Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR680730
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR680730/1
Bodemkwaliteitskaart gemeente Tholen 2022
Geldend van 23-08-2022 t/m heden
Intitulé
Bodemkwaliteitskaart gemeente Tholen 2022De raad van de gemeente Tholen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 mei 2022:
b e s l u i t :
- 1.
de geactualiseerde Nota bodembeheer 2022 (incl. bodemfunctiekaart) vast te stellen.
- 2.
de geactualiseerde Bodemkwaliteitskaart 2022 (incl. PFAS) vast te stellen.
- 3.
de Nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland actualisatie 2020 van Waterschap Scheldestromen vast te stellen.
1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel
Op 12 oktober 2012 heeft de gemeenteraad van Tholen een Nota bodembeheer (lit. 1) inclusief bijbehorende bodemkwaliteitskaart (lit. 2) vastgesteld. Bij deze vaststelling is vastgelegd, dat de nota bodembeheer een maximale geldigheid heeft van 10 jaar1.
In 2016 is de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart geëvalueerd (lit. 3). Op basis daarvan heeft de gemeenteraad van Tholen op 6 juli 2017 besloten om de geldigheid van de bodemkwaliteitskaart uit 2012 ongewijzigd te verlengen.
Gemeenten zijn verplicht om een bodemfunctiekaart vast te stellen. Deze is in 2012 opgenomen in bijlage 5 van de nota bodembeheer. De bodemfunctiekaart is van belang om te bepalen welke normen gelden voor het toepassen van grond en bagger en welke terugsaneerwaarden gelden bij bodem-saneringen.
In dit rapport zijn de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart van de gemeente Tholen geactualiseerd.
In een bodemkwaliteitskaart wordt een bodembeheergebied ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare milieu-hygiënische kwaliteit. Het gaat hierbij om de ‘gemiddelde’ kwaliteit van deze gebieden, afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen.
Binnen bepaalde randvoorwaarden kan de bodemkwaliteitskaart worden gebruikt als milieu-hygiënische verklaring. Hierdoor is bij grondverzet minder onderzoek nodig en hoeven minder vaak partijkeuringen te worden uitgevoerd om bij werkzaamheden vrijgekomen grond weer elders te kunnen toepassen.
De nota bodembeheer bevat de gemeentelijke regels voor grondverzet binnen en tussen zones, als lokale uitwerking van de regelgeving uit het landelijke Besluit bodemkwaliteit.
Relatie met andere bodemkwaliteitskaarten in de gemeente Tholen
Voor PFAS geldt een afzonderlijke regionale bodemkwaliteitskaart (lit. 4), die gemaakt is samen met de gemeentes Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal. De bodemkwaliteitskaart voor PFAS is op 15 september 2020 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van Tholen.
Sindsdien zijn er veel nieuwe gegevens beschikbaar gekomen. Daarbij blijkt, dat langs de Westerschelde hogere PFAS-gehalten voorkomen als gevolg van seaspray. De regionale bodemkwaliteitskaart voor PFAS wordt daarom later in 2022 eveneens geactualiseerd. Binnen de gemeente Tholen bevestigen de nieuwe PFAS-gegevens de huidige bodemkwaliteitskaart en is dus geen aanpassing voorzien.
Verder is er een afzonderlijke bodemkwaliteitskaart van de wegbermen in de provincie Zeeland. Deze is in 2020 geactualiseerd (lit. 5) en bevat binnen de gemeente Tholen de bermen van de wegen die in beheer zijn van het waterschap of de provincie, alsmede de wegen in het buitengebied die worden beheerd door de gemeente Tholen.
Tot slot is ook de waterbodemkwaliteitskaart van waterschap Scheldestromen in 2020 geactualiseerd (lit. 6).
1.2 Wettelijk kader
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (lit. 7) en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit (lit. 8) zijn in 2008 in werking getreden. Deze vormen het wettelijke kader voor hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
In het Besluit bodemkwaliteit zijn generieke regels opgenomen, waarbij de normen voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk zijn van zowel de kwaliteit als de functie van de ontvangende bodem. De normering en klasse-indeling volgens het Besluit bodemkwaliteit worden toegelicht in hoofdstuk 2.
Het Besluit bodemkwaliteit bevat de mogelijkheid om op grond van de lokale situatie gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Ook dit wordt verder toegelicht in hoofdstuk 2.
Richtlijn bodemkwaliteitskaarten
Bodemkwaliteitskaarten dienen te worden opgesteld conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 9) en bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit.
Bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit vormt vooral een samenvatting van hetgeen uitgebreider is beschreven in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Bijlage M bevat voor het opstellen van de kaart geen aanvullende voorschriften die niet zijn opgenomen in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten.
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten beschrijft het opstellen van een bodemkwaliteitskaart aan de hand van acht procesmatige stappen:
- 1.
definitiefase, programma van eisen
- 2.
identificatie van onderscheidende kenmerken
- 3.
voorbewerken beschikbare informatie
- 4.
indelen beheergebied in deelgebieden
- 5.
evaluatie gebiedsindeling op basis van beschikbare informatie
- 6.
verzamelen van aanvullende informatie
- 7.
karakteriseren van de bodemkwaliteit per bodemkwaliteitszone
- 8.
resultaten weergeven in (water)bodemkwaliteitskaart
Over de status van deze acht stappen schrijft de Richtlijn, dat het in de praktijk niet noodzakelijk is om het stappenplan één op één te volgen maar dat het wel noodzakelijk is dat de elementen hiervan terugkomen in de eigen werkwijze.
In de Regeling bodemkwaliteit is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket uit de NEN5740 (lit. 10).
De algemene werkwijze bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart komt op het volgende neer:
In een bodemkwaliteitskaart wordt een gebied ingedeeld in één of meer zones met een milieu-hygiënisch vergelijkbare algemene bodemkwaliteit. Gebieden met eenzelfde historie hebben in het algemeen een vergelijkbare diffuse bodemkwaliteit. Dit betekent dat de indeling in zones gebeurt op basis van algemene historische gegevens (onderscheidende kenmerken) zoals bodemopbouw, (voormalig) landgebruik en ouderdom van woonwijken en bedrijfsterreinen.
Vervolgens worden de analyseresultaten van binnen de zones uitgevoerde bodemonderzoeken geanalyseerd. Per zone worden verschillende statistische kengetallen berekend voor verschillende stoffen. Op basis van deze berekeningen en het ruimtelijke patroon van de waarnemingen wordt de zone-indeling getoetst en zo nodig bijgesteld. Er wordt gekeken welke analyseresultaten niet representatief zijn voor de algemene zonekwaliteit, zodat deze gegevens als uitbijters buiten de dataset van de zoneringsberekeningen worden gelaten. De uiteindelijke indeling in zones is dus een combinatie van historische informatie en statistische bewerkingen.
Volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten worden de zones geclassificeerd op basis van het rekenkundig gemiddelde.
1.3 Relatie met toekomstige Omgevingswet
Het omgevingsrecht in Nederland wordt ingrijpend herzien. Diverse sectorale wet- en regelgeving over de leefomgeving wordt samengebracht in de Omgevingswet met vier bijbehorende AmvB’s en één Ministeriële regeling. De huidige Wet bodembescherming verdwijnt en wordt in beknoptere vorm opgenomen in de Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet wordt alle gemeentelijke regelgeving voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in één omgevingsplan. Er bestaan op termijn – na een overgangsperiode – dus geen afzonderlijke bestemmingsplannen, nota’s bodembeheer e.d. meer.
Het in werking treden van de Omgevingswet is enkele malen uitgesteld. Op 27 mei 2021 is de startdatum van de Omgevingswet van 1 januari 2022 verplaatst naar 1 juli 2022. In een Kamerbrief d.d. 1 februari 2022 is deze datum losgelaten. Op 24 februari 2022 heeft de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een ontwerp-Koninklijk Besluit (KB) met de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet, 1 januari 2023, aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer.
Aanvullingsspoor bodem
De onderwerpen bodem, natuur, geluid en grondeigendom waren nog niet meegenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel van de Omgevingswet dat door het parlement is aangenomen op 1 juli 2015 (Tweede Kamer) respectievelijk 22 maart 2016 (Eerste Kamer). Deze vier onderwerpen zijn opgenomen in vier Aanvullingswetten die inmiddels ook zijn aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Onder deze Aanvullingswetten hangen Aanvullingsbesluiten en Aanvullingsregelingen, waaronder het Aanvullingsbesluit bodem en de Aanvullingsregeling bodem.
Het Aanvullingsbesluit bodem is op 25 februari 2021 bekendgemaakt in het Staatsblad (lit. 11).
Het Aanvullingsbesluit bodem is tweeledig:
- -
enerzijds bevat het Aanvullingsbesluit artikelen die worden toegevoegd aan de 4 Omgevingswet-AmvB’s, met name aan het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL);
- -
anderzijds bevat het Aanvullingsbesluit een geheel nieuw, gedeeltelijk herschreven Besluit bodemkwaliteit.
Het BAL bevat meerdere verwijzingen naar het ‘Besluit bodemkwaliteit 2021’. Er komt tevens een nieuwe Regeling bodemkwaliteit waarvan de internetconsultatie plaatsvond in de periode 1 maart 2021 – 30 april 2021.
Vrijwel alles wat nu volgens het Besluit bodemkwaliteit als gebiedsspecifiek beleid kan worden vastgesteld, is straks onder de Omgevingswet ook mogelijk in de vorm van maatwerkregels in het omgevingsplan.
Er is één uitzondering op het voorgaande, namelijk bij het vaststellen van Lokale maximale waarden (LMW) die hoger zijn dan de interventiewaarde. Dit laatste is niet relevant voor de gemeente Tholen.
In de concept Rbk 2021 zijn geen vereisten meer opgenomen over hoe een bodemkwaliteitskaart wordt opgesteld en wordt dus niet meer verwezen naar de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Dit vanuit de filosofie van de Omgevingswet dat decentrale overheden goed in staat zijn om aan hun verantwoordelijk-heden de juiste vorm en inhoud te geven. Gedetailleerde instructies hoe andere overheden taken of bevoegdheden moeten uitoefenen worden daarom in de nieuwe Regeling bodemkwaliteit geschrapt.
Actualisatie: onder het ‘oude’ recht (en valt daarna onder overgangsrecht)
Voorliggende actualisatie van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart vindt nog plaats onder het ‘oude’ recht van het Besluit bodemkwaliteit, omdat de geldigheid van de nota bodembeheer in oktober 2022 verloopt.
Bij het in werking treden van de Omgevingswet vallen de bodemfunctiekaart, de verschillende bodemkwaliteitskaarten en het gebiedsspecifieke beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht en komen daarmee automatisch in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot en met 2029 de tijd om alles uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan over te zetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan2.
In dit rapport is aangesloten op de toekomstige terminologie onder de Omgevingswet:
- -
bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur (in plaats van Achtergrondwaarde)
- -
bodemfunctieklasse Landbouw/natuur (het huidige Besluit bodemkwaliteit benoemt strikt genomen alleen de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie)
1.4 Bestuurlijke vaststelling en geldigheid
Het vaststellen van een bodemkwaliteitskaart met regels voor grondverzet volgens het generieke beleid is een bevoegdheid van het College van Burgemeester en Wethouders.
Het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid is een bevoegdheid van de gemeenteraad, waarvoor een openbare voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd.
De nota bodembeheer uit 2012 bevat gebiedsspecifiek beleid, dat gedeeltelijk en met aangepaste kaarten wordt voortgezet. Deze bodemkwaliteitskaart wordt daarom samen met het gebiedsspecifieke beleid vastgesteld door de gemeenteraad van Tholen.
Zoals hiervoor al vermeld vallen bij het in werking treden van de Omgevingswet de verschillende bodemkwaliteitskaarten, de bodemfunctiekaart en de nota bodembeheer onder het overgangsrecht en komen daarmee automatisch in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Vervolgens dienen deze op termijn te worden overgezet naar het nieuwe deel van het omgevingsplan.
Per 1 januari 2016 is de Regeling bodemkwaliteit gewijzigd. Bij deze wijziging is expliciet in de Regeling bodemkwaliteit opgenomen, dat een bodemkwaliteitskaart een geldigheidsduur heeft van maximaal 5 jaar. De geldigheidsduur kan (na evaluatie) worden verlengd.
De conceptversie van de Regeling bodemkwaliteit 2021 bevat eveneens een geldigheidstermijn van 5 jaar. In algemene zin is echter één van de uitgangspunten van de Omgevingswet om in de regelgeving geen specifieke termijnen voor de geldigheid van onderzoek op te nemen.
Begrenzing bodembeheergebied
Deze bodemkwaliteitskaart heeft alleen betrekking op de landbodem waarvoor de gemeente Tholen het bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Op grond van artikel 3 van het Besluit bodemkwaliteit is voor toepassingen van grond en bagger in oppervlaktewaterlichamen de beheerder het bevoegd gezag. De Waterregeling (lit. 12) bevat kaarten met de begrenzing van de gebieden waar Rijkswaterstaat vergunningverlener is in het kader van de Waterwet en in het verlengde daarvan het bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit.
