Nadere regels standplaatsen Echt-Susteren 2022

Geldend van 31-01-2023 t/m heden

Intitulé

Nadere regels standplaatsen Echt-Susteren 2022

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Definities

  • 1. In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      standplaats: standplaats zoals genoemd in artikel 5:17 Algemene Plaatselijke Verordening Echt-Susteren 2022 (hierna APV);

    • b.

      vaste standplaats: een standplaats die structureel (wekelijks of maandelijks) voor een periode langer dan drie maanden wordt ingenomen.

    • c.

      incidentele standplaats: een standplaats die incidenteel en tijdelijk, gedurende maximaal vier maanden wordt ingenomen.

    • d.

      dagdeel: een aaneengesloten periode van maximaal 5 uur, binnen het tijdsbestek van 08.00 uur tot maximaal 21.00 uur.

Artikel 1:2 Afbakening

De in dit document opgenomen nadere regels zijn van toepassing op standplaatsen zoals genoemd in artikel 5:17 tot en met 5:20 APV.

HOOFDSTUK 2 INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN VASTE STANDPLAATS OF INCIDENTELE STANDPLAATS

Artikel 2:1 Standplaatsvergunning per kern

  • 1. Standplaatsvergunningen worden binnen de volgende gebieden verleend:

    • A.

      Echt, conform bijlage 1;

    • B.

      Pey, St. Joost, Slek, conform bijlage 1;

    • C.

      Koningsbosch, Maria-Hoop, conform bijlage 1;

    • D.

      Nieuwstadt, conform bijlage 1;

    • E.

      Roosteren, Dieteren, Susteren, conform bijlage 1.

Artikel 2:2 Standplaatsvergunning per aangewezen locatie per kern

Binnen de gebieden zoals genoemd in artikel 2:1, eerste lid mogen alleen op de volgende locaties standplaatsen worden ingenomen:

  • 1.

    Echt:

    • A.

      Nieuwe Markt te Echt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • B.

      Ursulinenplein te Echt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

  • 2.

    Pey, St. Joost, Slek:

    • A.

      Chatelainplein te Pey, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • B.

      Clarastraat te Pey (parkeerterrein nabij nr. 4), conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • C.

      Kerkplein te St. Joost, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

  • 3.

    Koningsbosch, Maria-Hoop:

    • A.

      Kapelaan Verdonschotstraat te Koningsbosch (parkeerterrein nabij nr. 4), conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • B.

      Diergaarderstraat Zuid te Maria-Hoop (parkeerterrein nabij nr. 34), conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

  • 4.

    Nieuwstadt:

    • A.

      Markt te Nieuwstadt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • B.

      Parkeerplaats sporthal de Sjirp, Susterderweg te Nieuwstadt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

  • 5.

    Roosteren, Dieteren, Susteren:

    • A.

      Marktplein te Roosteren, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • B.

      Paereplein te Dieteren, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2;

    • C.

      Raadhuisplein te Susteren, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 2.

Artikel 2:3 Maximumstelstel

  • 1. Voor elke gebied afzonderlijk bedraagt het maximum aantal standplaatsen 7.

  • 2. Per aangewezen locatie wordt een standplaatsvergunning verleend voor maximaal 2 dagdelen per week.

  • 3. Voor ieder aangewezen locatie binnen de kern wordt maximaal 1 vergunning per exploitant verleend.

  • 4. Per aangewezen locatie mogen maximaal 2 standplaatsen gelijktijdig worden ingenomen.

  • 5. In verband met de weekmarkt in de kern Echt mag in deze kern op woensdagen geen standplaats worden ingenomen.

Artikel 2:4 Uitzondering maximumstelsel seizoen producten

Het maximumstelsel, zoals bedoeld in artikel 2:3, is niet van toepassing bij het innemen van een standplaats bij verkoop van zelf geteelde landbouwproducten vanaf het perceel waarop ze worden geteeld, buiten de bebouwde kom en in de periode april tot september.

