Regeling vervallen per 01-05-2024

Subsidieregeling hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door ondernemingen

Geldend van 22-07-2022 t/m 30-04-2024

Intitulé

Subsidieregeling hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door ondernemingen

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1 Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden

  • 1. In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

    • -

      adviescommissie: door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 13 november 2012 ingestelde commissie;

    • -

      AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 651/2014, Pb L187/1 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;

    • -

      algemene de-minimisverordening: de Verordening (EU) 1407/2013 van de Europese Commissie van 24 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

    • -

      algemene de-minimisverordening landbouw: de Verordening (EU) 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de de-minimissteun in de landbouwsector;

    • -

      Asv: de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005;

    • -

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • -

      bank: een bank zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht of een aan een bank gelieerd beleggingsfonds, al dan niet via een beheerder, zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht waarbij de bank of het beleggingsfonds handelt op grond van een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten;

    • -

      biobrandstof: vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen;

    • -

      bio-energie-installatie: de energie-installatie die biomassa gebruikt als brandstof om energie op te wekken;

    • -

      biomassa betreft vaste producten die bestaan uit:

      • o

        Plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal, zoals houtpellets en houtsnippers. Vers hout is hout dat vrijkomt bij snoei-, kap- en rooiwerkzaamheden in bijvoorbeeld bossen, landschap of groenvoorzieningen. Vers hout kan bestaan uit hele bomen, kapafval, tak- en tophout, stobben of rondhout. Ook houtige biomassa die speciaal voor energiedoeleinden is bewerkt, zoals houtpellets of -snippers, of speciaal wordt geteeld zoals een wilgenplantage, valt onder deze categorie;

      • o

        Rest- en afvalhout uit land- en bosbouw, papierindustrie, kurk- en houtindustrie.

    • -

      BW: het Burgerlijk wetboek;

    • -

      circulaire projecten: projecten die bijdragen aan CO2-emissiereductie door toepassing van circulariteit of inzet van duurzamere grond- en brandstoffen in bijvoorbeeld de bouw, food en agri, fashion en mobiliteit;

    • -

      concern: een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW waartoe de aanvrager voor een subsidie behoort, welke groep is gericht op een duurzame deelneming aan het economische verkeer;

    • -

      de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

    • -

      de-minimisverordening landbouw: de Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector;

    • -

      dochtermaatschappij: een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 2:24a BW;

    • -

      EBITDA: Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization;

    • -

      enablers: technologieën zonder (directe) bijdrage aan CO2-emissiereductie, waaronder hybride technologieën die fossiele brandstoffen gebruiken en op termijn overschakelen op hernieuwbare energiebronnen.

    • -

      energie-efficiëntiemaatregelen: maatregelen die een subsidie-aanvrager in staat stellen zijn energieverbruik, met name in zijn productiecyclus, - of in geval van woningcorporaties van hun huurders - te verminderen, waaronder in het geval van woningcorporaties mede wordt begrepen de bouwkundige aanpassingen aan woningen die nodig zijn om de energiemaatregelen te realiseren of andere onderhoud- of verbetermaatregelen die fysieke samenhang hebben met de te realiseren energie-efficiëntiemaatregelen;

    • -

      Energiefonds Overijssel II B.V.: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energiefonds Overijssel II B.V. die in mandaat voor Gedeputeerde Staten deze subsidieparagraaf uitvoert;

    • -

      energieproject: een project waarbij:

      • energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen waardoor het verbruik van niet-hernieuwbare energie wordt gereduceerd door middel van een bekende en bewezen techniek en waarmee wordt bijgedragen aan de provinciale doelen zoals bedoeld in deze subsidieregeling; of

      • hernieuwbare energie wordt opgewekt c.q. de opwekking van hernieuwbare energie wordt vergroot en waarmee wordt bijgedragen aan de provinciale doelen zoals bedoeld in deze subsidieregeling;

    • hiertoe kan ook worden gerekend, een strategische investering in een circulair project of een technologie die wordt aangemerkt als ‘enabler’;

    • -

      EU-norm:

      • een verplichte EU-norm waarbij de op milieugebied te bereiken normen per onderneming zijn vastgesteld, of

