Beleidsregels studietoeslag gemeente Tholen 2022

Geldend van 19-07-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2022

Intitulé

Beleidsregels studietoeslag gemeente Tholen 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen;

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 36b van de Participatiewet,

b e s l u i t:

vast te stellen de 'Beleidsregels studietoeslag gemeente Tholen 2022'

luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • aanvraag: een verzoek om studietoeslag als bedoeld in artikel 36b lid 1 Pw

    • Awb: Algemene wet bestuursrecht

    • Pw: Participatiewet

    • Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

    • WSF: Wet studiefinanciering 2000

    • Levenlanglerenkrediet: tussen de 30 en 55 jaar oud dan kan gebruik gemaakt worden van het Levenlanglerenkrediet voor het financieren van een HBO-bacheloropleiding of Associate degree. Met het Levenlanglerenkrediet kan tegen zeer gunstige voorwaarden het collegegeld geleend worden bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Na het afronden van de opleiding heeft men tot 15 jaar de tijd om de lening terug te betalen. Hoeveel is afhankelijk van het inkomen.

    • WTOS: Hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Artikel 2 Structurele medische beperking

  • 1. Het college verstrekt op verzoek van een belanghebbende, die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven, een studietoeslag.

    • a.

      het college beoordeelt of een persoon niet in staat is om inkomsten te verwerven naast de studie als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek. Daartoe vraagt het college medisch advies;

    • b.

      het college vraagt geen medisch advies indien het college op basis van beschikbare gegevens van het UWV, eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk zoals bijvoorbeeld een onderwijsinstelling, de beoordeling bedoeld in sub a kan maken;

    • c.

      wanneer het in een individueel geval objectief waarneembaar is, dat er beperkingen aanwezig zijn en overigens voldaan wordt aan het bepaalde in lid 1 sub a en artikel 3, besluit het college tot het toekennen van een studietoeslag.

  • 2. Structureel houdt in dat als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat belanghebbende wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.

  • 3. Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

    • mantelzorg;

    • een gebroken been;

    • kortdurende beperkingen;

    • beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken.

Artikel 3. Voorwaarden

Het verzoek kan worden gedaan door een belanghebbende die:

  • 1.

    studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF, niet zijnde het levenlanglerenkrediet, of een tegemoetkoming krijgt op grond van de WTOS, aantoonbaar door een bewijsstuk dat hij studiefinanciering ontvangt zoals bedoeld in artikel 36b, lid 3, sub a, van de Participatiewet, of

  • 2.

    geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

Artikel 4. Toekennen en uitbetalen

  • 1. Voor het bepalen of belanghebbende recht heeft op de studietoeslag, wordt de situatie op de peildatum beoordeeld. De peildatum is de datum van de dag waarop de aanvraag voor de studietoeslag wordt ingediend.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ook toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • a.

      belanghebbende daarom verzoekt; en

    • b.

      belanghebbende over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag;

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4. De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald, zo lang als aan de voorwaarden wordt voldaan.

  • 5. De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt na toekenning als een bedrag ineens uitbetaald.

Artikel 5 Inlichtingen- en medewerkingsplicht

  • 1. Belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de studietoeslag. Deze verplichting geldt niet als die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of elders kunnen worden verkregen.

  • 2. Als de belanghebbende niet aantoont dat er recht is op studiefinanciering dan wel een toeslag, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze beleidsregels dan wel niet meewerkt aan het verkrijgen van een medisch advies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a van deze beleidsregels dan bestaat er geen recht op de studietoeslag.

Artikel 6 Hoogte studietoeslag

  • 1. De hoogte van de leeftijdsafhankelijke toeslag bedraagt:

    • a.

      21-jarigen en ouder: € 300,00;

      20-jarigen: € 240,00;

    • b.

      19-jarigen: € 180,00;

    • c.

      18-jarigen: € 150,00;

    • d.

      17-jarigen: € 118,50;

    • e.

      16-jarigen: € 103,50;

    • f.

