Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678876
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678876/1
Welstandsnota 2017
Geldend van 01-07-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 18-07-2017
Intitulé
Welstandsnota 2017LEESWIJZER
Deze welstandsnota bestaat uit twee delen met elk twee hoofdstukken, een intermezzo en bijlagen.
Deel 1 betreft het welstandsbeleid. In dit deel zijn de kaders van het beleid met de welstandscriteria uiteengezet en toegelicht. Het beleid betreft de gebiedstypologieën die welstandsplichtig zijn. Per typologie zijn de kwaliteiten en beleidskeuzes genoemd. Ook zijn in deel 1 de hoofdlijnen van het reclamebeleid en terrassenbeleid beschreven.
Deel 2 bevat alle aanvullende informatie en achtergronden voor de welstandstoetsing. In dit deel zijn de verschillende gebiedstypologieën volledig beschreven en is het volledige beleid voor reclame-uitingen en terrassen opgenomen. Ook de excessenregeling is meegenomen in deel 2 van de
nota. Deel 2 is belangrijk voor de aanvrager en hun architecten en voor de stadsbouwmeester, omdat het dient als werkdocument op basis waarvan toetsing en beoordeling plaatsvinden. En het is een naslagwerk voor geïnteresseerden omdat het voorziet in veel informatie over de gebiedstypologieen van Almelo.
Deel 1 en deel 2 worden gescheiden door een korte terugblik op de geschiedenis van Almelo. U krijgt hier een indruk van de ontwikkeling die de stad en de omliggende gebieden de laatste eeuwen hebben doorgemaakt. En hoe het bijzondere landschap – vanaf de vroegste ijstijd - is ontstaan. Dit is interessante informatie voor diegene die beter wil begrijpen hoe Almelo haar huidige verschijningsvorm heeft gekregen.
Bij deel 1 horen de volgende bijlagen:
• Evaluatie welstandsnota 2004
• Nadere toelichting op algemene welstandscriteria
• Juridisch en organisatorisch kader
Bij deel 2 zijn de volgende bijlagen opgenomen:
• Een begrippenlijst
• Beleidsregels voor horecaterrassen met bijbehorende kaarten
• Reeks van beelden met de historische ontwikkeling van de binnenstad
• Lijst met monumenten
De welstandskaart met de gebiedstypologieen hoort als separate bijlage bij de welstandsnota.
De concept-welstandsnota is voor inspraak vrijgegeven van 27 juli tot en met 30 september 2016. Tijdens de inspraakperiode zijn er geen reacties ontvangen. De inspraak heeft aldus niet geleid tot aanpassingen in de welstandsnota.
Daarnaast is het reclamebeleid in april 2017 voorgelegd aan het bestuur van MKB Almelo en het bestuur van de CAA. Zij hadden geen aanvullingen of kanttekeningen.
Hoofdstuk 1 - Welstand
1.1Welstandsplichtige gebieden
De in de inleiding genoemde uitgangspunten hebben geleid tot een andere keuze voor de opzet van de welstandsnota in vergelijking met die van 2004. Als welstandsplichtige gebieden zijn benoemd:
• De binnenstad
• Het buitengebied
• De grotere invalswegen
• Monumenten en beschermde stadsgezichten
Alle overige gebieden zijn welstandsvrij en omgevingsvergunningen in deze gebieden hoeven niet te worden getoetst op welstand.
Binnen de welstandsplichtige gebieden worden verschillende zogenaamde gebiedstypologieën onderscheiden. Een gebiedstypologie heeft een eigen typische samenhang tussen architectuur en stedenbouw. Bijvoorbeeld aan de grotere invalswegen vormen de vrijstaande kantoorcomplexen een duidelijk andere typologie dan rijtjeswoningen in een woonwijk.
Monumenten en beschermd stadsgezicht worden weliswaar getoetst door de monumentencommissie (zie juridisch kader in de bijlage) maar zijn ook altijd welstandsplichtig en krijgen een aparte aanduiding op de welstandskaart bij deze welstandsnota.
De gebiedstypologieën worden in Deel 2 van deze nota toegelicht en beschreven aan de hand van de karakteristiek (wat heb je), de kwaliteitsambities (wat wil je) en de samenhang (hoe past het).
1.2Standaard criteria
Voor de welstandsplichtige gebieden geldt een ‘Almelose’ standaard set aan criteria, die voor alle gebieden van toepassing zijn. Deze benadering met een standaard set criteria (en geen specifieke of gedetailleerde criteria per typologie biedt meer ruimte voor ontwikkeling en vernieuwing. Het biedt enerzijds een zekere architectonische vrijheid hoe men met de bestaande stedenbouwkundige context om kan gaan, anderzijds zorgt het voor een basiskwaliteit van waaruit kan worden verder gedacht en ontworpen.
