welke eigenschappen wenselijk zijn en dienen als agenda voor de beoordeling door de welstandscommissie.
Hoofdstuk 6 bevat criteria voor veel voorkomende bouwwerken als dakkapellen en bijgebouwen.
Hoofdstuk 7 bestaat uit welstandscriteria voor bouwwerken die zonder vergunning of in afwijking van een vergunning zijn gerealiseerd, maar zo onder de maat zijn dat zij als exces moeten worden gezien. Met behulp van deze criteria kan de gemeente achteraf optreden tegen misstanden.
In de bijlagen zijn onder meer een begrippenlijst, de tekst van de algemene criteria en een register van straatnamen met een verwijzing naar de betreffende gebiedsbeschrijving(en) opgenomen.
De in de nota opgenomen foto’s zijn te zien als illustratie bij de gebiedsbeschrijving (dus niet als afbeelding van de gewenste eigenschappen).
WELSTAND EN BELEID Hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk beschrijft de grondslag voor de welstandsnota. Deze is onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente, waarvan ook bestemmingsplannen en cultuurhistorie deel uitmaken. Dit hoofdstuk begint met de basisbeginselen van welstand. Daarna volgen een beschrijving van de ruimtelijke opbouw en het bebouwingsbeeld van de gemeente. Hiermee is het startpunt van de welstandsnota bepaald. Een samenvatting op hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid in zoverre van belang als grondslag voor de beoordeling van plannen maakt duidelijk welke kant de gemeente zich op wil ontwikkelen. Daarnaast mag ook het verleden niet uit het oog worden verloren. Monumenten en cultuurhistorie maken eveneens deel uit van de randvoorwaarden voor welstand. Tot slot van dit hoofdstuk worden de gevolgen van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid voor de uitgangspunten van het welstandstoezicht.
Redelijke eisen van welstand
Volgens de Woningwet moet een plan voldoen aan redelijke eisen van welstand, aan algemene welstandscriteria. Deze eisen betreffen het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In deze nota is dit vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap. Bouwdelen in het zicht zijn belangrijker voor het algemeen belang dan bouwdelen die aan het oog onttrokken zijn. De gemeente heeft in het welstansbeleid met name het algemeen belang op het oog.
De gemeente hanteert beoordelingskaders, waarin deze aspecten zijn verwerkt in beschrijvingen en criteria. Daarbij wordt onder meer de invloed van een plan op het straatbeeld en het aanzien van de gemeente als geheel gewogen. Voor een dakkapel aan de achterkant van een woningrij gelden heel andere criteria dan voor een ingrijpende verbouwing van een monumentale boerderij in het buitengebied of een nieuw te bouwen winkel in het historische centrum. Naarmate een plan meer invloed heeft op de identiteit van de gemeente zullen er meer aspecten worden betrokken bij de beoordeling en zal er zorgvuldiger worden gewogen. Daarnaast moet worden bekeken of het een omgeving betreft, die vooral moet worden beheerd of een omgeving die aan verandering onderhevig is.
De nota bevat in beginsel vier soorten welstandscriteria: algemene criteria, gebiedscriteria, objectcriteria en criteria voor bepaalde typen bouwwerken.
Daarnaast zijn er aanvullende criteria voor excessen.
Algemeen
De algemene welstandscriteria beschrijven het vakmanschap, dat van een ontwerper mag worden verwacht bij het maken van bouwplannen. Dit vakmanschap is voor gebieden, objecten en kleine plannen uitwerkt in richtlijnen, die aangeven hoe de algemene criteria in een buurt of bij een specifiek bouwtype kunnen worden geïnterpreteerd. In praktijk zullen deze criteria daarom vooral op de achtergrond een rol spelen.
Gebieden
De gebieden vormen de kern van het welstandsbeleid. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit, zoals oude linten, woonwijken en bedrijventerreinen. Van deze gebieden is het ruimtelijk en architectonisch beeld beschreven gevolgd door een waardering en een verwachting welke veranderingen te verwachten zijn. Deze bepalen de uitgangspunten voor de welstandstoets.
De welstandscriteria zijn te zien als een uitwerking van de algemene criteria, die de voor een bouwplan gewenste eigenschappen beschrijven.
Objecten
Net als te onderscheiden gebieden zijn er voor elke gemeente ook specifieke gebouwen of gebouwtypen. Zo zijn er gebouwtypen of bouwwerken te benoemen die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of beeldbepalend zijn dat daarvoor afzonderlijke criteria voor kunnen worden opgesteld. Het gaat daarbij onder meer om boerderijen, die voor het grootste deel in het buitengebied liggen maar vaak ook langs de linten te vinden zijn. De objectgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan.
Kleine plannen
Niet te vergeten zijn de bescheiden plannen, die zich lenen voor vereenvoudigde toetsing. Voorbeelden daarvan zijn uitbouwen aan en dakkapellen op een woning. Voor dit soort plannen zijn zo eenduidig en meetbaar mogelijke criteria opgenomen, die de planindiener vooraf een grote mate van duidelijkheid geven over de uitkomst van de toetsing.
Beheer en ontwikkeling
De welstandsnota gaat voornamelijk in op het toetsingskader voor de bestaande bebouwde omgeving. De nota is geschreven voor het beheer van bestaande gebieden en objecten. Betreft het bouwplan een nieuwe ontwikkeling, dan kan het kader worden gebaseerd op stedenbouwkundige randvoorwaarden. Voor ingrepen die de bestaande structuur van een gebied doorbreken, werkt de gemeente met beeldkwaliteitplannen, die het gewenste beeld beschrijven en waarin toetsingscriteria voor welstand moeten worden opgenomen.
Landschap en bebouwing
Maassluis ligt tussen Nieuwe Waterweg en de Rijksweg A20 en wordt ook wel ‘Eerste stad aan de Waterweg’ genoemd.
Landschap
Maassluis heeft meerdere sferen. Centraal ligt de stadskern die aan de noordwest en zuidoostkant is uitgebreid met flinke woongebieden. De historische haven heeft deels nog een industriële functie. Aan de noord- en oostzijde grenst Maassluis met de Dijkpolder en de Aalkeet Buitenpolder aan het open landschap van Midden-Delfland. Deze polders hebben verspreid liggen lintbebouwing. Aan de zuidwestzijde grenst de gemeente aan de havenzone van de Nieuwe Waterweg. Tussen spoor en Nieuwe Waterweg ligt een strook grond waar oude en zeer recente woonbebouwing worden afgewisseld met bedrijventerreinen en recreatiegebied.
Uitgangspunten voor de kern
Maassluis is een kern met compacte bebouwing en een stedelijk karakter. De binnenstad heeft een hoge cultuurhistorische waarde en is door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. De historische haven heeft deels nog een industriële functie. Aan de ringweg is plaats voor regionale voorzieningen zoals winkelcentrum de Koningshoek.
Ruimtelijk kwaliteitsbeleid
De gemeente is in ontwikkeling. Er zijn verschillende locaties en gebieden, waarvoor de gemeente gebruik maakt van stedenbouwkundige plannen of beeldkwaliteitplannen om sturing te geven aan veranderingen.
Plannen Burgemeesterswijk (2003/2005)
De hoogbouw in de Burgemeesterswijk maakt plaats voor laagbouw met kappen en een centraal park met voorzieningen. Aan de randen van de wijk is een aantal torens voorzien. De wijk krijgt een groen karakter, die mede geaccentueerd wordt door erfafscheidingen in de vorm van groene hagen. Het oranjerode baksteen van de laagbouwwoningen domineert het beeld. Gevels worden voorzien van accenten in afwijkende materialen. De torens verschillen in vorm en materiaal van elkaar en van de rest van de wijk. Accenten komen zowel in bebouwing als in openbare ruimte voor en hebben als doel de leesbaarheid van de wijk te verhogen.
De ambitie voor de openbare ruimte is een inrichting van hoge kwaliteit, zoals beschreven in het bijbehorende handboek.
Beeldkwaliteitplan Het Balkon (2005)
De stedenbouwkundige opzet van Het Balkon is hoofdzakelijk gericht op het water. De samenhangende rijwoningen langs de centrale laan hebben gevarieerde gevels en aan de Waterweg is een aantal hoogte accenten voorzien. Diverse zichtlijnen verbinden de sferen met elkaar.
Monumenten en cultuurhistorie
Maassluis combineert een veranderlijk karakter met de wens monumenten en beeldbepalende bouwwerken te behouden.
Rijksbeschermd stadsgezicht
In 1976 is de binnenstad van Maassluis aangewezen als beschermd stadsgezicht. De dichte bebouwing van de oude havenstad in combinatie met de nog aanwezige structuur van de haven, dijken en vlieten vormt de kern van het beschermde gezicht.
Monumenten
In Maassluis zijn, zowel binnen als buiten het beschermde gezicht, 42 Rijksmonumenten. Daarnaast is er een groot aantal gemeentelijke monumenten aangewezen. (Zie voor een overzicht bijlage 4) Het gaat onder meer om kerken, molens, agrarische gebouwen, woonhuizen en openbare gebouwen. Door middel van het monumentenbeleid stelt de gemeente zich tot doel het bestaande bestand te behouden. Voor het welstandsbeleid betekent het monumentenbeleid extra aandacht voor de omgeving van het monument en dat de aangewezen monumenten een aparte status hebben. Bouwplannen voor monumenten worden eveneens beoordeeld door de monumentencommissie.
Uitgangspunten voor welstand
Maassluis zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. In het historisch centrum, langs doorgaande wegen, aan karakteristieke panden en bij nieuwe locaties is een hoge beeldkwaliteit uitgangspunt en moet welstand bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Voor de oudere woongebieden, bedrijventerreinen en grote delen van de glastuinbouw wil de gemeente zich wat betreft welstand terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief.
WELSTANDSCRITERIA ALGEMEEN Hoofdstuk 3
De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. Deze criteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.
