Ontheffingenbeleid keur Wetterskip Fryslân

Geldend van 28-06-2005 t/m heden

Intitulé

Ontheffingenbeleid keur Wetterskip Fryslân

Dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân

gelezen het voorstel d.d. 28 juni 2005 van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;

overwegende dat,

De keur van Wetterskip Fryslân is een verordening die gericht is op het beheer van de infrastructuur en bevat om die reden verboden om bepaalde activiteiten uit te voeren. De in de keur opgenomen verboden zijn niet absoluut. Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân kan op basis van een aanvraag een ontheffing verlenen. Deze notitie vormt de leidraad voor beschikkingen en zorgt voor een consistente ontheffingenpraktijk, eenheid in de uitvoering en draagt bij aan rechtsgelijkheid voor de Friese burgers.

b e s l u i t:

vast te stellen Ontheffingenbeleid keur Wetterskip Fryslân

Doel van de nota

Deze notitie “Ontheffingenbeleid keur Wetterskip Fryslân” geeft inhoud aan de uitwerking van beleid en beleidsregels die toegepast worden bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen op grond van de keur van Wetterskip Fryslân.

Leeswijzer

De nota “Ontheffingenbeleid keur Wetterskip Fryslân” bestaat uit twee delen. Deel I behandelt de meer algemene onderwerpen, zoals wetgeving en relevante beleidskaders. Deel II bevat de uitwerking van de beleidskaders en vastgestelde beleidsregels naar uitgangspunten.

Deel 1: Algemene toelichting 1 Inleiding

Op 1 januari 2004 zijn de zes Friese waterschappen gefuseerd tot één all-in waterschap met als hoofdtaken waterkwantiteitsbeheer en waterkwaliteitsbeheer. Iets meer in detail: De waterstaatkundige verzorging van het gebied, omvattende: waterkering, waterhuishouding, voorzover het betreft het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater. Een afgeleide taak hiervan is het verlenen van ontheffingen in het kader van de keur van Wetterskip Fryslân.

De keur van het Wetterskip Fryslân is een verordening die voornamelijk regels bevat die erop gericht zijn bepaalde activiteiten te verbieden. De in de keur opgenomen verboden zijn niet absoluut, hetgeen wil zeggen dat het dagelijks bestuur daarvan ontheffing kan verlenen.

Het verlenen van een ontheffing betekent dat het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân in elk individueel geval beziet of de verboden activiteit in die situatie kan worden toegestaan. Daarbij moet een afweging worden gemaakt tussen de belangen van degene die de ontheffing aanvraagt, de belangen die het waterschap heeft bij het uitoefenen van zijn taken en indien aan de orde belangen van derden. Als de aangevraagde activiteit c.q. bouwwerk geen nadelige gevolgen heeft mag een ontheffing niet worden geweigerd. Als er wel nadelige gevolgen zijn, moet een belangen afweging worden gemaakt, waarbij moet wordt beoordeeld of de nadelige gevolgen kunnen worden voorkomen door het stellen van voorwaarden. Door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân worden per jaar ongeveer 1000 ontheffingen verleend.

Het Wetterskip Fryslân heeft weliswaar vastgesteld algemeen beleid op basis waarvan een globale eerste afweging kan worden gemaakt bij het verlenen van ontheffingen (IWBP) en het beheerplan waterkeringen maar dit dekt niet het gehele werkveld. Daarnaast komt het meer specifieke beleid van de Friese Waterschappen met betrekking tot het verlenen van ontheffingen van voor 1 januari 2004 in aanmerking voor harmonisatie.

2 Beleidskaders

2.1 Twee beheerplannen

Waterschappen zijn zelfstandige overheidsorganen met een functionele taakstelling die hun bij het door provinciale staten vastgestelde reglement is opgedragen. Er is voldoende ruimte voor autonome beslissingen, maar daarbij moeten de waterschappen ook rekening houden met wettelijke kaders zoals de Wet op de Waterhuishouding en de aanwijzingen die voortvloeien uit de Vierde nota Waterhuishouding (NW4) van het Rijk, het Tweede Waterhuishoudingsplan (WHP2) van de provincie Fryslân, alsmede de Provinciale verordening waterhuishouding.

De Wet op de Waterhuishouding (art. 9) legt aan de waterschappen de verplichting op om een beheerplan vast te stellen, waarin de doelstellingen voor het waterbeheer in de betreffende planperiode worden weergegeven. Het vigerende beheerplan is het Integraal Waterbeheerplan Friese Waterschappen. Dit beheerplan is door de voormalige 6 Friese waterschappen gezamenlijk opgesteld en dient ook nu als leidraad. Hiernaast is een beheerplan Waterkeringen van kracht waarin de doelstellingen zijn verwoord met betrekking tot de zorg voor de primaire waterkeringen.

2.2 Integraal Waterbeheerplan Friese Waterschappen 2001-2004

Het beleidskader wordt in de eerste plaats gevormd door uitgangspunten die door de waterschappen zelf zijn vastgelegd en die zijn verwoord in de eerste generatie van waterbeheerplannen. Met de vaststelling van dit Integraal Waterbeheerplan van de Friese waterschappen (hierna te noemen IWBP) zijn die vroegere beheerplannen komen te vervallen. Bij de opstelling van het IWBP is nadrukkelijk rekening gehouden met de beleidskaders zoals die door andere overheden zijn of worden gemaakt. In dat kader moet vooral worden gedacht aan:

  • De Kaderrichtlijn water die door het Europees Parlement is vastgesteld;

  • De Vierde Nota Waterhuishouding die in 1999 door het Rijk is vastgesteld;

  • Het Tweede Waterhuishoudingsplan, door provinciale staten van de provincie Friesland vastgesteld op 31 mei 2000;

  • Provinciaal omgevingsplan, door provinciale staten van de provincie Groningen vastgesteld op 14 december 2000.

doelstelling van het beheerplan

Waterschappen zijn functionele overheden. Dit houdt in dat zij verantwoordelijk zijn voor de invulling van de beleidskaders zoals deze door de provincie en het rijk zijn gesteld. Er is daarbinnen echter ook sprake van een zekere beleidsruimte. Het beheerplan heeft onder andere tot doel deze beleidsruimte in te vullen en een aantal strategische keuzes te maken.Het beheerplan heeft voorts tot doel een helder beeld te schetsen van het beheer van de watersystemen, dat de Friese waterschappen de komende jaren willen gaan voeren. Daarbij wordt de weg waarlangs de doelstellingen bereikt moeten worden uitgeschreven in de vorm van beleidsuitgangspunten.

taak

Het IWBP heeft betrekking op de taken die in het reglement van het waterschap zijn neergelegd. Voor de waterkeringen langs Waddenzee en IJsselmeer is daarop een uitzondering gemaakt. Deze taak kent een eigen plancyclus en is daarom in het IWBP niet opgenomen. De taken van het waterschap waarop de maatregelen in dit plan betrekking hebben zijn:

waterkeringszorg: zorg voor de boezemwaterkeringen.

waterkwantiteitsbeheer zorg voor het handhaven van het oppervlaktewaterpeil (peilbeheer) en het beheer en onderhoud van de natte infrastructuur, voor zover gericht op aan- en afvoer van het water (infrastructureel beheer).