Met een standaard set criteria verwachten we minder kans op het krampachtig vasthouden aan behoud van het bestaande, waar een vernieuwingsslag juist kansen zou kunnen bieden. Al te specifieke criteria zoals in de welstandsnota van 2004 leidden tot verstarring en weinig flexibiliteit.
Bovendien is er nu een meer overeenkomstige en gelijke beoordelingsmethodiek van welstandtoetsing mogelijk voor alle welstandsplichtige gebieden.
1.3Beoordelingskader
De welstandsnota kent twee beoordelingsniveaus: regulier en bijzonder.
Regulier
Dit niveau wordt in alle gevallen gehanteerd. Verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld is beide mogelijk, zowel naar structuur als naar architectuur maar met behoud van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden. Dit betekent:
• Een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld met aandacht voor samenhang en structuur van het stedelijke (en landelijke) beeld.
• Bij gedeeltelijke veranderingen van structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving.
• Er is ruimte voor vernieuwingen, transformaties en nieuwe interpretaties.
Bijzonder
Dit betreft extra criteria ten opzichte van regulier. Bij het toekennen van het niveau ‘Bijzonder’ aan een gebied, gebouw of straat zijn onderstaande maatstaven dan wel in hoge mate aanwezig dan wel is het wenselijk om bij nieuwe ontwikkelingen deze maatstaven te versterken of verbeteren. Dit betekent:
• De authenticiteit van de bebouwing of omgevingskarakteristiek
• Zeldzaamheid van de stedenbouwkundige typologie
• Beeldbepalendheid van een gebied of gebouw
• Samenhang in de stedenbouwkundige structuur en architectuur in een gebied.
Almelose standaard set welstandscriteria Welstandstoetsing REGULIER Op welstandsniveau Regulier wordt getoetst of een bouwwerk passend is op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving. Een bouwwerk voldoet aan “redelijke eisen van welstand” wanneer: 1. het gebruik maakt van de karakteristieken van het perceel; 2. er ongeacht de stijl of de aan het ontwerp ten grondslag liggende architectuuropvatting sprake is van een naar typologie in zijn omgeving passend bouwwerk; 3. er ongeacht de stijl of de aan het ontwerp ten grondslag liggende architectuuropvatting sprake is van een naar vorm en schaal in zijn omgeving passend bouwwerk; 4. er ongeacht de bouwstijl of aan het ontwerp ten grondslag liggende architectuuropvatting sprake is van een naar zijn verschijningsvorm consistent en passend ontwerp; 5. er sprake is van een heldere compositie en hiërarchie met een evenwichtige opzet in maatverhoudingen van bouwvolumes, vlakverdelingen en gevelelementen; 6. de verschijningsvorm een heldere relatie vertoont met de functie; 7. de toegang vanaf het openbaar gebied duidelijk herkenbaar is; 8. kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming zijn met het karakter van het ontwerp en passend zijn (of niet storend) in de omgeving; 9. kenmerkende en beeldbepalende onderdelen van de gevels, zoals dakranden, kozijnprofileringen, raamindelingen en glassoorten, de verschijningsvorm op samenhangende wijze ondersteunen. Welstandstoetsing BIJZONDER Er worden extra criteria toegevoegd aan bovenstaande criteria om te beoordelen of een bouwwerk een meerwaarde is op zichzelf én in relatie tot zijn omgeving. Een bouwwerk voldoet aan “redelijke eisen van welstand” wanneer bovendien (samen met de voorgaande criteria) ook aan de volgende criteria wordt voldaan: 10. een positieve toevoeging is voor de omgeving en de openbare ruimte; 11. er ongeacht de stijl of de aan het ontwerp ten grondslag liggende architectuuropvatting sprake is van een bouwwerk dat in vorm en schaal bijdraagt aan de kwaliteit van zijn omgeving; 12. Kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming zijn met het karakter van het ontwerp en zijn afgestemd op aan- en omliggende gebouwen en bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving; 13. bij verbouwingen en restauraties de authenticiteit van het bouwwerk wordt gehandhaafd, bepaald, versterkt of hersteld; 14. bij verbouwingen en restauraties de samenhang van het gevelbeeld wordt gehandhaafd, bepaald, versterkt of hersteld; 15. bij verbouwingen en restauraties door de compositie van volumes, harmonieuze verhoudingen en kleurgebruik een op zichzelf en voor de omgeving oogstrelend effect ontstaat. |
Schema behandeling omgevingsvergunning aanvraag bouwwerken en gebouwen
Er zijn specifieke aanduidingen op de kaart gezet voor welstandtoets ‘Bijzonder’:
• Alle rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten
• Alle beschermde stadsgezichten
• Belangrijke stedenbouwkundige structuren in de binnenstad (straatwanden, pleinwanden)
• Beeldbepalende gebouwen en/of gebouwen op oriëntatiepunten/zichtlijnen in de binnenstad
Welstandstoets ‘Bijzonder’ gaat over het respecteren of versterken van de historische, stedenbouwkundige en/of architectonische context, waarbij er voldoende architectonische vrijheid blijft voor vernieuwing.