Toepassing
In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.
Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
Criteria
De algemene welstandscriteria staan in bijlage 2 en doen een uitspraak over de volgende onderwerpen:
- •
relatie tussen vorm, gebruik en constructie
- •
relatie tussen bouwwerk en omgeving
- •
betekenissen van vormen en sociaal-culturele context
- •
evenwicht tussen helderheid en complexiteit
- •
schaal en maatverhoudingen
- •
materiaal, textuur, kleur en licht
WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN Hoofdstuk 4
Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid.
De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen, die de bestaande structuur van het gebied niet wezenlijk doorbreken.
Gebieden
De gebiedsgerichte criteria zijn gebaseerd op het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt. De gebiedsgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan.
Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld met daarin een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. Ook wordt er een samenvatting gegeven te verwachten of gewenste ontwikkelingen en een waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken. Dit is de grondslag voor het welstandsniveau, waarbij tevens de hoofdpunten voor de beoordeling worden genoemd. Daarna volgen de welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. Met de welstandscriteria kan de commissie zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel vormen. In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven en zowel goede als slechte voorbeelden tonen.
Niveaus
Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het grootste deel van de gemeente is gewoon welstandsgebied. Hier heeft de gemeente gekozen voor het handhaven van een goede basiskwaliteit met daarbij voldoende vrijheid voor de burger of ondernemer om invulling te geven aan eigen initiatieven. Bouwplannen in deze gebieden mogen in principe geen afbreuk doen aan de basiskwaliteit van de omgeving.
De bedrijventerreinen zijn soepel welstandsgebied. Hier wil de gemeente zich terughoudend opstellen en zich met name richten op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving. Om deze reden ligt hier de nadruk op de randen en de hoofdwegen door het gebied.
In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.
In beschermd gezicht is de cultuurhistorische kwaliteit mede bepalend voor de welstand. Hier is behoud van het historisch straatbeeld uitgangspunt.
Binnenstad (beschermd gezicht) |
Gebied 1 |
Beschrijving De binnenstad van Maassluis is in 1976 aangewezen als beschermd gezicht en bestaat hoofdzakelijk uit stenige straten met een kleinstedelijk karakter en bebouwing uit diverse periodes. Het gebied bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Haven, Markt, Dr. Kuyperkade, Noordvliet, Hoogstraat en Ankerstraat. De binnenstad van Maassluis is in de 14e eeuw ontstaan aan de Maasdijk bij de Monsterse en Wateringse sluis. Naast de dijk zijn de drie toeleidende vlieten en de buitendijks gelegen haven van oudsher belangrijke structuurelementen. Vanaf het einde van de 16e eeuw breekt een periode van groei en welvaart aan, die nog terug te zien is in een aantal gebouwen uit die tijd, zoals de Grote kerk, het Raadhuis, het Gemeenlandshuis en een aantal voorname woonhuizen aan de Veerstraat en Hoogstraat. De aanleg van het spoor in de 19e eeuw snijdt de haven doormidden. Uitbreidingen vinden in die tijd voornamelijk plaats aan weerszijden van de aanwezige binnendijkse bebouwing en langs de havenmond. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw heeft de binnenstad voornamelijk een verzorgende functie. Een aantal gebouwen uit deze periode staan in sterk contrast met het historische karakter van de binnenstad. De straten zijn stenig met aaneengesloten straatwanden met individuele panden en korte rijen woningen. Woningen staan direct aan de weg, soms is er een overgang door middel van een stoep. Voortuinen komen vrijwel niet voor. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. De binnenstad van Maassluis heeft veel verschillende functies. Woningen worden afgewisseld met andere functies als winkels, kerken en bedrijven. De gevarieerde bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat in de kern veelal uit twee lagen en variërende kappen. Verder van de kern af langs de vlieten en aan de Zuiddijk neemt de bouwhoogte af, terwijl aan de Haven pakhuizen van drie lagen met kap voorkomen. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. Door de verschijningsvorm van de individuele gevels en de gesloten straatwanden ontstaat een levendig straatbeeld. De bebouwing heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige veelal rijke detaillering. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl de detaillering van nieuwere panden vaak sober is. Bijgebouwen zijn veelal eenvoudiger gedetailleerd dan het hoofdgebouw. Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen in aardtinten, soms van natuursteen of in een lichte tint gepleisterd.Kappen zijn gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. |
|
Binnenstad (beschermd gezicht) |
Gebied 1 |
Bijzondere elementen zijn gebouwen met een bijzondere functie, zoals de kerken, het raadhuis en de molen aan de Zuiddijk. Deze gebouwen bepalen het silhouet van het beschermd gezicht en vormen accenten door hun ligging in het stedelijk weefsel en de afwijking in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling De binnenstad van Maassluis heeft een rijke geschiedenis. De waarde is vooral gelegen in het stedelijk weefsel met het kleinschalige afwisselende beeld van de straatwanden. Een groot aantal panden is door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument. De dynamiek van het beschermd stadsgezicht is gemiddeld tot hoog. Er zijn diverse inbreidingen voorzien, zoals aan de Noorddijk. Beschermd stadsgezicht De binnenstad van Maassluis is een beschermd stadsgezicht. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijk structuurelementen, de cultuurhistorische bebouwing in een stenige omgeving. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Voor een beschermd stadsgezicht gelden meer regels. Dit geldt ook voor welstand. De criteria bestaan uit gewone gebiedscriteria en aanvullende criteria voor kleine plannen. Deze aanvullende criteria zijn vastgelegd om de specifieke kenmerken van de architectuur van het gebied te behouden. Op een aantal punten wijken deze dan ook af van de standaarden, die elders vrijgegeven zijn of binnen de voor de hele verdere gemeente geldende criteria vallen. |
|
Binnenstad (beschermd gezicht) |
Gebied 1 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Binnenstad (beschermd gezicht) |
Gebied 1 |
Aanvullende criteria Voor het beschermd stadsgezicht gelden de volgende aanvullende criteria: Aanvullende algemene criteria
Kleine plannen algemeen
Aanbouwen
Bijgebouwen
Kozijn- en gevelwijzigingen
Dakkapellen en dakramen
Erfafscheidingen
Rolluiken en zonwering
Reclame
|
|
Stedelijke lintbebouwing |
Gebied 2 |
Beschrijving De stedelijke lintbebouwing zijn uitlopers van het beschermd gezicht en hebben gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter. Daarnaast zijn er meer recente grotere complexen waarin gewoond wordt. Het gebied bestaat voornamelijk uit (een deel van) de bebouwing aan de Groen van Prinstenerkade, Noordvliet Noordzijde, Wagenstraat, Marelstraat, Korte Boonestraat Nieuwe Kerkstraat, Noorddijk en Zuiddijk. De straten zijn stenig met onderbroken straatwanden met individuele panden, korte rijen woningen en meer recente blokken met appartementen. Uitzondering is de Groen van Prinstenerkade met een aaneengesloten straatwand. In het gebied is sprake van enige functiemenging. Voortuinen komen voor. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen en complexen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt en ook de individuele woning in een complex deel uitmaakt van het samenhangend geheel. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met een kap. Appartementencomplexen hebben tot drie lagen en variëren in maat en schaal. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende begane grond. Er komen veel verschillende op-, aanbouwen voor. Het gebied heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering vaak sober is. De individuele woning in een complex is ook in de uitwerking onderdeel van het geheel. Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. De begane grondlaag van bedrijven is vaak voorzien van panelen, afwijkende kleuren of reclame. Bijzondere elementen zijn gebouwen met een bijzondere functie, zoals de kerken aan de Wagenstraat en Marelstraat. Deze gebouwen vormen accenten door hun ligging in het stedelijk weefsel en de afwijking in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling De waarde van het gebied is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met variërende bebouwing aan stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. De dynamiek van het gebied is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en aanbouwen. Aan de Brouwerijstraat is nieuwbouw voorzien met rijwoningen van twee lagen met kappen. De uitwerking van deze woningen is zorgvuldig en sluit aan op de traditionele bouw in de omgeving. Bijzonder welstandsgebied De stedelijke lintbebouwing zijn bijzondere welstandsgebieden. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van het gegroeide in beginsel kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. |
|
Stedelijke lintbebouwing |
Gebied 2 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
Aanvullende criteria voor kleine plannen
|
|
Stationsbuurt |
Gebied 3 |