      15-jarigen: € 90,00.

  • 2. Als uitganspunt voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag geldt in de maand waarin een belanghebbende jarig wordt, het bedrag dat hoort bij de leeftijd die belanghebbende op de verjaardag heeft bereikt.

  • 3. In die gevallen waarin een toeslag is toegekend die hoger is dan de nieuwe bedragen, blijft het hogere bedrag van kracht. Voor deze belanghebbenden blijft het oude artikel 36b van de Participatiewet gelden.

Artikel 7 Vrijlating stagevergoeding

  • 1. De belanghebbende die in het kader van zijn studie inkomsten uit een stage ontvangt, behoudt het recht op de studietoeslag, met dien verstande dat de hoogte van de studietoeslag wordt verminderd met het bedrag aan inkomsten uit de stage voor zover dat het een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag te boven gaat.

  • 2. De hoogte van de vrij te laten stagevergoeding bedraagt € 180,00 per maand.

Artikel 8 Overige bepalingen

Artikel 40 (woonplaats en adresgegevens), lid 1, en paragraaf 6.4 (terugvordering), zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar “bijstand” staat steeds gelezen wordt “studietoeslag”.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, dan wel in gevallen waarin toepassing van deze beleidsregel leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende, besluiten om op individuele gronden van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels studietoeslag gemeente Tholen 2022.

Artikel 11 Intrekking geldende beleidsregels

De Beleidsregels individuele studietoeslag gemeente Tholen 2015 worden ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking daarvan en hebben terugwerkende kracht tot 1 april 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders

van Tholen d.d. 5 juli 2022.

J.K. Fraanje

secretaris,

M.L.P. Sijbers

burgemeester,

Algemene Toelichting

Uit onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie van december 2018 is gebleken dat de individuele studietoeslag niet aan het gestelde doel voldoet en aanpassing behoeft. Aanpassing is nodig om het doel van de regeling te bereiken: jongeren met een structurele medische beperking die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven. Om deze reden is de regeling van studietoeslag gewijzigd.

Inwerkingtreding

De nieuwe studietoeslag treedt in werking per 1 april 2022.

Geen bijstand meer maar toeslag

De studietoeslag is geen bijstand meer. Daarom is er geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens. Het recht is gekoppeld aan het recht op studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Ontvangst of recht op studiefinanciering WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS

In de wettekst van artikel 36b Participatiewet staat dat een aanvraag kan worden gedaan als iemand studiefinanciering of WTOS ontvangt. Dit moet zo worden gelezen: er bestaat recht op studietoeslag als er recht bestaat op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 WTOS. Of er recht bestaat blijkt uit een beschikking van DUO. Voor het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of WTOS van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht bestaat.

Structurele medische beperking

Een belanghebbende moet als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat zijn naast de studie inkomsten te verdienen. Zie de artikelsgewijze toelichting voor uitleg wat hiermee wordt bedoeld.

Stagevergoeding

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding en ook al is het niet verplicht, het draagt wel bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage wel plaatsvindt in het kader van de studie.

Inlichtingenplicht en terugvordering

Op grond van artikel 36b lid 4 Participatiewet geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag. Artikel 17 Participatiewet is niet van toepassing, omdat de studietoeslag geen bijstand betreft. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of tot een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan mag het college overgaan tot terugvordering op grond van artikel 58 lid 2 en artikel 36b lid 4 Participatiewet. Dit is een bevoegdheid, geen verplichting.

Overgangsrecht

De studietoeslag voorziet in overgangsrecht in de volgende situatie: de toegekende studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022, is hoger dan het bedrag waarop iemand recht heeft op grond van de nieuwe studietoeslag.