Daarbij moet men denken aan:
• Behoud en herstel van de samenhang en structuur van het stedelijke of landschappelijke beeld
• Respect voor het kenmerkende bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm, zonder per definitie de bestaande architectuur te kopiëren
• Primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten en eigenschappen van gebouwen
• Authenticiteit bewaken in architectuurstijl, de kleur- en materiaalkeuze voor zowel nieuwe als bestaande gebouwen.
• Niet nabouwen van, maar voortborduren op de historische context op zowel manier die even traditioneel als vooruitstrevend is
• Nieuwe interpretaties van de historische context zijn mogelijk, de zogenaamde knipoog naar het verleden.
Bij de welstandstoetsing wordt altijd vanuit twee invalshoeken getoetst en beoordeeld:
• Het gebouw in zijn omgeving (of de verwachte ontwikkeling daarvan). Bij de omgeving gaat het om een evenwichtige en passende situering naar vorm, grootte en massa ten opzichte van de omliggende gebouwen en ten opzichte van het openbaar gebied. Ook kleur- en materiaalkeuzes kunnen worden afgestemd op de omgeving.
• Het gebouw op zichzelf
Bij toetsing van het bouwwerk op zichzelf, gaat het om de verschijningsvorm van dat afzonderlijke bouwwerk. Het gaat om de esthetische kwaliteiten, identiteit en de herkenbaarheid van het bouwwerk, en in het bijzonder om juiste verhoudingen en correct en passend materiaal- en kleurgebruik. In de criteria komen de volgende kwalificaties voor: passend en afgestemd, oogstrelend, samenhang en hiërarchie en authenticiteit.
In de standaard set aan welstandscriteria zijn de volgende kwalificaties ingebed:
• Passend en afgestemd
Hiermee wordt bedoeld dat een gebouw of bouwwerk rekening dient te houden met de maat/schaal/massaopbouw, vorm, kleur- en materiaalgebruik en typologie van gebouwen in de omgeving. Dit kan zowel verwant, identiek als contrasterend zijn. Evenwicht met de bestaande omgeving geldt als uitgangspunt.
• Oogstrelend
Dat heeft te maken met schoonheidsbeleving. Of een bouwwerk als oogstrelend wordt gekwalificeerd hangt af van de bouwesthetiek die bepaald wordt door maatverhoudingen, compositie van de onderdelen en consistentie van het ontwerp.
• Architectonische samenhang en hiërarchische opbouw
Een gebouw of bouwwerk dat bestaat uit verschillende delen vraagt om een heldere compositie of architectonische samenhang. De kracht van een
compositie is groter naar mate de maatverhoudingen een sterke samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.
• Authenticiteit
Dit hangt af van de mate waarin een gebouw oorspronkelijk of uniek is vormgegeven, verbouwd of gewijzigd is. Dit kan zowel op een verwante, identieke, of juist contrasterende wijze zijn.
1.4Zes algemene criteria
Bouwwerken die met behulp van de beschreven gebiedskarakteristiek en de standaard set criteria niet te beoordelen zijn, zoals bijvoorbeeld bruggen en kunstwerken, worden beoordeeld met zes algemene welstandscriteria. Deze criteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele architectonische kwaliteitsprincipes.
Deze zogenoemde algemene criteria zijn bestaand en landelijk bepaald en vormen derhalve geen onderdeel van de besluitvorming rondom de welstandsnota van Almelo.
De zes algemene criteria * zijn 1. Relatie tussen vorm, gebruik en constructie De verschijningvorm van een bouwwerk heeft een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. 2. Relatie tussen bouwwerk en omgeving Het bouwwerk levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. 3. Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context Verwijzingen en associaties in de vormgeving van een bouwwerk moeten zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. 4. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit In het beeld van een bouwwerk is structuur aangebracht zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. 5. Schaal en maatverhoudingen Een bouwwerk heeft een samenhangend stelsel van maatverhoudingen, dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. 6. Materiaal, textuur, kleur en licht Materiaal, textuur, kleur en licht ondersteunen het karakter van het bouwwerk zelf en maken de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk *Deze criteria zijn gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die prof. ir. Tjeerd Dijkstra schreef als rijksbouwmeester in 1985. Ruim 25 jaar later zijn de opvattingen over welstand enigszins veranderd. Anno 2012 denken we vrijer over wat architectonisch toelaatbaar is en worden minder strikte stijloordelen geveld. De interpretatie van de algemene criteria is in de loop der tijd enigszins aangepast aan de opvattingen van deze tijd. |
De algemene criteria worden gehanteerd in de volgende gevallen:
• Het betreft een kunstwerk (zoals kunstobject, bruggen, viaduct) dat door zijn bijzondere ’functie’ een eigen vorm heeft en niet binnen de genoemde kenmerken van de gebiedstypologie valt.