De Stationsbuurt is een woonbuurt met bebouwing uit verschillende tijdsperiodes in een verzorgde en terughoudende baksteenarchitectuur direct ten zuiden van de binnenstad waarin woningen van een gelijk type zijn gegroepeerd in clusters of rijen langs overwegend groene straten. De wijk bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Stationsstraat, Fenacoliuslaan, Johan Evertsenlaan en Van Speykstraat. Het gebied bestaat uit een verzameling van stedenbouwkundige clusters ontsloten door een meanderend stratenpatroon. Naast rijwoningen komen ook appartementengebouwen en blokken met beneden- en bovenwoningen voor. In het gebied is sprake van enige functiemenging. Het voorkomen van veel kleine groenelementen geeft de gebieden een groen uiterlijk. Binnen een cluster komt in het algemeen één woningtype voor met verspringende nok- en rooilijnen. Oudere rijen hebben veelal rechte rooi- en noklijnen voor. Appartementengebouwen hebben veelal een eenvoudige vorm en variëren in hoogte. Het beeld is gedifferentieerd door een wisselende oriëntatie van geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte. De opbouw van de woningen varieert, maar in het algemeen bestaat ze uit twee tot drie lagen met een kap. De afwisselende dakvlakken zijn vaak voorzien van dakkapellen en -ramen. Bedrijven en winkels hebben een afwijkende begane grond. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De materialisering en detaillering zijn meestal eenvoudig en seriematig met weinig accenten. Oudere gevels zijn veelal voorzien van baksteenaccenten.De meeste gevels zijn opgebouwd uit baksteen en vaak voorzien van houten of kunststof puien. Het kleurgebruik is oorspronkelijk terughoudend. De begane grondlaag van winkels en bedrijven is vaak voorzien van grote ramen, afwijkende kleuren en reclame. Uitzonderingen zijn de appartementengebouwen aan de Johan Evertsenlaan. Deze gebouwen hebben meerdere lagen met een plat dak en een eenvoudige plattegrond. Andere uitzondering is een klein aantal (semi) individuele panden zoals aan de Fenacoliuslaan. Deze veelal oude panden zijn kleinschalig en gevarieerd in uitwerking. Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met andere functies zoals de school aan de Fenacoliuslaan. Ook de lange rij garageboxen aan de Stationsweg zijn bijzonder. De bijzondere elementen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. De waarde van de Stationsbuurt is vooral gelegen in de samenhang tussen de stedenbouwkundige eenheden met ieder hun architectonische variaties. De architectuur is in het algemeen eenvoudig. De dynamiek van de wijk is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkappellen en uitbouwen. De Stationsbuurt is een gewoon welstandsgebied, waarin achterkanten van de woningen soepel worden beoordeeld. Het beleid is terughoudend en gericht op het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik. |
|
Stationsbuurt |
Gebied 3 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
Aanvullende criteria voor kleine plannen
|
|
Oranjebuurt en Het Stort |
Gebied 4 |
Beschrijving Oranjebuurt en Het Stort zijn vooroorlogse kleinschalige wijken met voornamelijk korte rijtjes aaneengebouwde woningen uit de jaren ’20-‘30. Het Stort bestaat uit kleine arbeiderswoningen aan veelal stenige straten als onderdeel van de haven, terwijl de Oranjebuurt als groene uitbreidingswijk is gebouwd. De bebouwingsstructuur is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid, waarbij verbijzonderingen in de openbare ruimte vertaald worden in accenten in de massa en vormgeving van hoeken en kappen. De bebouwing bestaat uit zowel twee onder één kap woningen en korte rijtjes. Ze vormt samenhangende clusters in gedifferentieerde composities. In sommige van deze clusters zijn bijzondere functies opgenomen. Deze hebben een afwijkende massa, opbouw en vorm, maar komen in detaillering, materiaal- en kleurgebruik overeen met de clusters. Deze gebieden hebben ondanks smalle straten veelal een groen karakter door voortuinen en soms door de in de structuur opgenomen groenvoorzieningen als gazons en parkjes. De bebouwing vormt samenhangende clusters. De panden zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. De rooilijn is per cluster in samenhang en verspringt. Bij stedenbouwkundige aanleidingen komen onder andere hoogteverschillen in de massa, nokverdraaiingen en rooilijnverspringingen voor. De woningen zijn één tot twee lagen hoog met een nadrukkelijke kap. Met name hoekwoningen hebben een gedifferentieerde opbouw met erkers, balkon, uitbouwen en serres. Opbouw en gevels hebben een horizontale geleding met verticale accenten. De overgang tussen privé en openbaar gebied is zorgvuldig vormgegeven door middel van bijvoorbeeld luifels en tuinmuurtjes. De voorgevel is representatief en de overige in het zicht staande gevels ook. De detaillering is zorgvuldig, uitgewerkt tot op het kleinste niveau en per cluster in samenhang. De rand van het dak is benadrukt door een uitkragende dakgoot. Grote dakoverstekken zijn uitgetimmerd. Raamvlakken zijn veelal onderverdeeld met stijl en regels en soms roeden. Door individuele wijziging is het samenhangende beeld soms aangetast. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel en per cluster in samenhang. Gevels zijn grotendeels van baksteen met accenten en soms gestuct in lichte tinten. Hellende daken zijn in het algemeen gedekt met keramische pannen veelal in de kleur oranje. Kozijnen zijn van hout en in lichte tint geschilderd. Uitzondering zijn de vrijstaande woningen aan de Prinses Julianalaan, welke een individuele uitstraling hebben. Kleur en materiaal sluiten wel aan op de omgeving. Waardebepaling en ontwikkeling De stedenbouwkundige opzet in samenhang met de zorgvuldig vormgegeven woningen levert een pittoresk beeld op. De groene voortuinen en groenvoorzieningen versterken dit beeld. De woningen hebben een gedifferentieerde opbouw met veelal nadrukkelijke kappen. De dynamiek in dit gebied is gemiddeld. Kleine wijzigingen kunnen een grote invloed hebben op de samenhang en moeten zorgvuldig worden ingepast. Gewoon welstandsgebied Oranjebuurt en Het Stort zijn gewone welstandsgebieden. De beoordeling is gericht op behoud van een samenhangend beeld, de herhaling van de woning met accenten bij een stedenbouwkundige aanleiding, de gedifferentieerde opbouw met nadrukkelijke kap, zorgvuldige detaillering en het gebruik van traditionele materialen en kleuren. |
|
Oranjebuurt en Het Stort |
Gebied 4 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Beschrijving ‘t Hooft is een buurt aan de monding van de haven met overwegend gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met een kleinstedelijk karakter. Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Joubertstraat, De la Reystraat en Burgemeester de Jonghkade. De straten zijn stenig met veelal aaneengesloten straatwanden met individuele panden en met name in het binnengebied ook korte rijen woningen. In het gebied is sprake van enige functiemenging. Voortuinen komen vrijwel niet voor, met uitzondering van de Burgemeester van der Lelykade. De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één of twee lagen met een kap, aan de randen oplopend tot maximaal vier lagen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Bedrijven en (voormalige) winkels hebben veelal een afwijkende begane grond. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. Het gebied heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering vaak soberder is. Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Gevels van bijgebouwen zijn van steen of hout. De begane grondlaag van winkels en bedrijven is vaak voorzien van panelen, afwijkende kleuren en reclame. Uitzondering is het recente bedrijfspand aan de Burgemeester de Jonghkade. Als gevolg van de relatief lage, brede massa en de platte beëindiging is dit gebouw relatief grootschalig. Waardebepaling en ontwikkeling De waarde van het gebied is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met kleinschalige bebouwing aan stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. De dynamiek van het gebied is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en aanbouwen. Gewoon welstandsgebied ‘t Hooft is een gewoon welstandsgebied, waarin achterkanten soepel worden beoordeeld. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van het gegroeide kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken. |
|
't Hooft |
Gebied 5 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
Aanvullende criteria voor kleine plannen
|
|
Sluispolder en Vogelbuurt |
Gebied 6 |
Beschrijving Sluispolder en Vogelbuurt zijn in meerdere fasen gebouwd en hebben korte rijen woningen van één tot twee lagen met of zonder kap in een veelal sobere baksteenarchitectuur langs groene straten. Daarnaast komen veel in hoogte variërende appartementenblokken voor. De gebieden bestaan onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Rembrandtlaan, G.A. Brederolaan, Alleta Jacobsstraat, Kwartellaan, Merellaan en Uiverlaan. De gebieden hebben een groen karakter door brede (hoofd)straatprofielen, ruime tuinen en grote groen- en waterelementen als parken en vijvers. De woningbouw heeft per cluster een samenhangende compositie door herhaling van zowel woningtype als rijen en blokken. De rechte rooi- en noklijnen zorgen per rij voor een samenhangend beeld en lopen evenwijdig aan de straat. In de oudere gebieden zijn de rijen relatief kort. Voorgevels van woningen zijn veelal georiënteerd op de straat. Voor- en achtertuinen versterken het groene karakter. De rijwoningen hebben een eenvoudige opbouw van veelal twee lagen met een zadeldak of plat dak, waarbij de hoekwoningen vrijwel gelijk zijn aan de tussenwoningen. De herhaling van gevelelementen en schoorstenen geeft ritme aan het straatbeeld. Dakvlakken zijn regelmatig voorzien van dakkapellen en -ramen. Appartementengebouwen hebben diverse, veelal eenvoudige, vormen en variëren in hoogte. Materiaalgebruik en detaillering zijn in het algemeen eenvoudig en seriematig. De meeste gevels zijn van baksteen en soms voorzien van grote houten of kunststof puien. Hellende daken zijn meestal voorzien van rode of donkere keramische pannen en worden veelal benadrukt door een uitkragende goot. Samenhangend kleurgebruik is standaard. Uitzondering zijn verspreid voorkomende vrijstaande woningen, zoals aan de Tooroplaan. Deze woningen hebben veelal een individuele uitstraling. Andere uitzondering zijn de rijtjeswoningen aan het Wipperspark. Deze kleinschalige clusters woningen hebben verspringende rooilijnen en zijn in een u-vorm geplaatst rond een grotendeels autovrij stenig hofje. Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met andere functies zoals gebouwen met een maatschappelijke functie, waaronder een restaurant in een voormalige boerderij aan de Sportlaan. Deze gebouwen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling Sluispolder en Vogelbuurt liggen verspreid over de stad aan weerszijden van het centrum. De waarde van deze gebieden is vooral gelegen in het rustige beeld van de straten met het groen van de bomen en in voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig. De dynamiek van het woongebied is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en uitbouwen. Gewoon welstandsgebied Sluispolder en Vogelbuurt zijn gewone welstandsgebieden, waarin achterkanten van de woningen soepel wordt beoordeeld. Het beleid is gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit omringende gebieden. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in de architectonische uitwerking en materiaalgebruik. |
|
Sluispolder en Vogelbuurt |
Gebied 6 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Chopin en Elysium |
Gebied 7 |