Bijlage 1 bevat de begrenzing van het bodembeheergebied waarvoor de gemeente Tholen het bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, gebaseerd op de kaartbijlagen van de Waterregeling. Ten opzichte van 2012 is deze begrenzing gewijzigd bij Rammegors tussen de vroegere eilanden Sint Philipsland en Tholen.
2 NORMERING EN KLASSE-INDELING VOLGENS BESLUIT BODEMKWALITEIT
2.1 Introductie
Het Besluit bodemkwaliteit kent afzonderlijke normen voor toepassingen van grond en bagger op de landbodem en toepassingen in oppervlaktewater. De verschillende normen per stof zijn opgenomen in Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Voor deze bodemkwaliteitskaart zijn alleen de normen voor het toepassen van grond op de landbodem van belang. Deze worden toegelicht in paragraaf 2.2.
Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen:
- -
Generiek beleid;
- -
Gebiedsspecifiek beleid
Dit onderscheid wordt toegelicht in paragraaf 2.3.
2.2 Normen voor toepassingen op de landbodem
In de Regeling bodemkwaliteit zijn de landelijke Achtergrondwaarden vastgelegd. Deze gelden als toetsingskader om te bepalen of grond “schoon” is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de Achtergrondwaarden.
Het Besluit bodemkwaliteit relateert het beleid voor het toepassen van grond en bagger aan zowel de functie als de kwaliteit van de ontvangende bodem. Daartoe zijn de bodemfunctieklassen ‘Wonen’ en ‘Industrie’ geïntroduceerd. Daarnaast zijn er bodemkwaliteitsklassen ‘Wonen’ en ‘Industrie’ met bijbehorende maximale waarden.
In de terminologie van de Omgevingswet worden grond en bagger die aan de Achtergrondwaarden voldoen ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur. Vooruitlopend hierop wordt in dit rapport ook de term bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur gehanteerd.
Indeling in bodemkwaliteitsklassen:
Voor toepassingen op de landbodem gelden derhalve de volgende normen:
- -
Achtergrondwaarde (AW)
- -
Maximale waarden voor wonen (MaxWONEN)
- -
Maximale waarden voor industrie (MaxINDUSTRIE)
Voor veel stoffen is MaxINDUSTRIE gelijk aan de interventiewaarde. Met name voor veel organische verbindingen waaronder minerale olie, PCB’s en diverse bestrijdingsmiddelen is MaxINDUSTRIE lager dan de interventiewaarde.
Toetsingsregels
In de Regeling bodemkwaliteit zijn voor de Achtergrondwaarden en de ‘Maximale waarden voor wonen’ (MaxWONEN) toetsingsregels opgenomen, waarbij een beperkt aantal stoffen in geringe mate de norm mag overschrijden. Deze toetsingsregels zijn afhankelijk gesteld van het aantal geanalyseerde stoffen. Voor de ‘Maximale waarde voor industrie’ (MaxINDUSTRIE) geldt geen toetsingsregel.
De toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde geldt zowel voor de ontvangende bodem als voor de toe te passen grond.
Toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde (bij 7 t/m 15 parameters)3:
Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan de Achtergrondwaarde, mits niet hoger dan 2 x Achtergrondwaarde en niet hoger dan MaxWONEN
Grond voldoet aan de Achtergrondwaarde wanneer de grond voldoet aan voornoemde toetsingsregel.
De toetsingsregel voor MaxWONEN geldt alleen voor de beoordeling van de ontvangende bodem en mag niet worden toegepast om de kwaliteit van een partij hergebruiksgrond te bepalen.
Toetsingsregel voor MaxWONEN (bij 7 t/m 15 parameters):
Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan MaxWONEN , mits niet hoger dan MaxWONEN + Achtergrondwaarde en niet hoger dan MaxINDUSTRIE
De toetsingsregels gelden ook bij de classificatie van zones in een bodemkwaliteitskaart.
2.3 Generiek en gebiedsspecifiek beleid uit Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen:
- -
Generiek beleid
- -
Gebiedsspecifiek beleid
Generiek beleid
In het Besluit bodemkwaliteit is het beleid voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk gesteld van zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. De strengste is daarbij (in het generieke beleid) maatgevend:
* Het huidige Besluit bodemkwaliteit kent strikt genomen alleen de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. De terminologie onder de Omgevingswet bevat tevens de bodemfunctieklasse Landbouw/natuur.
Voorbeeld 1:
Wanneer de bodemkwaliteit van een industrieterrein voldoet aan de Achtergrondwaarde, dan geldt als toepassingseis dat de toe te passen grond ook aan de Achtergrondwaarde dient te voldoen.
Voorbeeld 2:
Wanneer de bodemkwaliteit van een oud stadscentrum niet voldoet aan MaxWONEN, (maar bijv. wel aan MaxINDUSTRIE), dan geldt als toepassingseis MaxWONEN.
Gebiedsspecifiek beleid
Binnen bepaalde grenzen en randvoorwaarden mogen gemeenten besluiten om af te wijken van het ‘generieke beleid’ en voor een deel van hun grondgebied een strenger of juist minder streng beleid voeren. De gemeenteraad stelt dan ‘Lokale Maximale Waarden’ (LMW) vast. In dat geval spreekt het Besluit bodemkwaliteit van ‘gebiedsspecifiek beleid’4.
Uitgangspunt is hierbij dat tenminste sprake moet zijn van standstill op gebiedsniveau. Standstill op gebiedsniveau houdt in dat verhoogde LMW alleen gelden voor grond en bagger die afkomstig is uit het eigen bodembeheergebied.
Het gebiedsspecifiek beleid moet worden onderbouwd op basis van o.a. de milieu-hygiënische risico’s. Dit gebeurt met behulp van de risicotoolbox. In dit model wordt gekeken naar zowel de humane als de ecologische risico’s. Verder is bij gebiedsspecifiek beleid een bodemkwaliteitskaart verplicht.
Voorwaarden voor gebiedsspecifiek beleid
Een besluit van de gemeenteraad om gebiedsspecifiek beleid te voeren bevat volgens artikel 47 van het Besluit bodemkwaliteit:
- -
Een bodemkwaliteitskaart (inclusief begrenzing van het bodembeheergebied en de kwaliteit van de bodem) en een kaart met de functies van de bodem;
- -
De Lokale Maximale Waarden (LMW);
- -
Een motivering aan de hand van de LMW in relatie tot de kwaliteit van de bodem, de maatschappelijke noodzaak van die waarden en een beschrijving van de gevolgen voor de bodemkwaliteit in het beheergebied. Laatstgenoemde beschrijving vindt plaats met behulp van de risicotoolbox.