waterkwaliteitsbeheer zorg voor de waterkwaliteit van alle oppervlaktewateren door het zuiveren van afvalwater (zuiveringsbeheer), het beperken van emissies naar het oppervlaktewater (emissiebeheer) en het inrichten van de watersystemen gericht op een goede waterkwaliteit (watersysteembeheer).

beheergebied

Het waterbeheer heeft in principe betrekking op de Friese watersystemen. Voor het grootste deel komt dit overeen met de watersystemen die in de provincie Fryslân liggen. Doordat per 1 januari 2000 een aantal gebieden aan het beheergebied van Wetterskip Lauwerswâlden en Wetterskip Fryslân, respectievelijk aan waterschap Sevenwolden en Wetterskip Fryslân zijn toegevoegd, klopt dit niet meer exact. Daar waar in algemene termen gerefereerd wordt aan de Friese watersystemen, worden daarmee ook de watersystemen bedoeld die in het Groninger deel van de beheergebieden liggen. In het algemeen deel wordt het algemeen beleid geschetst vanuit de problematiek (themagericht) en vanuit de gedifferentieerde doelstellingen (functiegericht). In de afzonderlijke deelplannen wordt het algemeen beleid gebiedsgericht uitgewerkt. Dat gebeurt aan de hand van dezelfde problematiek (themagericht), waarbij gebiedsgerichte aanvullingen zijn geformuleerd.

hoofddoelstelling IWBP

Gezonde en veerkrachtige watersystemen die door hun inrichting en beheer bijdragen aan een veilig , bewoonbaar en duurzaam Fryslân

Deze doelstelling omvat de belangrijkste doelen van het waterbeheer in Fryslân, namelijk:

  • het land beschermen tegen overstromingen vanuit beken, kanalen en meren;

  • zorgen voor gezonde, veerkrachtige watersystemen, waardoor het multifunctionele karakter en duurzaam gebruik van deze systemen gewaarborgd is;

  • streven naar een waterpeil en een waterverdeling die voor de gebruiksfuncties van het beschouwde watersysteem het meest optimaal zijn.

Deze doelen wil het waterschap realiseren door:

  • de gestelde doelen te realiseren tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten in combinatie met de best uitvoerbare technieken.

  • met een open vizier een goede communicatie met de maatschappij te onderhouden.

2.3 Beheerplan Waterkeringen

Wetterskip Fryslân draagt de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor de zorg voor de primaire en secundaire waterkeringen1 in het door hem beheerde gebied.

In het kader van deze zorg voor de waterkeringen is Wetterskip Fryslân op grond van de Provinciale Verordening waterkering Noord-Nederland [PF 1998], die gebaseerd is op artikel 14 van de Wet op de waterkering, verplicht een beheerplan voor de primaire waterkeringen op te stellen.

De zorg voor de waterkeringen omvat diverse activiteiten, zoals het vaststellen van beleid, het vertalen van beleid naar eisen waaraan de waterkeringen moeten voldoen, toetsing van de waterkeringen, het opzetten en bijhouden van legger, beheerregister en keur, toezicht houden op activiteiten van derden (voor zover van toepassing op de zorg van het waterschap), inspecteren, monitoren, plannen, ontwerpen, aanleggen, onderhouden, verbeteren, enz.

Waterkeringen en het aangrenzend gebied worden onderverdeeld in verschillende zones. Dit zijn zones waarvoor in de keur gebods- en verbodsbepalingen zijn opgenomen.

1) De duinen op Terschelling, Ameland, Vlieland en Schiermonnikoog en de dijken op Vlieland en Schiermonnikoog zijn in beheer bij Rijkswaterstaat.

3 Instrumentarium

Twee instrumenten

Voor de verwezenlijking van de in het IWBP genoemde beleidsdoelstellingen is een aantal instrumenten noodzakelijk. Belangrijke instrumenten zijn de keur en de legger.

Keur

De keur is een stelsel van verbods- en gebodsbepalingen en dient ter bescherming van de waterhuishoudkundige infrastructuur, waterkeringen en handhaving van het waterpeil (voor elk van de verschillende reglementaire taken die het waterschap is opgedragen is er een apart hoofdstuk met daarin gebods- en/of verbodsbepalingen). Daarnaast zijn er een aantal algemene bepalingen die gelden voor alle taken zoals hoofdelijke aansprakelijkheid, gedoogplichten, ontheffingen, schouw en strafbepalingen. Het vaststellen of wijzigen van een keur is een langdurige procedure waarbij ook de provincie als beroepsinstantie een rol speelt. In het traject is een inspraakprocedure opgenomen. Een keur is voortdurend aan wijziging onderhevig. Wijziging kan noodzakelijk zijn door:

  • Maatschappelijke veranderingen (bijvoorbeeld het werkingsgebied verandert),

  • Strategische beleidswijzigingen,

  • Ervaringen uit “het veld” bij de toepassing van de keur,

  • Wijzigende of nieuwe wetgeving

De keur is een instrument waarmee de waterhuishoudkundige infrastructuur, waterkeringen zoals in de legger opgenomen en het waterpeil volgens het peilbesluit in stand gehouden kunnen worden. De keur is daarmee een belangrijk instrument om nakoming van beleidsdoelstellingen af te dwingen. Daarnaast wordt door het indienen van aanvragen en het verlenen van ontheffingen informatie verkregen over de actuele toestand van de infrastructuur. De actuele toestand wordt vervolgens beschreven in het beheersregister.

Legger

In de legger van wateren is informatie vastgelegd over de vereiste constructie en afmetingen en de onderhoudsplicht. In de legger van waterkeringen en kaden staat informatie over de ligging naar vorm en richting van de waterkeringen, ligging van de bij de waterkering behorende kernzones, beschermingszones en buitenbeschermingzones, vereiste afmeting en constructie van de waterkering, onderhoudsplichtigen. De verbods- en gebodsbepalingen in de keur verwijzen naar objecten die in de leggers zijn beschreven.

Om een adequaat beheer en onderhoud uit te voeren is veel informatie nodig. Op waterloopen waterkeringenniveau wordt dit uitgewerkt in het geautomatiseerde informatiesysteem van het waterschap, INTWIS. Het betreft alle informatie ten aanzien van inrichting, beheer, eigendom en onderhoud om de Keur te handhaven en om keurontheffingen te verlenen. De binnen INTWIS aanwezige module Keurontheffingen maakt hier dan ook volop gebruik van.

Controle van uitgevoerde keurontheffingen is in verband met een adequaat beheer en onderhoud zeer belangrijk. Onder controle wordt verstaan de opname van het werk nadat dit is uitgevoerd, dus definitief is vastgesteld. Uitgevoerde keurontheffingen moeten op basis van de tekeningen en eventuele wijzigingen, voortkomend uit de controle in het beheerregister en de legger worden verwerkt. Ook wijzigingen in de onderhoudsplicht moeten worden aangegeven.