Is het toegekende bedrag hoger, dan houdt een belanghebbende dit hogere toegekende recht voor de duur van de toekenning. Tijdens deze hele periode behoudt de belanghebbende dus zijn recht op het hogere bedrag. Bijvoorbeeld als deze is toegekend voor de duur van de studie of voor de duur van een jaar. Bij een nieuw verzoek na afloop van die termijn geldt dan pas de hoogte van de nieuwe studietoeslag zoals geldend per 1 april 2022. Ook wanneer deze lager is dan het eerder toegekende bedrag. Dit is bijvoorbeeld het geval als de studietoeslag is toegekend voor de duur van een jaar.

Is de toegekend studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022 lager dan het bedrag op grond van de nieuwe studietoeslag? Dan moet dit bedrag direct worden aangepast aan de hoogte van de bedragen zoals die gelden per 1 april 2022.

Hardheidsclausule

Het college mag van eigen beleidsregels afwijken als toepassing ervan in een individueel geval door bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit is geregeld in artikel 4:84 Awb.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die toelichting nodig hebben, zijn uitgewerkt.

Artikel 2. Structurele medische beperking

Voor het recht op studietoeslag is een voorwaarde dat belanghebbende als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven. Zie artikel 36b lid 1 Participatiewet. Het college legt in dit artikel vast wat wordt verstaan onder een structurele medische beperking.

Begrip inkomsten kunnen verwerven

Gelet op de toelichting bij artikel 36b Participatiewet wordt hier bedoeld in het geheel geen inkomen te verwerven. Beoordeelt moet worden of een student met een structurele medische beperking al dan niet voldoende kan werken zonder dat dit ten koste gaat van de studie.

Het college mag geen regels stellen over wanneer een beperking dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de medisch adviseur wordt gedaan.

Volgens de wet moet iemand (medisch) geen inkomsten naast de studie kunnen verwerven. Dit wordt met een medisch advies vastgesteld. Voor de rest is er geen inkomenstoets. Dit impliceert dat inkomsten op zichzelf niet relevant zijn voor het recht op studietoeslag. Denk aan alimentatie, giften en inkomsten uit vermogen. Bepalend is of iemand door zijn medische beperking niet in staat is naast de studie inkomen te verwerven.

Werkt iemand wel? Ook al is dat zeer gering. Denk aan een vakantiebaan tijdens de zomer als het studiejaar voorbij is? Dan vervalt het recht op studietoeslag (tijdelijk). Als de vakantiebaan is gestopt, kan een nieuwe aanvraag worden gedaan. Als er nog een recent medisch advies beschikbaar is en de medische situatie is niet veranderd, kan het uitgebrachte advies gebruikt worden. Er hoeft dan geen nieuw medisch advies te worden aangevraagd.

Economische omstandigheden, bijvoorbeeld hoge werkloosheid, spelen bij de bepaling of iemand structureel niet in staat is inkomen te verdienen uitdrukkelijk geen rol.

Medische beperking moet structureel zijn

Het vereiste dat de medische beperking een structureel karakter heeft, betekent dat bij de beoordeling in ieder geval van belang is dat de medische beperking langdurig is en er geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn.

In lid 1 legt het college vast wat wordt verstaan onder een medische structurele medische beperking. In lid 2 staat wat wordt gezien als structureel.

Lid 3 bevat een opsomming van situaties waarbij op zichzelf geen sprake is van een structurele medische beperking. Een gebroken been of een medische ingreep met bijvoorbeeld een hersteltermijn van een half jaar is volgens de regering geen structurele medische beperking. Hieruit kan worden afgeleid dat als de medische beperking langer duurt dan een half jaar er wel sprake kan zijn van een structurele medische beperking. Ook zijn er medische beperkingen die wel structureel zijn, maar niet voldoende ernstig. In dat geval kan de belanghebbende naast zijn studie inkomsten verdienen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan iemand met een schildklierafwijking die geen last heeft van complicaties of iemand met een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie. Zo iemand is goed in staat met deze chronische ziekte - die wel structureel is - inkomsten uit arbeid te verdienen naast de studie. Natuurlijk moet er altijd in het licht van de omstandigheden van het geval worden gekeken of voldaan is aan de wettelijke vereisten.

Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

  • Mantelzorg

  • gebroken been

  • kortdurende beperkingen. Denk aan een ziekenhuisopname tot [(6 maanden)].

  • beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Denk aan een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie.

De opsomming is niet limitatief. Ook kan het zo zijn dat iemand met een gebroken been ook een andere medische beperking heeft, waardoor er toch recht op studietoeslag bestaat. Stel nu dat er bij iemand met een gebroken been heftige complicaties optreden, waardoor deze persoon een jaar lang niet in staat is om te werken naast de studie. In dat geval kan worden bekeken of er na een half jaar binnen een periode van 6 maanden geen verbetering valt te verwachten. Zo nee, dan kan dit worden aangemerkt als structureel. Dit is een redelijke termijn, ook gelet op de duur van een studie. Voor wat betreft de termijn van 6 maanden is aansluiting gezocht bij artikel 10 lid 2 en lid 3 Ontslagregeling. Bij ontslag vanwege langdurige ziekte moet ook aannemelijk gemaakt worden dat er na die langdurige ziekte (meestal 2 jaar) geen herstel te verwachten is binnen 6 maanden.

Artikel 3 Voorwaarden

In de Participatiewet staat dat het verzoek om studietoeslag kan worden gedaan door iemand die studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF, niet zijnde het levenlanglerenkrediet, of die een tegemoetkoming krijgt op grond van de WTOS.

Studenten hebben alleen recht op studietoeslag als ze studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS hebben aangevraagd en dat daadwerkelijk ontvangen. Om het recht op studietoeslag vast te stellen is dus een beschikking van DUO noodzakelijk. Het potentiële recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS zonder dat te hebben aangevraagd is niet voldoende. Een student ontvangt het dan namelijk niet en heeft geen toekenningsbeschikking van DUO.

Soms heeft een student recht op studiefinanciering of tegemoetkoming WTOS, maar komt het niet tot uitbetaling. Met dat recht op 0-bedrag voldoet een student wel aan de voorwaarde van artikel 36b lid 3, sub a Pw.

Bij de oude studietoeslag was het wel mogelijk om de studietoeslag toe te kennen aan iemand die recht had op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS, maar die niet had aangevraagd. Daarin was namelijk alleen de voorwaarde dat iemand ‘recht heeft op studiefinanciering op grond van de WSF of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Het verschil is dat voorheen het recht op de studiefinanciering of de tegemoetkoming WTOS al volstond. Onder de nieuwe studietoeslag moet de belanghebbende de studiefinanciering of de tegemoetkoming ook daadwerkelijk ontvangen, al is het een uitkering van een 0-bedrag.

Artikel 4. Toekennen en uitbetalen

Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat als een belanghebbende aan de wettelijke voorwaarden voldoet, er recht op studietoeslag bestaat. De wet voorziet niet in een verbod om met terugwerkende kracht studietoeslag te verlenen. Artikel 44 lid 1 Pw is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de studietoeslag.

Dit betekent dat een belanghebbende recht op studietoeslag heeft tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend. Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden. Dit is vastgelegd in lid 3.

Het college hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit hoeft alleen als belanghebbende daarom verzoekt. Dit is neergelegd in lid 2 van dit artikel. De gedachte hierachter is dat het in lijn is met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen met ingang van de datum waarop de studietoeslag wordt aangevraagd. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van mensen met een medische beperking zodat zij zich op het studeren kunnen focussen. Dit omdat de combinatie met een bijbaan niet mogelijk is. Omdat het college het verlenen van terugwerkende kracht tot 5 jaar aan een aanvrager niet kan weigeren, wordt dit alleen op verzoek toegekend. Overigens moet uit het medisch advies dan wel naar voren komen dat belanghebbende in het verleden (ook) niet in staat was naast de studie te werken en uiteraard ook niet gewerkt heeft.