Artikel 2:5 Verruiming maximumstelsel seizoen gerelateerde producten

Voor iedere aangewezen gebied, zoals bedoeld in artikel 2:2, wordt het aantal te verstrekken standplaatsvergunningen met 1 uitgebreid in de periode november tot januari voor oliebollen, poffertjes en wafels.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURE VASTE STANDPLAATSEN

Artikel 3:1 Toebedelingsprocedure

  • 1. De mogelijkheid om in te schrijven op een vrijgekomen standplaats wordt openbaar kenbaar gemaakt via een advertentie op de gemeentelijke website en in het Gemeenteblad.

  • 2. Gegadigden voor de standplaats kunnen zich vervolgens bij de gemeente inschrijven voor de vrijkomende standplaats(en) vóór de in de publicatie genoemde datum.

  • 3. Bij meer dan één gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting, in aanwezigheid van minimaal twee ambtenaren en de verantwoordelijk portefeuillehouder, de standplaats toegewezen. Alleen volledige inschrijvingen die voldoen aan deze nadere regels en andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden meegenomen in de loting.

Artikel 3:2 Proefperiode

  • 1. In overleg met de marktmeester kan een standplaats zonder vergunning worden ingenomen voor een proefperiode van maximaal één maand.

  • 2. De standplaats kan tijdens de proefperiode alleen worden ingenomen als de standplaatshouder is ingeloot of omdat er geen loting heeft plaatsgevonden, omdat er geen andere gegadigden zijn.

  • 3. Als de standplaatshouder na afloop van de proefperiode definitief in aanmerking wenst te komen voor de standplaats dan wordt hem alsdan de vereiste standplaatsvergunning verleend. Als de standplaatshouder na afloop van de periode niet meer in aanmerking wenst te komen voor de standplaats dan wordt de eerstvolgende op basis van de loting gekozen gegadigde benaderd. Ook voor deze gegadigde kan het bepaalde in het eerste lid worden toegepast.

  • 4. Overige inschrijvers ontvangen na de verlening van de standplaatsvergunning een bericht over de behandeling van hun inschrijving.

Artikel 3:3 Vervallen van een standplaatsvergunning

  • 1. De standplaatsvergunning vervalt:

    • a.

      zodra de standplaatsvergunninghouder heeft aangegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

    • b.

      na het verstrijken van de termijn van de vergunning;

    • c.

      vanwege zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de standplaatsvergunninghouder, waardoor er geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning.

    • d.

      bij het overlijden van de vergunninghouder.

  • 2. Als het genoemde in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c en d, van toepassing is kan het recht op de standplaats voor dezelfde standplaatswagen worden overgedragen aan de partner of een kind. Hiervoor moet een verzoek worden ingediend binnen één maand na het kenbaar maken van het genoemde in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c en d.

  • 3. In geval van het genoemde in het tweede lid is artikel 3:1 niet van toepassing en hebben de partner of kind dus voorrang.

HOOFDSTUK 4 TERMIJN INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN VASTE STANDPLAATS

Artikel 4:1 Termijn

De standplaatsvergunningen voor vaste plaatsen worden verleend voor een periode van maximaal 12 jaar.

HOOFDSTUK 5 INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN INCIDENTELE STANDPLAATS

Artikel 5:1 Termijn

Een incidentele standplaats wordt gedurende minimaal 1 dagdeel en maximaal 7 dagen per week, gedurende een maximale periode van vier maanden ingenomen.

Artikel 5:2 Uitzondering maximumstelsel bij incidentele standplaatsen voor niet commerciële activiteiten

  • 1. Het maximumstelsel, zoals bedoeld in artikel 2:3, is niet van toepassing bij incidentele standplaatsen die worden ingenomen door een organisatie die niet commerciële belangen behartigen.

  • 2. De standplaatsen zoals vermeld in het eerste lid kunnen naast de genoemde locaties zoals bedoeld in artikel 2:2 ook worden ingenomen op een andere locaties binnen de gemeente, mits dit niet in strijd is met geldende wet- en regelgeving.