Overige voorwaarden:
- -
Er wordt uitgegaan van standstill op het niveau van een bodembeheergebied. Met andere woorden: in de Nota bodembeheer wordt het herkomstgebied van grond en bagger vastgelegd waarvoor de LMW gelden.
Het Besluit bodemkwaliteit definieert een bodembeheergebied als: een aaneengesloten door de gemeente afgebakend deel van de oppervlakte van een of meer gemeenten. Hogere LMW dan de generieke toepassingsnormen gelden dus alleen voor grond en bagger die afkomstig is uit het herkomstgebied dat is vastgesteld als bodembeheergebied;
- -
Het besluit om gebiedsspecifiek beleid te voeren wordt voorbereid conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht5 en staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- -
Binnen 10 jaar wordt overwogen of het besluit tot gebiedsspecifiek beleid aanpassing behoeft.
3 WERKWIJZE
3.1 Onderscheidende kenmerken voor de zone-indeling
De bestaande zone-indeling uit de voorgaande bodemkwaliteitskaart uit 2011 (lit. 2) is als startpunt genomen, aangevuld de aandachtspunten uit de in 2016 uitgevoerde evaluatie (lit. 3). In 2016 is geadviseerd om de zone ‘overige woonbebouwing voor 1980’ te splitsen in een vooroorlogs deel enerzijds en de naoorlogse wijken tot 1980 anderzijds.
De historische gegevens zijn in het verleden al in kaart gebracht ten behoeve van de bodemkwaliteits-kaarten uit 2011 (lit. 2) en 2006 (lit. 13). Onderscheidende kenmerken voor de zone-indeling zijn daarin de gebruikshistorie:
- -
Ouderdom van de bebouwing
- -
Onderscheid tussen woongebied en bedrijfsterrein
Bebouwingsgeschiedenis
De bebouwingsgeschiedenis is in kaart weergegeven in bijlage 2. Bij sloop en nieuwbouw is de eerste (oudste) bebouwing maatgevend voor de zone-indeling.
In de bodemkwaliteitskaart uit 2011 was – afgezien van de oude kern van Tholen – geen onderscheid gemaakt tussen vooroorlogse en naoorlogse bebouwing. Dit onderscheid is nog wel beschikbaar in een GIS-bestand van de bodemkwaliteitskaart uit 2006. Destijds zijn de vooroorlogse kernen goed begrensd in de toenmalige bodemkwaliteitskaart.
Bij de evaluatie in 2016 zijn de toenmalige grenzen uit 2006 vergeleken met oude topografische kaarten en de bouwjaren zoals vastgelegd in de BAG (basisadministratie adressen en gebouwen). Daaruit kwamen alleen in Poortvliet, Scherpenisse en Tholen minimale correcties naar voren, die zijn verwerkt in voorliggende bodemkwaliteitskaart. Verder is bij deze actualisatie een kleine correctie gedaan ten noordwesten van de voormalige haven van Sint Annaland.
Bij deze actualisatie in 2022 zijn alle kernen opnieuw nagelopen, waarbij op basis van een recente luchtfoto en recente topografische kaart nieuw aangelegde bebouwing is ingetekend in bijlage 2 (bijvoorbeeld in Sint Philipsland).
Buitendijks gebied en inpolderingen na 1900
De buitendijkse gebieden en de inpolderingen na 1900 zijn in kaart weergegeven in bijlage 3.
Bij recente inpolderingen (uit de 20e eeuw) en in buitendijks gebied kan de bodemkwaliteit afwijken als gevolg van sedimentatie van verontreinigd rivierslib. Dit geldt vooral voor de buitendijks gelegen Slikken van de Heene bij Sint Philipsland.
Voormalige boomgaarden
Bijlage 4 bevat een overzicht van voormalige boomgaarden uit de periode 1940-1980 (gebaseerd op oude topografische kaarten). Met name in het begin van deze periode werd veel DDT toegepast in de fruitteelt. In (voormalige) boomgaarden worden hierdoor regelmatig verhoogde concentraties DDT gemeten. De voormalige boomgaarden vormen verdachte locaties en zijn niet als aparte zones opgenomen in deze bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart kan niet worden gebruikt als bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond ter plaatse van voormalige boomgaarden uit de periode 1940-1980. .
Lokale verontreinigingen
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten stelt expliciet, dat in de bodemkwaliteitskaart een kaartlaag moet worden opgenomen van bekende en verwachte lokale verontreinigingen. Hiervoor mag worden volstaan met een lijst gebaseerd op het landsdekkend beeld bodemkwaliteit (LDB).
De informatie over verdachte en verontreinigde locaties wordt bijgehouden in het bodeminformatie-systeem. Om deze reden is geen aparte lijst of kaart met deze locaties opgenomen in de rapportage van de bodemkwaliteitskaart. In plaats daarvan wordt verwezen naar het bodeminformatiesysteem voor de meest actuele gegevens.
3.2 Verantwoording dataset: gegevens uit het bodeminformatiesysteem
In 2016 is ten behoeve van de evaluatie een op (dat moment) actueel databestand samengesteld, gebaseerd op exports uit Nazca-i d.d. 4 en 6 november 2016 (invoer t/m onderzoek-ID 173682).
Op 11 november 2022 zijn relevante gegevensbestanden met behulp van de in Nazca-i beschikbare exportfunctionaliteit uit het systeem gehaald:
- -
een zipbestand met GIS-bestanden (shapefiles) voor heel Zeeland met o.a. boorpunten en locatie- en onderzoekscontouren.
- -
een aantal selecties uit het menuscherm raadplegen/selecteren en rapporteren. Hier is in het hoofdmenu van Nazca-i onder locatiegegevens/adres een voorselectie gemaakt op basis van gemeentenaam=Tholen.
De export van 11 november 2022 betreft de invoer t/m Nazcacode NZ071605704 (onderzoek ID 211071). De onderzoek-ID is gebruikt als unieke identificatie van de bodemrapporten.
Op basis van deze export is nagegaan welke gegevens sinds de evaluatie uit 2016 zijn toegevoegd aan het bodeminformatiesysteem. Op deze gegevens is een kwaliteitscontrole uitgevoerd (ontbrekende dieptetrajecten, gekke invoerwaarden etc.). Enkele gegevens zijn nagezocht in de pdf-bestanden van de bodemrapporten en verbeterd in de datset.
