Noodscheepsregisterbesluit 1940

Geldend van 23-10-1958 t/m heden

Intitulé

Noodscheepsregisterbesluit 1940

Artikel 1

  • 1. De naamlooze vennootschap of andere rechtspersoon, die in verband met de overbrenging van de plaats van vestiging naar de Nederlandse Antillen ingevolge de wet van 26 April 1940 (Ned. Stsbl. 1940 No. 200, P.B. 1940 No. 40) de teboekstelling in het scheepsregister verlangt van een haar toebehoorend Nederlands-Antilliaans schip, als bedoeld in artikel 378 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, en die tengevolge van buitengewone omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert de bij het 4de lid van artikel 11 van het "Scheepsregisterbesluit 1938" (P.B. 1938 No. 73) gevorderde stukken ter verkrijging van de in dat artikel bedoelde verklaring over te leggen, kan, bij indiening van de aanvraag of van het formulier, bedoeld in artikel 11 lid 2 van dat besluit behoudens de bescheiden, welke bovendien ter beoordeeling van de nationaliteit van het schip noodig zijn, volstaan met de overlegging van een gewaarmerkt afschrift van het landsbesluit als bedoeld in artikel 19 lid van het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933, mits daaruit blijkt dat de naamlooze vennootschap/rechtspersoon in de onmogelijkheid verkeert om den meetbrief van dat schip over te legen, doordat het zich varende bevindt en, sedert de overbrenging van de plaats van vestiging der naamlooze vennootschap of van den rechtspersoon, de Nederlandse Antillen nog niet heeft aangedaan. Ten aanzien van het bewijs van eigendom bedoeld in artikel 11 lid 4, onder b, van het "Scheepsregisterbesluit 1938" (P.B. 1938 No. 73), kan, voorzoover wordt aannemelijk gemaakt dat geen andere eigendomsbewijzen kunnen worden overgelegd, volstaan worden met verwijzing naar de vermelding van het schip in de laatste uitgave van het Lloyd's Register of Shipping, zullende de aanwijzing daarin van den eigenaar als genoegzaam worden beschouwd, voorzoover en voorzolang het tegendeel niet blijkt.

  • 2. Wanneer aan de vooraarde van lid van dit artikel is voldaan, zal de betrokken rechter de verklaring, bedoeld in het 5de lid van artikel 11 van het "Scheepsregisterbesluit 1938" (P.B. 1938 No. 73) niet mogen weigeren op grond dat een of meer der stukken, bedoeld in lid 4 onder a en b, ontbreken of onvolledig zijn.

Artikel 2

De naamlooze vennootschap of andere rechtspersoon op wier aanvraag een teboekstelling van een Nederlands-antilliaans schip in het scheepsregister heeft plaatsgehad met gebruikmaking van de bepaling van artikel 1 van dit besluit, is verplicht om, zoodra het schip, waarop de teboekstelling betrekking heeft, een haven van de Nederlandse Antillen aandoet de bescheiden, bedoeld in artikel 11, lid onder a en b, van het "Scheepsregisterbesluit 1938" (P.B. 1938 No. 73), voorzover aanwezig ter inzage te verstrekken aan den hypotheekbewaarder te Willemstad, die daarvan aanteekening doet houden op de betrekkelijke kaart van het algemeen register, alsmede om, zoodra het schip voorzien is van den Nederlands-Antilliaanse zeebrief, den vervallen zeebrief ten spoedigste in te leveren bij of op te zenden naar de Algemene Secretarie

te Willemstad, Curaçao.

Artikel 3

In afwijking van het bepaalde bij artikel 8 lid 1 van het "Scheepsregisterbesluit 1938" (P.B. 1938 No. 73), is de hypotheekbewaarder bevoegd om, indien de teboekstelling is geschied overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van dit besluit, een verklaring van die teboekstelling zoomede afschriften van de ter overschrijving of inschrijving ingeleverde stukken aan belanghebbenden af te geven ook wanneer de inbranding of aanbrenging van het nummer van het register van overschrijving, jaartal en beginletter van den naam van het eiland nog niet is geschied.

Artikel 4

Dit besluit, hetwelk aangehaald kan worden als "Noodscheepsregisterbesluit 1940" treedt in werking met ingang van den dag volgende op dien zijner afkondiging.