  • 3. Deze andere locatie wordt in overleg tussen de aanvrager, de marktmeester en de overige betrokken medewerkers van de gemeente bepaald.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6:1 Overig

De bij dit document behorende bijlage 1 tot en met 3 maken onlosmakelijk deel uit van de nadere regels.

Artikel 6:2 Bijzondere afwijkingsbevoegdheid

In geval van bijzondere omstandigheden kan het college besluiten om van de nadere regels af te wijken.

Artikel 6:3 Overgangsrecht

  • 1. Standplaatsvergunningen voor vaste standplaatsen die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze nadere regels, en die op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels nog van kracht zijn, blijven gelden.

  • 2. De standplaatsvergunningen als bedoeld in het eerste lid, die vóór 2 augustus 2022 voor onbepaalde tijd waren verleend, worden ambtshalve gewijzigd. In deze vergunningen wordt opgenomen dat zij in afwijking van deze nadere regels éénmalig gelden voor een periode van 15 jaar.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kunnen de standplaatsvergunningen als bedoeld in het eerste lid worden gewijzigd door nieuwe voorschriften toe te voegen en/of de situering van de standplaats te wijzigen, voor zover dit nodig is om aan deze nadere regels te kunnen voldoen.

  • 4. Als binnen een gebied reeds meer standplaatsvergunningen zijn verleend dan het maximumstelsel toelaat, wordt niet eerder een nieuwe standplaatsvergunning verleend dan zodra wordt voldaan aan het maximumstelsel (bijvoorbeeld door het vervallen of intrekken van eerdere standplaatsvergunningen).

Artikel 6:4 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als "Nadere regels standplaatsen Echt-Susteren 2022".

Artikel 6:5 Inwerkingtreding

  • 1. De vastgestelde "Nadere regels standplaatsen Echt-Susteren 2022" treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. Het "Vent- en standplaatsenbeleid d.d. 10 juni 2008" wordt per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening

Echt, 19 juli 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Echt – Susteren,

De secretaris,

De burgemeester,

BIJLAGE 1, OVERZICHTSTEKENING GEBIEDEN, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2:1 NADERE REGELS STANDPLAATSEN ECHT-SUSTEREN 2022.

  • I.

    Gebied Echt

  • II.

    Gebied Pey, St. Joost, Slek

  • III.

    Gebied Koningsbosch, Maria Hoop

  • IV.

    Gebied Nieuwstadt

  • V.

    Gebied Roosteren, Dieteren, Susteren

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 2 SITUATIETEKENINGEN AANGEWEZEN LOCATIES BINNEN DE GEBIEDEN, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2:2 NADERE REGELS STANDPLAATSEN ECHT-SUSTEREN 2022

  • 1.

    Gebied Echt

    • A.

      Nieuwe Markt te Echt

      afbeelding binnen de regeling

    • B.

      Ursulinenplein te Echt

      afbeelding binnen de regeling

  • 2.

    Gebied Pey, St. Joost, Slek

    • A.

      Chatelainplein te Pey

      afbeelding binnen de regeling

    • B.

      Clarastraat te Pey (parkeerterrein nabij nr. 4)

      afbeelding binnen de regeling

    • C.

      Kerkplein te St. Joost

      afbeelding binnen de regeling

  • 3.

    Gebied Koningsbosch, Maria-Hoop

    • A.

      Kapelaan Verdonschotstraat te Koningsbosch (parkeerterrein nabij nr. 4)

      afbeelding binnen de regeling

    • B.

      Diergaarderstraat Zuid te Maria-Hoop (parkeerterrein nabij nr. 34)

      afbeelding binnen de regeling

  • 4.

    Gebied Nieuwstadt

    • A.

      Markt te Nieuwstadt

      afbeelding binnen de regeling

    • B.

      Parkeerplaats sporthal de Sjirp, Susterderweg te Nieuwstadt

      afbeelding binnen de regeling

  • 5.

    Gebied Roosteren, Dieteren, Susteren

    • A.

      Marktplein te Roosteren

      afbeelding binnen de regeling

    • B.

      Paereplein te Dieteren

      afbeelding binnen de regeling

    • C.