      • de verplichting op grond van Richtlijn 2010/75/EU om de beste beschikbare technieken (BAT's) te gebruiken en ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan bij de toepassing van de BAT's. Voor de gevallen waarin de met de BAT's geassocieerde emissieniveaus zijn bepaald in uitvoeringshandelingen die op grond van Richtlijn 2010/75/EU zijn vastgesteld, zullen die niveaus gelden. Wanneer die niveaus als een bandbreedte zijn geformuleerd, zal de grens waar de BAT het eerst wordt bereikt, van toepassing zijn;

    • -

      garantie: de overeenkomst tussen Energiefonds Overijssel II B.V. en de bank betreffende de zekerheid tot aflossing van het krediet dat de aanvrager van de garantie ten aanzien van het energieproject van de bank heeft verkregen;

    • -

      gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met het energieproject wordt geschapen of in stand wordt gelaten;

    • -

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel;

    • -

      grote onderneming: een onderneming die niet onder de definitie van middelgrote- en/of kleine onderneming valt;

    • -

      hernieuwbare energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook met conventionele energiebronnen werken;

    • -

      hernieuwbare energiebronnen: de volgende hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: zonne-energie, geothermische energie, hydrothermische energie, aerothermische energie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, biogas;

    • -

      in aanmerking komende kosten: de extra investeringskosten van het energieproject ten opzichte van de referentie-investering;

    • -

      innovatieve ondernemingen: ondernemingen die zich richten op (de ontwikkeling van) innovatieve producten en/of diensten voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type ondernemingen is om de producten en/of diensten (door) te ontwikkelen en te vermarkten. Het dient aannemelijk te zijn dat het Maatschappelijk Rendement van dit type ondernemingen deels neerslaat binnen de provinciegrenzen;

    • -

      innovatieve projecten: projecten van ondernemingen waarbij het doel is om een nieuwe technologie voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk (nog) niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op een eerste toepassing (pilot project), van innovatieve technologieën. Dit type projecten is locatiegebonden en dient binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;

    • -

      innovatieve projecten voor hernieuwbare energieproductie of energiebesparing: innovatieve projecten waarbij het doel is om hernieuwbare energie op te wekken of energie te besparen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op energieopwekking of -besparing. Dit type projecten is locatie gebonden en dienen binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;

    • -

      kleine onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 50 werknemers, met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Een onderneming wordt niet als een kleine onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;

    • -

      krediet: krediet dat de aanvrager van de garantie van de bank heeft gekregen voor het uitvoeren van een energieproject;

    • -

      kredietovereenkomst: overeenkomst tussen de bank en de aanvrager van de garantie op grond waarvan de bank geld voor de uitvoering van een energieproject ter leen verstrekt of zal verstrekken;

    • -

      LVV: de Landbouw vrijstellingsverordening (EU) nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014, Pb L193/1, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

    • -

      maatschappelijk rendement: de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gerealiseerde energie-efficiëntie c.q. opwekking van hernieuwbare energie en de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gecreëerde arbeidsplaatsen gezamenlijk;

    • -

      marktconforme premie: premie die wordt berekend conform de safe-harbour premies zoals opgenomen in paragraaf 3.3 van de Mededeling-garanties;

    • -

      marktconforme rente: rente die wordt berekend conform de methode in de Mededeling-rentepercentages;

    • -

      Mededeling-garanties: Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (Pb. 2008, C155/10) en de rectificatie van de Commissie daarop zoals gepubliceerd in Pb. 2008, C244/32, of diens opvolger;

    • -

      Mededeling-rentepercentages: Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (Pb. 2008, C14/6) of diens opvolger;

    • -

      medeoverheden: gemeenten, waterschappen, andere provincies en rijksoverheid;

    • -

      middelgrote onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 250 werknemers, met een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Een onderneming wordt niet als een middelgrote onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;

    • -

      Mkb-onderneming: een micro-, kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36;

    • -

      moedermaatschappij: de nauwst met een aanvrager verbonden persoon ten aanzien van wie een ratingverklaring is of kan worden afgegeven;

    • -

      niet-hernieuwbare energie: energie die niet voldoet aan de definitie van hernieuwbare energie;

    • -

      onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering. Een concern wordt als één onderneming aangemerkt;

    • -

      onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2 lid 18 van de AGVV dan wel artikel 2 lid 14 van de LVV;

