Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2023

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2023

Intitulé

Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2023

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

op voordracht van het College van dijkgraaf en heemraden van 10 mei 2022;

gelet op artikel 83 van de Waterschapswet, afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht en het Reglement voor Waterschap Rivierenland;

BESLUIT:

vast te stellen het:

Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2023 en de volgende bevoegdheden aan het dagelijks bestuur te delegeren:

I Het verrichten van (privaatrechtelijke) (rechts)handelingen

Artikel 1

Het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van onroerende zaken.

Artikel 2

Het vestigen, wijzigen en beëindigen van zakelijke rechten.

Artikel 3

Het nemen van besluiten en verrichten van (privaatrechtelijke) (rechts)handelingen inzake het huren, verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van roerende en onroerende zaken.

Artikel 4

Het afsluiten van verzekeringen.

Artikel 5

Het aangaan, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten inzake werken, leveringen of diensten.

II Aanbestedingen

Artikel 6

Het doen van aanbestedingen en het nemen van beslissingen in een aanbestedingsprocedure, zoals het vaststellen van projectdocumenten en het gunnen.

III Het voeren van (buiten)gerechtelijke procedures

Artikel 7

Het aangaan en voeren van rechtsgedingen, alsmede het aangaan en voeren van gedingen voor buitengerechtelijke instanties (waaronder arbitrage), alsmede beslissingen om geschillen te beëindigen door schikking, al dan niet via mediation.

Artikel 8

Het gebruik maken van inspraakmogelijkheden, zoals het indienen van zienswijzen conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.

IV Overeenkomsten

Artikel 9

Het aangaan van overeenkomsten betreffende de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden.

V Leggerwijzigingen

Artikel 10

Het vaststellen van beperkte wijzigingen van de leggers van waterstaatswerken en wegen.

VI Verkeersbesluiten

Artikel 11

Het nemen van verkeersbesluiten op grond van artikel 18 Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 12

Het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van ontheffingen krachtens de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 13

Het nemen van besluiten in het kader van de overdracht van een verplichting tot onderhoud van een weg door een gemeente of een waterschap aan een gemeente of waterschap op grond van artikel 18a Wegenwet, voor zover het betreft de overdracht van weggedeelten in verband met het wijzigen van de bebouwde komgrens.

VII Gebiedsspecifiek beleid op grond van het Besluit bodemkwaliteit

Artikel 14

Het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

VIII Gedoogplichten Omgevingswet

Artikel 15

Het opleggen van gedoogplichten op grond van de Omgevingswet.

IX Waterschapsverordening Waterschap Rivierenland

Artikel 16 Andere regels, besluiten en uitspraken

  • 1. Het college van dijkgraaf en heemraden kan delen van de Waterschapsverordening in overeenstemming brengen met gewijzigde en rechtstreeks geldende wettelijke voorschriften of bindende besluiten van de provincie, van het Rijk of van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie, voor zover de uitvoering daarvan geen of slechts beperkte beleids- of beoordelingsruimte biedt.

  • 2. Het college van dijkgraaf en heemraden kan delen van de Waterschapsverordening in overeenstemming brengen met gewijzigde en rechtstreeks geldende wettelijke voorschriften en bindende besluiten van de in het beheergebied vallende vertegenwoordigende bestuursorganen van de gemeenten en de aangrenzende waterschappen voor zover de uitvoering daarvan geen of slechts beperkte beleids- of beoordelingsruimte biedt.

  • 3. Het college van dijkgraaf en heemraden kan delen van de Waterschapsverordening in overeenstemming brengen met rechtstreeks van toepassing zijnde gerechtelijke uitspraken voor zover de uitvoering daarvan geen of slechts beperkte beleids- of beoordelingsruimte biedt.

  • 4. Het college van dijkgraaf en heemraden kan delen van de Waterschapsverordening in overeenstemming brengen met gewijzigde wettelijke voorschriften en besluiten van het Algemeen Bestuur van het waterschap zelf voor zover de uitvoering daarvan geen of slechts beperkte beleids- of beoordelingsruimte biedt.

  • 5. Waar in de vorige leden over wettelijke voorschriften, besluiten en uitspraken wordt gesproken, wordt gedoeld op wettelijke voorschriften, besluiten en uitspraken, die formele rechtskracht hebben.

Artikel 17 Activiteiten in de fysieke leefomgeving

Het college van dijkgraaf en heemraden kan het toepassingsbereik van de regels over activiteiten wijzigen of concretiseren om lacunes, onwenselijke samenloop of kennelijke verschrijvingen te herstellen.

Artikel 18 Aanwijzing en begrenzing van locaties

  • 1. Het college van dijkgraaf en heemraden kan de geometrische begrenzing van locaties, als bedoeld in afdeling 1.3 en opgenomen in bijlage 2 van de Waterschapsverordening, wijzigen voor zover het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen.

  • 2. Het eerste lid geldt ook voor het in overeenstemming brengen van de begrenzing van locaties met voltooide feitelijke ontwikkelingen op die locaties.

Artikel 19 Instrumenten

Artikel 19.1 Instrumentenladder

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt een instrumentenladder gehanteerd. Deze instrumentenladder drukt de afnemende ingrijpendheid van het instrument uit dat de Waterschapsverordening voor het uitvoeren van een activiteit voorschrijft.

  • 2. De instrumentenladder luidt: absoluut verbod, omgevingsvergunning, maatwerkvoorschrift, meldingsplicht, algemene regel, informatieplicht en specifieke zorgplicht.

Artikel 19.2 Instrumentenkeuze

  • 1. Het college van dijkgraaf en heemraden kan een voor een activiteit voorgeschreven instrument wijzigen in een instrument dat minder ingrijpend is.

  • 2. Het college van dijkgraaf en heemraden kan een voor een activiteit voorgeschreven instrument wijzigen in een instrument dat ingrijpender is, indien:

    • a.

      vooraf een evaluatie naar de werking van het oorspronkelijke instrument is uitgevoerd; en

    • b.

      uit die evaluatie blijkt dat het ingrijpende instrument noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van het waterschap en de in afdeling 1.1 van de Waterschapsverordening vermelde doelen.

Artikel 19.3 Beoordelingsregels

Het college van dijkgraaf en heemraden kan een beoordelingsregel wijzigen of invoeren voor zover het gaat over:

  • a.

    ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen; of

  • b.

    het in overeenstemming brengen met bekendgemaakte beleidsregels of beleid.

Artikel 20 Gegevens en bescheiden

Het college van dijkgraaf en heemraden kan het soort te verstrekken gegevens bij het doen van een melding of het aanvragen van een omgevingsvergunning wijzigen.

De volgende voorwaarden vast te stellen waaronder de bevoegdheden gedelegeerd worden:

  • a.

    de gedelegeerde bevoegdheden worden gedelegeerd onder de voorwaarde dat deze worden uitgeoefend binnen het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid;

  • b.

    van de besluiten, genoemd onder 7 wordt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in kennis gesteld, voor zover artikel 86, vierde lid, Waterschapswet dit vereist;

  • c.

    het college van dijkgraaf en heemraden verschaft het algemeen bestuur periodiek of op zijn verzoek een rapportage over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden.

  • d.

    het college van dijkgraaf en heemraden rapporteert tussentijds in ieder geval aan het algemeen bestuur, indien en voor zover er sprake is van afwijkingen in de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheden;

  • e.

    aan het einde van een bestuursperiode van het algemeen bestuur, uiterlijk 2027, wordt dit besluit geëvalueerd en wordt bezien of aanpassing nodig is.

Inwerkingtreding en citeertitel:

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regeling kan worden aangehaald als "Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2023".

  • 2.

    Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Delegatiebesluit Waterschap Rivierenland 2011.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 1 juli 2022.

de secretaris-directeur, ir. Z.C. Vonk,

de waarnemend dijkgraaf, M.H.M. Gremmen

TOELICHTING

Algemeen:

Op basis van het Delegatiebesluit draagt het algemeen bestuur de bevoegdheden die in het besluit worden genoemd over aan het college van dijkgraaf en heemraden. Het college van dijkgraaf en heemraden kan deze bevoegdheden vervolgens zelfstandig en onder zijn eigen verantwoordelijkheid uitoefenen.

In de Waterschapswet wordt in artikel 83 bepaald:

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:

  • a.

    het vaststellen of wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de rekening, als bedoeld in artikel 106;

  • c.

    het vaststellen van regels als bedoeld in de artikelen 108 en 109;

  • d.

    het heffen van belastingen of rechten;

  • e.

    het vaststellen van verordeningen, behoudens het bepaalde in het derde lid;

  • f.

    het vaststellen van peilbesluiten;

  • g.

    het vaststellen van plannen krachtens bijzondere wetten.

  • 3.

    De bevoegdheid tot het maken van keuren kan het algemeen bestuur slechts overdragen voorzover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door het algemeen bestuur in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen.

  • 4.

    De voorschriften met betrekking tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur, de uitoefening daarvan en het toezicht daarop zijn ten aanzien van de met toepassing van het eerste lid overgedragen bevoegdheden van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van die betreffende vergaderingen.

In bovenstaande gevallen is delegatie aan het college van dijkgraaf en heemraden dus niet mogelijk.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1

Aan het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van onroerende zaken is niet langer een maximum gesteld. Voor het doen van transacties met betrekking tot onroerende zaken gelden de grenzen zoals die gesteld worden in de Regelingen Financieel Beheer en Budgetbeheer. In het Eigendommenbeleid worden de hoofdlijnen en het kader van het eigendommenbeleid voor Waterschap Rivierenland uiteengezet. Hier wordt onder andere ingegaan op de strategische grondverwerving en de uitgangspunten voor het juridisch beheer.

Artikel 2

Dit artikel delegeert het vestigen, wijzigen en beëindigen van zakelijke rechten. Een voorbeeld is het vestigen van een recht van opstal voor het leggen en in stand houden van rioolwaterpersleidingen.

Artikel 5

In dit artikel wordt de bevoegdheid gedelegeerd tot het aangaan, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten over werken, leveringen of diensten. Het Inkoop- en aanbestedingsbeleid vult de ruimte in, die de Europese en nationale wet- en regelgeving en jurisprudentie biedt. Om in de uitvoering van het beleid en binnen de wettelijke kaders een effectieve, efficiënte en uniforme interpretatie van de Europese en nationale wet- en regelgeving te bewerkstelligen, zijn ook uitvoeringsvoorschriften en standaarddocumenten opgesteld.

Artikel 7

Bij het voeren van rechtsgedingen gaat het onder andere om het indienen van bezwaren, het instellen van beroep en hoger beroep, het voeren van verweer, verzoeken om schorsing of voorlopige voorziening, arbitrage en het sluiten van vaststellingsovereenkomsten.

Artikel 8

Een voorbeeld is het indienen van zienswijzen tegen ontwerpbestemmingsplannen ingevolge artikel 3.8 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 9

Bij het aangaan van overeenkomsten betreffende de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden kan onder meer gedacht worden aan het sluiten van convenanten, bestuursovereenkomsten, het sluiten van (afval)waterakkoorden, waterplannen, (samenwerkings)overeenkomsten en afspraken met provincie/gemeenten of derden.

Artikel 10

Onder beperkte wijzigingen van de legger worden verstaan alle aanpassingen in de legger als gevolg van het verlenen van omgevingsvergunningen (bijv. de aanleg van duikers, dempingen). Beleidswijzigingen die van invloed zijn op onderhoudsplichten in het algemeen voor het gehele beheergebied, bijv. een onderhoudsplicht voor alle C-wateren of andere criteria om wateren in de legger op te nemen, vallen niet onder de categorie beperkte wijzigingen. Deze vallen dus onder de bevoegdheid van het algemeen bestuur.

Artikel 11

In artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 wordt bepaald onder c:

dat verkeersbesluiten worden genomen voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur.

Artikel 12

In artikel 149 Wegenverkeerswet 1994 wordt in het eerste lid onder c bepaald:

dat van het bepaalde krachtens deze wet, in de krachtens deze wet aangewezen gevallen, overeenkomstig krachtens deze wet gestelde regels, ontheffing kan worden verleend voor wegen onder beheer van een waterschap: door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur.

Artikel 15

De gedoogplichten uit de Waterwet gaan over naar de Omgevingswet (Ow) en zijn terug te vinden in de afdelingen 10.2 (gedoogplichten van rechtswege) en 10.3 (gedoogplichten bij beschikking). Inhoudelijk vindt er geen verandering plaats. Wel vindt een bevoegdheidsverschuiving plaats van het dagelijks bestuur naar het algemeen bestuur. Dat is niet praktisch. Daarom is het opleggen van gedoogplichten gedelegeerd van het algemeen bestuur naar het college van dijkgraaf en heemraden. Specifiek gaat het om de gedoogplichten die zijn opgenomen in artikel 10.17 Ow (op te leggen bij beschikking):

  • 1.

    De beheerder kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het verrichten van onderzoek dat nodig is voor de aanvraag of wijziging van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit of ter voldoening aan een andere in het kader van het waterbeheer op grond van deze wet, een waterschapsverordening of omgevingsverordening op hem rustende plicht.

  • 2.

    De beheerder kan, voor zover dat voor de vervulling van zijn taken redelijkerwijs nodig is, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor:

  • a.

    het op of in gronden verrichten van onderzoek en daarmee verband houdende activiteiten in verband met een waterstaatswerk,

  • b.

    de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk en de daarmee verband houdende activiteiten.

Deze gedoogplichten komen overeen met die in de artikelen 5.21 en 5.24 Waterwet.

Op grond van artikel 10.13 lid 2 Ow beschikt het college van dijkgraaf en heemraden overigens rechtstreeks over de bevoegdheid om een gedoogplicht op te leggen. Zo bepaalt dit artikel:

Het dagelijks bestuur van een waterschap kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van een werk ter uitvoering van een projectbesluit waarop artikel 5.46, tweede lid, van toepassing is.

Een gedoogplicht wordt voorbereid via afdeling 3.4 van de Awb, met uitzondering van de gedoogplichten zoals genoemd in artikel 10.17, eerste en tweede lid onder a (art. 16.33 Ow). Dat betekent een verschil in rechtsbescherming. Tegen gedoogplichten die zijn voorbereid conform afdeling 3.4 Awb staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de overige gedoogplichten dient eerst bezwaar te worden gemaakt, gevolgd door beroep en hoger beroep.

IX Waterschapsverordening Waterschap Rivierenland (algemeen)

Artikel 2.8 van de Ow maakt het mogelijk dat het algemeen bestuur van het waterschap de bevoegdheid tot het vaststellen van de Waterschapsverordening gedeeltelijk bij delegatiebesluit delegeert aan het dagelijks bestuur. Met het onderhavige delegatiebesluit maakt het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van die mogelijkheid gebruik.

Het delegatiebesluit bepaalt welke delen van de Waterschapsverordening, binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden door het college van dijkgraaf en heemraden kunnen of moeten worden gewijzigd of aangevuld. Het gaat dan in de eerste plaats hoofdzakelijk over het concretiseren van het toepassingsbereik, het bijwerken van geometrische begrenzingen aan ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen en het beleidsarm bijwerken van de regels aan provinciale of Rijksregelgeving. Ten tweede kunnen er door het college van dijkgraaf en heemraden aanpassingen worden gedaan in het soort regels, als dat tot minder ingrijpende regels leidt (bijvoorbeeld een vergunningplicht omzetten in een meldingsplicht) of als daar een evaluatie aan ten grondslag ligt. Ten derde wordt het college van dijkgraaf en heemraden bevoegd om vorm te geven aan beoordelingsregels voor vergunningverlening, bijvoorbeeld als gevolg van de actualisatie van beleidsregels door het college. De uitvoering van het beleid, ook als dat een aanpassing van de Waterschapsverordening betreft, wordt op deze wijze bij het college van dijkgraaf en heemraden neergelegd, op de wijze zoals door het algemeen bestuur wordt voorzien.

Voor de begrippen wordt aangesloten bij de begrippen van de Waterschapsverordening. Dat betekent dat ook de begrippen van de Omgevingswet gelden voor dit delegatiebesluit.

Het delegatiebesluit heeft uitsluitend betrekking op aanpassingen van de Waterschapsverordening door het college van dijkgraaf en heemraden. Het laat andere bevoegdheden van het algemeen bestuur of van het college van dijkgraaf en heemraden, op basis van de Omgevingswet of anderszins, zoals de vaststelling van de legger, het verlenen van vergunningen of het vaststellen van projectbesluiten onverlet.

Delegatie houdt een overdracht van een bevoegdheid in, waarbij het overdragend orgaan niet langer zelf bevoegd is. Dat betekent dat als het algemeen bestuur een onderwerp dat hier aan het college van dijkgraaf en heemraden wordt gedelegeerd (weer) zelf wil gaan regelen, steeds bekeken moet worden of dat tot aanpassing van het delegatiebesluit moet leiden.

Het college van dijkgraaf en heemraden kan op basis van dit delegatiebesluit delen van de Waterschapsverordening wijzigen met inachtneming van de regels van de Ow en de in de Waterschapsverordening opgenomen doelen.

Artikel 16

Dit artikel delegeert aanpassingen van de Waterschapsverordening die nodig zijn om deze in overeenstemming te brengen met hoger recht of bindende besluiten van provincie, Rijk of Europese Unie. Hetzelfde geldt voor aanpassingen die nodig zijn om de Waterschapsverordening in lijn te brengen met regels van aangrenzende gemeenten of waterschappen of met gerechtelijke uitspraken. En tot slot met andere verordeningen of beheerprogramma’s van het waterschap zelf. Het gaat daarbij steeds om beleidsarme aanpassingen, in die zin dat sprake is van slechts beperkte beleids- of beoordelingsruimte. De aanpassingen zelf kunnen op alle onderwerpen betrekking hebben, waaronder de werkingsgebieden. Het begrip “wettelijke voorschriften” is gebruikt in de betekenis die het in de Algemene wet bestuursrecht heeft, om te duiden op vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, ongeacht het bestuursniveau waarop ze zijn vastgesteld (Rijk, provincie, gemeente, waterschap).

Artikel 17

De Waterschapsverordening stelt allerlei regels over activiteiten. Voor die activiteiten geldt dat het college van dijkgraaf en heemraden de artikelen over het toepassingsbereik kan wijzigen of concretiseren. In de praktijk kunnen verschillende regels van toepassing zijn op dezelfde omstandigheden. Om onwenselijke lacunes of juist samenloop van regels of kennelijke verschrijvingen te kunnen herstellen, voorziet dit artikel in delegatie aan het college van dijkgraaf en heemraden.

Artikel 18

Dit artikel regelt dat de geometrische begrenzing van locaties die als werkingsgebieden dienen voor de regels van de Waterschapsverordening, kan worden aangepast door het college van dijkgraaf en heemraden als het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen. Dat omvat ook het aanpassen aan gewijzigde feitelijke omstandigheden. Dat wil overigens niet zeggen dat aanpassingen een automatisme zal zijn. Er is sprake van een bevoegdheid, waarvan het gebruik steeds weloverwogen plaats zal moeten vinden. Zo zal voorkomen moeten worden dat illegale situaties onbedoeld via deze route worden gelegaliseerd. Ook zal in bepaalde gevallen afstemming met de actualisatiebehoeften van de onderhoudslegger aan de orde kunnen zijn.

Artikel 19

Deze artikelen rangschikken de mate van ingrijpendheid van het regulerend instrumentarium van de Waterschapsverordening en verbindt gevolgen aan de richting waarin wijzigingen door het college van dijkgraaf en heemraden kunnen worden vastgesteld. Die mogelijkheid is vrijer naarmate het instrumentarium minder ingrijpend is voor de gebruikers. Als een omgekeerde beweging wenselijk is, zal dat moeten blijken uit een evaluatie die is gericht op de doelen van de Waterschapsverordening. Die evaluatie is overigens niet aan nadere eisen gebonden. De vraagstelling en aanpak van de evaluatie kan zo worden ingericht op de omstandigheden van het geval.

De Waterschapsverordening voorziet in een relatief algemene beoordelingsregel voor vergunningverlening. Deze bepaling geeft het college van dijkgraaf en heemraden de bevoegdheid om dergelijke beoordelingsregels technisch aan te passen of ze in overeenstemming te brengen met beleid. Dat laatste is onder meer van belang omdat de actualisatie van het beleid, niet in de laatste plaats vanuit de behoefte deze aan te laten sluiten bij de Ow en de Waterschapsverordening, tot het inzicht kan leiden dat de daarin vervatte gronden voor het weigeren of verlenen van vergunningen, bestendigd zouden kunnen worden in beoordelingsregels in de Waterschapsverordening. Dat laatste kan voortvloeien uit bestaand beleid of beleidsregels, maar ook uit nieuw beleid van het college van dijkgraaf en heemraden. Daarbij geldt als beperking dat de beoordelingsregels moeten passen binnen de doelstellingen van de Waterschapsverordening.

Artikel 20

De vraag welke gegevens bij het doen van een melding of het aanvragen van een omgevingsvergunning moeten worden verstrekt, wordt in de Waterschapsverordening uitputtend geregeld. Het ligt voor de hand dat het college bevoegd moet zijn om de algemene en specifieke indieningsvereisten te kunnen wijzigen.

Onder II worden de voorwaarden genoemd waaronder de bevoegdheden gedelegeerd worden:

Sub a:

Hierbij gaat het onder meer om het Inkoop- en aanbestedingsbeleid en het Eigendommenbeleid.

Sub b:

Uit artikel 86, lid 4, van de Waterschapswet en artikel 15 van het Reglement voor Waterschap Rivierenland volgt dat ingestelde beroepen of gemaakte bezwaren slechts worden ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.

Sub c:

Het college van dijkgraaf en heemraden verschaft het algemeen bestuur periodiek of op zijn verzoek een rapportage over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden.

In de bestuursrapportages wordt aan het algemeen bestuur periodiek gerapporteerd over:

  • het aangaan en voeren van rechtsgedingen, het aangaan en voeren van gedingen voor buitengerechtelijke instanties (waaronder arbitrage) en beslissingen om geschillen te beëindigen door schikking, al dan niet via mediation;

  • het nemen van besluiten of bij de voorbereiding van activiteiten, plannen en besluiten een milieueffectrapport moet worden gemaakt (m.e.r. beoordelingsplicht Besluit milieueffectrapportage);

  • het nemen van besluiten met betrekking tot gebiedsspecifiek beleid op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

Sub d:

In aanvulling op de periodieke rapportages of de rapportages op verzoek (sub c) is opgenomen dat het college van dijkgraaf en heemraden tussentijds aan het algemeen bestuur rapporteert, indien en voor zover er sprake is van afwijkingen in de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheden. Het college van dijkgraaf en heemraden is hierbij proactief en rapporteert over een geconstateerde afwijking zo spoedig mogelijk aan het algemeen bestuur.

Sub e:

Om het besluit actueel te houden, dient deze periodiek te worden geëvalueerd. Deze evaluatie vindt plaats aan het einde van een bestuursperiode van het algemeen bestuur. Dan kan het bestuur dat dan vier jaar met het besluit heeft gewerkt, bepalen of aanpassing gewenst c.q. noodzakelijk is. De eerste evaluatie vindt plaats aan het einde van de bestuursperiode 2023-2027.