      Raadhuisplein te Susteren

      afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 3 TOELICHTING

Artikel 2:3 (Maximumstelsel):

Er is gekozen voor een maximumstelsel, omdat door het onbeperkt toestaan van het innemen van standplaatsen de volgende problemen kunnen ontstaan:

  • a.

    verkeersproblematiek

    Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeer aantrekkend karakter. Door deze verkeer aantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Daarnaast zijn parkeerproblemen niet uit te sluiten.

  • b.

    veroorzaken overlast

    Indien er veel belangstelling bestaat voor dezelfde locatie kan er een concentratie ontstaan van het aantal in te nemen standplaatsen. Op deze wijze kan overlast ontstaan, doordat het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan leiden tot het verstoren van de rust voor omwonenden.

  • c.

    voorkomen marktvorming

    Het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan feitelijk leiden tot (ongewenste) marktvorming.

  • d.

    verstoring straatbeeld

    Het innemen van meerdere standplaatsen op eenzelfde locatie kan leiden tot ernstige verstoring van het straatbeeld.

Artikel 2:4 (Uitzondering maximumstelsel seizoen producten):

Bij zelf geteelde landbouwproducten kan gedacht worden aan asperges, aardbeien, e.d. Daarnaast is het innemen van een standplaats bij verkoop van zelf geteelde landbouwproducten vanaf het perceel waarop ze worden geteeld alleen mogelijk als dit op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Artikel 3:1, tweede lid (Toebedelingsprocedure):

In de publicatie wordt de te volgen procedure kenbaar gemaakt.

Artikel 3:1, derde lid (Toebedelingsprocedure):

Volgens Europese en landelijke juridische uitspraken dient de gemeente transparante regels te hebben waaraan de gemeente bij de verdeling van schaarse vergunningen voldoet. Het gaat vooral om transparantieverplichtingen bij de verdeling en verlening van schaarse vergunningen, die waarborgen dat de aanvragers gelijke kansen hebben om mee te dingen naar schaarse vergunningen. Deze vereiste transparantie is nog geen vaste praktijk.

Volgens het standplaatsenbeleid 2008 werd uitgegaan van een verdeelsysteem op grond van aanvraag en op grond van een eventuele wachtlijst. Na de inwerkingtreding van deze nadere regels worden standplaatsvergunningen die in 2022 eindigen niet meer automatisch via aanvraag of via een wachtlijst afgegeven. De mogelijkheid om in te schrijven op een vrijgekomen vergunning wordt openbaar kenbaar gemaakt via een advertentie op de gemeentelijke website en in het Gemeenteblad. Liefhebbers voor de standplaats kunnen zich vervolgens inschrijven voor de vrijkomende standplaats(en) vóór een in de publicatie genoemde datum. Bij meer dan een gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting door aanwezigheid van minimaal twee ambtenaren en de verantwoordelijk portefeuillehouder, de standplaats toegewezen. Van de loting wordt achteraf een verslag gemaakt.

Artikel 3:2, eerste lid (Proefperiode):

Door het hanteren van een proefperiode kan de ondernemer zelf ondervinden of de standplaats op de locatie daadwerkelijk bevalt. Dit dient in overleg met de marktmeester te gebeuren.

Artikel 3:3, eerste volzin, onderdeel c (Vervallen van een standplaatsvergunning):

Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij ernstige ziekte.

Artikel 3:3, tweede lid (Vervallen van een standplaatsvergunning):

De standplaatsvergunning is ingevolge artikel 1:5 APV APV een persoonsgebonden vergunning. Een vergunning wordt persoonlijk genoemd, als die alleen of vooral is verleend vanwege de persoon van de vergunning aanvrager. De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. Een uitzondering wordt gemaakt bij het overlijden en in het geval van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de standplaatsvergunninghouder.

In dit artikellid is tevens opgenomen dat het recht voor het innemen van een standplaats alleen voor dezelfde standplaatswagen kan worden overgedragen aan de partner of kind. Door deze formulering wordt voorkomen dat een ander soort standplaatswagen wordt geëxploiteerd dan in eerste instantie.