    • -

      premiekorting: de korting op de premie ten opzichte van de marktconforme premie;

    • -

      projectplan: een inhoudelijk werkplan waarin onder andere een beschrijving c.q. gemotiveerde inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie c.q. toename van hernieuwbare energie is opgenomen. Grote ondernemingen tonen in dit projectplan aan dat de subsidie een stimulerend effect, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de AGVV, op het energieproject heeft;

    • -

      provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon de provincie Overijssel;

    • -

      ratingverklaring: een door GS geaccepteerde verklaring waaruit de rating van de aanvrager van een subsidie blijkt conform de Mededeling-rentepercentages en Mededeling-garanties, dan wel van diens moedermaatschappij, indien de aanvrager geen rating heeft of kan verkrijgen vanwege het ontbreken van een kredietverleden;

    • -

      referentie-investering:

      • bij energie-efficiëntiemaatregelen: een technisch vergelijkbare investering aan het energieproject die een lager niveau van milieubescherming biedt die overeenstemt met de verplichte EU-normen (voor zover die bestaan) en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Een technisch vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle andere technische eigenschappen (met uitzondering van die welke rechtstreeks op de extra investering voor milieubescherming betrekking hebben) die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor het energieproject.

      • bij hernieuwbare energie: wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de in aanmerking komende kosten;

    • -

      rentekorting: de korting op rente ten opzichte van de marktconforme rente;

    • -

      subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb, die voor een bepaalde termijn wordt verstrekt;

    • -

      strategische investering: een investering die bijdraagt aan de provinciale doelen, zoals bedoeld in PS/2021/1104724 onder 5;

    • -

      subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking komen voor de berekening van de hoogte van de subsidie;

    • -

      subsidieperiode: de periode vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag tot en met de in de verleningsbeschikking of vaststellingsbeschikking opgenomen datum waarop de subsidiabele activiteit is uitgevoerd;

    • -

      terugverdienplan: een plan waarin de haalbaarheid, de commerciële levensvatbaarheid en de terugverdientijd van het energieproject is uitgewerkt;

    • -

      terugverdientijd: de tijd die nodig is om de extra investeringskosten terug te verdienen;

    • -

      Ubs: Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel;

    • -

      uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die de provincie Overijssel met de subsidieontvanger sluit ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening;

    • -

      verbonden persoon: met betrekking tot een tot het concern behorende rechtspersoon of vennootschap, elke persoon of vennootschap waarvan eerstbedoelde persoon of vennootschap een dochtermaatschappij is;

    • -

      website: http://www.energiefondsoverijssel.nl/;

    • -

      woningcorporatie: toegelaten instelling in de zin van artikel 70, eerste lid, van de Woningwet.

    • -

      woonlasten: het totaal aan huur- en energiekosten per woning.

  • 2. Van subsidie zijn expliciet uitgesloten:

    • a.

      exportsteun;

    • b.

      steun ten behoeve van werkzaamheden in de sectoren visserij en aquacultuur;

    • c.

      steun ten behoeve van werkzaamheden in de kolenindustrie;

    • d.

      steun aan ondernemingen in moeilijkheden;

    • e.

      steun ten behoeve van wind- en kernenergie uitgezonderd innovatieve windmolens, zoals kleine stedelijke windmolens en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter.

  • 3. De uitvoering van deze subsidieregeling is door Gedeputeerde Staten gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V.

Artikel 1.1.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      een garantie.

    Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 1.4.7 eerste, derde en vierde lid terugbetaald.

    Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 1.4.7 eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.

  • 2. Per onderneming kan slechts één aanvraag per energieproject worden ingediend.

Artikel 1.1.3 Criteria

Een aanvraag voor een geldlening of garantie als bedoeld in artikel 1.1.2 eerste lid voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGVV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.

  • b.

    De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan Gedeputeerde Staten verschaft ter zekerheid van de subsidie.

  • c.

    De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.

Artikel 1.1.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De geldlening bedraagt maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten.

  • 2. In geval van een garantie bedraagt de garantie van Gedeputeerde Staten maximaal 80% van het krediet.

Artikel 1.1.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 1.1.6 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden beschouwd de in aanmerking komende kosten.