De nieuwe invoer is eerst afzonderlijk bekeken en vervolgens samengevoegd met de dataset waarmee in 2016 de evaluatie van de bodemkwaliteitskaart is uitgevoerd.
Aan de geanalyseerde grond(meng)monsters zijn op de volgende wijze x- en y-coördinaten toegekend:
- -
indien de boorpunten van de geanalyseerde (meng)monsters zijn ingetekend: het gemiddelde van de x- en y-coördinaten van de deelmonsters uit desbetreffend mengmonster. Daarbij is een controle gedaan op evident verkeerd ingetekende boorpunten (ver buiten de onderzoekslocatie).
Bij iets minder dan 90% van de gegevens zijn de x- en y-coördinaten gebaseerd op de ingetekende boorpunten;
- -
wanneer geen boorpunten zijn ingetekend: het middelpunt van de rapportcontour.
Somparameters PAK en PCB
PAK en PCB zijn somparameters. Deels bevat de dataset alleen de 10 individuele PAK, respectievelijk de 7 individuele PCB. Deels bevat de dataset alleen een somparameter. Verder zijn voor een deel zowel de individuele waarden als een somparameter beschikbaar.
In eerste instantie zijn de somparameters voor PAK en PCB bepaald op basis van de individuele componenten. Indien de dataset alleen de somparameter bevat dan is daarvan uitgegaan.
3.3 Selectie van representatieve gegevens
Uitgangspunt in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 9) is, dat alle beschikbare gegevens worden meegerekend, tenzij wordt gemotiveerd waarom bepaalde gegevens niet representatief zijn voor de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel daarover moeten de gegevens wél worden meegerekend.
De volgende gegevens worden op voorhand als niet representatief beschouwd en zijn dus niet meegerekend bij de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart:
- -
bodemonderzoeken voor 1995 (zelfde criterium als gehanteerd in bodemkwaliteitskaart uit 2011);
- -
onderzoekstypen gerelateerd aan saneringen: SAN, SO, SP, SE, BUS (criterium ook gehanteerd in bodemkwaliteitskaart uit 2011);
- -
Nader onderzoeken (deze kunnen soms bruikbaar zijn, maar in veel gevallen niet);
- -
Waterbodemonderzoek
- -
Monsters die alleen zijn geanalyseerd op minerale olie en niet op andere stoffen (regelmatig zijn dit lokale olieverontreinigingen. In ieder geval zijn dit vrijwel altijd plekken die verdacht zijn voor olieverontreiniging)
- -
Overige monsters die op slechts op één of enkele stoffen zijn geanalyseerd. Dit betreft meestal uitkarteringen of uitsplitsingen van mengmonsters. De grens is gelegd bij minder dan 5 toetsbare stoffen.
- -
Bodemonderzoeken van de voormalige adviesbureaus Bodemstaete en Elementair Putten (criterium ook gehanteerd in bodemkwaliteitskaart uit 2011)
Dit zijn dezelfde selecties als gehanteerd bij de evaluatie in 2016, voortbouwend op de eerdere criteria van de bodemkwaliteitskaart uit 2011.
In aanvulling hierop bevat bijlage 5 een tabel van rapporten met analyseresultaten die om overige redenen niet zijn meegerekend.
3.4 Berekening van statistische kengetallen
Op basis van de beschikbare analyseresultaten is voor elke zone een aantal statistische kengetallen berekend (diverse percentielwaarden, gemiddelde, lognormaal gemiddelde). Deze statistische kengetallen zijn opgenomen in bijlage 6.
De kengetallen zijn apart berekend voor de bovengrond (0-0,5 m-mv) en voor de ondergrond (0,5-2,0 m-mv). Voor het berekenen van het gemiddelde en het lognormaal gemiddelde zijn meetwaarden lager dan de detectiegrens vervangen door 0,7 x detectiegrens.
Voor het onderscheid tussen boven- en ondergrond is uitgegaan van het volgende:
- -
bovengrond = dieptetraject 0,0-0,5 m-mv; D1+D2 > 0 en D1+D2 <=1,0
- -
ondergrond = dieptetraject 0,5-2,0 m-mv; D1+D2 >1,0 en D1+D2 <=4,0
D1 = bovenkant monster
D2 = onderkant monster
Deze dieptetrajecten sluiten aan bij de dieptetrajecten die meestal worden gehanteerd in verkennend bodemonderzoek. De ondergrondmonsters in de dataset bestaan voor een belangrijk deel uit mengmonsters van het dieptetraject van circa 0,5 – 2,0 m-mv.
De Achtergrondwaarden en de maximale waarden voor wonen en industrie zijn voor veel stoffen afhankelijk van het bodemtype (percentages lutum en organische stof). Om de getallen gemakkelijk met elkaar te kunnen vergelijken, zijn alle statistische kengetallen in bijlage 6 omgerekend naar standaardbodem (lutum=25%, humus=10%). Vermenigvuldiging van het kengetal met de waarde uit de kolom bodemtypecorrectie geeft het oorspronkelijke kengetal.
3.5 Stoffenpakket
In de Regeling bodemkwaliteit is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket uit de NEN5740 (lit. 10). Het huidige stoffenpakket bestaat uit: barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, som-PAK, minerale olie, som-PCB’s, lutum en organische stof.
De stoffen arseen en chroom zijn sinds 1 juli 2008 niet meer opgenomen in het standaard stoffenpakket voor verkennend bodemonderzoek. Formeel hoeven deze stoffen niet meer te worden opgenomen in de bodemkwaliteitskaart. Voor deze stoffen zijn wel veel gegevens beschikbaar. Volledigheidshalve zijn ook arseen en chroom opgenomen in de bodemkwaliteitskaart.
Voor PFAS is een afzonderlijke bodemkwaliteitskaart van de regio Bevelanden en Tholen opgesteld (lit. 4). Hierin ligt de hele gemeente Tholen in de zone PFAS West Bevelanden en Tholen. Deze zone voldoet aan de landelijke achtergrondwaarden uit het tijdelijk handelingskader voor PFAS van 2 juli 2020 (lit. 14) en de nieuwe versie van het handelingskader voor PFAS van december 2021 (lit. 15).
Op basis van de export uit het bodeminformatiesysteem d.d. 11 november 2021 is tevens gekeken of de nieuwe PFAS-gegevens uit de gemeente Tholen deze classificatie bevestigen (zie paragraaf 4.3).
4 BODEMKWALITEITSKAART
4.1 Zones in de bodemkwaliteitskaart
De bodemkwaliteitskaart van de landbodem van de gemeente Tholen bestaat uit de volgende 5 zones:
(*) Binnen de in paragraaf 2.2 vermelde toetsingsregel voor MaxWONEN. Grond die in deze zone wordt ontgraven valt in klasse industrie, maar getoetst als ontvangende bodem valt deze zone in klasse Wonen.