Artikel 4:1 (Termijn):

Omdat sprake is van een schaarse vergunning mogen de vergunningen niet voor onbepaalde tijd worden verleend. Ook andere ondernemers moeten de kans krijgen. Vergunningen worden daarom verleend voor een bepaalde termijn. Ondernemers kunnen binnen deze termijn investeringen terug verdienen. Deze termijn was gesteld op 5 jaar.

Op 21 juli 2021(ECLI:NL:RVS:2021:1588) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder de Afdeling) een uitspraak gedaan over deze termijn van 5 jaar. Zij oordelen dat het college bij het bepalen van de geldigheidsduur van de in geding zijnde vergunningen geen rekening heeft gehouden met de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen. Ook in de uitspraak van 25 mei 2022 wordt een soortgelijke conclusie getrokken.

Juridisch kader

Een vergunning wordt verleend voor een passende beperkte duur. Dit volgt uit artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dienstenrichtlijn en artikel 33 eerste lid, aanhef en onder b, van de Dienstenwet. De Dienstenrichtlijn geeft aan wat een passende beperkte duur inhoudt. In overweging 62 van de preambule staat: “Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is wegens een schaarste aan natuurlijke hulpbronnen of technische mogelijkheden, moet een selectieprocedure worden vastgesteld om uit verscheidene gegadigden te kiezen, teneinde via de werking van de vrije markt de kwaliteit en voorwaarden van het dienstenaanbod voor de gebruikers te verbeteren. Deze procedure moet transparant en onpartijdig zijn en de verleende vergunning mag niet buitensporig lang geldig zijn, automatisch worden verlengd of enig voordeel toekennen aan de dienstverrichter wiens vergunning net is komen te vervallen. In het bijzonder moet de geldigheidsduur van de vergunning zodanig worden vastgesteld dat de vrije mededinging niet in grotere mate wordt belemmerd of beperkt dan nodig is met het oog op de afschrijving van de investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal. Deze bepaling belet de lidstaten niet het aantal vergunningen te beperken om andere redenen dan de schaarste van de natuurlijke hulpbronnen of de technische mogelijkheden. Op deze vergunningen zijn in elk geval de overige bepalingen van deze richtlijn inzake het vergunningstelsel van toepassing."

Uit het vorenstaande volgt dat bij het bepalen van een passende beperkte duur van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen.

Deze termijn hoeft niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder te worden bepaald aldus de Afdeling. Dat leidt tot willekeur en is daarom niet verenigbaar met de vereiste rechtszekerheid voor de betrokken vergunninghouders en (potentiële) gegadigden voor de vergunningen. Wel kan per branche, met inachtneming van de tijd waarin de noodzakelijke investeringen van de standplaatshouders binnen die branche gemiddeld genomen worden terugverdiend, worden vastgesteld binnen welke termijn de hiervoor bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan.

Afweging

Op 21 januari 2021 is het rapport ’Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’ uitgebracht door SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het onderzoek richt zich op de terugverdientijd in de ambulante handel.

Om de terugverdientijd te berekenen moet rekening worden gehouden met de omvang (en de frequentie) van de investeringen in vaste activa en de vrije kasstroom van de ondernemer. Door de vaste activa en de netto winst plus afschrijvingen op elkaar te delen wordt de terugverdientijd vastgesteld. In de berekening van de terugverdientijd dient rekening gehouden te worden met een redelijke vergoeding voor geïnvesteerd kapitaal. Daarnaast is rekening gehouden met de specifieke omstandigheid in de ambulante handel dat het gaat om kleine, vaak eenpersoonsbedrijven. Dit houdt in dat de ondernemer niet de volledige netto winst kan aanwenden om investeringen terug te betalen. Een deel van deze netto winst moet worden beschouwd als een vergoeding voor de arbeid van de ondernemer en is bestemd om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.

Met kwantitatief onderzoek is de terugverdientijd voor investeringen in de ambulante handel berekend. De gemiddelde terugverdientijd voor gedane investeringen varieert tussen de negen jaar (ondergrens)en twaalf jaar (bovengrens). De bovengrens houdt rekening met een minimum inkomen voor de ambulante handel. De ondergrens houdt geen rekening met het minimum inkomen.