Beschrijving Chopin en Elysium zijn recente woonbuurten en hebben gevarieerde woningen die per stedenbouwkundige eenheid worden herhaald. Het gebied bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Logger, Chopinstraat, Arie Krijgsmanstraat en Jan Boudesteinstraat. De buurten hebben een groen karakter door de ruime tuinen en openbare groenelementen als gazons. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in stedenbouwkundige eenheden als clusters en rijen. Door de variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt alleen in delen van Chopin. De seriematig gebouwde woningen hebben een gevarieerde en gedifferentieerde opbouw van veelal twee lagen met variërende kappen of tot drie lagen met plat dak. Hoeken van rijen zijn deels verbijzonderd met bijvoorbeeld een wolfseind of hebben een extra laag. Het gevelbeeld is gevarieerd. Gevels hebben veelal accenten en een duidelijke horizontale of verticale geleding. Appartementengebouwen hebben diverse vormen en variëren hoogte. De architectuur van de woningen is verzorgd en gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld. De detaillering is zorgvuldig en eenvoudig. Accenten als luifels en structuur in het materiaal komen veel voor. Gevels zijn van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen, soms met houten delen of plaatmateriaal. Hellende daken zijn gedekt met pannen. Kozijnen zijn van hout of kunststof. Samenhangend materiaal- en kleurgebruik is standaard. Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met afwijkende functies zoals winkels en station Maassluis West. Deze gebouwen staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Opvallend is de langgerekte winkelstrip aan de Industrieweg. Boven de winkels liggen twee lagen woningen en op de hoek staat een appartemententoren. Dit grootschalige gebouw is georiënteerd op de Industrieweg en heeft een horizontale geleding die wordt benadrukt door terugliggende appartementen, overstekken en verschillen in materiaalgebruik tussen de winkels en de woningen. Waardebepaling en ontwikkeling Chopin en Elysium zijn woonbuurten aan weerszijde van de Mozartlaan. De waarde is vooral gelegen in de eenheid op schaal van de clusters en rijen in combinatie met de variatie op schaal van de buurten. Een andere kwaliteit is het groene karakter van de buurten. De architectuur is verzorgd en gevarieerd. De dynamiek van de wijk is gemiddeld tot hoog en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en opbouwen. Gewoon welstandsgebied Chopin en Elysium zijn gewone welstandsgebieden, waarin achterkanten van woningen soepel worden beoordeeld. Het beleid is gericht op het tot stand komen en het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden en het aanzien vanuit omringende gebieden. Bouwplannen aan achterkanten zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik. |
|
Chopin en Elysium |
Gebied 7 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Vertobuurt en Bomenbuurt |
Gebied 8 |
Beschrijving Vertobuurt en Bomenbuurt zijn een uitbreidingswijken uit verschillende tijdsperiodes in een verzorgde en terughoudende baksteenarchitectuur aan de noordoostkant van de stad waarin woningen van een gelijk type zijn gegroepeerd in clusters of rijen langs groene straten. De wijk bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Johan Wagenaarlaan, Berkendal, Kastanjedal, Tulpstraat, Scheerderij en Lijnbaan. De gebieden vormen twee eenheden die bestaan uit een verzameling van stedenbouwkundige clusters als woonerven, ontsloten door een meanderend stratenpatroon. Het voorkomen van veel kleine groenelementen geeft de gebieden een groen uiterlijk. Binnen een cluster komt in het algemeen één woningtype voor met verspringende nok- en rooilijnen. In de Bomenbuurt komen ook veel rechte rooi- en noklijnen voor. Het beeld is gedifferentieerd door een wisselende oriëntatie van geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte. De opbouw van de woningen varieert, maar in het algemeen bestaat ze uit één of twee lagen met een kap, waarbij verlengde daken en aanbouwen vaak voorkomen. De afwisselende dakvlakken zijn vaak voorzien van dakopbouwen, dakkapellen en dakramen. De materialisering en detaillering zijn meestal eenvoudig en seriematig met weinig accenten. De meeste gevels zijn opgebouwd uit baksteen en vaak voorzien van houten of kunststof puien. Het kleurgebruik is oorspronkelijk terughoudend. Uitzonderingen zijn de middelhoge appartementengebouwen aan de Ververij en Kluwerij. Het blok aan de Ververij is verbijzonderd met verspringingen in massa en kap, terwijl het blok aan de Kluwerij grootschaliger is in de uitwerking. Andere uitzondering zijn de vrijstaande woningen aan de Lijnbaan met een individuele uitstraling. Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met afwijkende functies zoals winkels en scholen. Deze gebouwen staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling Vertobuurt en Bomenbuurt zijn woonwijken tussen A20 en Westlandseweg waar geen hoofdroutes door lopen. De waarde is vooral gelegen in de samenhang tussen de stedenbouwkundige eenheden met ieder hun architectonische variaties. De architectuur is in het algemeen eenvoudig. De dynamiek van de wijk is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkappellen en uitbouwen. Gewoon welstandsgebied Vertobuurt en Bomenbuurt zijn gewone welstandsgebieden. Het beleid is terughoudend en gericht op het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik. |
|
Vertobuurt en Bomenbuurt |
Gebied 8 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Steendijkpolder |
Gebied 9 |
Beschrijving Steendijkpolder is een uitbreidingswijk in een verzorgde en terughoudende baksteenarchitectuur aan de noordwestkant van de stad waarin woningen van een gelijk type zijn gegroepeerd in clusters of rijen langs groene straten. De wijk bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van Doctor Albert Schweitzerdreef, Röntgendreef, Camusdreef, Stellingmolen en Stadsmolen. De wijk vormt een besloten eenheid die bestaat uit twee verzamelingen van woonerven ontsloten door een meanderend stratenpatroon. Het noordelijke en zuidelijke deel worden gescheiden door een wijkpark. Het voorkomen van veel kleine groenelementen geeft de wijk een groen uiterlijk. Binnen een erf komt in het algemeen één woningtype voor met verspringende nok- en rooilijnen. Het beeld is gedifferentieerd door een wisselende oriëntatie van geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte. De opbouw van de woningen varieert, maar in het algemeen bestaat ze uit een of twee lagen met een kap, waarbij verlengde daken en aanbouwen vaak voorkomen. De afwisselende dakvlakken zijn vaak voorzien van dakkapellen en dakramen. De materialisering en detaillering zijn meestal eenvoudig en seriematig met weinig accenten. De meeste gevels zijn opgebouwd uit baksteen en vaak voorzien van houten of kunststof puien. Het kleurgebruik is oorspronkelijk terughoudend. Uitzonderingen zijn de in maat en schaal verschillende appartementengebouwen. Deze gebouwen bestaan uit meerdere lagen met veelal een plat dak. Aan de randen van de wijk vormen zij veelal een hoogteaccent. Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met afwijkende functies zoals winkels en gebouwen met een maatschappelijke functie zoals scholen. Deze gebouwen staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling Steendijkpolder is een woonwijk tussen Maasdijk en Waterweg waar geen hoofdroutes door lopen. De waarde is vooral gelegen in de samenhang tussen de stedenbouwkundige eenheden met ieder hun architectonische variaties. De architectuur is in het algemeen eenvoudig. De dynamiek van de wijk is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkappellen en uitbouwen. Gewoon welstandsgebied De Steendijkpolder is een gewoon welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik. |
|
Steendijkpolder |
Gebied 9 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Burgemeesterwijk en Het Balkon |
Gebied10 |
Beschrijving De Burgemeesterwijk en Het Balkon zijn recente woongebieden en hebben een heldere structuur met gevarieerde woningen die per stedenbouwkundige eenheid worden herhaald. Het gebied bestaat onder andere uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Job van der Zeelaan, Nicolaas van het Wouthof, Vuurbaak en Jan van Heemskerklaan. De gebieden hebben een open en groen karakter door brede straatprofielen, ruime tuinen en grote groenelementen. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in stedenbouwkundige eenheden als clusters en rijen met behoud van de individualiteit. Door de variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt niet. De seriematig gebouwde woningen hebben een gevarieerde en gedifferentieerde opbouw van veelal twee lagen met variërende kappen of tot drie lagen met plat dak. Hoeken van rijen zijn vaak verbijzonderd met uitbouwen of hebben een extra laag. Het gevelbeeld is gevarieerd. Gevels hebben veelal accenten en een duidelijke horizontale of verticale geleding. Appartementengebouwen hebben diverse vormen en variëren hoogte. De architectuur van de woningen is verzorgd en gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld. De detaillering is zorgvuldig en eenvoudig. Accenten als luifels en structuur in het materiaal komen veel voor. Gevels zijn van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen, soms met houten delen of plaatmateriaal. Het metselwerk heeft vaak vlakken of banen van afwijkende kleur. Hellende daken zijn gedekt met pannen. Kozijnen zijn van hout of kunststof. Samenhangend materiaal- en kleurgebruik is standaard. De overgang tussen openbaar en privé is vaak zorgvuldig vormgegeven met luifels, heggen of lage tuinmuurtjes. Bijzondere elementen zijn diverse markante torens aan de Nieuwe Waterweg. Deze relatief hoge gebouwen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Waardebepaling en ontwikkeling De waarde is vooral gelegen in de eenheid op schaal van de clusters en rijen in combinatie met de variatie op schaal van de wijk. Een andere kwaliteit is de hoeveelheid groenelementen in de wijk. De architectuur is verzorgd en gevarieerd. De dynamiek van de wijk is gemiddeld tot hoog en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en uitbouwen. Een deel van de gebieden is nog in ontwikkeling. Aanvullend beleid De uitgangspunten uit beeldkwaliteitplan Het Balkon en beeldkwaliteitplan Burgemeesterswijk zijn leidend bij de beoordeling van bouwplannen. Bijzonder welstandsgebied De Burgemeesterwijk en Het Balkon zijn bijzondere welstandsgebieden. Het beleid is gericht op het tot stand komen en het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden en het aanzien vanuit omringende gebieden. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik. |
|
Burgemeesterwijk en Het Balkon |
Gebied 10 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en de beeldkwaliteitplannen getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Hoogbouwzone Westlandweg |
Gebied 11 |