Artikel 1.1.7 Niet subsidiabele kosten

  • 1. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn onder andere door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

  • 2. De in de begroting bij de subsidiabele activiteiten opgenomen kostenpost Onvoorzien, kosten die niet rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, leges, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar en vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers zijn niet subsidiabel.

  • 3. Btw is niet subsidiabel, tenzij door de subsidieaanvrager bij de verlening kan worden aangetoond dat de Btw over de subsidiabele activiteiten niet met de fiscus of via het Btw-compensatiefonds kan worden verrekend.

  • 4. Kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd, zijn niet subsidiabel.

  • 5. Gangbare apparaatkosten van medeoverheden, tenzij de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit en anders niet zouden zijn gemaakt, zijn niet subsidiabel.

Artikel 1.1.8 Weigeringsgronden

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. In het geval van stategische investeringen kunnen Gedeputeerde Staten hiervan afwijken. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 2.2, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-. Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken

    • c.

      sprake is van stapeling van subsidie. Er is sprake van stapeling van subsidie als voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten al subsidie is verstrekt op grond van het Ubs of de Asv. Dit geldt niet indien sprake is van subsidie die verstrekt is uit Europese Fondsen of een subsidie in die verstrekt is in de vorm van een geldlening;

    • d.

      uit de begroting blijkt dat de kosten niet gefinancierd kunnen worden;

    • e.

      de subsidie in de vorm van een geldlening naar het oordeel van Gedeputeerde Staten naar verwachting niet terugbetaald kan worden;

    • f.

      sprake is van een aanvrager ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is;

    • c.

      het verstrekte krediet of de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • d.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een geldlening of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort;

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een garantie of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC+ of lager behoort;

    • f.

      de aanvrager van een garantie een grote onderneming is;

    • g.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt;

    • h.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • i.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;

    • j.

      de aanvrager op de markt gehele financiering voor het energieproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aannemelijk is;

    • k.

      de activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • l.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 6, derde lid van de AGVV aan te tonen;

    • m.

      indien de aanvraag kosten betreft ten behoeve van een investering die de onderneming als gevolg van een Europese norm reeds verplicht is te doen.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien dekosten van de subsidiabele activiteit naar haar oordeel als niet doelmatig kunnen worden aangemerkt of redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt.

  • 4. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de te verstrekken subsidie lager is dan € 125.000,-.

Artikel 1.1.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in deze subsidieregeling, nadat de aanvraag volledig is, ter advies voor aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

Artikel 1.1.10 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

  • 1. De hoogte van de geldlening en garantie per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2. De looptijd van de geldlening en kredietovereenkomst bedraagt een bepaalde tijd, doch maximaal de technische levensduur van het energieproject.

  • 3. De rente van de geldlening is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 5. De geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 6. Ingeval van een garantie is de maximale premiekorting gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 1.1.3 sub c, artikel 2.1.2 en artikel 2.2.2 is toegestaan.

  • 7. De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 1.1.11 Staatssteun

Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie alleen verstrekken indien voldaan wordt aan een Europese verordening op basis waarvan de subsidie toelaatbaar is verklaard. De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a. de AGVV of LVV; of

  • b. de algemene de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw;

  • c. de Mededeling-rentepercentages;

  • d. de Mededeling-garanties.

Artikel 1.1.12 Afronding bedragen

Bij subsidieverstrekking gehanteerde bedragen worden naar boven afgerond op ééntallen.

Paragraaf 1.2 De aanvraag

Artikel 1.2.1 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan tot twaalf weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend door inzending van een daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2. Een subsidieaanvraag moet volledig zijn ingediend uiterlijk vier weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 1.2.2 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend door gebruik te maken van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de uitvoering van de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting waaruit de kosten van te subsidiëren activiteiten en de dekking daarvan blijkt, onder vermelding van de van toepassing zijnde subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.1.6;

  • 3. Indien sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU overlegt de aanvrager, aanvullend op het eerste en tweede lid:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de te subsidiëren activiteiten;

    • b.

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening.

  • 4. Wanneer de AGVV of de LVV van toepassing is overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een Mkb-verklaring;

    • b.

      een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming niet in moeilijkheden verkeert.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen bij een aanvraag om een subsidie of bij wijziging van de subsidieontvanger een volledig in te vullen Bibob-formulier subsidies verplicht stellen. In dat geval worden geen voorschotten verstrekt totdat de beoordeling van het ingezonden Bibob-formulier afgerond is.