De empirische analyse toont aan dat de terugverdientijd niet afhankelijk is van het type product en andere verschillen in de ambulante handel, zoals de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers dat de onderneming in dienst heeft en het aantal dagen dat de onderneming gemiddeld genomen per week actief is. Ook is vastgesteld dat de vaste activa en jaarlijkse afschrijvingskosten van ondernemers in voedingsmiddelen ruimschoots hoger liggen dan voor ondernemers in overige producten. Tegelijkertijd zijn ook de omzet en geschatte netto winst in de voedingsmiddelen sector hoger. Er blijkt geen verschil te zijn in terugverdientijd tussen verschillende productcategorieën en ook niet tussen handel in voedingsmiddelen en andere type producten. Uit gesprekken met ondernemers in de ambulante handel leiden de onderzoekers af dat bovenstaande conclusie juist.

In het SEO rapport wordt geconcludeerd dat bij het vaststellen van de termijn waarvoor de vergunningen worden verleend, geen rekening gehouden hoeft te worden met dergelijke verschillen in de aard van de ambulante handel.

In het SEO onderzoek wordt tevens een voorstel gedaan voor een beoordelingsinstrument om de terugverdientijd per vergunning te bepalen. Hiervan maken wij geen gebruik omdat de termijn waarvoor een vergunning wordt verleend, niet per vergunninghouder wordt bepaald. Zo heeft ook de Afdeling geoordeeld.

Op 2 augustus 2019 is het rapport ‘Schaarse vergunningen op de markt: Een onderzoek naar de gevolgen’ uitgebracht door Garma B.V. in opdracht van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (verder CVAH). Het onderzoek richt zich op de gevolgen van de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet voor de ambulante handel.

De omvang van de afschrijvingen en de termijn waarop de vaste activa worden afgeschreven zijn in grote mate bepalend voor de terugverdientijd. De gemiddelde afschrijvingstermijn van alle ondernemers is 8,7 jaar. Maar ook is aangegeven dat er grote verschillen zijn. Zo’n 11% van de ondernemers in de food heeft een afschrijftermijn van 15 jaar of langer. Bij 13% van de ondernemers in de food gaat het om een afschrijftermijn van meer dan 10 jaar. In de non-food heeft 6% een afschrijvingstermijn van meer dan 10 jaar.

Op 23 september 2021 heeft afstemming plaatsgevonden met een afvaardiging van de CVAH. Aangegeven is dat binnen 12 jaar ambulante handelaren de investeringskosten kunnen terugverdienen waarbij zij ook een minimum inkomen uit de onderneming kunnen halen. Bij een kortere termijn van 9 jaar resteert er geen inkomen voor de ondernemer.

De hierboven genoemde onderzoeken maken geen onderscheid tussen ambulante handel die het hele jaar plaatsvindt en ambulante handel die slechts een beperkte periode van het jaar plaatsvindt. Denk hierbij aan ijsverkoop en oliebollenverkoop. We mogen ervan uitgaan dat deze specifieke ondernemers de terugverdientijd van deze investeringskosten bij de start van de onderneming reeds in hun afwegingen hebben meegewogen. Elke ijsverkoper weet dat in het winterseizoen de ijsverkoop stil ligt. Voor de ambulante handel die slechts een beperkte periode van het jaar plaatsvindt, zal om die reden dezelfde maximale termijn voor de geldigheid van de vergunning worden opgenomen als bij de ambulante handel die het hele jaar plaatsvindt.

Conclusie

De vergunningen voor vaste standplaatsen in de ambulante handel zullen voor een periode van 12 jaar worden verleend. Daarbij wordt rekening gehouden met een minimum inkomen. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar branches.

Artikel 5:2, eerste lid (Uitzondering maximumstelsel bij incidentele standplaatsen voor niet commerciële activiteiten):

Hieronder vallen onder andere organisaties die borstonderzoeken en kankeronderzoeken uitvoeren.