Beschrijving Hoogbouwzone Westlandseweg bestaat uit gevarieerde hoogbouw met diverse functies langs een hoofdroute in Maassluis. De hoogbouw is geclusterd rond de Westlandseweg en Sparrendal en Rozenlaan. Tussen de flatgebouwen is veel ruimte voor groen. De relatief grootschalige gebouwen zijn vrijstaand en variëren in massa en opbouw. Recente gebouwen hebben bijzondere massa’s. Ze zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte en staan in een verspringende rooilijn. Ook de rooilijn van de gebouwen zelf kan verspringen. De gebouwen worden herhaald in verschillende clusters, maar ook individuele bebouwing komt voor. De opbouw varieert, maar bestaat veelal uit meerdere lagen met een plat dak. Appartementen worden veelal ontsloten door een galerij of inpandige gang en zijn in de regel voorzien van balkons of loggia’s. De detaillering is meestal van een gemiddeld niveau. Met name de recentere gevels zijn representatief en hebben een zorgvuldige detaillering. Materialen en kleuren zijn overwegend traditioneel. Het materiaalgebruik van recentere bebouwing en gevels is overwegend modern en duurzaam. Gevels bestaan uit baksteen in combinatie met (glazen) puien. Het kleurgebruik is terughoudend en per cluster in samenhang. Bij hoogteaccenten komen ook minder terughoudende tinten voor. Uitzondering zijn de rijwoningen aan de Drijver. Deze rijen staan in een relatief lange, rechte rooilijn en hebben twee lagen met een kap. Bijzonder element is de kerk van tentdoek tussen Maasdijk en Westlandseweg. Dit gebouw staat vrij op de kavel en wijkt af in massa, opbouw en vorm. Een minder opvallend bijzonder element is het eenlaagse winkelblok aan het Dennendal. Waardebepaling en ontwikkeling De hoogbouwzone concentreert zich rond een deel van de Westlandseweg. De waarde van de hoogbouwzone is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de individuele gebouwen. De dynamiek van het gebied is laag. Ingrepen worden echter hoofdzakelijk per complex uitgevoerd, waardoor wijzigingen toch vaak ingrijpend zijn. Bijzonder welstandsgebied Hoogbouwzone Westlandseweg is een bijzonder welstandsgebied. Het beleid is gericht op het beheer van het afwisselende beeld zonder grote dissonanten tussen de individuele gebouwen. De commissie zal bij de advisering met name aandacht schenken aan de samenhang op het niveau van de architectonische uitwerking en daarin het materiaal- en kleurgebruik betrekken. |
|
Hoogbouwzone Westlandseweg |
Gebied 11 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materialen en kleuren
|
|
Koningshoek |
Gebied 12 |
Beschrijving De Koningshoek is het centrum van naoorlogs Maassluis. Het gebied bestaat uit een winkelcomplex, het gemeentehuis, enkele vrijstaande winkels en bedrijven. De wijze waarop de openbare ruimte overloopt in en onder de bebouwing is samen met de vele hoeken kenmerkend voor dit type centrumbebouwing. De Koningshoek is geclusterd rond de straten Uiverlaan en Koningshoek. De bebouwing staat vrij op de kavels en wordt omringd door grote parkeerpleinen en aan de zuidzijde ook door groene velden. Het winkelcentrum is een groot samengesteld complex. De onnadrukkelijke entrees geven toegang tot inpandige winkelstraten. Het complex is in zichzelf gekeerd. Parkeren vindt plaats op het maaiveld. De bouwmassa’s zijn relatief groot. De bouwhoogte is aan de Uiverlaan aangepast aan de omringende laagbouw, terwijl het gemeentehuis meer de hoogte in gaat. De gevels vertonen een grote mate van seriematigheid. Met uitzondering van het winkelcentrum zijn entreepartijen vormgegeven als accenten of zelfstandige elementen. De materialisering en detaillering zijn deels eenvoudig en seriematig met weinig architectonische accenten. Recentere gevels zijn daarentegen representatief en hebben een zorgvuldige detaillering. Baksteen en beton bepalen het huidige beeld. De bovenverdieping van het winkelcentrum is bekleed met beplating. Invullingen bestaan uit houten en kunststof betimmeringen en puien. Het kleurgebruik is terughoudend en in onderlinge samenhang met grijs en bruin als hoofdtinten, waarbij reclames en huiskleuren van winkels een contrast vormen. Bijzondere elementen zijn de laagbouwwoningen aan de Uiverlaan, Boeier Buis en Botter. De woningbouw heeft per cluster een samenhangende compositie door herhaling van zowel woningtype als rijen. De rechte rooi- en noklijnen zorgen per rij voor een samenhangend beeld en zijn evenwijdig aan of haaks op de straat. De woningen bestaan uit twee lagen met kap of drie lagen met een plat dak. Detaillering, materialen en kleuren zijn eenvoudig en seriematig. Waardebepaling en ontwikkeling De huidige waarde van Koningshoek is vooral gelegen in de functionaliteit. De dynamiek van het gebied is gemiddeld tot laag. Gewoon welstandsgebied Koningshoek is een gewoon welstandsgebied. Het beleid is gericht op samenhang in de massa's en de architectuur in het straatbeeld. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht aan het versterken van de samenhang in het straatbeeld, waarbij in de architectonische uitwerking voor materiaal en kleur een hoofdrol is weggelegd. |
|
Koningshoek |
Gebied 12 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Bedrijventerrein |
Gebied 13 |
Beschrijving De bedrijventerreinen zijn monofunctionele gebieden en hebben in de regel een dichte bebouwingsstructuur met voornamelijk kleinschalige bedrijfshallen, kantoorgebouwen en een enkele winkel. Bedrijventerreinen liggen onder andere aan en in de omgeving van de Maasweg, Adriaan van Heelstraat, Nijverheidsstraat en Weverskade. De terreinen hebben een eenvoudige hoofdstructuur met vrijwel aaneengesloten individuele bebouwing, waarvan de rooilijnen verspringen. De gebouwen zijn in het algemeen georiënteerd op de weg of haven. De inrichting van de openbare ruimte is doelmatig, eenvoudig en sober. Groenelementen komen nauwelijks voor. Opslag in het zicht is geen uitzondering. De bedrijfshallen en kantoren zijn in het algemeen individueel, afwisselend en eenvoudig van opzet. De opbouw is tot drie lagen hoog met een plat dak of flauw hellende zadeldak. Hallen en loodsen hebben een eenvoudige opbouw. De bebouwing bestaat uit loodsachtige volumes waarbij entreepartijen en kantoorgedeelten veelal zijn vormgegeven als accenten of zelfstandige volumes. De detaillering is in het algemeen sober. Kantoren en winkels zijn veelal representatief. Ook het recente bedrijventerrein aan de Zwarte Zee en omgeving is representatief. Materialen en kleuren zijn overwegend traditioneel en bij recente gebouwen modern en duurzaam. De gevels zijn uitgevoerd in plaatmateriaal of bak- of betonsteen. Het kleurgebruik is rustig en sober, waarbij lichte grijzen en baksteentinten het meest aanwezig zijn. Bijzondere elementen zijn de statige panden zoals aan de Govert van Wijnkade en het gemaal aan de Vlaardingsedijk. Deze panden hebben een bijzondere massa en zijn veelal rijk gedetailleerd. Ander bijzonder element is het recente appartementencomplex aan de Maasweg. De individuele woning in dit gebouw is onderdeel van het geheel. Op de terreinen komen enkele vrijstaande (bedrijfs)woningen voor. Deze woningen hebben veelal een individuele uitstraling en een tot twee lagen met kap. De detaillering is eenvoudig, materialen en kleuren ingetogen. Waardebepaling en ontwikkeling De bedrijventerreinen liggen verspreid over de gemeente. De waarde is vooral gelegen in de heldere opzet en eenvoudige bebouwing die de functie weergeeft. Recente bebouwing heeft een representatieve verschijningsvorm. De dynamiek van de terreinen is gemiddeld tot hoog en betreft in het algemeen de plaatsing van bijgebouwen en de vervanging van loodsen hallen. Nieuwe ontwikkelingen zoals aan de Vlaardingsedijk zorgvuldig en meer representatief uitvoeren als de rest van het bedrijf of bedrijventerrein. Gewoon welstandsgebied De bedrijventerreinen zijn gewone welstandsgebieden. Het beleid is gericht op behoud van de samenhang in de massa’s. Variatie moet niet tot rommeligheid leiden. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het beeld vanuit de openbare ruimte en de samenhang in het gebruik van materiaal en kleur. Ook de aansluiting op of de overgang tussen bedrijventerreinen en omringende gebieden, zoals de monding van de oude haven, is een punt van aandacht. |
|
Bedrijventerrein |
Gebied 13 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Groen en parken |
Gebied 14 |
Beschrijving Dit zijn gebieden met een recreatieve of sportfunctie met overwegend eenvoudige bebouwing en een groen karakter. Naast recreatieterreinen en sportterreinen en -complexen vallen ook de daarop gelegen openluchtzwembaden en volkstuinen in deze categorie. Sport- en recreatieterreinen, bevinden zich meestal aan de randen van de kernen of op enige afstand daarvan en zijn in het algemeen in zichzelf gekeerd. Groen en parken zijn gebieden met weinig en overwegend eenvoudige bebouwing zijn verspreid over de gemeente te vinden. De terreinen zijn verschillend van grootte. Ook de bijbehorende bebouwing is verschillend in grootte en vormgeving. In het algemeen bestaat de veelal geclusterde bebouwing van de parken uit een hoofdgebouw met meerdere bijgebouwen, die meestal vrij op het maaiveld staan en waarbij het hoofdgebouw gericht is op de belangrijkste openbare ruimte of het hoofd sportveld. De entree is gericht op de weg en veelal vormgegeven als accent. De hoofdbebouwing op begraafplaatsen heeft veelal representatieve gevels en is zorgvuldig gedetailleerd. De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw en bestaan in hoofdzaak uit een onderbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. Hoewel de gebouwen verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm helder en de architectuur en detaillering eenvoudig en verzorgd. Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat. Het kleurgebruik is terughoudend. De gevels van de sporthallen zijn op het entreegedeelte na veelal gesloten. Waardebepaling en ontwikkeling Groen en parken zijn veelal eenvoudig qua opzet en bebouwing en hebben een groen karakter. zijn helder en eenvoudig qua opzet en bebouwing en hebben een groen karakter waarbij de gebouwen een ondergeschikte rol spelen. De architectuur is terughoudend. De dynamiek van deze terreinen is laag en betreft voornamelijk kleine uitbreidingen. Gewoon welstandsgebied Groen en parken zijn gewoon welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op beheer. Mogelijke uitbreidingen zullen met name buiten de kern goed in het landschap ingepast moeten worden. De welstandscommissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van de terughoudende architectuur en landschappelijke inpassing. |
|
Groen en parken |
Gebied 14 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
Buitengebied |
Gebied 15 |