De buitendijkse gebieden zijn niet gezoneerd, met uitzondering van de Oesterdam.
Bijlage 6 bevat de statistische kengetallen van deze zones.
Bijlage 7 bevat een kaart met de begrenzing van deze zones.
Bijlage 8A bevat de ontgravingskaart voor de bovengrond en bijlage 8B bevat de ontgravingskaart voor de ondergrond. Beide kaarten zijn gebaseerd op de classificatie van het rekenkundig gemiddelde (inclusief toetsingsregels).
Grootschalige bodemtoepassingen
In een grootschalige bodemtoepassing (GBT) op de landbodem mag grond worden toegepast tot MaxINDUSTRIE ongeacht de kwaliteit en functie van de ontvangende bodem. Boven bepaalde concentraties metalen (emissietoetswaarden) gelden aanvullende eisen over de maximale uitloging. Onder deze concentraties wordt de uitloging verwaarloosbaar geacht.
In alle zones voldoen de rekenkundig gemiddelden aan de emissietoetswaarden. Voor alle zones kan deze bodemkwaliteitskaart daarom tevens dienen als bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) voor toepassingen in een grootschalige bodemtoepassing (GBT).
Lokaal afwijkende situaties
Met nadruk wordt erop gewezen, dat in de bodemkwaliteitskaart een gemiddelde achtergrondkwaliteit van grotere gebieden wordt vastgelegd. Plaatselijk kan de bodemkwaliteit hiervan afwijken, bijvoorbeeld in geval van verdachte locaties, wegbermen, boerenerven en bijmengingen van puin en koolas.
Toepassen van grond op basis van deze bodemkwaliteitskaart is dus pas mogelijk, nadat eerst een vooronderzoek is uitgevoerd.
Wijzigingen ten opzichte van de bodemkwaliteitskaart uit 2011
De zone ‘overige woonbebouwing voor 1980’ uit de voorgaande bodemkwaliteitskaart is gesplitst in de volgende zones:
- -
Overige oude kernen
- -
Woonbebouwing 1940-1980
Bij deze zones is wat oudere bebouwing gevoegd die voorheen was opgenomen in de zone ‘Buiten-gebied en woonbebouwing na 1980’ (waaronder de oude bebouwing van de buurtschappen Strijenham en Het Oudeland).
De zone ‘Woonbebouwing 1940-1980’ heeft dezelfde classificatie als de oude zone ‘Overige woonbebouwing voor 1980’. In de zone ‘Overige oude kernen’ is de bovengrond ingedeeld in de ontgravingsklasse Industrie en de ondergrond in klasse Wonen.
Bij de zone ‘Woonbebouwing 1940-1980’ is tevens het deelgebied Vestetuin gevoegd (tussen de oude kern van Tholen en de N286). Dit deelgebied was in de voorgaande bodemkwaliteitskaart opgenomen in de zone ‘Bedrijven en industrie’.
De begrenzing van de zone ‘Oude kern Tholen’ is aangepast. Verder zijn de zonegrenzen aangepast aan de noordkant van Sint Annaland.
Afgezien van de Oesterdam zijn in de nieuwe bodemkwaliteitskaart alle buitendijkse gebieden niet gezoneerd. In de voorgaande bodemkwaliteitskaart was een deel van het buitendijkse gebied (met name de Slikken van de Heene) opgenomen in de zone ‘Buitengebied en woonbebouwing na 1980’.
4.2 Toelichting op de zones
Zone Oude kern Tholen
In de oude kern van Tholen komen duidelijk hogere gehalten voor (met name lood) dan in de overige vooroorlogse kernen. Net als in 2011 is de oude kern van Tholen daarom opgenomen in een aparte zone. Ten opzichte van 2011 is de grens van deze zone ingeperkt. In 2011 was ook de Schelde-Rijnweg aan de overzijde van de jachthaven (oftewel aan de overzijde van de vroegere Eendracht) opgenomen in deze zone. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is dit deel uit de zone gelaten en bij de zone ‘buitengebied en woonbebouwing na 1980’ gevoegd.
Zone Overige oude kernen
De zone ‘overige woonbebouwing voor 1980’ uit de voorgaande bodemkwaliteitskaart is gesplitst in de volgende zones:
- -
Overige oude kernen
- -
Woonbebouwing 1940-1980
De bovengrond van de zone ‘Overige oude kernen’ zit dicht bij de grens tussen klasse wonen en klasse industrie. Het gemiddelde van zink en PAK is nipt hoger dan MaxWONEN, zodat deze zone is ingedeeld in klasse Industrie.
De ondergrond van de zone ‘Overige oude kernen’ zit dicht bij de grens tussen klasse landbouw/natuur en klasse wonen. Het rekenkundig gemiddelde van lood en kwik is hoger dan de Achtergrondwaarde, maar deze gemiddelden vallen nog net binnen de toetsingsregel van de Achtergrondwaarde. Afzonderlijk getoetst voldoet bijna 40% van de ondergrondmonsters niet aan de Achtergrondwaarde. Daarom is errvoor gekozen de ondergrond van deze zone in te delen in klasse Wonen.
Ook de oude bebouwing van de buurtschappen Strijenham en Het Oudeland (Schakerloo op oudere kaarten) is bij de zone ‘overige oude kernen’ gevoegd.
Zone Woonbebouwing 1940-1980
De bovengrond van de zone Woonbebouwing 1940-1980 zit dicht bij de grens tussen klasse landbouw/natuur en klasse wonen. Het rekenkundig gemiddelde van lood en PAK is hoger dan de Achtergrondwaarde, maar deze gemiddelden voldoen nog aan de toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde.
Afzonderlijk getoetst voldoet ongeveer een derde van de bovengrondmonsters niet aan de Achtergrond-waarde. Om deze reden is ervoor gekozen om de bovengrond van deze zone in te delen in klasse wonen.
Voor deze zone zijn de afzonderlijke deelgebieden apart bekeken. Daarbij kwamen geen verschillen naar voren. Ook bij de afzonderlijke deelgebieden voldoet in het algemeen ongeveer een derde van de bovengrondmonsters niet aan de Achtergrondwaarde.
Bij deze zone is ook het deelgebied Vestetuin gevoegd (tussen de oude kern van Tholen en de N286). Dit deelgebied was in de voorgaande bodemkwaliteitskaart opgenomen in de zone ‘bedrijven en industrie’. Dit was een ouder bedrijfsterrein, voor een deel al ontwikkeld in de jaren 60. Langs de Grindweg stonden in dit deelgebied woningen die volgens de BAG zijn gebouwd in 1959.