Artikel 6:2 (Bijzondere afwijkingsbevoegdheid):

Hiervan kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als het college van mening is dat een extra standplaats moet worden aangewezen. Bij de beoordeling naar de meerwaarde voor een extra standplaats worden synergie/complementariteit, maatschappelijk draagvlak en de kwaliteit van het product en de onderneming meegewogen.

Artikel 6:3, tweede lid (Overgangsrecht)

Overgangsrecht bestaande vergunningen

In 2022 zijn alle vergunningen voor een vaste standplaats voor onbepaalde tijd automatisch overgegaan naar vergunningen voor bepaalde tijd. Dit betekent dat de desbetreffende ondernemingen een vergunning hebben gekregen voor 5 jaar.

Uit de uitspraak d.d. 21 juli 2021 volgt dat in deze situaties wellicht extra tijd moet worden geboden om de door hen met het oog op de eerdere situatie gemaakte (kapitaal)investeringen redelijkerwijs te kunnen afschrijven.

De vraag is welke compensatie rechtvaardig is gelet op de inbreuk op de rechtszekerheid bij deze categorie van ondernemers, te weten: het geen gebruik meer kunnen maken van een vergunning voor onbepaalde tijd, zonder dat mededinging onnodig wordt beperkt.

Bijzonder voor deze categorie is dat de huidige investeringen zijn gedaan in een periode dat de ondernemer nog over een vergunning voor onbepaalde tijd beschikte. Het SEO rapport geeft aan dat deze ondernemers te maken kunnen hebben met een langere terugverdientijd dan die van een gemiddeld efficiënte (nieuwe) toetreder. Het bepalen van deze termijn valt buiten de reikwijdte van het SEO rapport. Het CVAH rapport geeft aan dat voor het bepalen van een overgangstermijn de Dienstenrichtlijn geen aanwijzingen bevat. Wel kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de Watertaxi Centrale. De rechtbank heeft onder meer aangegeven dat de vergunninghouder de gevolgen van het nieuwe beleid moet kunnen opvangen, dat hij de tijd moet hebben om zich in te stellen op de nieuwe situatie en dat het niet nodig is dat hij na afloop van de termijn al zijn investeringen heeft terug verdiend.

De periode van 12 jaar is gebaseerd op de terugverdientijd. Een gemiddeld efficiënte (nieuwe) toetreder wordt hiermee voldoende rechtszekerheid geboden zonder de mededinging van andere ondernemers te beperken. Daar staat tegenover de groep van ondernemers die in bezit was van een vergunning voor onbepaalde tijd. Deze ondernemers hebben de investeringen gebaseerd op de gedachte dat zij voor onbepaalde tijd de onderneming konden voeren.

In deze gevallen is sprake van een wijziging in beleid hetgeen een afwijking van de reguliere termijn, te weten 12 jaar, rechtvaardigt. Daarom is in dit geval een termijn van 15 jaar opgenomen. Ook de CVAH is voorstander van een termijn van 15 jaar bij omzetting van een vergunning voor onbepaalde tijd in bepaalde tijd. In de nadere regels is daarom voor het volgende overgangsrecht gekozen:

Standplaatsvergunningen voor vaste standplaatsen die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze nadere regels, en die op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels nog van kracht zijn, blijven gelden. Deze standplaatsvergunningen, die vóór 2 augustus 2022 voor onbepaalde tijd waren verleend, worden ambtshalve gewijzigd. In deze vergunningen wordt opgenomen dat zij in afwijking van deze nadere regels éénmalig gelden voor een periode van 15 jaar. De termijn van 15 jaar begint te lopen op het moment dat de vergunning ambtshalve is gewijzigd.

Deze vergunninghouders kunnen hiermee de wijziging van het beleid in voldoende mate opvangen en zijn meer dan voldoende in de gelegenheid om investeringen terug te verdienen. Na afloop van de periode van 15 jaar, zullen de vrijgekomen standplaatsen worden verdeeld volgens de uitgangspunten van deze nadere regels. De dan te verstrekken vergunningen worden verleend voor een periode van maximaal 12 jaar.