Beschrijving In het buitengebied van Maassluis komt lintbebouwing voor met dorpsachtige panden, tuinderswoningen, boerderijen en korte rijtjes arbeiderswoningen. Deze worden afgewisseld met kassen en bedrijfsgebouwen. Het buitengebied bestaat voornamelijk uit de bebouwing aan de Weverskade en Zuidbuurt. De bebouwing staat langs de hoofdontsluitingswegen en ligt meestal iets terug op ruime kavels ontsloten door bruggen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen, (agrarische) bedrijfsgebouwen en een enkele kas. De bebouwing staat meestal vrij. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg of het water. Rooilijnen volgen de weg of de verkaveling en verspringen. De bedrijfsgebouwen als schuren en kassen liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard. De bebouwing is individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één soms anderhalve laag met kap. Op-, aan- en uitbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. De gebouwen hebben een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. In het gevelvlak komen voornamelijk bij oudere panden baksteendetailleringen voor in de vorm van gemetselde lateien, vlechtwerk en andere patronen. Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen of in lichte tint gepleisterd. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel. Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Terughoudende materialen in combinatie met gedekte kleuren zorgen ervoor dat de gebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing. Waardebepaling en ontwikkeling Het buitengebied van Maassluis heeft twee polderlinten. De waarde is vooral gelegen in de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen zoals polderwegen, waterlopen en de afwisselende lintbebouwing. In het gebied komen diverse cultuurhistorisch waardevolle gebouwen als boerderijen voor. De dynamiek van de linten is gemiddeld tot hoog en betreft in het algemeen de plaatsing van op- en aanbouwen en de vervanging van oudere gebouwen. In de Dijkpolder is de ontwikkeling van een woongebied voorzien waarin gevarieerd dorps landelijk wonen centraal staat. Daarnaast wordt het huidige bedrijventerrein aangepast. De plannen voor dit gebied zijn nog in ontwikkeling. Gewoon welstandsgebied Het buitengebied van Maassluis is een gewoon welstandsgebied. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, de cultuurhistorische bebouwing, het karakteristieke profiel van de lintwegen en het inperken van grote oppervlakken verharding. De welstandscommissie zal bij de advisering over woongebouwen en bedrijfsgebouwen onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. |
|
Buitengebied |
Gebied 15 |
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijvinggetoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Massa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
Aanvullende criteria voor kleine plannen
|
|
WELSTANDSCRITERIA OBJECTEN Hoofdstuk5
Net als te onderscheiden gebieden zijn er voor elke gemeente ook specifieke gebouwen of gebouwtypen. Zo zijn er gebouwtypen of bouwwerken te benoemen die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of beeldbepalend zijn dat daarvoor afzonderlijke criteria voor kunnen worden opgesteld. Het gaat daarbij onder meer om boerderijen, die voor het grootste deel in het buitengebied liggen maar vaak ook langs de linten te vinden zijn. De objectgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan.
Specifieke bouwwerken en welstandsniveau’s
Objectgerichte welstandscriteria zijn van toepassing op:
- •
cultureel erfgoed (bijzonder)
- •
boerderijen (bijzonder)
Object 1 |
|
Beschrijving Maassluis heeft een aanzienlijke hoeveelheid cultureel erfgoed, waaronder historische panden in de oude kern en bijzondere objecten zoals kerken en bruggen, sluizen en kademuren. Naast monumenten aangewezen door het Rijk zijn er gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. Hoewel deze objecten allemaal anders zijn, hebben ze tegelijkertijd een aantal overeenkomsten die bijvoorbeeld voortvloeien uit traditionele technieken en of voortkomen uit het landschap. Wat in ieder geval overeenkomt, is de wens van de gemeente dit erfgoed te koesteren. De meeste monumenten en karakteristieke panden hebben een lange geschiedenis van aanpassingen en uitbreidingen achter zich, waardoor een beschrijving van de eigenschappen van deze objecten moeilijk is. Er zijn echter wel enkele grote lijnen te duiden. Allereerst is er de relatie met het landschap of de structuur van de stad. Waar de boerderijen vooral op de kreekruggen in het buitengebied te vinden zijn en vrij staan in ruime tuinen, geldt voor de woonhuizen in bijvoorbeeld het historisch centrum in de regel dat ze dicht op belendingen staan en een aaneengesloten rooilijn volgen met kleine verspringingen. Een andere lijn bestaat uit de bouwmassa en architectuur van het object op zich, waartussen in de regel een duidelijke samenhang bestaat. Een woonhuis is kleiner van maat dan een publiek gebouw als een kerk. Hierdoor is de architectuur van het eerste in de regel meer afhankelijk van één hoofdkeuze. Een woning zal veelal meer bescheiden zijn gedetailleerd dan een publiek gebouw. Naarmate een pand groter is, zullen er vaker meer bouwdelen zijn met ruimte voor variatie. Waardebepaling en ontwikkeling Van belang voor cultureel erfgoed is allereerst de waarde van het object op zich. Elk pand of bouwwerk heeft een eigen architectuur en daarmee wat betreft de vormgeving een eigen logica. Daarnaast is er veelal spraken van ensemblewaarde, die voor (voormalige) boerderijen een andere logica heeft dan voor een kerk met pastorie of sociale woningbouw rond een plantsoen. Op de gebieds- en objectgerichte criteria stelt de gemeente daarom aanvullende eisen aan plannen voor en binnen de invloedssfeer van monumenten en karakteristieke panden. Dit is om recht te doen aan de bijzondere waarde van objecten en gebieden. De gemeente wenst de ontwikkeling in beginsel te beperken tot het versterken of herstellen van historisch wenselijke eigenschappen danwel het faciliteren van nieuw gebruik met als doel het behoud van de panden. Aanpassingen betreffen in de regel kleine wijzigingen, die het aanzien van de gebouwen niet schaden zoals bescheiden dakkapellen aan de achterzijde of bijgebouwen uit het zicht vanuit de openbare ruimte. Meer ingrijpende wijzigingen zijn uitzonderingen, die in de regel zorgvuldig en terughoudend in het bestaande beeld moeten worden ingepast. |
|
Cultureel erfgoed |
Object 1 |
Bijzondere welstandsobjecten De gemeente zet in op behoud danwel versterking van het cultuurhistorisch karakter van de gebouwen, waarbij voor kleine wijzigingen een gelijke architectuur uitgangspunt is maar voor grotere wijzigingen een meer eigentijdse architectuur eveneens passend kan zijn. Bij de beoordeling van kleinere wijzigingen zal de commissie onder meer de inpassing daarvan in de ordening op het erf en het karakter van het pand bezien waarbij onder meer aandacht zal worden geschonken aan de architectonische uitwerking met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Bij de beoordeling van eventuele grotere wijzigingen zal de commissie met name aandacht schenken aan een grote mate van terughoudendheid met een nadruk op de plaatsing ten opzichte van enerzijds de openbare ruime met inbegrip van het landschap en anderzijds het object of ensemble op zich, een terughoudende vormgeving met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Omdat monumenten en karakteristieke panden vragen om een specifieke benadering zal bij de beoordeling eveneens kunnen worden teruggegrepen op het vakmanschap van de ontwerper zoals bedoeld en beschreven in de algemene criteria. Aangezien monumenten en karakteristieke panden vaak een relatie hebben met hun omgeving, zijn er in dit verband ook criteria opgenomen voor bouwen binnen de invloedssfeer van deze objecten. Uitgangspunten Bij aanpassingen aan monumenten en karakteristieke panden gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed geldt daarnaast, dat een bouwplan geen afbreuk mag doen aan de historische waarden. Dit wordt gewogen aan de hand van de volgende criteria:
|
|
Object 1 |
|
Welstandscriteria Bij de beoordeling van bouwplannen wordt, in samenhang met de beschrijving en uitganspunten aangevuld met het karakter van het gebouw, in relatie tot de gebieds- en objectcriteria getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Bouwmassa
Architectonische uitwerking
|
|
Cultureel erfgoed |
Object 1 |
Materiaal
Kleur
|
|
Aanvullende criteria Voor cultureel erfgoed gelden de volgende aanvullende criteria: Aanbouwen
Bijgebouwen
Kozijn- en gevelwijzigingen
Dakkapellen en dakramen
Erfafscheidingen
Zonwering en rolluiken
|
Boerderijen |
Object 2 |
Beschrijving De boerderijen maken deel uit van linten en zijn met name in het veenweidegebied te vinden. Hier vormen de boerderijen met de bijbehorende bijgebouwen duidelijke door veel groen omgeven clusters in het open landschap. De boerderijen liggen meestal niet direct aan de weg, maar dieper op de kavel, veelal omgeven met beplanting. Ter plaatse van de uitrit staat veelal een poort. De erfindeling en de erfbeplanting maken van oorsprong deel uit van de compositie van het geheel. De beplanting dient hierbij als zonwering en windkering. Deze is echter bij een deel van de boerderijen verloren gegaan. De rooilijnen van de hoofdgebouwen verspringen en lopen evenwijdig aan de weg of aan het slotenpatroon. De bebouwing bestaat vaak uit een hoofdgebouw en iets teruggelegen bijgebouwen als stallen, schuren en hooibergen. Het hoofdgebouw staat in principe met de kop- of langsgevel gericht naar de hoofdweg. Het hoofdgebouw is soms onderverdeeld in een woon- en een bedrijfsdeel en meestal voorzien van een plint, een begane grond en een laag met een kap, die meestal de vorm van een samengestelde kap heeft of een zadeldak met eventueel een wolfseind. In de dakvlakken zitten tegenwoordig vaak dakramen. De veelal representatieve kop- of langsgevel van het woondeel is vaak symmetrisch met hoge ramen, die soms zijn geflankeerd door luiken. De overige ramen van de zijgevels zijn meestal kleiner. Ramen van de bijgebouwen zijn vaak hooggeplaatst en soms van boven halfrond. De boerderijen hebben een zorgvuldige detaillering. Bij traditionele boerderijen komen veel rijke details als versierde omlijstingen om de grote ramen en een windveer langs de dakrand voor. De gevels zijn veelal opgebouwd uit een bruine baksteen en een enkele keer wit gepleisterd. De plint is meestal van een ander materiaal of andere kleur. Daken zijn merendeels afgedekt met keramische pannen of ook wel riet. De overwegend houten kozijnen zijn meestal geschilderd in een lichte kleur, evenals de meeste andere houten elementen als de windveer. Luiken en roeden zijn vaak juist in een donkere, meestal donkergroene kleur geschilderd. De bijgebouwen zoals de stallen en schuren hebben een met het hoofdgebouw vergelijkbaar hoofdvolume, maar zijn in architectuur en detaillering soberder. Waardebepaling en ontwikkeling De boerderijen met erfbeplanting en bijgebouwen, zijn kenmerkend voor het buitengebied. Diverse boerderijen verliezen de agrarische functie en wordt aangepast op de woonfunctie. Hiermee verandert het beeld. De structuur van het gebouw alsmede de erfinrichting zijn van belang. Het beleid is gericht op handhaving van de vaak waardevolle bebouwing en inpassing van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande omgeving. Bijzondere welstandsobjecten De boerderijen zijn vanwege hun waarde voor het buitengebied aangemerkt als bijzondere welstandsobjecten. Bij bouwplannen zal de commissie naast de plaatsing van bebouwing op en inrichting van het erf onder meer beoordelen op een zorgvuldige detaillering en een traditioneel kleur- en materiaalgebruik. |
Boerderijen |
Object 2 |
Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria: Ligging