4 Beleidsregels voor keurontheffingen

Aanvragen voor keurontheffingen worden getoetst aan beleid2. Als hetgeen is aangevraagd past in het beleid en er zijn geen derden wiens belangen door het verlenen van de keurontheffing geschaad worden, dan kan ontheffing worden verleend. Voor toetsing van aanvragen voor keurontheffingen zijn behalve het IWBP en het beheerplan waterkeringen een tweetal meer specifieke nota’s vast gesteld. Het zijn de nota’s “Berging Friese boezem”en “Technische normen kaden”. In de nota berging Friese Boezem zijn enkele tekstdelen uit het IWBP over de berging van water nader uitgewerkt. Daarnaast bevat de nota richtlijnen voor boezemverkleining en boezemvergroting.

2) Definitie beleidsregel

"Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”. ( art. 1: 3, 4e lid Awb):

Een beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop een bestuursorgaan zijn bevoegdheden zal uitoefenen (art. 4:84 Awb). Een afwijkingsbevoegdheid is echter inherent aan de beleidsregels. Beleidsregels zijn van toepassing tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Gevolg hiervan is, dat bij toepassing van beleidsregels altijd moet worden bezien of het voorliggende geval niet een bijzonder geval is. In verband met het doel van de beleidsregels -zorgen voor een consistente bevoegdheidstoepassing- zal daarvan overigens niet spoedig sprake zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid, zal dit afzonderlijk moeten worden gemotiveerd.

Het project Technische Normen is onlangs afgerond. Daarmee is de vraag beantwoord hoe hoog en breed de boezemkaden in Fryslân nu eigenlijk moeten zijn. Want pas als we dat weten, kunnen we de erstelwerkzaamheden aan de boezemkaden uitvoeren. De technische normen voor de kaden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die de provincie Fryslân heeft vastgesteld in het tweede provinciale waterhuishoudingsplan, 'Dreaun troch it wetter'. Voor het grootste deel van Fryslân is de verstromingskans vastgesteld op één keer in de 100 jaar. Maar in een aantal gebieden zal de schade als gevolg van een eventuele overstroming relatief groot zijn en daarom is voor die gebieden de overstromingskans vastgesteld op één keer in de 300 jaar. Het project Technische Normen heeft de veiligheidsnormen vertaald in de vereiste kruinhoogte en het bijbehorend profiel van de boezemkaden.

Er zijn dus een aantal beleidsnota’s waar aanvragen voor een ontheffing aan getoetst kunnen worden. Echter het globale karakter van voornamelijk het IWBP levert wel eens problemen op bij de verlening van keurontheffingen. Het is daarom noodzakelijk dat meer specifieke beleidsregels worden opgesteld, om passages uit het IWBP nader te concretiseren. Er zijn echter meer argumenten om beleidsregels voor keurontheffingen op te stellen:

  • Vastleggen van alle ongeschreven regels in beleidsregels, zodat bij motivering hiernaar verwezen kan worden.

  • Een consequent beleid te voeren in de afweging van belangen.

  • Informatie hierover aan de ingelanden te verstrekken.

  • Een middel ten behoeve van het kwaliteitsbeheer en de efficiency bij het verlenen van keurontheffingen.

  • Eenheid van beleid en uitvoering te bewerkstelligen.

Met betrekking tot beleidsregels is het een voorwaarde dat conform het bepaalde in de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb), beleid wordt opgesteld en dit middels het eveneens in deze wet voorgeschreven traject tot stand komt. Dit betekent onder andere dat beleidsregels dienen te worden bekendgemaakt.

Deel 2 Ontheffingen van de Keur

1 Systematiek bij de beoordeling van aanvragen

Het beoordelen van ontheffingsaanvragen geschiedt aan de hand van het ontheffingenbeleid. Als een aanvraag past in het ontheffingenbeleid kan een ontheffing worden verleend. Voor een keurontheffing moet een zorgvuldige afweging gemaakt worden tussen het waterschapsbelang, het belang van de aanvrager en het belang van andere overheden of particulieren . Het waterschapsbelang bestaat uit het in stand houden van de inrichting ten behoeve van de functie van de waterloop of de kering en de bijbehorende onderhoudsmogelijkheden en mag beschouwd worden als een vaststaand eindpunt van het traject. Aan het belang van de aanvrager kan tegemoet gekomen worden zolang dit verenigbaar is met dat vaststaande eindpunt. Om hier op uit te komen zijn soms meerderealternatieven mogelijk, die door middel van een individuele beoordeling gewogen worden.Ten aanzien van het belang van particulieren en andere overheden dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden.

Voor aanvragen voor keurontheffingen door Wetterskip Fryslân geldt een specifieke aanpak. Procedures voor interne ontheffingverlening zijn van belang in het kader van de zogenaamde drie-petten-constructie. Hiervan is sprake wanneer de wettelijke regulering, het beheer en/of de exploitatie en het toezicht in de hand van één overheidsorgaan liggen. Op grond van de Keur heeft Wetterskip Fryslân voor taakgebonden werkzaamheden geen ontheffing nodig. Desalniettemin hecht Wetterskip Fryslân er waarde aan dat voor zaken die buiten het reguliere beheer en onderhoud vallen bepaalde interne procedures in acht worden genomen. Het gaat daarbij om de volgende punten:

  • Wetterskip Fryslân moet voldoen aan dezelfde regels en procedures die ook voor derden gelden.

  • Beslissingen over eigen activiteiten en objecten worden niet binnen één afdeling genomen.

  • Beheer en bevoegd gezag worden niet in één persoon verenigd, zodat wordt bevorderd dat bij de bestuurlijke besluitvorming alle relevante aspecten worden ingebracht.

  • De interne ontheffingen worden ter vaststelling aan het dagelijks bestuur voorgelegd.

Bovenstaande richtlijnen zijn ook van toepassing op keurontheffingen.

2 Ontheffingen

2.1 Algemeen

Voor keurontheffingen is het beleidskader van toepassing, zoals dat in deel 1 is aangegeven. Uitgangspunt is de taak van het waterschap die weer te geven is binnen de volgende verdeling:

  • 1.

    Waterkeringszorg: Zorg voor de boezemwaterkeringen.

  • 2.

    Waterkwantiteitsbeheer: Zorg voor het handhaven van het oppervlaktewaterpeil (peilbeheer) en het beheer en onderhoud van de natte infrastructuur.

  • 3.

    Waterkwaliteitsbeheer: zorg voor de waterkwaliteit van alle oppervlaktewateren door het zuiveren van afvalwater (zuiveringsbeheer), het beperken van emissies naar het oppervlaktewater (emissiebeheer) en het inrichten van watersystemen gericht op een goede waterkwaliteit (watersysteembeheer).

Het inrichten van Friese watersystemen is primair gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast of het in ieder geval beperken van de gevolgen hiervan tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Inrichting, beheer en onderhoud dienen te worden afgestemd op de functie. Het profiel moet duurzaam en efficiënt in stand gehouden worden. Werken ten gevolge van de keurontheffing mogen geen negatief effect hebben op de inrichting die voor deze functie nodig is. De te gebruiken materialen dienen aan de bij het waterschap gangbare kwaliteitsnormen te voldoen. Ook tijdens de uitvoering van werken (ingevolge keurontheffingen) moeten de functies van de waterloop zoals de afvoermogelijkheden en het peil, in stand worden gehouden.