  • 6. Indien toepassing is gegeven aan het vijfde lid en aan artikel 4:5 Awb, geldt het niet of onvolledig indienen van het Bibob-formulier subsidies als reden voor het buiten behandeling laten van de aanvraag of het intrekken van een subsidie.

  • 7. De aanvragere overlegt bij de aanvraag een ratingverklaring, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

  • 8. Indien de aanvrager voor dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt de aanvrager de bewijssteukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.

  • 9. De aanvrager overlegt bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan.

  • 10. De aanvrager overlegt, ingeval een garantie wordt aangevraagd, bij de aanvraag tevens een door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en concept garantverklaring.

  • 11. De aanvrager overlegt bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due dillegence, een technische due dillegence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due dillegence.

Artikel 1.2.3 Volgorde van behandeling

  • 1. Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond, beslissen Gedeputeerde Staten op volgorde van het tijdstip van binnenkomst.

  • 2. Indien de aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.

  • 4. Een aanvraag wordt als volledig beschouwd als:

    • a.

      het voorgeschreven aanvraagformulier is ingevuld; en

    • b.

      de gegevens zoals genoemd in artikel 1.2.2 en eventuele aanvullende gegevens die gevraagd worden zijn overgelegd.

Artikel 1.2.4 Beslistermijn

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om een subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken bedraagt maximaal 22 weken indien:

    • a.

      sprake is van cofinanciering van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

    • b.

      ter beoordeling van de aanvragen een adviescommissie is ingesteld.

Paragraaf 1.3 Verlening en directe vaststelling van de subsidie

Artikel 1.3.1 Verlening en directe vaststelling subsidie

  • 1. Gedeputeerde Staten geven een beschikking tot subsidieverlening, tenzij een subsidie direct wordt vastgesteld.

  • 2. Bij het besluit tot verlening of directe vaststelling van subsidie geven Gedeputeerde Staten de datum aan waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en indien van toepassing op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 3. Een subsidie in de vorm van een geldlening wordt verleend onder de voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst wordt of is gesloten.

Artikel 1.3.2 Betaling en bevoorschotting

Gedeputeerde Staten verstrekken in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet binnen vier weken via een digitaal formulier melding aan Gedeputeerde Staten, zodra:

  • a. naar verwachting de voorwaarden of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn opgelegd niet, niet geheel kunnen worden nagekomen; of

  • b. naar verwachting de activiteiten niet binnen de in de beschikking vermelde datum zullen worden nagekomen.

Artikel 1.4.2 Tussenrapportage

Indien de subsidieverlening betrekking heeft op activiteiten met een looptijd langer dan een jaar, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt in beginsel niet vaker dan één keer per jaar gevraagd, maar Gedeputeerde Staten kunnen hier van afwijken.

Artikel 1.4.3 Instandhouding activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen dat de resultaten van de activiteiten in stand worden gehouden voor een periode van maximaal vijf jaar.

Artikel 1.4.4 Subsidieperiode

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen om de activiteiten voor een in de subsidiebeschikking genoemde datum te starten dan wel binnen een in de subsidiebeschikking genoemde subsidieperiode af te ronden.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger de subsidieperiode aanpassen of verlengen indien sprake is van feiten en omstandigheden waarvan de subsidieaanvrager op het moment van de aanvraag niet op de hoogte kon zijn.

  • 3. Gedeputeerde Staten verlenen geen uitstel indien de verlenging in strijd is met het beoogde beleidsdoel van de provincie of de activiteiten naar verwachting niet meer gerealiseerd gaan worden.

Artikel 1.4.5 Deugdelijke administratie

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht voor de verstrekte subsidies een administratie te voeren waaruit blijkt wat de voortgang is van de gesubsidieerde activiteiten en de financiering daarvan.

  • 2. De administratie van de gemaakte subsidiabele kosten dienen te worden bewaard gedurende 12 maanden na subsidievaststelling of bij een directe vaststelling, gedurende 12 maanden na afloop van de subsidieperiode.