Bouwmassa
Architectonische uitwerking
Materiaal en kleur
|
|
WELSTANDSCRITERIA KLEINE PLANNEN Hoofdstuk 6
De gemeente streeft ernaar veel voorkomende kleine plannen snel te beoordelen om zo de burger tegemoet te komen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid te geven. Deze criteria zijn opgesteld voor:
Vergunning De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is, moet een vergunning worden aangevraagd en wordt het bouwplan getoetst aan de criteria voor kleine plannen. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een positief welstandsadvies volgen. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria (bijvoorbeeld bij monumenten en karakteristieke panden), dan wordt het bouwplan beoordeeld met gebruikmaking van de gebiedsgerichte, objectgerichte en zo nodig algemene welstandscriteria. Voor- en achterkant Bij de criteria is er onderscheid in de voor- en de achterkant van bouwwerken.
Voorkant Onder voorkant wordt ten eerste verstaan het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied. Achterkant Onder achterkant wordt ten eerste verstaan het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied. |
Kleine plannen 1 |
|
Beschrijving en uitgangspunten Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gebouw zoals een uitbouw, erker of serre. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen. Aanbouwen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. De voorkeur gaat daarom uit naar een aanbouw aan een achterkant. Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden dient er aan de voorkant in de regel ruimte blijven tussen gevel en straat. De gemeente streeft in samenhangende gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren, die passen bij het karakter van de straat en de contour van het oorspronkelijke gebouw zichtbaar houden. Daarnaast is het gewenst, dat de aanbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Bij geschakelde woningen moeten de buren een goede aansluiting kunnen maken, bijvoorbeeld op een gemetselde muurdam of een vergelijkbare oplossing. Beoordeling Een aanbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Aanbouwen |
Kleine plannen 1 |
Aanbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: algemeen
plaatsing en aantal
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
|
Beschrijving en uitgangspunten Een bijgebouw is een grondgebonden bouwwerk van in beginsel één bouwlaag los van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuur of overkapping. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Vrijstaande bijgebouwen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. De voorkeur gaat daarom uit naar plaatsing aan een achterkant met een volume ondergeschikt aan het oorspronkelijke hoofdgebouw. De vormgeving is daarbij af te stemmen op het karakter van het hoofdgebouw of de inrichting van het erf. Beoordeling Een vrijstaand bijgebouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Kleine plannen 2 |
|
Een bijgebouw wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: algemeen
plaatsing
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
|
Dakkapellen |
Kleine plannen 3 |
Beschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap. Dakkapellen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de kapvorm of het silhouet domineren. Het is gewenst de noklijn van het dak zichtbaar te houden. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende groot zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok van dezelfde architectuur of bouwstijl is wenselijk om rust en samenhang te brengen. Beoordeling Een dakkapel voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Kleine plannen 3 |
|
Een dakkapel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: algemeen
plaatsing
maatvoering
materiaal en kleur
|
|
Dakopbouwen |
Kleine plannen 4 |
Beschrijving en uitgangspunten Een dakopbouw wordt op een gebouw geplaatst, waarbij een nieuwe ruimte ontstaat of een bestaande ruimte wordt vergroot. Het doel van een dakopbouw is de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakopbouwen zijn vrijwel altijd zichtbaar vanuit de openbare ruimte en voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van de woning: de nok- of gootlijn wordt (plaatselijk) verschoven. Om dit effect te beperken, is het van belang de dakopbouw zoveel als mogelijk op te nemen in de hoofdmassa. Dit kan bij eenvoudige dakvormen zoals een plat dak (gootverhoging) of een zadelkap (nokverhoging). Bij woningen met een kap is een enkelzijdige nokverhoging over de gedeeltelijke of gehele breedte van de woning en geplaatst aan de achterzijde van de woning het uitgangspunt. Op platte daken zijn rechthoekige dakopbouwen met een platte beëindiging of een nok loodrecht op de gevel het uitgangspunt. Platte dakopbouwen liggen bij voorkeur terug ten opzichte van de voorgevellijn. Op deze wijze blijft de invloed op het straatbeeld en de kapvorm beperkt. Op lessenaarsdaken is het mogelijk de zolderverdieping te vergroten door een deel van het dak te verhogen. Bij meerdere dakopbouwen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/ bouwstijl) brengt rust en samenhang. Door nokverhogingen over de gehele woningbreedte te plaatsen, kunnen deze aan elkaar gekoppeld worden. Dakopbouwen zijn meestal geen verrijking van het straatbeeld. Wanneer het mogelijk is, zal de welstandscommissie dan ook adviseren de nokverhoging aan de achterzijde van de woning aan te brengen. Indien gewenst kan dit gecombineerd worden met een dakkapel aan de voorzijde van de woning. Tweezijdige dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Beoordeling Een dakopbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Dakopbouwen |
Kleine plannen 4 |
Criteria Een dakopbouw wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria: algemeen
aantal en plaatsing
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
|
Kozijn- en gevelwijzingen |
Kleine plannen 5 |
Beschrijving en uitgangspunten Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. De opbouw en indeling van de gevel is een belangrijk onderdeel van de architectonische vormgeving van het gebouw en het aanzicht van de straat. Het is de wens de samenhang en ritmiek in straatwanden mag niet worden verstoort door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Een kozijn- of gevelwijziging aan een voorkant vraagt om een zorgvuldige vormgeving, die past bij het karakter van het hoofdgebouw en in de omgeving. Een naoorlogse rijwoning heeft bijvoorbeeld een andere vormgeving dan een villa uit de 19de eeuw. Het uitgangspunt is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. Beoordeling Een kozijn- of gevelwijziging voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria |
|
Kleine plannen 5 |
|
Een kozijn- en gevelwijziging die zichtbaar is vanuit het openbaar toegankelijk gebied worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
|
|
Erfafscheidingen |
Kleine plannen 6 |
Beschrijving en uitgangspunten Een erfafscheiding is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een meer open en vriendelijke uitstraling. Beoordeling Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
|
Erfafscheidingen |
Kleine plannen 6 |
Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: algemeen
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
|
Rolluiken |
Kleine plannen 7 |
Beschrijving en uitgangspunten Rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig of onherbergzaam aanzien geven. Voor woningen is het toepassen van rolhekken, luiken en rolluiken in beginsel vergunningvrij. De gemeente streeft er naar dat rolhekken, luiken en rolluiken bij overige gebouwen de uitstraling van het pand en de omgeving niet negatief beïnvloeden. Beoordeling Het plaatsen van rolluiken voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Rolluiken |
Kleine plannen 7 |
Criteria Rolluiken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: vormgeving
kleur
|
|
Dakramen, panelen en collectoren |
Kleine plannen 8 |
Beschrijving en uitgangspunten Dakramen zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in het straatbeeld niet snel zullen storen en die mede daarom in veel gevallen vergunningvrij zijn. Ze kunnen met gemak zo worden aangebracht, dat de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is. Het plaatsen ervan mag niet ten koste gaan van de eenheid van het dakvlak. Zonnepanelen en zonnecollectoren zijn veelal nadrukkelijker aanwezig in het straatbeeld en vanuit welstandsoverwegingen minder wenselijk. De gemeente wil echter om andere redenen dan welstand meewerken aan aanvragen voor zonnepanelen en -collectoren. Bij meerdere dakramen, zonnepanelen of zonnecollectoren op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Daarbij moet de ruimte ten opzichte van de goot of nok voldoende zijn. Ook de onderlinge afstand moet voldoende zijn om het dakvlak als eenheid te respecteren. Beoordeling Een dakraam, zonnepaneel of zonnecollector voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
|
Dakramen, panelen en collectoren |
Kleine plannen 8 |
Criteria Dakramen, zonnepanelen en zonnecollectoren in het zicht vanuit de openbare ruimte worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: plaatsing
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
|
Installaties |
Kleine plannen 9 |
Beschrijving Installaties voor bijvoorbeeld airconditioning, kleine windmolens en antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving. De waarde van windmolens en installaties is vooral gelegen in de functie. Windmolens en installaties zijn echter zelden een verrijking van het straatbeeld. Wanneer het mogelijk is, zal de welstandscommissie dan ook adviseren de windmolen of installatie aan de achterkant aan te brengen. De criteria voor windmolens en installaties gelden met name bij monumenten. In de overige gevallen zijn de criteria vooral richtinggevend, omdat de mogelijkheden om met name installaties vergunningvrij te plaatsen zeer ruim zijn. Beoordeling Het plaatsen van deze installaties voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt bij de advisering ook gebruik gemaakt van gebieds-, object- en eventuele andere criteria. |
Installaties |
Kleine plannen 9 |
Criteria Installaties worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: algemeen
plaatsing
maatvoering
vormgeving
materiaal en kleur
|
Reclame |
Kleine plannen 10 |
Beschrijving Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Voor reclame is in veel gevallen een vergunning nodig. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure. Reclames op borden, lichtreclames, spandoeken en vlaggen bepalen in hoge mate de beleving van de openbare ruimte. Reclames in gebieden met commerciële functies kunnen op zijn plaats zijn en de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen. Aan de andere kant kunnen ze daar qua vormgeving, omvang en hoeveelheid ook afbreuk aan doen. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclames ongewenst. De criteria van het betreffende gebied zijn aanvullend van toepassing. Beoordeling Het plaatsen van reclames voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan de criteria op de volgende pagina's wordt voldaan, waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen reclame aan de gevel en reclame los van de gevel. Voldoet het plan niet aan de criteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan zijn de gebieds-, object- en eventuele andere criteria eveneens van toepassing. |
