Beleidsregels ten aanzien van uitwegvergunningen

Geldend van 25-11-2003 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ten aanzien van uitwegvergunningen

GEMEENTELIJK BELEID

Om reden van orde en veiligheid en de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente is het van belang dat regulerend wordt opgetreden bij voornemens tot veranderingen aan de weg. Het maken van een uitweg behoort daar toe. In de Algemene plaatselijke verordening 2000, artikel 2.1.5.3, is daarom bepaald dat het verboden is zonder vergunning van burgemeester en wethouders:

  • -

    een uitweg te maken naar de weg;

  • -

    van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

  • -

    verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • -

    de bruikbaarheid van de weg;

  • -

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • -

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • -

    de bescherming van groenvoorzieningen in de Gemeente Loon op Zand.

Naar aanleiding van deze bepalingen zijn door burgemeester en wethouders “De Beleidsregels ten aanzien van uitwegvergunningen” vastgesteld. Deze regeling wordt gehanteerd bij het toetsen van aanvragen om een uitwegvergunning. Voldoet een aanvraag niet aan deze beleidsregels dan wordt de gevraagde vergunning in beginsel geweigerd.

Een uitweg moet aan bepaalde richtlijnen voldoen. In het algemeen is maatwerk nodig.

CRITERIA VOOR WEIGERING VAN UITWEGVERGUNNINGEN

Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg in ieder geval geweigerd

indien:

  • a.

    door het maken of veranderen van de uitweg het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en volgens de bestaande parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen voorhanden blijven dan wel dat nieuwe openbare parkeerplaatsen niet binnen een afstand van 50 m kunnen worden aangelegd;

  • b.

    door het maken of veranderen van de uitweg de structuur van een verkeersgebied wordt aangetast, zoals het verdwijnen van het onderscheid tussen een verkeersluw en een verkeersintensief gebied;

  • c.

    door het maken of veranderen van de uitweg de bij het ontwerpen van de wijkstructuur gemaakte afbakening tussen voetgangers- en autogebied wordt aangetast;

  • d.

    het perceel waarvoor de uitwegvergunning wordt aangevraagd reeds twee uitwegen heeft, dan wel dat één zijde van het perceel reeds een uitweg heeft (dit laatste houdt in dat een tweede uitweg aan één en dezelfde zijde van het perceel wordt geweigerd);

  • e.

    de gevraagde uitweg uitweegt op een gebiedsontsluitingsweg zoals vastgelegd in het vigerende Verkeersplan.

    Een uitwegvergunning kan in het belang van de bruikbaarheid van de weg geweigerd worden indien:

  • f.

    het perceel waarvoor de uitwegvergunning wordt aangevraagd reeds twee uitwegen heeft, dan wel dat één zijde van het perceel reeds een uitweg heeft (dit laatste houdt in dat een tweede uitweg aan één en dezelfde zijde van het perceel geweigerd kan worden).

Als het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding komt wanneer een uitweg veranderd of aangelegd wordt, kan de uitwegvergunning geweigerd worden indien de uitweg komt te liggen:

  • a.

    op of bij een kruising of splitsing van wegen;

  • b.

    binnen 10 meter van het snijpunt van rijbaankanten;

  • c.

    op de plaats van op de aanliggende weg aangebrachte opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

  • d.

    binnen een afstand van 50 meter van verkeerslichten;

  • e.

    op een plaats waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de uitweg wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden opgereden;

  • f.

    kort bij een helling van de weg, waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

  • g.

    op een plaats waarbij de bestuurder van een personenauto op enig punt van de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de weg, op trottoir, of op fiets- en/of voetpad;

  • h.

    op een plaats waar op het perceel waarvoor de uitweg wordt aangevraagd minder dan 5 bij 2,5 meter ruimte aanwezig is voor het plaatsen van een personenauto;

  • i.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • j.

    op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en dat pad moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken, zoals een achter woningen liggend pad;

  • k.

    op de plaats van een voor de openbare verlichting aanwezige lantaarnpaal en die lantaarnpaal wegens de verlichtingseisen en/of houtopstandstructuren niet te verplaatsen is.

Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    door het maken of veranderen van de uitweg niet voldaan wordt aan redelijke aan het uiterlijk aanzien van de omgeving te stellen eisen;

  • b.

    door het maken of veranderen van de uitweg naar het oordeel van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied;

  • c.

    door het maken of veranderen van de uitweg een moeras- en/of waterpartij met een breedte van meer dan 3 meter moet worden doorsneden;

  • d.

    de uitweg bij een woonhuis breder is dan 6 meter.

Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    indien de uitweg is geprojecteerd in groen dat is aangeduid als “karakteristiek” in de Groennotitie Kaatsheuvel of de Groennotitie Loon op Zand (dit groen wordt beschouwd als beeldbepalend groen);

  • b.

    er versnippering optreedt van het groen;

  • c.

    deze niet overeenstemt met de uitgangspunten die opgesteld zijn inzake verkoop openbaar groen;

  • d.

    op de locatie van de aanvraag een houtopstand staat waarvoor geen kapvergunning kan worden verleend.

CRITERIA VOOR WEIGERING VAN UITWEGVERGUNNING TEN BEHOEVE VAN BEDRIJVEN INCLUSIEF BEDRIJFSWONINGEN

Een vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg ten behoeve van een bedrijf, eventueel met een bedrijfswoning, wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m² of minder reeds meer dan twee uitwegen aanwezig zijn;

  • b.

    voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m² tot 25.000 m² reeds meer dan drie uitwegen aanwezig zijn;

  • c.

    een groenstrook met een breedte van meer dan 5 meter, gerekend vanaf de verharding van de rijbaan tot aan de perceelgrens, geheel of gedeeltelijk moet worden verwijderd;

  • d.

    de uitweg breder is dan 15 meter;

  • e.

    de uitweg niet past binnen geluidscontouren zoals opgenomen in de milieuvergunning (een akoestisch onderzoek kan deel uitmaken van de milieuvergunning dan wel uitwegvergunning);

  • f.

    de uitweg niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

Vergunningverlening

De afgifte van uitwegvergunningen is gemandateerd aan het hoofd bureau beheer en onderhoud.

Algemene Wet bestuursrecht

Op grond van artikel 7.1 van de Algemene Wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen tegen het besluit een uitweg te gunnen dan wel te weigeren.

Uitvoering werkzaamheden

De uitweg mag niet door, dan wel namens de aanvrager, zelf aangelegd worden.

De uitweg zal op gemeentegrond door de gemeente worden aangelegd met door de gemeente geselecteerde standaard materialen.

Financiële aspecten

De kosten voor de aanleg van een uitweg zijn voor de aanvrager. De kosten zijn opgenomen in de tarieventabel. Deze tarieventabel wordt jaarlijks geïndexeerd.

Ondertekening