Getalsmatig wijkt de kwaliteit van het deelgebied Vestetuin af van de rest van de zone Bedrijven en industrie. De bovengrond van het deelgebied valt in klasse Wonen, terwijl de zone Bedrijven en industrie aan de Achtergrondwaarde voldoet. Daarom is dit deelgebied uit de zone ‘Bedrijven en industrie’ gehaald. Het deelgebied is herontwikkeld en inmiddels bestaat het deelgebied uit woonbebouwing en winkelpanden. Een logische keuze is om het deelgebied Vestetuin bij de zone Woonbebouwing 1940-1980 te voegen.
Zone Bedrijven en industrie
Afgezien van de hiervoor beschreven aanpassing aan de noordkant van Tholen (Vestetuin) is de grens van deze zone niet aangepast ten opzichte van de zonegrens uit 2011. Recente uitbreidingen van bedrijfsterreinen zijn dus niet aan de zone toegevoegd.
Er is specifiek gekeken of de onderzoeksgegevens van het oudste deel van het bedrijfsterrein bij Sint Maartensdijk (aangelegd voor 1980) afwijken van de overige bedrijfsterreinen. Dit bleek niet het geval.
Oesterdam
Voor het bungalowpark aan de Oesterdam zijn bodemonderzoeken beschikbaar. Op basis van deze gegevens is de Oesterdam bij de zone ‘Buitengebied en woonbebouwing na 1980’ gevoegd.
Buitendijks gebied
Alle buitendijkse gebieden zijn niet gezoneerd gelaten. In het buitendijkse gebied zijn geen onderzoeksgegevens beschikbaar. Met name bij de Slikken van de Heene kan de bodemkwaliteit afwijken als gevolg van sedimentatie van verontreinigd rivierslib in het verleden.
Inpolderingen na 1900
Alle inpolderingen na 1900 zijn opgenomen in de zone ‘Buitengebied en woonbebouwing na 1980’.
De Prins Hendrikpolder bij Sint Philipsland is ingepolderd in 1908. Op basis van onderzoeksgegevens uit dit gebied wijkt deze polder niet af van de rest van het buitengebied.
De Pluimpot is afgedamd in 1957. Het bedrijfsterrein van Sint-Maartensdijk ligt voor een groot deel in de Pluimpot. Hier zijn geen afwijkende gehalten aangetroffen ten opzichte van de rest van de zone Bedrijven en industrie.
Voor de Abraham Wissepolder (ingepolderd in 1935) zijn geen bodemonderzoeksgegevens beschikbaar.
Een klein stukje van de Slikken van de Heene is ingepolderd geraakt bij de aanleg van de Philipsdam. Er zijn geen onderzoeksgegevens van dit gebiedje. Hier kan de bodemkwaliteit afwijken van de rest van het buitengebied, door sedimentatie van verontreinigd rivierslib in het verleden. Er is voor gekozen om de zonegrens op de Philipsdam te leggen in plaats van dit kleine gebiedje niet gezoneerd laten.
PCB
In alle zones is bij meer dan 80% van de monsters geen gehalte PCB boven de detectiegrens aangetoond.
De Regeling bodemkwaliteit schrijft voor, dat (om het gemiddelde te berekenen) waardes beneden de detectiegrens worden meegerekend als 0,7 x detectiegrens. Bij de sommatie van somparameters zoals de 7 PCB’s moet volgens de Regeling bodemkwaliteit elke afzonderlijke PCB beneden de detectiegrens worden meegerekend als 0,7 x detectiegrens. Bij lage humuspercentages leidt dit tot rekenwaardes die hoger zijn dan de Achtergrondwaarde voor PCB’s , hoewel geen enkele individuele PCB boven de detectiegrens is aangetoond. Soms leidt dit ertoe, dat het rekenkundig gemiddelde voor PCB in bijlage 6 iets hoger is dan de Achtergrondwaarde, hoewel zelden gehalten boven de Achtergrondwaarde zijn aangetoond. In het algemeen heeft dit geen consequenties voor de classificatie van de zones.
Op grond van de statistische verdeling en gegevens uit AW2000 leidt de 0,7 factor bij de sommatie van PCB’s tot een overschatting van deze somparameter (lit. 16). Een correctiefactor lager dan 0,3 geeft voor waarnemingen beneden de detectiegrens een realistischer schatting van de werkelijke gehaltes.
4.3 PFAS
Voor PFAS is in 2020 een afzonderlijke regionale bodemkwaliteitskaart gemaakt (lit. 4). De regionale bodemkwaliteitskaart PFAS heeft betrekking op gemeentes Borsele, Goes, Kapelle, Tholen, Noord-Beveland en Reimerswaal. Deze regionale bodemkwaliteitskaart is op 15 september 2020 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van Tholen.
In deze regionale bodemkwaliteitskaart ligt de hele gemeente Tholen in de zone PFAS West Bevelanden en Tholen. Deze zone voldoet aan de landelijke achtergrondwaarden uit het tijdelijk handelingskader voor PFAS van 2 juli 2020 (lit. 14) en de nieuwe versie van het handelingskader voor PFAS van december 2021 (lit. 15).
Sindsdien zijn er veel nieuwe gegevens beschikbaar gekomen. Daarbij blijkt, dat langs de Westerschelde hogere PFAS-gehalten voorkomen als gevolg van seaspray. De regionale bodemkwaliteitskaart voor PFAS wordt daarom later in 2022 eveneens geactualiseerd.
De export uit het bodeminformatiesysteem d.d. 11 november 2021 bevat in de gemeente Tholen 41 nieuwe PFAS-analyses. Bij 98% van deze monsters is geen PFAS-gehalte boven de landelijke achtergrondwaarden aangetoond. Eén monster heeft een gehalte PFOS (som lineair+vertakt) van 1,6 µg/kgds.
De statistische kengetallen van alle beschikbare PFAS-analyses uit de gemeente Tholen zijn opgenomen in bijlage 6F.
Voor het grondgebied van de gemeente Tholen bevestigen de nieuwe PFAS-gegevens de huidige bodemkwaliteitskaart en is dus geen aanpassing voorzien.
5 BODEMFUNCTIEKAART
Bijlage 9 bevat de geactualiseerde bodemfunctiekaart.