Artikel 5 Inlichtingen- en medewerkingsplicht

In artikel 36b lid 4 Pw is een aparte inlichtingenplicht opgenomen. Dat is nodig omdat de studietoeslag geen bijstand meer is. De inlichtingenplicht van artikel 17 Pw geldt daarom niet. De regering vindt het wel van essentieel belang dat de studietoeslag bij diegene terecht komt die daar recht op heeft en dat er geen oneigenlijk gebruik van wordt gemaakt.

Belanghebbende is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alles dat van invloed kan zijn op het recht op studietoeslag. De inlichtingenplicht van artikel 36b lid 4 Pw komt volledig overeen met de inlichtingenplicht van artikel 17 Pw.

Als sprake is van een schending van de inlichtingenplicht, kan de studietoeslag worden teruggevorderd.

Artikel 6. Hoogte studietoeslag

Bij het vaststellen van het bedrag voor de doelgroep jonger dan 21 jaar kiest de regering voor een lager minimumbedrag voor de studietoeslag dat evenredig is aan de verhouding van het toepasselijke Jeugd-wettelijk minimumloon (WML) ten opzichte van het reguliere WML. De hoogte van de studietoeslag is dus afhankelijk van de leeftijd. Het recht op een hoger bedrag op grond van leeftijd ontstaat op de dag waarop een persoon jarig is.

Toepassing van de wet leidt ertoe dat als een belanghebbende jarig wordt in een maand en dat leidt tot een hogere studietoeslag, de studietoeslag over die maand naar rato wordt berekend. De hoogte bestaat dan: uit een percentage vermenigvuldigd met de norm voor de leeftijd voor de verjaardag en een percentage vermenigvuldigd met de norm voor de leeftijd sinds de verjaardag.

Het college mag ten gunste afwijken van de normen bepaald in de AMvB. Het college kiest ervoor dit te doen in de maand waarin belanghebbende jarig wordt. Dit om de uitvoering van de studietoeslag te vereenvoudigen. In de maand dat belanghebbende jarig wordt en dit leidt tot een hoger bedrag aan studietoeslag, wordt de studietoeslag in die maand gebaseerd op het bedrag dat geldt voor de leeftijd waarop belanghebbende jarig is. Dit is geregeld in lid 2. Dus stel belanghebbende wordt op 25 juli 20 jaar. Dan wordt de studietoeslag voor de hele maand juli berekend naar het bedrag voor een 20-jarige.

Artikel 7 Vrijlating stagevergoeding

Inkomsten uit een stage worden vrijgelaten tot een maximumbedrag van € 180,00 per maand, zie artikel 36b lid 5 Pw. Dit bedrag is vastgelegd bij AMvB. Wanneer een stagevergoeding hoger is dan € 180,00, wordt het meerdere in mindering gebracht op de studietoeslag. De regering vindt het gerechtvaardigd om deze vrijlating toe te staan.

Als een belanghebbende een zeer hoge stagevergoeding ontvangt, kan dat ertoe leiden dat het recht op studietoeslag op € 0,- moet worden vastgesteld. Er bestaat formeel wel recht, maar dat recht komt door de hoogte van de stagevergoeding niet tot uitbetaling. Na afloop van de stage kan het recht op studietoeslag wel weer tot uitbetaling komen. De stagevergoeding wordt dan immers niet meer gekort. Voorwaarde is wel dat er niets is veranderd in de situatie van belanghebbende waardoor nog steeds recht bestaat op studietoeslag.

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding. Maar ook een stage die niet verplicht is draagt bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage plaatsvindt in het kader van de studie.

Artikel 8 Overige bepalingen

De nieuwe studietoeslag moet worden aangevraagd in de gemeente waar belanghebbende woont. In artikel 36b lid 6 Pw is artikel 40 lid 1 Pw van overeenkomstige toepassing verklaard. De woonplaats moet dus worden getoetst aan dezelfde criteria als bij de bijstand.

Ook paragraaf 6.4 (Terugvordering) van de Participatiewet is van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat betekent dat de artikelen 58 tot en met 60c Pw op dezelfde manier gelden voor studietoeslag als voor bijstand.