Artikel 1.4.6 Evaluatie effecten van subsidie

De ontvanger van een subsidie op basis van deze subsidieregeling is verplicht mee te werken aan een evaluatieonderzoek door of namens Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.4.7 Overige verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De aanvrager tekent uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. Ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

  • 3. De subsidie-ontvanger betaalt Gedeputeerde Staten jaarlijks rente over de geldlening. Ingeval van een garantie betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

  • 4. Ingeval van een geldlening betaalt de subsidie-ontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

  • 6. Terzake van de in de leden 3 tot en met 5 genoemde verplichtingen wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen daarin verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 7. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

  • 8. De subsidie-ontvanger dient binnen één jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 9. De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert de subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project en overlegt daarbij in ieder geval de jaarrekening.

  • 10. Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden aan de subsidiebeschikking verbinden ten aanzien van:

    • -

      de EBITDA ten opzichte van rente-en aflossingsverplichtingen;

    • -

      het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden;

    • -

      toestemming bij wijziging van aandeelhouders;

    • -

      toestemming voor het aangaan van financiële verplichtingen met derden;

    • -

      toestemming voor het wijzigen van overeenkomsten aangaande het energieproject;

    • -

      toestemming voor uitkering van dividend en/of opname van cashflow ten behoeve van het concern.

  • 11. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vier jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 12. De aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft of de geldlening is geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Artikel 1.4.8 Terugvordering

Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan een of meer van de verplichtingen als bedoeld in deze subsidieregeling kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terugvorderen.

Artikel 1.4.9 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 1.4.7 vierde lid. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 1.4.7 vijfde lid.

  • 3. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 1.4.7 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5. Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 1.1.11.

Paragraaf 1.5 Vaststelling van de subsidie

Artikel 1.5.1 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

Artikel 1.5.2 Digitale financiële verantwoording

De subsidieontvanger is verplicht een digitale financiële verantwoording in te vullen en deze te overleggen bij de aanvraag tot vaststelling. In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan of de subsidiabele activiteiten zijn verricht en welke subsidiabele kosten werkelijk zijn gemaakt. De subsidieontvanger maakt hierbij gebruik van het beschikbaar gestelde format.

Artikel 1.5.3 Vaststellen subsidie

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, een financiële verantwoording en, indien in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking als zodanig verplicht, een accountantsverklaring conform het controleprotocol.

  • 3. Uit het inhoudelijk verslag als bedoeld in het tweede lid blijkt in welke mate de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd.

  • 4. Uit de financiële verantwoording als bedoeld in het tweede lid blijkt wat het totale bedrag is van de gerealiseerde subsidiabele kosten van de activiteiten en de dekking daarvan, voor zover van toepassing gespecificeerd naar:

    • a.

      loonkosten van medewerkers met het bijbehorend uurtarief;

    • b.

      kosten voor gebruik van machine en apparatuur;

    • c.

      de kosten van derden;

    • d.

      kosten met betrekking tot de inzet van vrijwilligers;

    • e.

      kosten voor het op laten stellen van een controleverklaring door de accountant.

  • 5. Indien de activiteiten zijn gerealiseerd, wordt de subsidie vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. Daarbij wordt uitgegaan van het in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking genoemde subsidiepercentage, met als maximum het verleende bedrag.

Artikel 1.5.4 Beslistermijn vaststelling subsidie

Gedeputeerde Staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

Artikel 1.5.5 Ambtshalve vaststellen subsidie

Ingeval van een garantie kan deze ambtshalve worden vastgesteld zodra:

  • a.

    het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

  • b.

    ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

Hoofdstuk 2 Hernieuwbare energie en energie efficiëntie

Paragraaf 2.1 Hernieuwbare energie door ondernemingen

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 1.1.2 eerste lid kan uitsluitend worden verleend voor de in aanmerkingkomende kosten van een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie waarbij het energieproject een terugverdientijd heeft van meer dan drie jaar.

  • 2. De subsidie als bedoeld in deze paragraaf kan uitsluitend worden verleend voor de in aanmerking komende kosten op het gebied van:

    • a.

      geothermie;

    • b.

      zonne-energie;

    • c.

      bio-energie;

    • d.

      warmtepompen met een minimale Coefficient Of Performance (COP) van 4;

    • e.

      waterkracht;

    • f.

      windenergie;

    • g.

      energieopslag en energie infrastructuurprojecten.

  • 3. De subsidie voor windenergie wordt uitsluitend verleend aan innovatieve windmolens, zoals kleine stedelijke windmolens en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter.

  • 4. Subsidie voor bio-energie wordt uitsluitend verleend voor zover het past in het volgende stimuleringskader:

    • a.

      HT-warmte met cascadering voor (proces)industrie waar op langere termijn geen alternatieven zijn;

    • b.

      HT-warmte met casadering als overbruggingstoepassing waar op termijn alternatieven beschikbaar komen;

    • c.

      tijdelijke toepassing en piek- en backup voorziening voor ruimteverwarming bij warmtenettenmet biomassa anders dan houtige biomassa;

    • d.

      LT-warmte waar ook op termijn geen andere alternatieven zijn met biomassa anders dan houtige biomassa.

  • 5. Subsidie wordt uitsluitend verleend aan duurzame biomassa-projecten die voldoen aan de duurzaamheidseisen van certiceringsschema’s die in Nederland zijn goedgekeurd, zoals BetterBiomass (NTA 8080), Forest Stewardship Council, International Sustainability and Carbon administration. De in Nederland toegestane certificeringsschema’s zijn door de Europese Commissie goedgekeurd en getoetst aan de RED II Duurzaamheidseisen biomassa REDII SDE++ (rvo.nl).

Artikel 2.1.2 Criteria

  • 1. De subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

    • a.

      45% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • b.

      55% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote ondernemingis; en

    • c.

      65% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is.

Artikel 2.1.3 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In aanvulling op artikel 1.2.2 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten opwekking van hernieuwbare energie;

    • b.

      een berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering.

Artikel 2.1.4 Weigeringsgronden

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.8 eerste lid onder a weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag ziet op een subsidie voor een zonne-energieproject indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 500.000,-;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag een bedrag is tussen € 500.000 en € 1.000.000,- en het een niet-dupliceerbaar zonne-energieproject betreft;

    • c.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de som van toegekende subsidies aan een dupliceerbaar zonne-energieproject met een te verlenen subsidiebedrag tussen € 500.000,- en € 1.000.000,-, hoger is dan € 2.500.000,-.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie voor biomassa-projecten:

    • a.

      indien andere duurzame warmtebronnen beschikbaar zijn;

    • b.

      indien processen te elektrificeren zijn;

    • c.

      voor elektriciteitsproductie.

Artikel 2.1.5 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2% of 200 basispunten gehanteerd per jaar.

Paragraaf 2.2 Energie-efficiëntie door ondernemingen

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie bedoeld in deze paragraaf kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door:

    • a.

      aanpassing/vervanging van bedrijfsruimten; of

    • b.

      aanpassing van de productie, niet zijnde mobiele productiemiddelen;

    • c.

      aanpassingen aan woningen middels energie service companies (ESCO) of middels energie-service-contracten uit te voeren door een rechtspersoon.

  • 2. Subsidie voor een energieproject op grond van deze paragraaf wordt niet verleend, indien voor dat energieproject al subsidie is verleend of aangevraagd op grond van de paragraaf 8.20.1 "Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door woningcorporaties" van het Ubs 2011.

Artikel 2.2.2 Criteria

In aanvulling op artikel 1.1.3 wordt een subsidie slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

  • a.

    30% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

  • b.

    40% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

  • c.

    50% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is.

Artikel 2.2.3 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In aanvulling op artikel 1.2.2 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie;

    • b.

      een berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering.

  • 2. Indien de aanvraag een energieproject betreft waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door aanpassing of vervanging van bedrijfsruimten, wordt een taxatierapport van een taxateur, die is ingeschreven bij één van de taxatieregisters VastgoedCERT of SCVM, overgelegd dat bij aanvraag niet ouder is dan drie maanden.

Artikel 2.2.4 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2,5% of 250 basispunten gehanteerd per jaar.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Overgangsrecht

  • 1. Subsidies die zijn aangevraagd, maar nog niet zijn verleend vóór 1 juli 2022, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Ubs zoals dat geldt op de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Subsidies die zijn verleend vóór 1 juli 2022 maar nog niet zijn vastgesteld, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Ubs dat op het moment van verlenen van toepassing was.

Artikel 3.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Subsidieregeling hernieuwbare energie en energie-efficiëntie ondernemingen’.

Ondertekening