Een aanvraag wordt eerst beoordeeld op ontvankelijkheid. Dit houdt in dat een aanvraag alle gegevens moet bevatten die nodig zijn voor een goede beoordeling. Vervolgens wordt beoordeeld of het voorgenomen werk past in het vigerend beleid; zijn de effecten positief of negatief voor de te behalen beleidsdoelen; wat is het algemene standpunt van het waterschap hierin en zijn er redenen om hiervan af te wijken. Voorts kan gekeken worden naar de huidige gewenste situatie (leggergegevens) en of de feitelijke situatie afwijkt. Zijn er consequenties voor toekomstige verbeteringen/veranderingen van de infrastructuur? Ook effecten op beheer en onderhoud worden meegenomen.

2.2 Beoordeling specifiek, ingedeeld naar categorie werkzaamheden.

Wateren, oevers en kaden

  • 1.

    Dammen, met of zonder duiker: Dammen worden normaal gesproken niet gezien als verkleining van de berging, zolang de breedte op de waterspiegel niet meer bedraagt dan 10 meter. Meestal zal een duiker gelegd moeten worden, op aanwijzing van de rayonbeheerder. De benodigde diameter is afhankelijk van de situatie ter plaatse. Voor dammen met duikers in hoofdwatergangen en boezemwateren worden hydraulische berekeningen uitgevoerd om de waterhuishoudkundige eisen te kunnen formuleren.

  • 2.

    Bruggen, aquaducten: voor dergelijke kunstwerken worden altijd berekeningen uitgevoerd met het model SOBEK RURAL(Friese boezem) waarbij gekeken wordt naar de aspecten waterstandsverschillen ter hoogte van de brug en naaste omgeving, stroomsnelheid en invloed op totale aan- en/of afvoer bij de sluizen van Dokkumer Nieuwe Zijlen en Harlingen. Deze berekeningen worden uitgevoerd voor de eindsituatie maar ook voor de tijdelijke stremmingen die in de bouwfase soms noodzakelijk zijn. Soortgelijke berekeningen worden uitgevoerd bij kunstwerken in hoofdwatergangen.

    Bruggen en dammen in watergangen welke met de maai/veegboot worden onderhouden dienen van dusdanige afmetingen te zijn, dat hier doorheen gevaren kan worden. De minimale doorvaartbreedte is 2 meter, er moet minimaal 1.20 meter aan vrije ruimte boven de hoogste waterstand zijn, en de waterdiepte moet minimaal 0.90 meter zijn.

  • 3.

    Slootdempingen: Met betrekking tot de Friese boezem is het beleid rondom dempingen of andere verkleiningen vastgelegd in de in deel 1 genoemde notitie. Voor alle andere wateren worden de van toepassing zijnde beleidsstukken geïnventariseerd, deze leiden tot een nieuwe notitie die als beleidsregel vastgesteld zal worden.

  • 4.

    Aanleg havens en waterpartijen: Meestal betreft het een uitbreiding van de Friese boezem. Deze uitbreidingen komen hoofdzakelijk voor ten behoeve van de aanleg van insteekhavens, jachthavens, nieuwe woonwijken (wonen aan het water) of watersportgebonden bedrijventerreinen. Aandachtspunt is de te gebruiken materialen bij de inrichting en de doorgraving van een kade die kan plaatsvinden bij de aanleg.

    Langs de omtrek van de insteekhaven zal de waterkering weer hersteld moeten worden op minimaal de hoogte van de doorgebroken kade. Bij het voorschrijven van deze hoogte moet rekening gehouden worden met nazakking. Voorwaarden ter zake zullen in de ontheffing worden aangegeven.

  • 5.

    Walbeschoeiing, oeverinrichting: Aandachtspunten zijn de constructie, het gebruikte materiaal en plaats van de beschoeiing. Het plaatsen van een walbeschoeiing mag niet leiden tot verkleining van de watergang. Het plaatsen van de nieuwe beschoeiing vóór de bestaande om zodoende het verwijderen van de bestaande beschoeiing en het optreden van instabiliteit te voorkomen, wordt soms toegestaan. In de beoordeling worden items als leggerafmeting en grondsoort meegenomen. Het in water plaatsenvan een nieuwe beschoeiing, om zodoende afslag teniet te doen, is niet altijd toe te staan. De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat afslag heeft plaats gevonden, en de ontheffingverlener kan ook aan een dwarsprofiel of ter plaatse aan de hand van aanwezige resten van oude beschoeiingen het een en ander afleiden. In eerste instantie wordt de aanleg van een milieuvriendelijke oever gestimuleerd.

  • 6.

    Kabels en leidingen: Bij kruising met een watergang wordt meestal een minimale dekking t.o.v. de vaste bodem en talud van de watergang aangegeven. Bij hoofdwateren is dit 1,5 meter, overige wateren 1 meter. Als er een kabel over een kunstwerk wordt gelegd moet er minimaal 0,3 meter gronddekking op het kunstwerk blijven liggen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met toekomstige verruiming of verdieping.

  • 7.

    Watergangen graven: Dit kan plaats vinden omdat bijvoorbeeld een demping van een watergang gecompenseerd moet worden. De afmeting van de te dempen watergang zal dan voor demping opgemeten moeten worden om zo de afmeting van de te compenseren watergang te bepalen. In de praktijk komt het vaak voor dat men geen nieuwe watergang ter compensatie gaat graven, maar een bestaande watergang gaat verbreden. Ook zal het waterschap dan goed moeten aangeven hoe het nieuwe profiel van de bestaande watergang eruit komt te zien.

    Ingeval van een nieuw te graven watergang bijvoorbeeld ingeval van het graven van een scheidingssloot zal door het waterschap het profiel berekend moeten worden. Voor het berekenen van het profiel moet men rekening houden met:

    • Afwaterend oppervlak (grootte gebied);

    • Aanwezige GT (grondwatertrap) en hieraan gekoppeld de maatgevende afvoer (liter/seconde/ha)+

    • Grondslag ( veen,klei of zand).

  • 8.

    Tijdelijke stremmingen: Hierin is onderscheid te maken tussen kortdurende stremmingen van een paar uur tot een dag en langdurige stremmingen van een dag tot enkele weken. Bij kortdurende stremmingen gaat het om stremmingen van watergangen die nodig zijn voor bijvoorbeeld het leggen van een duiker of het plaatsen van een beschoeiing. Hiervoor is vaak een stremming nodig van maximaal 8 uur. In de ontheffing wordt een voorwaarde opgenomen dat de stremming maximaal 8 uur mag bedragen. Door onvoorziene omstandigheden zoals bijvoorbeeld hevige regenval kan tijdens de stremming het peilbeheer in het geding komen. Om deze reden wordt in de vergunning nader omschreven dat er omstandigheden kunnen voorkomen die het noodzakelijk maken dat op eerste aanzegging van het waterschap de stremming opgeheven moet worden. Bij langdurige stremmingen gaat het om stremmingen van dagen tot weken van vaarwegen en hoofdwatergangen waar grote oppervlakte eenheden afstromen welke risico geven voor wateroverlast en schade. Met de aanvrager van de stremming vindt eerst overleg plaats over de voorgenomen werkzaamheden. Door het waterschap wordt beoordeeld of er alternatieven zijn om het water via andere watersystemen af te voeren of dat het water door middel van noodpompen kan worden omgeleid. Ook bij langdurige stremmingen worden er in de vergunning criteria vastgelegd die het mogelijk maken dat op eerste aanzegging van het waterschap de stremming opgeheven moet worden.