|
Reclame |
Kleine plannen 10 |
Criteria Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria: algemeen
plaatsing en aantal
vormgeving en maatvoering
aanvulling winkelgebieden
aanvulling bedrijventerreinen
aanvulling vormgeving en maatvoering overige gebieden
|
|
WELSTANDSCRITERIA PROJECTEN Hoofdstuk 7
De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitplan aan ten grondslag ligt. Procedure Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten vormt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door stedenbouwkundige, supervisor of in overleg met de welstandscommissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. |
WELSTANDSCRITERIA EXCESSEN Hoofdstuk 8
Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van wat in de omgeving gebruikelijk is en daarmee onevenredig afbreuk doet aan de omgevingskwaliteit. Dit kan voorkomen als een bouwwerk in afwijking van de vergunning wordt gebouwd. Ook vergunningvrij bouwen kan leiden tot een exces. Ook bouwwerken waarvoor geen vergunning hoeft te worden aangevraagd moeten immers aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens de wet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een gesloten bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan één van de hoofdwegen. Volgens de wet moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. De hieronder opgenomen criteria bij excessen zijn niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Criteria bij excessen De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:
Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. |
Ondertekening
Bijlage 1 BEGRIPPENLIJST
Aanbouw |
grondgebonden ondergeschikte toevoeging van één bouwlaag |
Aangekapt |
met kap bevestigd aan dakvlak |
Achterkant |
het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied |
Afdak |
dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen |
Authentiek |
overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk |
Band |
horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen |
Bedrijfsbebouwing |
gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen,werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter |
Beschermd dorps- of stadsgezicht |
gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet |
Beschot |
afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen |
Bestemmingsplan |
door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd |
Bijgebouw |
ondergeschikt gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage |
Blinde muur of gevel |
muur of gevel zonder raam, deur of andere opening |
Borstwering |
lage dichte muur tot borsthoogte |
Boeibord |
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal |
Boerderij |
gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis |
Bouwblok |
een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt |
Bouwlaag |
verdieping van een gebouw, door vloeren of balklagen begrensd |
Bovenbouw |
het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels |
Buitengebied |
buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijkgebied genoemd |
Bungalow |
meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd |
Buurtschap |
verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom |
Carport |
afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning |
Commissie Cultureel Erfgoed Maassluis |
deze commissie brengt advies uit over (bouw)plannen in het beschermd gezicht en in de invloedssfeer van monumenten en beeldbepalende panden |
Dak |
afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht |
Dakhelling |
de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak |
Dakkapel |
uitbouw op een hellend dakvlak |
Dakopbouw |
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert |
Dakraam |
raam in een hellend dak |
Deelplan |
een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt |
Detail |
ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam |
Detaillering |
uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen of aansluitingen |
Drager en invulling |
de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden) |
Dynamiek |
hoeveelheid veranderingen in een gebied |
Ensemble |
architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden |
Erf |
het perceel exclusief hoofdgebouwen, waarbij voor kleine bouwwerken onderscheid te maken is tussen erven aan een voorkant en aan een achterkant |
Erker |
ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas |
Flat |
groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen |
Galerij |
gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen |
Geleding |
verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen |
Gepotdekseld |
gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan |
Gevel |
buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel) |
Gootklos |
in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot |
Groengebied |
gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden |
Hoofdgebouw |
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken |
Hoogbouw |
gebouwen van meer dan vier lagen |
Individueel gebouw |
zelfstandig, op zichzelf staand gebouw |
Industriebebouwing |
gebouwen met een industriële bestemming |
Industriegebied |
gebied bestemd voor de vestiging van industrie |
Kavel |
grondstuk, kadastrale eenheid |
Kern |
centrum van een dorp of stad |
Klossen |
uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten |
Kop |
in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw |
Laag |
zie bouwlaag |
Laagbouw |
gebouwen van één of twee lagen |
Lak |
afwerklaag van schilderwerk |
Landelijk gebied |
zie buitengebied |
Latei |
draagbalk boven gevelopening |
Lessenaardak |
dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak |
Lichtkoepel |
raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel |
Lijst |
een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel |
Lineair |
rechtlijnig, langgerekt |
Lint |
langgerekte weg met daarlangs overwegend vrijstaande bebouwing ineen gegroeide structuur met variërende dichtheden. Linten komen voor in depolders, langs dijken en in de dorpen en steden (oude invalswegen). |
Luifel |
een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur |
Maaiveld |
bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grenstussen grond en lucht |
Mansardekap |
dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is danhet bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat |
Massa |
volume van een gebouw of bouwdeel |
Metselverband |
het zichtbare patroon van metselwerk |
Middelhoogbouw |
gebouwen van drie of vier lagen |
Middenstijl |
verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn |
Monument |
aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van deMonumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan of aangewezen onroerend goed als bedoeld in de gemeentelijke Monumentenverordening |
Negge |
het vlak of de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn |
Nok |
horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak |
Onderbouw |
het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak |
Ondergeschikt |
voert niet de boventoon |
Ontsluiting |
de toegang tot een terrein of een gebouw |
Oriëntatie |
de richting van een gebouw |
Oorspronkelijk |
origineel, aanvankelijke vorm, authentiek |
Orthogonaal |
rechthoekig |
Overstek |
bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel |
Paneel |
rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting |
Peil |
|
Plaatmateriaal |
bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel) |
Planmatige bebouwing |
groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan |
Plint |
een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw |
Portiek |
gemeenschappelijk trappenhuis |
Pyramidedak |
dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten |
Renovatie |
vernieuwing van een gebouw |
Rijtjeshuis |
huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen |
Ritmiek |
regelmatige herhaling |
Rollaag |
horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand |
Rooilijn |
lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden |
Sanering |
herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw |
Schilddak |
dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken |
Schuur |
bijgebouw ten behoeve van opslag |
Situering |
de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving |
Stads- en dorpsvernieuwing |
maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen |
Stijl |
architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of een bepaalde stroming |
Textuur |
de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk) |
Voorgevellijn |
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk |
Voorkant |
het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied |
Welstandscommissie |
een door de gemeenteraad benoemde, onafhankelijke commissie die advies uitbrengt aan burgemeester en wethouders over het uiterlijk van bouwwerken |
Windveer |
plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen |
Wolfseind |
meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen |
Zijgevellijn |
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk |
Bijlage 2 ALGEMENE CRITERIA
De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. Deze criteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling, omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. Toepassing In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. |
Relatie tussen bouwwerk en omgeving |
|
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen. Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. |
|
Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie. Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. |
Materiaal, textuur, kleur en licht |
|
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. |
Bijlage 3 STRAATNAMENREGISTER
Als er naar aanleiding van de indeling twijfel bestaat in welk gebied een gebouw thuishoort, zal de welstandscommissie op basis van de beschrijvingen en afbeeldingen aangeven welke criteria van toepassing worden geacht. Gebruikte afkortingen: N: noordzijde NO: noordoostzijde O: oostzijde NW: noordwestzijde W: westzijde ZO: zuidoostzijde Z: zuidzijde ZW: zuidwestzijde A A.E. Maasstraat 4 Adelaarstraat 6 Adriaan van Heelstraat 13 Adriaen Brouwerstraat 6 Albert Cuypplein 6 Aletta Jacobsstraat 6 Andreasplein 11 Ankerstraat 1 Anne de Vriesstraat - N Sluispolderkade 1 - Z Sluispolderkade 6 Annie Romeinstraat 6 Arie Boumanstraat 10 Arie Krijgsmanstraat 7 Arthur van Schendelstraat 6 Asserdreef 9 B … |
Bijlage 4 MONUMENTEN
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl