NOTA WATERBODEMBEHEER

Geldend van 09-02-2010 t/m heden

Intitulé

NOTA WATERBODEMBEHEER

Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân

gelezen het voorstel d.d. 15 december 2009 van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;

overwegende dat,

Met ingang van 1 januari 2008 het Besluit bodemkwaliteit (BBK) geldt. Het BBK regelt het nuttig toepassen van grond en baggerslib. Het BBK geeft aan een gemeente en waterschap, als bevoegd gezag, de mogelijkheid om gebiedsspecifiek beleid met een normering voor het lokaal toepassen van grond en baggerslib (de lokale maximale waarden) vast te stellen om zo regionale problemen op te lossen. Met de Nota waterbodembeheer geven wij hieraan invulling door 4 zandwinplassen aan te wijzen als gebieden waar de waterbodemkwaliteit mag verslechteren om door het samenbrengen van baggerslib (uit vooral de bebouwde gebieden) een waterkwaliteitsverbetering in het gehele beheergebied te kunnen bereiken.

Gelet op,

het Besluit bodemkwaliteit

b e s l u i t:

vast te stellen de Nota Waterbodembeheer

1. Inleiding.

Met deze Nota waterbodembeheer wordt door Wetterskip Fryslân invulling gegeven aan het gebiedsspecifieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit staat de regelgeving voor het nuttig toepassen van grond en baggerslib. De regels uit deze nota hebben betrekking op het nuttig toepassen van zowel licht verontreinigd baggerslib als licht verontreinigde grond afkomstig uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân in de daarvoor aangewezen zandwinplassen.

De afgelopen decennia is er in het beheergebied van Wetterskip Fryslân in het bebouwde gebied (te) weinig baggerslib verwijderd. Bij de uitvoering van het (achterstallige) onderhoudsbaggerwerk in het bebouwde gebied komt veel licht verontreinigd baggerslib vrij, dat niet over de aan de watergang aangrenzende percelen verspreid kan worden, omdat daarvoor op de aangrenzende percelen de ruimte ontbreekt. Voor dit baggerslib dienen voldoende milieuhygiënisch verantwoorde- en betaalbare bestemmingen beschikbaar te zijn.

Sinds 2003 worden binnen de regels van het Bouwstoffenbesluit enkele zandwinplassen met klasse 1 en 2 baggerslib en licht verontreinigde grond opgevuld. In 2005 is door de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de eigenaren van de zandwinplassen, die opgevuld worden, de ‘Intentieverklaring voor de benutting van zandwinputten voor berging van baggerspecie uit Fryslân’ ondertekend. Hierdoor is gegarandeerd, dat er in Fryslân voldoende betaalbare bestemmingen voor vrijkomend slib aanwezig zijn, zonder dat er lokaal sprake is van risico’s. Baggerwerkzaamheden konden voortvarend uitgevoerd worden. Onder het Besluit bodemkwaliteit dient de toepassing van baggerslib in zandwinputten voortgezet te kunnen worden. Vaststelling van gebiedsspecifiek beleid is hiervoor de beste keuze.

In veel wateren in het bebouwde gebied is een dikke sliblaag aanwezig. De verwijdering van het baggerslib in het bebouwde gebied leidt tot een verbetering van de waterkwaliteit in die bebouwde gebieden en daarmee tot een waterkwaliteitsverbetering in het gehele beheergebied van Wetterskip Fryslân. Om aan deze verbetering invulling te geven worden vier zandwinplassen aangewezen als gebieden waar de waterbodemkwaliteit mag verslechteren. In deze plassen kan binnen de normering uit deze Nota waterbodembeheer licht verontreinigd baggerslib als bodem toegepast worden1 . Baggerslib, dat niet aan de lokale maximale waarden uit deze nota voldoet, kan elders in een grootschalige bodemtoepassing gebruikt of naar een erkende verwerker of stortplaats afgevoerd worden. In de aangewezen zandwinplassen wordt een verslechtering van de waterbodemkwaliteit geaccepteerd om de beoogde waterkwaliteitsverbetering in het gehele beheergebied van Wetterskip Fryslân te bewerkstelligen. De gevolgen voor de waterkwaliteit in en/of in de directe omgeving van een zandwinplas en de voorgenomen inrichting na het toepassen van het baggerslib spelen een rol bij de beantwoording van de vraag welke zandwinplassen binnen dit gebiedsspecifieke beleid opgevuld kunnen worden.

In deze Nota waterbodembeheer wordt invulling gegeven aan het gebiedsspecifieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit. Voor een aantal stoffen, in ieder geval voor elke stof uit het standaardpakket van het Besluit bodemkwaliteit, is een lokale maximale waarde vastgesteld als bovengrens voor de toepassing van baggerslib als bodem in daarvoor aangewezen gebieden, waarvan de waterbodemkwaliteit mag verslechteren. Met deze locale verslechtering van de waterbodemkwaliteit wordt een verbetering van de waterkwaliteit in het hele beheergebied van Wetterskip Fryslân bereikt. Zo wordt invulling gegeven aan standstill op gebiedsniveau. Omdat de beoogde verbetering alleen bereikt kan worden als in naar verhouding kleine gebieden veel baggerslib toegepast kan worden, zijn uitsluitend zandwinplassen aan te wijzen als gebieden, waarvan binnen het gebiedsspecifieke beleid de waterbodemkwaliteit mag verslechteren. Om de beoogde waterkwaliteitsverbetering zo groot mogelijk te maken dient het aantal aangewezen locaties zo veel mogelijk beperkt te blijven. Voor in deze nota niet genormeerde stoffen geldt de maximale waarde kwaliteitsklasse A als bovengrens. Als basis voor het gebiedsspecifieke beleid, zoals dat in deze nota beschreven is, is een waterbodemverwachtingenkaart opgesteld.

In totaal zijn er in Fryslân ca. 70 deels gesloten en deels nog actieve zandwinplassen aanwezig. Het opvullen van een zandwinplas is zinvol als met de herinrichting één van de in de voetnoot bij de vorige pagina weergegeven doelen beoogd wordt. Zonder sturing (en zonder beperking van het aantal op te vullen zandwinplassen) bestaat de mogelijkheid, dat er in een groot aantal plassen een beperkte hoeveelheid baggerslib en grond toegepast wordt. Sturing in het opvullen van zandwinplassen is daarom noodzakelijk.

Het in deze nota weergegeven gebiedsspecifieke beleid Besluit bodemkwaliteit is het milieukundige kader voor het opvullen en herinrichten van de aangewezen zandwinplassen. Naast dit kader is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Het opvullen en herinrichten van een zandwinplas moeten passen binnen het gemeentelijke bestemmingsplan. Ook andere regelgeving, bijvoorbeeld de Flora en Faunawet en het Verdrag van Malta, is naast het in deze nota geformuleerde beleid van toepassing.

In het beheergebied van Wetterskip Fryslân zal de komende jaren veel licht verontreinigd baggerslib verwijderd worden, dat om verschillende redenen niet over de aangrenzende percelen verspreid kan worden. De verwijdering van dit slib zal tot een waterkwaliteitsverbetering in de bebouwde gebieden en daarmee in het hele beheergebied van Wetterskip Fryslân leiden. Voor dit slib dienen voldoende betaalbare bestemmingen beschikbaar te zijn. Met het opvullen van een beperkt aantal zandwinplassen binnen het gebiedsspecifieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit wordt hieraan invulling gegeven. In de aangewezen zandwinplassen mag de kwaliteit van de waterbodem verslechteren.

Nieuwe initiatieven tot het opvullen van zandwinplassen dienen, zodra de ‘Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen’ en in een later stadium de Circulaire over dit onderwerp van VROM vastgesteld zijn, volgens de in deze stukken weergegeven werkwijze uitgevoerd te worden.

2. Onderhoud in het bebouwde- en in het landelijke gebied.

2.1 Onderhoud in het bebouwde gebied.

Van oudsher werd het waterbeheer in het bebouwde gebied uitgevoerd door de gemeenten. Zij voerden het onderhoud uit, bedienden de kunstwerken (peilbeheer) en richtten het watersysteem in bij uitbreiding- en herinrichtingsplannen. Met de invoering van de waterschapswet in 1992 is ook het waterbeheer in de bebouwde kom een formele taak van de waterschappen geworden. Dat betekent, dat het waterschap beheerder is van alle watergangen in het bebouwde gebied. Dit beheer omvat mede het onderhoud van bepaalde watergangen en kunstwerken.

In het bebouwde gebied is, om wateroverlast eventueel gevolgd door schade te voorkomen, naast de aanvoer en afvoer van water ook de aanwezigheid van voldoende berging van water van groot belang. In het bebouwde gebied is vaak niet duidelijk wie welke taken met betrekking tot waterbodems moet uitvoeren. Hierdoor komt efficiënte uitvoering van het onderhoudsbaggerwerk mogelijk in het gedrang. Door het ontbreken van de hiervoor benodigde fysieke ruimte is het verspreiden van baggerslib op de oever van de aangrenzende percelen in veel gevallen niet mogelijk.

Uiterlijk in 2010 wil Wetterskip Fryslân met alle gemeenten in het beheergebied afspraken hebben gemaakt over het onderhoud van wateren in het bebouwde gebied. Deze formele afspraken worden vastgelegd in een zogenaamd overdrachtsdocument. De feitelijke overdracht van het onderhoud is uiterlijk in 2015 ook in de laatste gemeente afgerond, als de gemeenten hieraan hun medewerking verlenen.

De uitgangspunten voor de overname van het onderhoud zijn vastgelegd in de notitie “Uitgangspunten voor de overname van het onderhoud in het bebouwde gebied”. De belangrijkste uitgangspunten met betrekking tot het onderhoudsbaggeren zijn:

  • Hoofdwateren worden onderhouden door het waterschap. Schouwwateren worden onderhouden door de gemeente. De aanwijzing van beide typen wateren vindt plaats in overleg met de gemeente;

  • Waar de verspreiding van baggerslib op de oever niet mogelijk is, wordt de ontvangstplicht in het bebouwde gebied niet geëffectueerd. Het baggerslib wordt hergebruikt of elders als bodem toegepast;

  • Hoofdwateren, die niet voldoen aan de in de legger vastgestelde afmetingen, worden voor de overdracht naar het waterschap op de vereiste afmetingen gebracht door deze te baggeren. Alle kosten voor het baggeren, het transporteren en de verwerking van het baggerslib worden 50 %-50 % verdeeld tussen de gemeente en het waterschap;

  • Alle kosten met betrekking tot het baggeren, het transporteren en de verwerking van het baggerslib na de overdracht zijn voor het waterschap, mits de gemeente planologische medewerking verleent aan de inrichting van een baggerdepot binnen de gemeentegrenzen. Wil of kan de gemeente dit niet, dan worden nadere afspraken gemaakt over de verrekening van de kosten.

De afspraken over het onderhoud in bebouwde gebieden hebben betrekking op het waterkwantiteitsbeheer. Daarnaast worden er in bebouwde gebieden ook baggerwerkzaamheden ten behoeve van de (recreatie)scheepvaart uitgevoerd. Het uitvoeren van deze baggerwerkzaamheden blijft een taak van de gemeente of de provincie.

De onduidelijkheid over de uitvoering van onderhoudsbaggerwerk in het bebouwde gebied heeft geleid tot een achterstand in de uitvoering. Met het verwijderen van het (achterstallige) baggerslib wordt een verbetering van de waterkwaliteit in het bebouwde gebied en daarmee van de waterkwaliteit in het beheergebied van Wetterskip Fryslân behaald. Om deze inhaalslag uit te kunnen voeren is het noodzakelijk dat er voldoende betaalbare bestemmingen voor het vrijkomende baggerslib voorhanden zijn. Baggerslib, dat niet over aangrenzende percelen verspreid wordt, kan worden toegepast binnen door de gemeente vast te stellen gebiedsspecifiek beleid of in een grootschalige bodemtoepassing. Daarnaast kan het slib naar een erkende verwerker of een baggerdepot afgevoerd worden. Niet verspreidbaar slib, dat voldoet aan de lokale maximale waarden, kan binnen het in deze nota vastgestelde beleid in de aangewezen zandwinplassen als bodem toegepast worden.

2.2 Onderhoud in het landelijke gebied.

Onderhoud in het landelijke gebied wordt uitgevoerd volgens de regelgeving in het Besluit bodemkwaliteit en volgens de werkwijze uit het Beleidsplan onderhoudsbaggeren Wetterskip Fryslân. Een groot deel van het vrijkomende baggerslib wordt over de aangrenzende percelen verspreid. Het verhogen van kades op aan de te baggeren watergang grenzende percelen en eventueel het verhogen van hele aan de watergang grenzende percelen worden eveneens onder het verspreidingsbeleid uitgevoerd. Het toetsingskader voor het verspreidingsbeleid wordt gevormd door de risicobeoordeling msPAF (meer stoffen potentieel aangetaste fractie). Indien vrijkomend baggerslib niet over aangrenzende percelen verspreid, maar op een andere locatie als bodem toegepast wordt, geldt het toetsingskader voor het toepassen van baggerslib als bodem uit het Besluit bodemkwaliteit. Binnen het generieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit is in het landelijke gebied de Achtergrondwaarde de bovengrens voor het toepassen van baggerslib als bodem. Mogelijk biedt door gemeenten vast te stellen gebiedsspecifiek beleid in de toekomst ruimte op slib, dat niet aan de Achtergrondwaarden voldoet, op de landbodem als bodem toe te passen. Hierover is op dit moment nog geen duidelijkheid.

Niet al het in het landelijke gebied vrijkomende licht verontreinigde baggerslib kan over aangrenzende percelen verspreid of op een andere plaats als bodem toegepast worden. Deze situatie doet zich vooral voor in de bredere (boezem)vaarten. Bij het uitvoeren van onderhoudsbaggerwerk in deze vaarten kan er per strekkende meter zo veel baggerslib vrijkomen, dat dit niet allemaal over de aangrenzende percelen verspreid kan worden. Ook voor het in het landelijke gebied vrijkomende niet verspreidbare baggerslib dient uit doelmatigheidsoverwegingen een betaalbare bestemming voorhanden te zijn. Ook dit slib kan, als het aan de normering uit deze nota voldoet, in de aangewezen zandwinplassen als bodem toegepast worden. Bij de vaststelling van de lokale maximale waarden zal daarom niet alleen met de gemeten gehalten in de bebouwde gebieden, maar ook met die in het landelijke gebied rekening gehouden worden.

3. Afweging.

Bij de uitvoering van onderhoudsbaggerwerk in het bebouwde gebied komt veel licht verontreinigd baggerslib vrij, terwijl er op de aangrenzende percelen geen of te weinig ruimte is om het baggerslib te verspreiden. Op locaties buiten de bebouwde gebieden kan, zonder vaststelling van gebiedsspecifiek beleid door gemeentes, licht verontreinigd baggerslib niet als bodem toegepast worden, omdat in het landelijke gebied de Achtergrondwaarde de bovengrens vormt voor het toepassen van baggerslib als bodem. De mogelijkheden om licht verontreinigd baggerslib op andere plaatsen binnen het bebouwde gebied als bodem toe te passen zijn te klein om een groot deel van het vrijkomende baggerslib toe te passen. In bebouwde gebieden vindt daarvoor te weinig grondverzet plaats. Nog onduidelijk is waar in Fryslân grootschalige bodemtoepassingen gerealiseerd zullen worden.

Naast de uitvoering van onderhoudsbaggerwerk kan in de toekomst ook baggerwerk uitgevoerd worden om de doelstellingen uit de KRW te bereiken of om wateren met een hoge ecologische doelstelling te baggeren. Het hierbij vrijkomende slib kan in de in deze nota aangewezen zandwinplassen toegepast worden. Ook hiermee kunnen belangrijke waterkwaliteitsverbeteringen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân bereikt worden.

Het afvoeren van het vrijkomende baggerslib naar een verwerkingsinrichting of een stortplaats maakt de uitvoering van onderhoudsbaggerwerk zo kostbaar, dat uitstel van veel onderhoudsbaggerwerk onvermijdelijk is. Hierdoor komt de beoogde waterkwaliteitsverbetering in de bebouwde gebieden in het gedrang. Op veel locaties zal dan een dikke sliblaag in combinatie met een beperkte waterdiepte aanwezig blijven.

Bij het opvullen van zandwinplassen kan licht verontreinigd baggerslib als bodem toegepast worden. Door de naar verhouding lage kosten is het dan mogelijk om het onderhoudsbaggerwerk in het bebouwde gebied wel voortvarend aan te pakken. Over het algemeen voldoet de kwaliteit van de waterbodem in zandwinplassen aan de Achtergrondwaarden. Ten einde voldoende bergingscapaciteit te realiseren is het noodzakelijk om een beperkt aantal zandwinplassen aan te wijzen, waar lokaal de waterbodem mag verslechteren. Hiervoor dient een zodanige normering vastgesteld te worden, dat een groot deel van het in bebouwde gebieden vrijkomende baggerslib in deze plassen toegepast kan worden, zonder dat deze toepassing leidt tot grote waterkwaliteitsproblemen in of in de omgeving van de op te vullen zandwinplassen. Bij de toepassing van licht verontreinigd slib in zandwinplassen is het risico op verspreiding van verontreiniging naar het grondwater verwaarloosbaar, omdat de verontreiniging gebonden is en blijft aan het slib. De Lokale maximale waarden, zoals die in deze nota vastgesteld zijn, liggen per stof lager dan de maximale waarde kwaliteitsklasse B. De structurele aanpak van het (achterstallige) onderhoudsbaggerwerk in het bebouwde gebied zal tot een waterkwaliteitsverbetering in de bebouwde gebieden en daarmee in het hele beheergebied van Wetterskip Fryslân leiden.

Wanneer er in het gebiedsspecifieke beleid normen voor het toepassen van baggerslib in zandwinplassen vastgesteld worden is het raadzaam de normen zodanig vast te stellen, dat ook het baggerslib, dat in het landelijke gebied niet over de aangrenzende percelen verspreid kan worden, in deze plassen als bodem toegepast kan worden. Op die manier is er een betaalbare bestemming voorhanden voor vrijwel al het in het beheergebied van Wetterskip Fryslân vrijkomende niet verspreidbare of niet op de landbodem als bodem toepasbare licht verontreinigde baggerslib.

Bij het toepassen van licht verontreinigd baggerslib als grootschalige bodemtoepassing in een zandwinplas dient een erosiebestendige toplaag van dezelfde kwaliteit als de omgeving aangebracht te worden. Zonder investeringen in een goede afdichting tussen het verontreinigde baggerslib en de toplaag is de erosiebestendige toplaag van 50 cm niet aan te brengen als een zandwinplas niet volledig gedempt wordt. Zonder voorzieningen zakt het materiaal dat voor de toplaag bestemd is weg in het zich daaronder bevindende baggerslib. Hierdoor is vermenging tussen verontreinigd baggerslib en de beoogde schone toplaag onvermijdelijk. Ook in de toekomst mogelijk optredende locale verschillen in zetting zullen problemen opleveren bij het in stand houden van de erosiebestendige toplaag. Wanneer in een grootschalige bodemtoepassing zowel grond als baggerslib toegepast worden kunnen de verschillen in zetting groot zijn. Het volledig dempen van zandwinplassen is in een tijd, waarin de berging van oppervlaktewater steeds belangrijker wordt, ongewenst. Bij het toepassen van grond en baggerslib in een grootschalige bodemtoepassing kan er sprake zijn van een risico op verspreiding van verontreiniging naar het grondwater, omdat de bovengrens (veel) hoger ligt dan in het gebiedsspecifiek beleid. In een grootschalige bodemtoepassing kan dus verontreinigder materiaal toegepast worden.

Het opvullen van zandwinplassen kan daarom vanuit waterkwaliteitsbeheer beter als bodem binnen het gebiedsspecifieke beleid dan als grootschalige bodemtoepassing uitgevoerd worden.

Naast het toepassen van grond en slib als bodem is ook verspreiden van baggerslib in oppervlaktewater een mogelijke werkwijze binnen het Besluit bodemkwaliteit. Met het verspreiden van baggerslib in oppervlaktewater wordt beoogd het sediment zijn natuurlijke ecologische en (hydro)morfologische functies te laten vervullen. Het opvullen van zandwinplassen met het in het beheergebied van Wetterskip Fryslân vrijkomende baggerslib heeft tot doel een algemene waterkwaliteitsverbetering in het beheergebied, in het bijzonder in de bebouwde gebieden daarvan, te bereiken. Deze doelstelling is anders dan die van het verspreidingsbeleid in oppervlaktewater uit het Besluit bodemkwaliteit.

4. Zandwinplassen.

Zandwinplassen zijn onder te verdelen in:

  • Boezemplassen: plassen, die onderdeel uitmaken van de Friese boezem;

  • Polderplassen: plassen in open verbinding met polderwateren;

  • Geïsoleerde plassen: plassen, die niet in verbinding staan met ander oppervlaktewater.

In totaal zijn er in Fryslân ca. 70 deels gesloten en deels nog actieve zandwinplassen aanwezig. Het opvullen van een zandwinplas is zinvol als de herinrichting een meerwaarde volgens de in artikel 35 sub d. en e. uit het Besluit bodemkwaliteit genoemde doelstellingen . Zonder sturing (en zonder beperking van het aantal op te vullen zandwinplassen) bestaat de mogelijkheid, dat er in een groot aantal plassen een beperkte hoeveelheid baggerslib en grond toegepast wordt. De nadelen hiervan zijn:

  • Op veel plaatsen treedt gedurende de vulfase een verslechtering van de waterkwaliteit op;

  • De vulfase per plas duurt veel langer dan noodzakelijk is;

  • De beoogde eindsituatie kan, door een te grote bergingscapaciteit in verhouding tot het aanbod, in veel zandwinplassen niet bereikt worden;

  • Doordat het licht verontreinigde baggerslib niet op zo weinig mogelijk plaatsen samengebracht wordt, blijft de invloed van het baggerslib op de kwaliteit van het oppervlaktewater groter dan noodzakelijk is. Hierdoor blijft de beoogde kwaliteitsverbetering in het hele beheergebied beperkt;

Sturing in het opvullen van zandwinplassen is daarom noodzakelijk.

Naast de vraag tot welke grenzen licht verontreinigd baggerslib bij de herinrichting van een zandwinplas verantwoord toegepast kan worden speelt ook eutrofiëring een grote rol. De waterkwaliteit in boezemplassen wordt sterk beïnvloed door de kwaliteit van het oppervlaktewater in de Friese boezem. In de Friese boezem is altijd stroming aanwezig. Doordat de plassen onderdeel uitmaken van de boezem blijft de invloed van het toepassen van baggerslib beperkt. Voor polderplassen en voor geïsoleerde plassen ligt dat anders. In een in omvang beperkt watersysteem kunnen lokaal grote waterkwaliteitsproblemen ontstaan door het toepassen van eutroof en/of anderszins licht verontreinigd baggerslib.

In een aantal geïsoleerde plassen komt door de aanwezige kwelstroom een bijzondere waterkwaliteit voor. In enkele plassen komt zeer zeldzaam voorkomende en/of waardevolle flora voor. Het opvullen van deze plassen zal onvermijdelijk leiden tot beëindiging van de kwelstroom en daarmee tot het verslechteren van de waterkwaliteit. Het opvullen van deze plassen dient voorkomen te worden.

Onder het Bouwstoffenbesluit werden en worden de zandwinplassen Wijde Ee ten westen van Burgum, Eastersanding bij Drachten en Easterga ten noorden van Lemmer, binnen door Wetterskip Fryslân opgestelde beleidsregels, opgevuld met klasse 0, 1 en 2 baggerslib en categorie 1 grond. Voorafgaande aan de herinrichting van deze plassen zijn inrichtingsplannen opgesteld. Tot 1 januari 2011 kan, onder het overgangsrecht Besluit bodemkwaliteit, de opvulling van deze 3 plassen onder de regels uit het Bouwstoffenbesluit voortgezet worden. Uit een in 2008 uitgevoerd onderzoek naar de kwaliteit van de toplaag in twee van deze plassen bleek, dat de toplaag in de deels opgevulde plassen voldoet aan de Achtergrondwaarden. Verdere opvulling van deze 3 plassen kan plaatsvinden binnen het gebiedsspecifieke beleid Besluit bodemkwaliteit, zoals dat in deze nota vastgelegd is.

Ook de onderdeel van de Friese boezem uitmakende zandwinplas Suwâld kan binnen het gebiedsspecifieke beleid met baggerslib opgevuld worden, zodat deze plas te zijner tijd heringericht kan worden als natuurgebied. De heringerichte plas Suwâld kan dan een belangrijke bijdrage leveren aan de realisering van de ecologische verbindingszone de Groote Wielen – de Alde Feanen. Voor de zandwinplas Suwâld is een (concept) inrichtingsplan gemaakt.

In deze vier zandwinplassen is voldoende bergingscapaciteit voor het vrijkomende baggerslib, zonder dat dit leidt tot ernstige waterkwaliteitsproblemen in en/of in de omgeving van deze plassen. Uit doelmatigheidsoverwegingen dient het aantal op te vullen zandwinplassen beperkt te blijven. Zonder sturing kan de voorgenomen herinrichting van zandwinplassen tot natuurgebieden niet binnen een redelijk tijdsbestek gerealiseerd worden en duurt de vulfase per put langer dan noodzakelijk is door een gebrek aan hiervoor beschikbaar baggerslib. Het opvullen van andere dan de in deze nota aangewezen plassen is daarom, met uitzondering van wat in de volgende alinea weergegeven is, niet functioneel. Bij het gedeeltelijk opvullen van zandwinplassen is er geen sprake meer van nuttige toepassingen in de zin van artikel 35 Besluit bodemkwaliteit. Andere dan de in deze nota genoemde zandwinplassen kunnen uitsluitend als Grootschalig bodemtoepassing opgevuld worden binnen de regels van het rapport ‘Verantwoord toepassen van grond en baggerspecie’ van de Deskundigencommissie Zandwinplassen en de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen en de/of andere toekomstige landelijk geldende circulaires of aanbevelingen op dit terrein en nadat vooraf volledige informatie verschaft is over de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van het in die plassen toe te passen materiaal. Hierbij moet vooraf helderheid verstrekt worden over de moment van oplevering van de heringerichte zandwinplas.

In hoofdstuk 6 is de basis voor de vaststelling van de lokale maximale waarden weergegeven. De normen zijn berekend aan de hand van de op dit moment beschikbare gegevens van de kwaliteit van de waterbodem in het bebouwde- en in het landelijke gebied. Bij de berekening van de normen zijn de monsters, waarin ernstige verontreiniging aangetroffen is, niet meegenomen.

De spreiding van de op te vullen zandwinplassen over het beheergebied van Wetterskip Fryslân is niet optimaal. Daarnaast dient, ook wanneer één van de zandwinplassen volledig opgevuld is, concurrentie gewaarborgd te blijven. Uit doelmatigheidsoverwegingen kan het raadzaam zijn een extra plas in het westen of het zuidwesten van Fryslân aan te wijzen als een binnen het gebiedsspecifieke beleid Besluit bodemkwaliteit op te vullen zandwinplas. Het opvullen van deze zandwinplas kan alleen plaatsvinden als de herinrichting een meerwaarde volgens de in artikel 35 sub d. en e. uit het Besluit bodemkwaliteit genoemde doelstellingen oplevert. Ook zal hiervoor een inrichtingsplan opgesteld moeten worden.

Met uitzondering van het lokaal aanwezige ernstige verontreinigde baggerslib kan een groot deel van het in het beheergebied van Wetterskip Fryslân aanwezige baggerslib binnen de in deze nota vast te stellen normen in de aangewezen zandwinplassen toegepast worden. De noodzaak om in deze vier of in andere zandwinplassen baggerslib in een grootschalige bodemtoepassing toe te passen is daarmee niet aanwezig. Het binnen de regels uit deze nota opvullen van meer dan 1 andere in het westen of het zuidwesten van Fryslân gelegen zandwinplas naast de in deze nota aangewezen zandwinplassen is niet functioneel. Rekening houdend met de veel grotere risico’s op waterkwaliteitsproblemen in en/of in de directe omgeving van polderplassen en van geïsoleerde plassen moet de opvulling van polderplassen en geïsoleerde plassen met baggerslib en grond achterwege blijven.

Met het samenbrengen van het in het beheergebied van Wetterskip Fryslân aanwezige licht verontreinigde baggerslib in een beperkt aantal gebieden, waarvan de waterbodemkwaliteit mag verslechteren, wordt een waterkwaliteitsverbetering in het hele gebied bereikt. Omdat er daarvoor veel baggerslib toegepast moet worden op naar verhouding kleine oppervlakten, zijn in het beheergebied van Wetterskip Frsylân alleen zandwinplassen geschikt om aangewezen te worden als locaties waar door de toepassing van licht verontreinigde grond en licht verontreinigd baggerslib de waterbodemkwaliteit mag verslechteren.

Nieuwe initiatieven tot het opvullen van zandwinplassen dienen, zodra de ‘Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen’ en in een later stadium de Circulaire over dit onderwerp van VROM vastgesteld zijn, volgens de in deze stukken weergegeven werkwijze uitgevoerd te worden.

Binnen deze Nota waterbodembeheer worden de zandwinplassen Wijde Ee ten westen van Burgum, Eastersanding bij Drachten, Easterga ten noorden van Lemmer en Suwâld aangewezen als zandwinplassen, waar binnen het gebiedsspecifieke beleid van Wetterskip Fryslân de waterbodemkwaliteit mag verslechteren door de toepassing van licht verontreinigde grond en licht verontreinigd baggerslib als bodem. De normering voor het toepassen van grond en baggerslib in deze plassen staat weergegeven in bijlage 5. Voor niet in deze bijlage weergegeven parameters geldt de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse A als bovengrens. Voor grond en voor -baggerslib afkomstig uit andere gebieden dan het beheergebied van Wetterskip Fryslân geldt, conform de regelgeving uit het Besluit bodemkwaliteit, de Achtergrondwaarde (als zijnde de kwaliteit van de ontvangende waterbodem) als bovengrens.

De zandwinplas Eastersanding wordt nu slechts voor een gedeelte opgevuld binnen de regels uit het Bouwstoffenbesluit. Voor het grootste deel van de plas geldt de WVOvergunning uit 2000. Na intrekking of na afloop van de geldigheidsduur van de WVOvergunning in 2010 en na indiening van een inrichtingsplan voor de gehele plas, kan de hele zandwinplas Eastersanding opgevuld worden binnen het gebiedsspecifieke beleid, zoals dat in deze Nota waterbodembeheer vastgelegd is. Bij de vaststelling van het inrichtingsplan dient rekening gehouden te worden met de ten noordoosten van de zandwinplas Eastersanding gelegen industriehaven, geschikt voor beroepsvaartuigen klasse IV. De vaarroute van en naar deze industriehaven loopt door de zandwinplas. Bij het opvullen en herinrichten van een zandwinplas kan het blokkeren van de vaarroute naar een al gegraven industriehaven niet als functionele toepassing Besluit bodemkwaliteit worden gezien. De vaarroute naar de genoemde industriehaven dient de voor beroepsvaartuigen klasse IV benodigde standaarddiepte en -breedte te behouden.

Mocht in de toekomst blijken, dat er onvoldoende bergingscapaciteit in de aangewezen zandwinplassen beschikbaar is, dan kunnen er andere boezemplassen aangewezen worden, waar eveneens baggerslib bij het opvullen en herinrichten van de plassen als bodem toegepast kan worden. Indien in de loop der jaren blijkt, dat er met de in deze nota vastgestelde normen duidelijk minder dan 90 % van het in het beheergebied van Wetterskip Fryslân aanwezige baggerslib toegepast kan worden, zal nagegaan worden in hoeverre er, op basis van de na de vaststelling van deze nota verzamelde gegevens van de kwaliteit van de waterbodem in het beheergebied van Wetterskip Fryslân, actualisatie van de Nota waterbodembeheer, van de waterbodemverwachtingenkaart en van de gebiedsspecifieke normering noodzakelijk en mogelijk is.

In bijlage 2 is de ligging van de vier op te vullen zandwinplassen weergegeven.

5. Waterbodemverwachtingenkaart.

Vanaf 1992 heeft de provincie Fryslân en daarna met ingang van 1993 Wetterskip Fryslân, als waterkwaliteitsbeheerder, verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd. In dit verkennend waterbodemonderzoek is de waterbodem van verdachte locaties onderzocht. Het verkennend waterbodemonderzoek is te omschrijven als ‘het zoeken naar ernstig verontreinigde waterbodems’. Het onderzoek heeft zich toegespitst op de bebouwde gebieden, omdat in bebouwde gebieden het risico op de aanwezigheid van ernstige waterbodemverontreiniging groter is dan in het landelijke gebied. Naast het verkennend waterbodemonderzoek is er in de jaren 2002 tot en met 2004 veel onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de opstelling van gemeentelijke baggerplannen.

Vanaf 1999 zijn bij het verkennend waterbodemonderzoek o.a. alle parameters uit het standaardpakket van het Besluit bodemkwaliteit onderzocht. Hierdoor zijn er voldoende gegevens beschikbaar om een waterbodemverwachtingenkaart van het hele beheergebied van Wetterskip Fryslân op te stellen voor alle parameters uit het standaardpakket van het Besluit bodemkwaliteit.

De gegevens uit het verkennend waterbodemonderzoek en de met deze gegevens opgestelde waterbodemverwachtingenkaart worden uitsluitend gebruikt voor de vaststelling van lokale maximale waarden voor het toepassen van licht verontreinigd baggerslib als bodem in daarvoor aangewezen zandwinplassen. De waterbodemverwachtingenkaart zal niet gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van baggerslib in te baggeren maar niet onderzochte watergangen.

De waterbodemverwachtingenkaart is opgesteld volgens de regels uit bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit. Voor de bepaling van de kwaliteit is de toplaag van de waterbodem gebruikt. Het beheergebied is opgedeeld in 2 deelgebieden: het bebouwde gebied en het landelijke gebied. Er is sprake van wederzijdse beïnvloeding tussen de wateren in poldergebieden en de Friese boezem, waardoor een verdeling in deelgebieden boezemwateren en polderwateren achterwege kan blijven. Grote verschillen in stromingssnelheid en/of aanwassnelheid zijn in het beheergebied van Wetterskip Fryslân niet aanwezig. Met het buiten beschouwing laten van alle monsters, waarin de maximale waarde kwaliteitsklasse B overschreden wordt, zijn de locaties waar ernstige verontreiniging aanwezig is en de uitbijters niet meegenomen. Per deelgebied en per parameter zijn voldoende gegevens beschikbaar om een waterbodemverwachtingenkaart samen te stellen. De resultaten van het onderzoek van de toplaag van de waterbodem (ca. 10 cm) zijn gebruikt als basis voor de waterbodemverwachtingenkaart. De toplaag is ecologisch gezien de belangrijkste laag en de toplaag is representatief voor de kwaliteit van de in het beheergebied van Wetterskip Fryslân aanwezige waterbodem. De waterbodemverwachtingenkaart is opgesteld op basis van de naar standaardbodem omgerekende gehalten (de gecorrigeerde waarden).

In bijlage 1 is de waterbodemverwachtingenkaart opgenomen.

6. Lokale maximale waarden.

Voor het toepassen van baggerslib als bodem in zandwinplassen worden in deze Nota waterbodembeheer lokale maximale waarden vastgesteld. Hierbij is de in dit hoofdstuk gehanteerde werkwijze toegepast.

6.1 Kengetallen.

Voor de berekening van het gemiddelde, de mediaan en de percentielwaarden is het beheergebied in de deelgebieden ‘bebouwd gebied’ en ‘landelijk gebied’ verdeeld. Met behulp van de sinds 1999 in het verkennend waterbodemonderzoek verzamelde gegevens zijn voor een groot aantal stoffen, waaronder alle stoffen uit het standaardpakket Besluit bodemkwaliteit, van zowel de gemeten gehalten als van de gecorrigeerde waarden het gemiddelde, de mediaan, de 75-, de 80-, de 90- en de 95-percentielwaarden van de beide gebieden berekend. Bij de berekeningen zijn de overschrijdingen van de kwaliteitsklasse B niet meegenomen. De lokale maximale waarden zijn afgeleid van de naar standaardbodem gecorrigeerde waarden. In bijlage 3 zijn het gemiddelde, de mediaan en de percentielwaarden van de gemeten gehalten weergegeven. In bijlage 4 zijn het gemiddelde, de mediaan en de percentielwaarden van de naar standaardbodem omgerekende waarden opgenomen.

De lokale maximale waarden zijn gelijkgesteld aan de afgeronde 95-percentieelwaarden van de resultaten van het waterbodemonderzoek in het bebouwde- of in het landelijke gebied. Daarmee is gekozen voor de hoogste waarden uit de beide series. Een uitzondering hierop zijn de normen voor barium en de som PAK’s. Voor barium en voor de som 10 PAK’s zijn de 90-percentielwaarden in bebouwd gebied (458 mg/kg respectievelijk 23 mg/kg) aangehouden. Bij waterbodemonderzoek bestaande uit bemonsteringen en analyses is er altijd sprake van enige spreiding. De 95-percentielwaarden voor barium in het landelijke gebied (549 mg/kg) en voor de som PAK’s in bebouwd gebied (36 mg/kg) liggen te dicht bij de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse B (625 mg/kg respectievelijk 40 mg/kg) om deze waarden als bovengrenzen voor het gebiedspecifieke beleid te hanteren. Per parameter wordt de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse A als ondergrens aangehouden. Voor PAK’s, PCB’s, drins en HCH’s is alleen een norm voor de som vastgesteld. De normering dient voldoende ruimte te bieden voor het milieuhygiënisch verantwoord toepassen van een groot deel van het in beheergebied van Wetterskip Fryslân aanwezige verontreinigde baggerslib, zonder dat er lokaal sprake is van risico’s. Omdat bij de berekeningen alle overschrijdingen van de kwaliteitsklasse B buiten beschouwing gelaten zijn, is, met uitzondering van de parameters barium en de som 10 PAK’s, de keuze van de 95- percentielwaarden verantwoord. In bijlage 5 zijn de lokale maximale waarden opgenomen.

De lokale maximale waarden gelden voor de naar standaardbodem omgerekende gehalten (de gecorrigeerde waarden). Uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân afkomstige grond en baggerslib, dat voldoet aan de lokale maximale waarden kan, rekening houdend met de in deze nota geformuleerde voorwaarden, als bodem in de aangewezen zandwinplassen toegepast worden. De maximale waarde voor de kwaliteitsklasse A is de ondergrens voor de lokale maximale waarden. Deze normering geldt voor de licht verontreinigde grond en het licht verontreinigde baggerslib afkomstig uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân, ongeacht de aanbieder daarvan. Het toepassen van baggerslib als bodem binnen de regels uit deze Nota waterbodembeheer kan alleen plaatsvinden als tenminste alle stoffen uit het standaardpakket van het Besluit bodemkwaliteit geanalyseerd zijn. De normen gelden alleen voor baggerslib en grond uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Daarmee wordt invulling gegeven aan standstill op gebiedsniveau.

6.2 Risicotoolbox.

Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft voor het toepassen van grond en baggerslib in oppervlaktewater de risicotoolbox waterbodems vastgesteld. Rekening houdend met de gebruiksfuncties en de doelen van het oppervlaktewater zijn maximale waarde voor toe te kennen normen bepaald. Voorbeelden van gebruiksfuncties en doelen zijn: beroepsvisserij, drinkwater, zwemwater, oeverrecreatie en sportvisserij, water voor de landbouw en waterkwaliteit en ecologie.

Met behulp van de (concept) risicotoolbox is vastgesteld dat, rekening houdend met de gebruiksfuncties en de doelen van het oppervlaktewater, de lokale maximale waarden, zoals die weergegeven zijn in bijlage 5, als norm voor het toepassen van baggerslib als bodem in de vier aangewezen zandwinplassen aangehouden kan worden. Bij de toetsing met de risicotoolbox is bij de beoordeling van de humane risico’s rekening gehouden met de functies recreatie in combinatie met visconsumptie.

7. Handhaving.

De handhaving van het toepassen van baggerslib en grond binnen dit gebiedsspecifieke beleid is vergelijkbaar met de handhaving van het toepassen daarvan onder het Bouwstoffenbesluit. Het toepassen van grond en baggerslib is alleen mogelijk na het versturen van een melding. Nu de gebiedsspecifieke normering uitsluitend geldt voor materiaal, dat afkomstig is uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân, is er meer kennis aanwezig van de locaties, waarvan het materiaal afkomstig is. Hierdoor kan de handhaving gerichter en doelmatiger plaatsvinden dan onder het Bouwstoffenbesluit.

Voor grond en baggerslib afkomstig van gebieden buiten het beheergebied van Wetterskip Fryslân geldt de Achtergrondwaarde als bovengrens. Uit in 2008 uitgevoerd waterbodemonderzoek van de gedeeltelijk met klasse 0, 1 en 2 baggerslib en categorie 1 grond opgevulde zandwinplassen bleek dat de toplaag voldoet aan de Achtergrondwaarden. Hieruit kan de conclusie getrokken worden, dat de toepassing van grond en baggerslib in het verleden zorgvuldig plaatsgevonden heeft.

8. Samenvatting.

Binnen deze Nota waterbodembeheer worden de zandwinplassen Wijde Ee ten westen van Burgum, Eastersanding bij Drachten, Easterga ten noorden van Lemmer en Suwâld aangewezen als zandwinplassen waar binnen het gebiedsspecifieke beleid van Wetterskip Fryslân licht verontreinigde grond en licht verontreinigd baggerslib als bodem toegepast kan worden. In deze 4 zandwinplassen wordt een verslechtering van de waterbodemkwaliteit geaccepteerd om daarmee een waterkwaliteitsverbetering in het hele beheergebied van Wetterskip Fryslân te kunnen bereiken. Zo wordt invulling gegeven aan standstill op gebiedsniveau. De normering geldt voor de licht verontreinigde grond en het licht verontreinigd baggerslib afkomstig uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân, ongeacht de aanbieder daarvan. De normering voor het toepassen van licht verontreinigde grond en licht verontreinigd baggerslib in deze plassen staat weergegeven in bijlage 5. Voor niet in deze bijlage weergegeven parameters geldt de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse A als bovengrens. Voor grond en voor baggerslib afkomstig uit andere gebieden dan het beheergebied van Wetterskip Fryslân geldt, conform de regelgeving uit het Besluit bodemkwaliteit, de Achtergrondwaarde als bovengrens. In bijlage 2 is de ligging van de vier op te vullen zandwinplassen weergegeven.

Uit doelmatigheidsoverwegingen en vanuit waterkwaliteitsbeheer kan het opvullen van meer dan 1 andere in het westen of het zuidwesten van Fryslân gelegen zandwinplas naast de in deze nota aangewezen 4 zandwinplassen achterwege blijven. Dit geldt zowel voor het opvullen binnen de regels van dit gebiedsspecifieke beleid als voor het opvullen als grootschalige bodemtoepassing. Nu er door de toepassing van het in deze nota geformuleerde beleid voldoende bergingscapaciteit voor vrijkomend licht verontreinigd baggerslib en licht verontreinigde grond in boezemplassen is, moet, rekening houdend met de veel grotere risico’s op waterkwaliteitsproblemen in en/of in de directe omgeving van polderplassen en geïsoleerde plassen, het opvullen van polderplassen en geïsoleerde plassen achterwege blijven.

Andere dan de in deze nota genoemde zandwinplassen kunnen uitsluitend als Grootschalig bodemtoepassing opgevuld worden binnen de regels van het rapport ‘Verantwoord toepassen van grond en baggerspecie’ van de Deskundigencommissie Zandwinplassen en de Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen en de/of andere toekomstige landelijk geldende circulaires of aanbevelingen op dit terrein en nadat vooraf volledige informatie verschaft is over de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van het in die plassen toe te passen materiaal. Hierbij moet vooraf helderheid verstrekt worden over de moment van oplevering van de heringerichte zandwinplas.

Nieuwe initiatieven tot het opvullen van zandwinplassen dienen, zodra de ‘Handreiking voor het herinrichten van diepe plassen’ en in een later stadium de Circulaire over dit onderwerp van VROM vastgesteld zijn, volgens de in deze stukken weergegeven werkwijze uitgevoerd te worden.

1) Onder toepassen als bodem wordt in deze nota verstaan: toepassingen van grond en baggerslib in zandwinplassen volgens art 35 sub d. en e. uit het Besluit bodemkwaliteit:

35 d) toepassing van grond en baggerspecie in ophogingen en waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van artikel 4 van de Kaderrichtlijn water, de bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilge afwikkeling van de scheepvaart;

35 e) toepassing van grond en baggerspecie in aanvulllingen, waaronder mede wordt verstaan de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen van delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoels onder a tot en met d

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân in de openbare vergadering van 9 februari 2010.

Ir. P.A.E. van Erkelens,

Dijkgraaf

Drs. M.M. van Akkeren RC,

Secretaris-directeur

Bijlage 1 Waterbodemverwachtingenkaart

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Locaties op te vullen zandwinplassen.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Gemeten waarden in het bebouwde- en in het landelijke gebied.

Gemeten waarden, zoals die verkregen zijn in de het verkennend waterbodemonderzoek in de periode 1999 – 2008.

Resultaten onderzoek waterbodems in het bebouwde gebied in mg/kg droge stof, gemeten waarden, niet omgerekend naar standaardbodem.

Parameter

gemiddelde

mediaan

75p

80p

90p

95p

Antimoon

1,8

1,4

2,0

2,1

3,3

3,9

Arseen

9,0

9,5

10,6

12,0

15,0

17,5

Barium

77,4

66,0

108,3

113,0

140,4

161,3

Cadmium

0,5

0,4

0,6

0,6

0,9

1,0

Chroom

23,2

19,0

31,0

35,0

43,0

50,5

Kobalt

5,4

5,0

7,0

7,6

9,1

11,0

Koper

29,9

20,0

38,0

44,8

65,1

85,0

Kwik

0,3

0,1

0,3

0,3

0,6

1,1

Lood

57,8

37,5

72,5

81,8

120,6

180,0

Molybdeen

1,0

0,8

1,0

1,1

1,7

2,7

Nikkel

13,6

12,0

17,8

20,0

24,2

29,0

Tin

12,6

5,7

9,9

10,6

26,8

47,2

Vanadium

34,4

32,0

47,6

52,5

59,1

66,2

Zink

156,1

110,0

209,6

230,0

326,5

410,0

PAK

6,7

2,2

5,9

8,0

13,0

20,0

minerale olie

396,9

170,0

400,0

540,0

994,0

1395,7

Aldrin

0,0298

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0076

Dieldrin

0,0315

0,0031

0,0050

0,0050

0,0050

0,0076

Endrin

0,0298

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0076

Isodrin

0,0298

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0078

Telodrin

0,0610

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0078

Chloordaan

0,5058

0,0078

0,0109

0,0156

1,7508

3,4100

DDT/DDE/DDD

0,0233

0,0112

0,0258

0,0271

0,0310

0,1178

PCB 101

0,1010

0,0050

0,0050

0,0050

0,0098

0,0254

PCB 118

0,0392

0,0049

0,0050

0,0050

0,0050

0,0113

PCB 138

0,0869

0,0050

0,0050

0,0050

0,0103

0,0245

PCB 153

0,1002

0,0050

0,0050

0,0050

0,0096

0,0249

PCB 180

0,0694

0,0050

0,0050

0,0050

0,0065

0,0205

PCB 28

0,0387

0,0043

0,0050

0,0050

0,0050

0,0092

PCB 52

0,0322

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0157

a-HCH

0,0936

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0076

ß-HCH

0,0453

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0175

y-HCH (lindaan)

0,0506

0,0050

0,0050

0,0050

0,0057

0,0175

d-HCH

0,0456

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0130

Heptachloor

0,0289

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0062

heptachloorepoxide(som)

0,0316

0,0020

0,0050

0,0050

0,0050

0,0085

Hexachloorbenzeen

0,0306

0,0035

0,0050

0,0050

0,0050

0,0099

Hexachloorbutadieen

0,0488

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

Pentachloorbenzenen

0,0020

0,0002

0,0006

0,0009

0,0011

0,0020

a-endosulfan

0,0296

0,0030

0,0050

0,0050

0,0050

0,0076

CN

2,84

2,03

3,50

4,06

5,16

5,96

Sufaat

1357

815

1650

2040

2800

3700

Resultaten onderzoek waterbodems in het landelijke gebied in mg/kg droge stof, gemeten waarden, niet omgerekend naar standaardbodem.

Parameter

gemiddelde

mediaan

75p

80p

90p

95p

Antimoon

1,9

2,0

2,0

2,0

2,9

4,0

Arseen

10,9

10,0

14,0

15,0

18,0

21,0

Barium

76,9

55,0

93,0

110,0

156,0

210,0

Cadmium

0,5

0,4

0,6

0,7

1,1

1,6

Chroom

31,5

29,0

40,0

42,0

49,0

57,0

Kobalt

6,2

5,9

8,2

8,6

10,0

12,0

Koper

29,6

19,0

33,2

38,7

62,0

91,0

Kwik

0,3

0,1

0,3

0,3

0,6

1,0

Lood

65,5

33,0

65,0

77,6

130,0

200,0

Molybdeen

1,1

1,0

1,1

1,4

2,0

2,7

Nikkel

17,8

16,0

23,0

24,9

29,0

35,0

Tin

11,0

3,0

8,6

11,0

20,0

32,3

Vanadium

42,0

41,0

57,0

60,0

68,0

73,0

Zink

160,8

99,0

180,0

220,0

360,2

520,0

PAK

3,8

1,5

4,1

5,2

9,4

15,0

Minerale olie

221,3

100,0

220,0

275,8

509,0

779,5

Aldrin

0,0068

0,0005

0,0005

0,0010

0,0050

0,0050

Dieldrin

0,0061

0,0010

0,0010

0,0013

0,0050

0,0050

Endrin

0,0057

0,0005

0,0008

0,0010

0,0050

0,0050

Isodrin

0,0057

0,0005

0,0005

0,0006

0,0050

0,0050

Telodrin

0,0057

0,0005

0,0005

0,0008

0,0050

0,0050

Chloordaan

0,3156

0,0070

0,0160

0,0168

0,0197

3,1360

DDT/DDE/DDD

0,0573

0,0110

0,0360

0,0402

0,0548

0,1040

PCB 101

0,0297

0,0019

0,0050

0,0050

0,0086

0,0130

PCB 118

0,0129

0,0008

0,0028

0,0046

0,0050

0,0056

PCB 138

0,0305

0,0015

0,0050

0,0050

0,0074

0,0130

PCB 153

0,0302

0,0017

0,0050

0,0050

0,0085

0,0153

PCB 180

0,0233

0,0010

0,0038

0,0050

0,0050

0,0080

PCB 28

0,0136

0,0005

0,0016

0,0023

0,0050

0,0050

PCB 52

0,0141

0,0007

0,0027

0,0048

0,0050

0,0064

a -HCH

0,0053

0,0005

0,0009

0,0010

0,0050

0,0050

ß-HCH

0,0240

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0072

y-HCH (lindaan)

0,0304

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0120

d-HCH

0,0320

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0104

Heptachloor

0,0055

0,0002

0,0003

0,0006

0,0050

0,0050

Heptachloorepoxide(som)

0,0075

0,0005

0,0005

0,0005

0,0050

0,0050

Hexachloorbenzeen

0,0063

0,0002

0,0010

0,0020

0,0050

0,0050

Hexachloorbutadieen

0,0272

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

0,0050

Pentachloorbenzenen

0,0005

0,0002

0,0002

0,0002

0,0005

0,0010

a-endosulfan

0,0080

0,0005

0,0005

0,0007

0,0050

0,0050

CN

3,88

3,00

4,50

5,40

8,10

11,00

Sulfaat

979

620

1200

1500

2140

3

Bijlage 4 Gecorrigeerde waarden in het bebouwde- en in het landelijke gebied.

Resultaten onderzoek waterbodems in het bebouwde gebied in mg/kg droge stof omgerekend naar standaardbodem (10 % organische stof en 25 % lutum).

parameter

gemiddelde

Mediaan

75p

80p

90p

95p

antimoon

2

1

3

3

4

7

arseen

12

11

14

15

18

20

barium

240

168

305

340

458

517

cadmium

1

1

1

1

1

1

chroom

41

31

46

48

65

95

kobalt

10

8

10

11

13

15

koper

44

24

51

60

91

124

kwik

0,9

0,1

0,4

0,5

0,9

1,7

lood

114

45

89

102

178

277

molybdeen

1

1

1

2

3

4

nikkel

20

16

20

22

30

38

tin

37

14

22

26

73

123

vanadium

53

47

54

56

64

70

zink

223

150

252

287

477

66

PAK

9,5

3

9,3

13

23

36

minerale olie

452

250

558

650

1192

1400

aldrin

0,0279

0,0031

0,0085

0,0107

0,0166

0,0217

dieldrin

0,0341

0,0033

0,0091

0,0107

0,0166

0,0217

endrin

0,0279

0,0030

0,0091

0,0107

0,0166

0,0217

isodrin

0,0277

0,0027

0,0084

0,0106

0,0161

0,0217

telodrin

0,0388

0,0027

0,0084

0,0106

0,0161

0,0217

som drins

0,1563

0,0149

0,0435

0,0532

0,0821

0,1086

chloordaan

0,4080

0,0145

0,0272

0,0295

1,2382

2,4767

DDT/DDE/DDD

0,0506

0,0099

0,0159

0,0263

0,0982

0,2324

PCB 101

0,1651

0,0053

0,0109

0,0131

0,0188

0,0259

PCB 118

0,0462

0,0040

0,0093

0,0111

0,0179

0,0250

PCB 138

0,0952

0,0058

0,0112

0,0135

0,0203

0,0250

PCB 153

0,1031

0,0060

0,0112

0,0140

0,0226

0,0286

PCB 180

0,0759

0,0047

0,0098

0,0111

0,0175

0,0250

PCB 28

0,0468

0,0036

0,0090

0,0111

0,0179

0,0250

PCB 52

0,0349

0,0039

0,0094

0,0109

0,0175

0,0250

som PCB's

0,5672

0,0333

0,0708

0,0848

0,1326

0,1795

a -HCH

0,0515

0,0029

0,0084

0,0106

0,0161

0,0217

ß-HCH

0,0480

0,0058

0,0111

0,0132

0,0196

0,0250

y -HCH (lindaan)

0,0640

0,0058

0,0121

0,0137

0,0200

0,0250

d-HCH

0,0377

0,0067

0,0125

0,0138

0,0200

0,0250

som HCH's

0,2012

0,0211

0,0441

0,0513

0,0757

0,0967

heptachloor

0,0275

0,0027

0,0083

0,0106

0,0161

0,0217

heptachloorepoxide (som)

0,0323

0,0026

0,0091

0,0111

0,0180

0,0250

hexachloorbenzeen

0,0293

0,0032

0,0090

0,0109

0,0179

0,0250

hexachloorbutadieen

0,0406

0,0064

0,0123

0,0137

0,0200

0,0250

pentachloorbenzenen

0,0060

0,0003

0,0010

0,0011

0,0017

0,0022

a -endosulfan

0,0277

0,0027

0,0085

0,0107

0,0161

0,0217

Cl

3824

949

2577

3082

14628

21023

CN

4,6

3,4

5,0

5,5

8,7

12,9

sulfaat

1709

1958

2116

2131

2233

2692

Resultaten onderzoek waterbodems in het landelijke gebied in mg/kg droge stof omgerekend naar standaardbodem (10 % organische stof en 25 % lutum).

parameter

gemiddelde

Mediaan

75p

80p

90p

95p

antimoon

2

2

2

2

3

4

arseen

12

11

14

15

17

21

barium

170

90

230

276

399

549

cadmium

1

0

1

1

1

2

chroom

60

36

46

49

66

110

kobalt

8

7

9

10

14

16

koper

35

22

40

47

73

109

kwik

0,3

0,1

0,3

0,4

0,8

1,3

lood

74

36

73

92

147

241

molybdeen

1

1

1

1

2

3

nikkel

27

18

24

26

35

51

tin

23

5

15

20

35

70

vanadium

52

51

56

57

62

67

zink

208

119

230

276

455

658

PAK

4

2

4

6

10

16

minerale olie

224

114

254

318

539

852

aldrin

0,0114

0,0004

0,0009

0,0013

0,0066

0,0098

dieldrin

0,0101

0,0007

0,0017

0,0021

0,0066

0,0101

endrin

0,0081

0,0004

0,0009

0,0015

0,0063

0,0097

isodrin

0,0082

0,0003

0,0007

0,0011

0,0065

0,0097

telodrin

0,0081

0,0004

0,0008

0,0011

0,0063

0,0094

som drins

0,0459

0,0021

0,0049

0,0071

0,0322

0,0488

chloordaan

0,2315

0,0163

0,0238

0,0256

0,3852

1,8611

DDT/DDE/DDD

0,0519

0,0316

0,0501

0,0557

0,0678

0,0804

PCB 101

0,0200

0,0017

0,0051

0,0067

0,0100

0,0140

PCB 118

0,0081

0,0008

0,0023

0,0033

0,0069

0,0103

PCB 138

0,0214

0,0014

0,0043

0,0056

0,0094

0,0148

PCB 153

0,0228

0,0016

0,0049

0,0064

0,0096

0,0167

PCB 180

0,0161

0,0009

0,0029

0,0039

0,0079

0,0116

PCB 28

0,0097

0,0006

0,0016

0,0021

0,0065

0,0091

PCB 52

0,0100

0,0007

0,0022

0,0033

0,0070

0,0111

som PCB’s

0,1080

0,0078

0,0232

0,0312

0,0573

0,0876

a-HCH

0,0063

0,0004

0,0009

0,0013

0,0063

0,0097

ß-HCH

0,0270

0,0054

0,0091

0,0106

0,0149

0,0199

y-HCH (lindaan)

0,0585

0,0054

0,0093

0,0110

0,0150

0,0237

d-HCH

0,0418

0,0067

0,0100

0,0114

0,0150

0,0210

som HCH’s

0,1336

0,0178

0,0293

0,0343

0,0512

0,0743

heptachloor

0,0070

0,0001

0,0004

0,0006

0,0051

0,0091

heptachloorepoxide (som)

0,0054

0,0002

0,0006

0,0008

0,0053

0,0089

hexachloorbenzeen

0,0133

0,0003

0,0011

0,0018

0,0066

0,0096

hexachloorbutadieen

0,0210

0,0066

0,0091

0,0101

0,0128

0,0177

pentachloorbenzenen

0,0029

0,0002

0,0003

0,0003

0,0006

0,001

a -endosulfan

0,0182

0,0002

0,0007

0,0009

0,0054

0,0091

Cl

823

236

488

604

1235

2382

CN

5,5

2,7

3,8

4,3

5,6

6,9

sulfaat

947

692

1228

1480

1982

2309

Bijlage 5 Lokale maximale waarden voor het opvullen van aangewezen zandwinplassen met baggerslib en grond uit het beheergebied van Wetterskip Fryslân.

Parameter

lokale maximale waarden in mg/kg droge stof, omgerekend naar standaardbodem*

Antimoon

7

Arseen

29

Barium

458

Cadmium

4

Chroom

120

Kobalt

25

Koper

124

Kwik

1,7

Lood

277

Molybdeen

5

Nikkel

51

Tin

123

Vanadium

80

Zink

663

Som 10 PAK

23

minerale olie

1400

Som drins

0,11

Chloordaan

2,5

DDT/DDE/DDD

0,3

Som 7 PCB’s

0,18

Som HCH’s

0,1

Heptachloor

0,022

heptachloorepoxide (som)

0,025

Hexachloorbenzeen

0,044

Hexachloorbutadieen

0,025

Pentachloorbenzenen

0,007

a -endosulfan

0,022

CN

13

* De lokale maximale waarden gelden voor de naar standaard bodem omgerekende waarden. Voor niet in deze bijlage weergegeven parameters geldt de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse A als bovengrens. Voor grond en voor baggerslib afkomstig uit andere gebieden dan het beheergebied van Wetterskip Fryslân geldt, conform de regelgeving uit het Besluit bodemkwaliteit, de Achtergrondwaarde uit bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit als bovengrens.