  • 9.

    Bouwwerken, beplanting, hekwerk, afrastering etc. op oevers: Voor bouwwerken, beplanting of hekwerken op oevers geldt dat per geval moet worden beoordeeld in hoeverre dit soort activiteiten een obstakel vormt voor het onderhoud van de betreffende oever. In de loop van 2005 wordt met betrekking tot dit onderwerp separaat een notitie als beleidsregel vastgesteld.

  • 10.

    Inlaten, uitlaten en overstort: Belangrijk aandachtspunt bij het beoordelen van ontheffing aanvragen voor inlaten, uitlaten en overstorten is de stroomsnelheid. De uitstroom van bijvoorbeeld een groot gemaal kan schade veroorzaken aan de tegenoverliggende oever door uitspoeling waardoor instabiliteit kan optreden. Om risico’s op afkalving en uitspoeling van de oever te beperken kunnen aanvullende eisen worden opgenomen gericht op bescherming van de oever.

  • 11.

    Lozingen en onttrekkingen: Dit is in de keur geregeld en nauwkeurig omschreven. Dit behoeft niet nader te worden uitgewerkt.

  • 12.

    Graven waterpartijen: Meestal betreft dit een uitbreiding van de Friese boezem. Deze uitbreidingen komen hoofdzakelijk voor ten behoeve van de aanleg van nieuwe woonwijken (wonen aan het water) en watersportgebonden bedrijventerreinen. Beoordelingspunten zijn de te gebruiken materialen en ook het herstel van waterkering analoog aan de systematiek voor insteekhavens.

  • 13.

    Kadewerkzaamheden: Deze werkzaamheden zullen veelal door het waterschap zelf uitgevoerd worden, of opgenomen worden in projecten van derden waarbij gecombineerd kan worden met andersoortige werkzaamheden. In beide gevallen dient ontheffing aangevraagd te worden, en vindt beoordeling op de zelfde wijze plaats. De hoogte van de kade wordt getoetst aan het “Herstelprogramma Oevers en Kaden” en de kadenormering van de provincie. Punt van aandacht betreft gevallen waarbij kadeverhoging en verbreding leiden tot verkleining van het bergend oppervlak van de Friese boezem. Volgens het IWBP is dit niet toegestaan tenzij compensatie plaats vindt. Zie verder de notitie “Nadere uitwerking IWBP-beleid Friese boezem”.

  • 14.

    Werken betreffende boezemlanden en zomerpolders: Dit is geregeld in de keur en in de notitie “Nadere uitwerking IWBP-beleid Friese boezem”. Dit behoeft niet nader te worden uitgewerkt.

  • 15.

    Steigers: Met betrekking tot steigers zullen in de regel geen speciale eisen gesteld worden. Ze worden meestal aangebracht in boezemwateren en worden geacht weinig invloed op de doorstroming te hebben. Alleen in de buurt van de grote gemalen en sluizen wordt door Wetterskip Fryslân kritisch gekeken naar de aanlegfaciliteit. Vele rijen schepen naast elkaar aanleggen vlak voor een gemaal kan teveel stromingsweerstand opleveren. In de loop van 2005 wordt met betrekking tot dit onderwerp separaat een notitie als beleidsregel vastgesteld.

  • 16.

    Fuiken, dichtzetten etc: Deze vistuigen mogen niet binnen een afstand van 1000 meter van een kunstwerk geplaatst worden. Ook mag de ontheffinghouder op geen enkele manier aanspraak maken op een voor hem aangepast spui-regime. Tijdens extreem natte omstandigheden bestaat de mogelijkheid dat Wetterskip Fryslân hinder of overlast ondervindt van de dichtzet. Op eerste aanzegging moet deze dan worden verwijderd. De netten dienen te allen tijde schoon te zijn om de door de netten veroorzaakte stromingsweerstand zo klein mogelijk te houden.

Primaire keringen

In het beheersplan waterkeringen is het afwegingskader voor keurontheffingen weergegeven. Dit afwegingskader is specifiek uiteengezet naar categorie van werken en werkzaamheden en behoeft hier geen nadere uitwerking. Het afwegingskader is weergegeven in bijlage 1.

2.3 Algemeen aandachtspunt

Aanvragen voor ontheffingen in het kader van de keur worden niet beoordeeld op mogelijke gevolgen voor de waterkwaliteit. Waterkwaliteitsaspecten worden beoordeeld in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) of het Bouwstoffenbesluit. Het wetterskip is bevoegd om binnen deze kaders te beoordelen. Het wetterskip zal de procedures voor ontheffingen in het kader van de keur, de Wvo en het bouwstoffenbesluit zoveel mogelijk op elkaar afstemmen. De initiatiefnemer wordt schriftelijk in een begeleidend schrijven bij de ontheffing geïnformeerd over het feit dat mogelijk meerdere wettelijke kaders van toepassing kunnen zijn op hun voorgenomen activiteit.

3 Rechtsbescherming

3.1 Algemeen

Belanghebbenden kunnen bij de Rechtbank beroep instellen tegen besluiten van een bestuursorgaan (art. 8:1 Awb). Een keurontheffing (of het weigeren een ontheffing te verlenen) is een besluit. Alvorens beroep in te stellen, moet er echter tegen het besluit bezwaar worden gemaakt (art. 7:1 Awb). Het maken van bezwaar geschiedt bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (art. 6:4 Awb). De termijn van indienen van een bezwaar- of beroepschrift is zes weken (art. 6:7 Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na de dag van bekendmaking van het besluit (art. 6:8 Awb). Volgens art. 3:41 Awb geschiedt bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan die belanghebbenden (waaronder de aanvrager van het besluit). Indien toezending of uitreiking niet mogelijk is, geschiedt de bekendmaking op een andere geschikte wijze. Hierbij kan worden gedacht aan publicatie van de zakelijke inhoud van het besluit in een dag- of huis-aan-huisblad met tegelijkertijd terinzagelegging van het besluit (art. 3:42 Awb).

3.2 Mogelijkheden van de aanvrager of derden voor het naar voren brengen van hun mening tijdens de voorbereiding van de keurontheffing

De artikelen 4:7 en 4:8 Awb bepalen dat er een hoorplicht van belanghebbenden kan bestaan in de fase van voorbereiding van de keurontheffing. In dat geval wordt een conceptbesluit aan belanghebbenden voorgelegd.

Indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald, wordt de openbare voorbereidingsprocedure (afd. 3.4 Awb) of de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (afd. 3.5 Awb) gevolgd bij het voorbereiden van een besluit. Voor keurontheffingen bestaat geen wettelijk voorschrift dat tot de toepassing van een voorbereidingsprocedure noodzaakt. Het bestuursorgaan zou echter uit eigener beweging een openbare voorbereidingsprocedure kunnen volgen indien er grote aantallen belanghebbenden zijn of indien het moeilijk is te bepalen wie tot de kring van belanghebbenden behoort en welke bezwaren er zouden kunnen leven.

3.3 Wel of niet publiceren van keurontheffingen

Besluiten zoals een keurontheffing treden pas in werking nadat zij bekend zijn gemaakt. Bekendmaking geschiedt door toezending/uitreiking van het besluit aan de belanghebbende(n), waaronder de aanvrager van het besluit. Indien dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat niet bekend is wie belanghebbenden zouden kunnen zijn, vindt er een algemene bekendmaking plaats. In de regel geschiedt dit door een publicatie in de krant en terinzagelegging van het betreffende besluit. In de praktijk van de ontheffingverlening moet voorkomen worden dat zich na de verlening van de keurontheffing nog een belanghebbende meldt met bezwaren. Simpelweg besluiten alles te gaan publiceren biedt weliswaar optimale zekerheid met betrekking tot deze problematiek, maar is toch te kort door de bocht met betrekking tot de afweging die bij deze beslissing te maken valt.

De keurontheffing wordt verleend op basis van de keur; een eigen verordening van het waterschap. Met behulp van dit instrument heeft het waterschap inzicht in de toestand van de infrastructuur; beschikt ze over de juiste tekeningen van voorgenomen wijzigingen; kandaarin bijsturen en door het wel of niet verlenen van keurontheffingen alsmede door het stellen van voorwaarden kan uitvoering gegeven worden aan het vigerend beleid. Ook leveren de verleende keurontheffingen de benodigde gegevens voor de wijziging van de(wettelijk) verplichte legger. Dit betekent dat het waterschap een primair, rechtstreeksbelang heeft bij het optimaal verlopen van het aanvraagproces. Het zoveel mogelijk aanvragen van keurontheffingen wil het waterschap maximaal bevorderen. In de startfase van Wetterskip Fryslân was de aanvraagdiscipline niet groot. Gebleken is dat deze vergroot kan worden door (naast intensieve voorlichting) een korte procedure en lage kosten voor de aanvrager. Landelijk is gebleken dat tijd en kosten een directe relatie hebben met de hoogte van de drempel tot aanvragen.

Het publiceren van alle keurontheffingen leidt tot:

  • Langere procedures,

  • Een aanzienlijke kostenpost, wellicht te betalen uit de leges,

  • Verhoging van de drempel tot aanvragen,

  • Meer illegale werken,

  • Kans op problemen met primaire taak waterschap,

  • Hogere kosten van toezicht en handhaving,

  • Het waterschap verliest de grip op de toestand van de infrastructuur.

Het publiceren van alle keurontheffingen is juridisch gezien de veiligste weg, maar er kleven nadelen aan die een primair belang van het waterschap ondergraven. Bovendien is er sprake van symptoom-bestrijding, want bij goede voorbereiding van keurontheffingverlening kan het onderkennen van mogelijk belanghebbenden met bezwaren dit soort problemen voorkomen. Het stroomschema met betrekking tot het belanghebbendenonderzoek verderop in dit hoofdstuk kan hierbij goede diensten bewijzen. Gezien bovenstaande belangenafweging verdient het daarom aanbeveling selectief met publicaties om te gaan. Hiermee kan enerzijds een besparing worden bereikt op advertentiekosten en anderzijds kan de ontheffing sneller worden afgegeven. Dit laatste feit zorgt voor een lage drempel met betrekking tot het aanvragen van keurontheffingen, en dit is weer in het belang van het waterschap zelf.

Om met publicaties selectiever om te gaan is het noodzakelijk daaromtrent duidelijk beleid vast te stellen. Bepaald dient te worden, welke keurontheffingen en in welke gevallen c.q. omstandigheden gepubliceerd moet worden volgens afdeling 3.4 van de Awb. In het voortraject van de totstandkoming van de ontheffing moet door de technische ontheffingverleners gedegen onderzoek plaatsvinden wie eventuele belanghebbenden zijn bij het verlenen van de ontheffing. Anders gezegd, er moet worden nagegaan of anderen (dan de aanvrager), door het verlenen van de ontheffing rechtstreeks in hun belang kunnen worden getroffen. Is men er niet zeker van welke belangen mee zouden kunnen spelen en of er onbekende derde- belanghebbenden zouden kunnen zijn dan dient zonder meer te worden gepubliceerd met toepassing van afdeling 3.4 Awb.

In het onderstaande schema (figuur 3) is aangegeven langs welk traject getoetst kan worden of een keurontheffing al dan niet gepubliceerd moet worden, of dat anderszins de derde belanghebbende wordt geïnformeerd.

afbeelding binnen de regeling

Dit komt er in het kort op neer dat:

· wanneer vastgesteld kan worden dat er geen belanghebbenden zijn dan vindt er geen publicatie plaats;

· wanneer de invloed van een keurontheffing zich uitstrekt over een groter gebied, waarbij niet met zekerheid is vast te stellen dat iemand het er niet mee eens is, dan wordt zowel de ontwerp-ontheffing, als de ontheffing gepubliceerd (conform afdeling 3.4 Awb);

· wanneer de belanghebbende wel bekend maar niet akkoord is, dan vindt er geen publicatie plaats, maar wordt rechtstreeks met de belanghebbende gecommuniceerd, door toezending van de ontwerp-ontheffing voor het indienen van zienswijzen (conform 4:8 Awb) en daarna toezending van de definitieve ontheffing (zes weken bezwaar).

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân in de vergadering van 28 juni 2005.

P. Polhuis,

Secretaris-directeur

Bijlage 1, afwegingskader keurontheffingen primaire waterkeringen

1.1 Algemeen

Voor de primaire waterkeringen geldt dat indien werkzaamheden moeten worden uitgevoerd die een wijziging in richting, vorm, afmeting of constructie tot gevolg hebben, artikel 7 van de Wet op de waterkering van toepassing is. Daarin is aangegeven dat in die situatie een plan moet worden opgesteld dat na inspraak door Gedeputeerde Staten moet worden vastgesteld.

1.1.1 Werkzaamheden in het stormseizoen

Op grond van de Keur is het niet toegestaan in het stormseizoen werkzaamheden aan de waterkeringen te verrichten. Voor de secundaire waterkeringen, met uitzondering van de waterkering rond het Lauwersmeer, kan voor de volgende werkzaamheden in het stormseizoen ontheffing worden verkregen:

  • Grondroeringen in de onderbermen van de dijken.

  • Grondroeringen nabij al aanwezige verstoringen (tuinen e.d.) die niet ernstiger zijn dan de al aanwezige verstoringen3

  • Het leggen van korte kabels en/of leidingen zoals huisaansluitingen, onder voorwaarde dat de sleuf dezelfde dag wordt gedicht.

3) Te denken valt aan het aanbrengen van ophogingen voor opritten en verhardingen

1.1.2 Bouwbeleid

1.1.2.1 Begrippen bouwbeleid

  • Nieuwbouw. Het oprichten van een opstal op een plaats waar op het moment van de vergunningaanvraag geen opstal aanwezig is. Onder deze categorie vallen tevens die werkzaamheden, die van een zodanige aard zijn, dat een pand in bewoonbare staat wordt gebracht, gereed wordt gemaakt om als bedrijfsruimte te kunnen dienen, dan wel een bestaand pand zodanig wordt gewijzigd dat een (nagenoeg) geheel nieuw pand wordt gebouwd.

  • Verbouw. Het in- en/of uitpandig wijzigen van de bouwkundige constructie waaronder begrepen het wijzigen of verbeteren van een fundering en/of het wijzigen van de indeling van een opstal.

  • Primaire waterkeringen van categorie a. Primaire waterkeringen die behoren tot stelsels die dijkringgebieden - al dan niet met hoge gronden – omsluiten en direct buitenwater keren. (Voorschrift Toetsen op de veiligheid voor de tweede toetsronde 2001 – 2006).

  • Primaire waterkeringen van categorie c. Primaire waterkeringen, niet bestemd tot directe kering van buitenwater. (Voorschrift Toetsen op de veiligheid voor de tweede toetsronde 2001 – 2006).

1.1.2.2 Algemene bepalingen bebouwing

  • Op grond van de Keur van Wetterskip Fryslân is het verboden binnen de kernzone en de beschermingszones bouwwerken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen. Ontheffing kan worden verleend indien ten minste aan de in dit Beheerplan Waterkeringen opgenomen bepalingen wordt voldaan. In de buitenbeschermingszones is beoordeling van bebouwing niet aan de orde, zij het dat daar onverminderd de overige bepalingen uit de Keur gelden.

  • Bouwwerken in, op, of nabij waterkeringen zijn vanuit het oogpunt van duurzame veiligheid en beheer en onderhoud ongewenst. Het uitgangspunt is dan ook om waterkeringen zonder bebouwing van bebouwing te vrijwaren. Wetterskip Fryslân wijkt enkel van dit standpunt af op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Bestaande bebouwing wordt in principe, ondanks de grotere risico’s en mogelijke belemmeringen voor het beheer en onderhoud van de waterkeringen, vanwege het maatschappelijke belang gehandhaafd.

  • Mocht een waterkering ten gevolge van bouwwerken niet voldoen aan de veiligheidseisen, en de bebouwing dient te worden gehandhaafd, dan dient een zodanige constructie te worden toegepast dat de waterkerende functie van de waterkering van de bebouwing is gescheiden (functiescheiding).

  • In de afweging die Wetterskip Fryslân bij de aanvraag voor bebouwing zal maken, worden ook aan bebouwing gerelateerde aspecten, zoals beplantingen en kabels en leidingen, betrokken. Tevens wordt in de afweging rekening gehouden met de gevolgen voor het beheer en onderhoud van de waterkeringen, o.a. de beschikbaarheid van een vijf meter brede strook die toegang tot de waterkering mogelijk maakt.

1.1.2.3 Bepalingen bebouwing primaire waterkeringen van categorie a

Bestaande bebouwing

  • Bestaande bebouwing wordt beoordeeld in het kader van de verplichte vijfjaarlijkse Toetsing op veiligheid. Voor bebouwing binnen het profiel van vrije ruimte zal in aanvulling hierop worden beoordeeld of deze kan worden gehandhaafd. Uit deze beoordeling kan blijken dat (waterstaatkundige) maatregelen nodig zijn om te zorgen dat voldaan wordt aan de veiligheidsnormen. Per geval zal worden bezien wie de hieruit voortvloeiende kosten zal dienen te dragen en voor welk deel. Daarbij spelen o.a. de volgende aspecten een rol:

    • het met of zonder vergunning aanwezig zijn van een bouwwerk,

    • de termijn dat een bouwwerk aanwezig is,

    • het maatschappelijk risico,

    • de voorzienbaarheid.

  • Bij verbouw is binnen de invloedszone geen uitbreiding van een bouwwerk toegestaan.

  • Bij verbouw is binnen het profiel van vrije ruimte geen uitbreiding van een bouwwerk toegestaan.

  • Bij verbouw dient uitbreiding van een bouwwerk van de waterkering af gericht te zijn.

  • Er dient rekening gehouden te worden met een verhoging van de waterkering met minimaal één meter ten opzichte van de vigerende kruinhoogte4.

Nieuwbouw

  • Daar waar nog geen bebouwing aanwezig is wordt binnen de kernzone en beschermingszones geen nieuwe bebouwing toegestaan. Uitzondering is slechts mogelijk op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Daar waar al een cluster van bebouwing aanwezig is wordt binnen de invloedszone geen nieuwe bebouwing toegestaan. Uitzondering is slechts mogelijk op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Daar waar al een cluster van bebouwing aanwezig is wordt binnen het profiel van vrije ruimte geen nieuwe bebouwing toegestaan. Uitzondering is slechts mogelijk op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Er dient rekening gehouden te worden met een verhoging van de waterkering met minimaal één meter ten opzichte van de vigerende kruinhoogte4.

    1.1.2.4 Bepalingen bebouwing primaire waterkeringen van categorie c

  • Dezelfde bepalingen als voor de waterkeringen van categorie a zijn van toepassing

1.1.2.5 Bepalingen bebouwing secundaire waterkering rond het Lauwersmeer

  • Dezelfde bepalingen als voor de waterkeringen van categorie c zijn van toepassing, met uitzondering van de verhoging van de waterkering met minimaal één meter ten opzichte van de vigerende kruinhoogte4.

4) Daarbij gaat het ondermeer om de toename van belastingen op funderingen.

1.1.2.6 Bepalingen bebouwing overige secundaire waterkeringen

Bestaande bebouwing

  • Bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd.

  • Bij verbouw moet een uitbreiding van de waterkering af gericht worden.

Nieuwe bebouwing

  • Daar waar nog geen bebouwing aanwezig is wordt binnen de kernzone en beschermingszones geen nieuwe bebouwing toegestaan. Uitzondering is slechts mogelijk op grond van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Daar waar al een cluster van bebouwing aanwezig is vormt nieuwe bebouwing geen onevenredige aantasting van de waterkeringen en is toegestaan.

1.1.3 Beleid coupures

  • Vanwege het feit dat een coupure een constructie is die zowel tijdens het sluiten als in gesloten toestand kwetsbaar en gevoelig is voor falen, en daarmee de primaire functie van een waterkering aantast, wordt de bouw van nieuwe coupures niet toegestaan. Uitzondering is alleen mogelijk op basis van een zwaarwegend

  • maatschappelijk belang.

  • Indien de mogelijkheid zich voordoet worden bestaande coupures opgeheven.

1.1.4 Beleid kabels & leidingen

1.1.4.1 Begrippen

· Hogedrukleiding. Leiding deel uitmakend van een leidingenstelsel waarin de maximale bedrijfsdruk groter dan of gelijk aan 10 bar is.

· Lagedrukleiding. Leiding deel uitmakend van een leidingenstelsel waarin de maximale bedrijfsdruk kleiner dan 10 bar is.