In de bodemfunctiekaart is de gemeente ingedeeld in de volgende bodemfunctieklassen:
- -
Landbouw/natuur
- -
Wonen
- -
Industrie
In de bodemfunctiekaart is ook de functie Wonen of Industrie toegekend aan enkele in de nabije toekomst te ontwikkelen locaties (die derhalve nog niet in de kaart met bebouwingsgeschiedenis in bijlage 2 staan).
In januari 2022 is de gemeente Tholen intern nagegaan voor welke gebieden de bodemfuncfiekaart moet worden aangepast. Deze wijzigingen zijn doorgevoerd in de kaart zoals opgenomen in bijlage 9.
6 TOEPASSINGSKAART
Voor het toepassen van grond en bagger volgt de gemeente Tholen grotendeels het generieke beleid.
Als gevolg van de wijzigingen in zonegrenzen wijzigt de toepassingskaart zoals opgenomen in bijlage 9A en 9B van de nota bodembeheer uit 2012. De nieuwe toepassingskaart is opgenomen in bijlage 10.
In de nota bodembeheer uit 2012 is gebiedsspecifieke beleid vastgesteld. Onderstaande tabel vermeldt het in 2012 vastgestelde gebiedsspecifiek beleid en de status daarvan na de bestuurlijke vaststelling van de geactualiseerde bodemkwaliteitskaart en nota bodembeheer:
Gebiedsspecifiek beleid 2012 |
Status na actualisatie 2022 |
Tuttelhoek Voor de locatie Tuttelhoek gelden als Lokale Maximale Waarde “industrie” voor de stoffen uit het standaard NEN5740-stoffenpakket alsmede voor DDD, DDE en DDT |
Gebiedsspecifiek beleid wordt ongewijzigd voortgezet |
Tholen Noord / Vestetuin Voor het gebied Tholen Noord / Vestetuin is in 2012 als Lokale Maximale Waarde “wonen” vastgesteld voor de stoffen uit het standaard NEN5740-stoffenpakket |
Gebiedsspecifiek beleid komt te vervallen |
Maximum percentage bodemvreemde bijmengingen Voor de zone Buitengebied en woonbebouwing na 1980 geldt een maximum percentage bodemvreemde bijmengingen van 5% (in plaats van de generieke norm van 20%) |
Gebiedsspecifiek beleid wordt voortgezet, met aangepaste begrenzing omdat de zonegrens gewijzigd is. Het gebiedsspecifiek beleid geldt ook voor het niet gezoneerde buitendijkse gebied. |
Het gebiedsspecifiek beleid voor Tuttelhoek wordt ongewijzigd voortgezet.
Het gebiedsspecifiek beleid voor Tholen Noord / Vestetuin komt te vervallen:
- -
dit gebied is opgenomen in de zone Woonbebouwing 1940-1980. De bovengrond is ingedeeld in kwaliteitsklasse wonen, waardoor de bovengrond volgens het generieke beleid al de toepassingsnorm klasse wonen heeft;
- -
de herontwikkeling van het gebied is inmiddels afgerond, zodat er geen aanleiding meer is voor gebiedsspecifiek beleid.
Het gebiedsspecifiek beleid voor bodemvreemde bijmengingen in de zone Buitengebied en woon-bebouwing na 1980 wordt voortgezet. De begrenzing van deze zone is op enkele plekken iets gewijzigd, zodat het gebied waarop dit gebiedsspecifiek beleid betrekking heeft ook enigszins wijzigt. Het gebiedsspecifiek beleid geldt ook voor het niet gezoneerde buitendijkse gebied.
Bijlage 11 bevat een kaart waarin is weergegeven waar het lagere percentage bodemvreemde bijmengingen van 5% geldt. Dit lagere percentage geldt ongeacht de herkomst van de grond of bagger.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 16 juni 2022.
w.g. M.L.P. Sijbers, voorzitter
w.g. L. Vermeij, griffier
LITERATUUR
- 1.
Nota Bodembeheer – uitvoeringsnota duurzaam grondstromenbeheer; Gemeente Tholen, 11 oktober 2012.
- 2.
Bodemkwaliteitskaart gemeente Tholen; CSO Adviesbureau, 10 mei 2011.
- 3.
Evaluatie bodemkwaliteitskaart gemeente Tholen; Marmos Bodemmanagement, 28 december 2016.
- 4.
Bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen; Marmos Bodemmanagement, 11 augustus 2020.
- 5.
Nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland – Actualisatie 2020; Marmos Bodemmanagement, 26 november 2020.
- 6.
Waterbodemkwaliteitskaart beheergebied waterschap Scheldestromen 2020; Marmos Bodemmanagement, 17 juni 2020.
- 7.
Besluit bodemkwaliteit; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2007, nr. 469.
- 8.
Regeling bodemkwaliteit; Staatscourant, 20 december 2007.
- 9.
Richtlijn bodemkwaliteitskaarten; Ministerie van VROM en Ministerie van Verkeer en Waterstaat; gepubliceerd via website NEN, 7 september 2007, inclusief wijzigingsblad d.d. 1 januari 2016.
- 10.
NEN5740, Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond; NEN, januari 2009.
- 11.
Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2021, nr. 98, 25 februari 2021.
- 12.
Regeling houdend regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling); Staatscourant, 17 december 2009.
- 13.
Bodemkwaliteitskaart bebouwd gebied gemeente Tholen; CSO Adviesbureau, 10 oktober 2006.
- 14.
Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020), Kamerstukken II, 2019/20, 35334 nr. 116, bijlage bij Kamerbrief van 3 juli 2020.
- 15.
Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (versie december 2021), bijlage bij Kamerbrief van 13 december 2021 (IENW/BSK-2021/335279)
- 16.
Evaluatie van het nieuwe stoffenpakket NEN5740 in relatie tot bodemkwaliteitskaarten in Zeeland; Marmos Bodemmanagement, 29 november 2010.
Noot
1Op grond van artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit, waarin staat: overweegt het bestuursorgaan, bedoeld in de artikelen 44 tot en met 46, ten minste eenmaal in de tien jaar in hoeverre een aldaar bedoeld besluit herziening behoeft.
Noot
2Strikt genomen moet deze datum nog in een Koninklijk besluit worden vastgesteld. De Memorie van toelichting van de Invoeringswet Omgevingswet vermeldt het voornemen om bij Koninklijk besluit als datum 1 januari 2029 vast te stellen. Later is afgesproken dat dit eind 2029 zal zijn. Het is nog niet bekend of het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet opnieuw leidt tot een latere datum.
Noot
3Voor nikkel geldt een afwijkende regel. Voor nikkel geldt als bovengrens van de toetsingsregel 2 x Achtergrondwaarde en niet de lagere Maxwonen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl