Beleidsregels Kinderopvang 2019

Geldend van 11-08-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Kinderopvang 2019

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1. De begrippen die in deze regeling worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben

  • 2. dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 3. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de A2 gemeenten;

    • b.

      wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) (inclusief wetswijzigingen voortkomend uit Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) en Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk);

    • c.

      kinderopvangtoeslag: toeslag die aangevraagd en uitgevoerd wordt bij de Belastingdienst/Toeslagen;

    • d.

      tegemoetkoming/ eigen bijdrage: tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang die kan worden aangevraagd bij het Dagelijks Bestuur.

Artikel 2: Doelgroep

Een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregels kan op grond van artikel

1.13 van de wet uitsluitend gedaan worden door personen die voldoen aan de voorwaarden zoals

gesteld in art. 1.6 lid 1 onder c., e.,g, j van de wet. Deze worden nader omschreven in de toelichting.

Daarnaast stellen we de volgende doelgroepen vast in het kader van Sociaal Medische Indicatie:

  • Ouder heeft een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en er is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken

  • Een kind van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Kinderopvang kan dan een (tijdelijke) oplossing bieden om de ouders te ontlasten en de ontwikkeling van het kind niet te schaden.

Artikel 3: Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of de voorziening voor gastouderopvang dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de wettelijke doelgroep;

    • f.

      overige gegevens die het Dagelijks Bestuur noodzakelijk acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming worden, onmiddellijk na het bekend worden daarvan, door de ouder verstrekt aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op kinderopvang in verband met een Sociaal Medische Indicatie, kan door het Dagelijks Bestuur een indicatie/diagnose gevraagd worden aan een onafhankelijke organisatie met de benodigde expertise.

  • 4. De indicatie, zoals bedoeld in het vorige lid, heeft een geldigheidsduur van maximaal twaalf maanden en beschrijft de minimale hoeveelheid uren kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

  • 5. Om aanspraak te kunnen maken op de tijdelijke tegemoetkoming bij Sociaal Medische Indicatie is met de ouder en het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of het sociaal team de leefsituatie/diagnose/beperking goed in kaart gebracht. Tevens is er een integraal plan (gezinsplan) opgesteld waarin helder omschreven is naar welke structurele oplossingen de ouder toewerkt.

Artikel 4: Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Voordat het Dagelijks Bestuur beslist op de aanvraag, wordt er eerst beoordeeld in hoeverre het eigen netwerk en de eigen omgeving van de aanvrager, of voorliggende voorzieningen, kunnen bijdragen aan de opvang van het kind/de kinderen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 5: Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. Bij een aanvraag wordt eerst bepaald of het noodzakelijke kosten betreft en wordt het aantal noodzakelijke dagdelen bepaald.

  • 2. Daadwerkelijke betaling vindt plaats vanaf de plaatsingsdatum, na inleveren van plaatsingscontract en facturen

Artikel 6: Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming is een aanvulling op de kinderopvangtoeslag, die verstrekt wordt door het rijk.

  • 2. De tegemoetkoming vult de kinderopvangtoeslag aan tot ten hoogste de werkelijk gemaakte kosten voor noodzakelijk geachte kinderopvang.

  • 3. De draagkrachtregels, zoals geldend bij de bijzondere bijstand, zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij het meer dan bescheiden vermogen in de woning buiten beschouwing wordt gelaten.

Artikel 7: Duur en wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt toegekend voor het aantal uren, waarvoor kinderopvangtoeslag van het rijk wordt ontvangen, wanneer er recht bestaat op kinderopvangtoeslag.

  • 2. Bij aanvragen op grond van een Sociaal Medische Indicatie worden niet meer uren vergoed dan het minimum dat noodzakelijk geacht wordt in de indicatie, conform artikel 3, lid 4..

  • 3. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks uitbetaald aan het kindercentrum/de gastouder na ontvangst van de factuur en na controle van de aangevraagde kinderopvangtoeslag van het rijk.

Artikel 8: Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en/of onbillijkheid leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het Dagelijks Bestuur.

Artikel 9: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang vanaf de dag volgend op de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Toelichting

Algemeen

Deze regeling regelt de vaststelling van de tegemoetkoming aan ouders die behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid onderdeel c, e, g, j van de Wko.

De achterliggende gedachte is dat het niet zo zou moeten zijn dat deze ouders door de eigen bijdrage die er geldt bij de kinderopvangtoeslag van het rijk (uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen) er in inkomen op achteruit gaan, terwijl ze zich inzetten om aan werk te komen.

Ook geldt de regeling voor ouders, die vanwege hun eigen gezondheid, of in het belang van het kind, kinderopvang nodig hebben (Sociaal Medische Indicatie), maar daar niet de financiële middelen voor hebben. In deze gevallen kan geen kinderopvangtoeslag worden aangevraagd, waardoor alle kosten voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komen. Kinderopvang kan dan een tijdelijke oplossing bieden om de ouders te ontlasten en de ontwikkeling van het kind niet te schaden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Bij het bepalen van de doelgroep is uitgegaan van artikel 1.13 van de wet. De inwoners van de

gemeente die tot de doelgroep behoren zoals bedoeld in artikel 1.6, eerste lid onderdeel c, e, g j

van, kunnen een aanvraag doen voor een tegemoetkoming. Daarnaast is de doelgroep omschreven die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in het kader van Sociaal Medische Indicatie. Dit is niet verankerd in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, maar betreft gemeentelijk beleid.

Dit zijn ouders:

  • -

    met een (aanvullende) PW/IOAW/IOAZ-uitkering, die een reïntegratietraject volgen of parttime werken.

  • -

    die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, een PW-uitkering ontvangen (op grond

  • -

    van artikel 16 Participatiewet) en nog op school zitten.

  • -

    die een opleiding volgen bij een instelling die valt onder de WTOS of de Wet

  • -

    Studiefinanciering.

  • -

    die een inburgeringstraject volgen, waarbij de noodzaak tot kinderopvang is vastgesteld

  • -

    met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking die kinderopvang noodzakelijk maakt.

  • -

    met een kind waarvoor opvang noodzakelijk is in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling.

Artikel 3

Aanvragers zijn uiteraard verplicht alle relevante informatie te verstrekken, die noodzakelijk is om het recht op kinderopvang vast te kunnen stellen. Indien de gevraagde informatie niet wordt verstrekt, dient een aanvraag buiten behandeling te worden gelaten (binnen de beslistermijn van acht weken en nadat een hersteltermijn is geboden), dan wel te worden afgewezen (buiten de beslistermijn van acht weken).

Indien er nog geen medisch objectieve indicatie is van de “beperkingen” die opvang noodzakelijk maken, dan kan het Dagelijks Bestuur deze medische indicatie opvragen bij een externe gespecialiseerde instantie. De klantmanager oordeelt of er sprake is van een externe gespecialiseerde instantie.

De indicatie heeft in principe een geldigheidsduur van twaalf maanden, aangezien de situatie in een jaar sterk kan wijzigen. In geval van onomkeerbare aandoeningen, kan hiervan worden afgeweken. Het is belangrijk dat de minimale hoeveelheid uren die noodzakelijk wordt geacht voor kinderopvang wordt vastgesteld, aangezien de kosten van kinderopvang enkel worden vergoed als deze noodzakelijk zijn.

Artikel 4

Er wordt slechts een tegemoetkoming toegekend als er geen beroep kan worden gedaan op het eigen netwerk of een voorliggende voorziening. De beslistermijn is (overeenkomstig artikel 4:13 lid 2 Awb) acht weken. Peuterspeelzaal (kinderen 2-4 jaar) kan worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

Artikel 5

Er is bij de termijn van drie maanden aangesloten bij de bijzondere bijstand, omdat dit een redelijke termijn wordt geacht om een aanvraag in te dienen.

Bovendien wordt er met deze termijn aangesloten bij de Belastingdienst, waarbij een aanvraag voor kinderopvangtoeslag dient te worden gedaan binnen drie maanden.

Artikel 6

In de wet is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag voor de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming van de Belastingdienst, die ongeveer 90% van de kosten dekt. De overige 10% van de kosten worden gedekt door de tegemoetkoming.

De bepaling dat de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand gelden, zorgt ervoor dat mensen met hogere inkomens bij wie om sociaal medische redenen opvang noodzakelijk is, afhankelijk van hun financiële situatie, ondersteund worden.

Artikel 7

De tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald op basis van ingeleverde facturen. Ook de aangevraagde kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst/Toeslagen dient gecontroleerd te worden, indien van toepassing. Controle vooraf van de rekening en van de aangevraagde kinderopvangtoeslag voorkomt immers ingewikkelde herberekeningen achteraf. De tegemoetkoming dient rechtstreeks aan het kinderopvangcentrum dan wel de gastouder te worden betaald, zodat de tegemoetkoming wordt besteed aan het doel waarvoor deze is verstrekt.

Artikel 8

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het Dagelijks Bestuur van de beleidsregels afwijken. De procedure voor het toepassen van de hardheidsclausule is geregeld in artikel 10 lid 6 van de Organisatieverordening Gemeenschappelijke Regeling “samenwerking A2-gemeenten”.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.