1.1.4.2 Algemene bepalingen leidingen

  • Op grond van de Keur van Wetterskip Fryslân zijn binnen de kernzone en beschermingszones zowel hoge- als lagedrukleidingen niet toegestaan. Binnen de buitenbeschermingszone zijn hogedrukleidingen niet toegestaan.

  • Voor een kruising met een waterkering kan ontheffing worden verleend indien geen ander reëel tracé mogelijk is en er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Voor parallelle ligging binnen de beschermingszone kan ontheffing worden verleend indien geen andere reëel tracé mogelijk is, en er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Bij aanvragen tot ontheffing worden de leidingen beoordeeld op basis van de volgende normen:

    • NEN 3650

    • NEN 3651

    • NEN 3652

    • NPR 3659

    • Vigerende Leidraad Toetsen op Veiligheid

  • Leidingen dienen op het moment van buiten gebruikstelling door de vergunninghouder te worden verwijderd en de waterkering dient ter plaatse te worden hersteld.

  • Vispassages worden als een leiding beschouwd, en als zodanig beoordeeld.

1.1.4.3 Algemene bepalingen kabels

  • Op grond van de Keur van Wetterskip Fryslân zijn binnen de kernzone en de beschermingszones geen kabels toegestaan.

  • Voor een kruising met een waterkering kan ontheffing worden verleend indien geen ander reëel tracé mogelijk is en er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • Voor de beschermingszones kan ontheffing worden verleend indien er om planologische redenen geen andere reëel tracé mogelijk is, of indien een tracé buiten de beschermingszone tot onevenredig hoge kosten zou leiden.

  • Kabels worden beoordeeld op basis van de normen uit de vigerende Leidraad Toetsen op Veiligheid.

1.1.5 Beleid beplantingen

1.1.5.1 Begrippen beplantingenbeleid

· Beplanting. Begroeiing in de vorm van opgaande houtbeplanting (bomen & struiken) en ruigten, met uitzondering van begroeiing die specifiek is aangebracht ten behoeve van de bescherming van waterkeringen.

· Bestaande beplanting. Bij inwerkingtreding van dit Beheerplan Waterkeringen al op of nabij de waterkering aanwezige beplanting.

· Aanplant. Het aanbrengen van beplanting op of nabij een waterkering, daar waar nog geen beplanting aanwezig is.

· Herplant. Het nadat beplanting is verwijderd aanbrengen van dezelfde soort beplanting op of nabij een waterkering.

· Primaire waterkeringen van categorie a. Primaire waterkeringen die behoren tot stelsels die dijkringgebieden - al dan niet met hoge gronden – omsluiten en direct buitenwater keren. (Voorschrift Toetsen op de veiligheid voor de tweede toetsronde 2001 – 2006).

· Primaire waterkeringen van categorie c. Primaire waterkeringen, niet bestemd tot directe kering van buitenwater. (Voorschrift Toetsen op de veiligheid voor de tweede toetsronde 2001 – 2006).

1.1.5.2 Algemene bepalingen beplanting

  • Beplanting kan nadelige effecten hebben op de mate waarin een waterkering zijn functie vervult, en vormt een complicerende factor voor het beheer. Derhalve is het op grond van de Keur verboden binnen kernzone en beschermingszones beplantingen anders dan gras aan te brengen, te hebben of te rooien. Ruigten (waaronder distels en netels), en opgaande houtbeplantingen zijn niet toegestaan.

  • Indien kan worden aangetoond dat beplanting geen nadelige effecten op de waterkering heeft kan ontheffing van de hiervoor genoemde bepaling worden verleend voor:

    • de beschermingszones van de primaire waterkeringen.

    • de beschermingszones van de waterkering rond het Lauwersmeer.

    • de kernzone en beschermingszones van de overige secundaire waterkeringen.

  • Om te voorkomen dat bij de kap van houtbeplanting een gat ontstaat in de afdekkende kleilaag waardoor de kwelweg kan worden verkort dient de stob te worden verwijderd, en dient het ontstane gat te worden opgevuld met klei.

    Uitgegaan wordt van het verwijderen van wortels e.d. binnen een straal van 2 meter vanuit de stam tot een diepte van 0,8 meter.

1.1.5.3 Bepalingen beplanting primaire waterkeringen categorie a

Bestaande beplanting

  • Voor beplanting in de kernzone wordt op basis van de Toetsing op veiligheid bepaald of deze kan worden gehandhaafd, of dient te worden verwijderd.

  • Voor beplanting in de beschermingszones wordt op basis van de Toetsing op veiligheid bepaald of deze kan worden gehandhaafd, of dient te worden verwijderd.

Herplant

  • Wetterskip Fryslân neemt zelf geen initiatief tot herplant.

  • Herplant in de kernzone is niet toegestaan.

  • Bij verzoeken van derden kan, indien uit de Toetsing op veiligheid is gebleken dat beplanting geen nadelig effect had op de waterkering, tot herplant worden overgegaan. In de overige gevallen dient door de aanvrager te worden aangetoond dat de beplanting geen nadelig effect op de waterkering heeft.

Aanplant

  • Wetterskip Fryslân neemt zelf geen initiatief tot het aanbrengen van nieuwe beplanting op of nabij waterkeringen.

  • Aanplant in de kernzone is niet toegestaan.

  • Bij verzoeken van derden voor het aanbrengen van nieuwe beplanting in de beschermingszone zal door de aanvrager moeten worden aangetoond dat de beplanting geen nadelig effect op de waterkering heeft.

1.1.5.4 Bepalingen beplanting primaire waterkeringen categorie c

Bestaande beplanting

  • Beplanting in de kernzone kan worden gehandhaafd, tenzij wordt aangetoond dat dit om veiligheidsredenen niet meer mogelijk is.

  • Beplanting in de beschermingszones kan worden gehandhaafd, tenzij wordt aangetoond dat dit om veiligheidsredenen niet meer mogelijk is.

Herplant

  • Wetterskip Fryslân neemt zelf geen initiatief tot herplant.

  • Herplant in de kernzone is niet toegestaan.

  • Bij verzoeken van derden voor herplant in de beschermingszone dient door de aanvrager te worden aangetoond dat de constructieve staat van de waterkering door de herplant ongewijzigd blijft.

Aanplant

  • Wetterskip Fryslân neemt zelf geen initiatief tot het aanbrengen van nieuwe beplanting op of nabij waterkeringen.

  • Aanplant in de kernzone is niet toegestaan.

  • Bij verzoeken van derden voor het aanbrengen van nieuwe beplanting in de beschermingszone zal door de aanvrager moeten worden aangetoond dat de constructieve staat van de waterkering door de nieuwe beplanting ongewijzigd blijft.

1.1.5.5 Bepalingen beplanting secundaire waterkering rond het Lauwersmeer

  • Dezelfde bepalingen als voor de primaire waterkeringen van categorie c zijn van toepassing.

1.1.5.6 Bepalingen beplanting overige secundaire waterkeringen

Bestaande beplanting

  • Bestaande beplanting kan worden gehandhaafd.

Herplant

  • Herplant wordt toegestaan.

Aanplant

  • Aanplant wordt toegestaan daar waar reeds geclusterde bebouwing of beplanting aanwezig is.