• De locatie ligt op het raakvlak van verschillende gebiedstypologieën of het object heeft een betekenis op een hoger schaalniveau in de stad, zoals een entree naar de stad. Hier kan het voorkomen dat de standaardcriteria slechts ten dele van toepassing zijn of er tegelijkertijd overwegingen vanuit de aangrenzende gebieden nodig zijn. Bij een beoordeling zijn de algemene criteria hier vanwege hun abstractere toon geschikter dan de standaardcriteria.
• Bij een onverwachte interpretatie van de bestaande stedenbouwkundige structuur of het architectonische karakter van de omgeving.
• Een bouwplan volgt de karakteristieken van de omliggende bebouwing niet, maar zal bijvoorbeeld door zijn bijzondere schoonheid toch aan redelijke eisen van welstand voldoen.
• Ook bij een juridisch geschil tussen vergunningaanvrager en -verstrekker spelen de algemene criteria een belangrijke rol. Vaak wordt teruggegrepen op de basisprincipes van welstand die in deze criteria verwoord zijn.
Voor het oprichten van nieuwe landgoederen en voor objecten in ‘open gebieden’, zoals parken, sportvelden en water is in deze welstandsnota bepaald deze te toetsen aan de algemene criteria.
De gemene deler van de zes criteria is zorgvuldigheid. Er moet zorgvuldig worden omgegaan met stijlen, materialen, verhoudingen, licht, kleur en detaillering. En met evenveel zorgvuldigheid moet worden omgegaan met alles wat wordt beïnvloed door het gebouw: de gebruiker, de omgeving en de sociaal- culturele context. Pas als de zorgvuldigheid op al deze vlakken is gebleken, voldoet het ontwerp aan redelijke eisen van welstand.
1.5Afwijken van het advies door Burgemeester en Wethouders
Het gegeven advies is zwaarwegend, maar in bijzondere gevallen kan het College afwijken van het gegeven advies.
Afwijken op inhoudelijke grond
Op inhoudelijke grond kunnen burgemeester en wethouders slechts dan afwijken van het advies van de stadsbouwmeester wanneer zij hebben beoordeeld dat de stadsbouwmeester de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd. De stadsbouwmeester wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Afwijken bij zwaarwegende redenen
Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om indien een bouwplan strijdig is met redelijke eisen van welstand, toch de omgevingsvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor zwaarwegende redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd. De stadsbouwmeester wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Afwijken van de welstandscriteria (Hardheidsclausule)
Ook de stadsbouwmeester zelf kan bij zijn advisering afwijken van de welstandscriteria. Bijvoorbeeld door een gemotiveerd positief welstandsadvies bij plannen die in feite strijdig zijn met redelijke eisen van welstand. Burgemeester en wethouders kunnen, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de stadbouwmeester, afwijken van deze welstandscriteria (=hardheidsclausule).
Jaarverslag
Eén keer per jaar maakt het college een verslag voor de gemeenteraad over hoe zij is omgegaan met de adviezen van de stadsbouwmeester en waarin zij aangeeft in hoeveel gevallen er is opgetreden tegen bouwwerken die in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
1.5.1Indieningsvereisten
In de ministeriële regeling Omgevingsrecht is aangegeven welke gegevens moeten worden ingeleverd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Informatie hierover is te vinden op www.rijksoverheid.nl. of bij het Klant Contact Centrum van de gemeente tel 0546-541111. Het staat u vrij om meer gegevens in te dienen als u van mening bent dat het uw plan beter toelicht.
1.5.2Indienen van bezwaar
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar (of in voorkomende gevallen beroep) indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van de Algemene
Wet Bestuursrecht. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en/ of de direct omwonenden. Als een bezwaar of beroep te maken heeft met het welstandsoordeel, richt de belanghebbende zich nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de stadsbouwmeester. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en
wethouders. De stadsbouwmeester zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden.
1.5.3Handhaven
De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen omgevingsvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering blijkt af te wijken van de tekeningen waarop de omgevingsvergunning is afgegeven, dan krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze omgevingsvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie moeten veranderen. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.
Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd of bouwwerken die worden of zijn gebouwd in de welstandsvrije gebieden moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 12 van de Woningwet mag het uiterlijk van een bouwwerk niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De excessenregeling vormt een apart hoofdstuk in zowel deel 1 als deel 2 van deze nota.
1.6Per gebiedstypologie: waardering, ambitie en beleidskeuzes
De gebiedstypologieën worden in Deel 2 van deze nota toegelicht en beschreven aan de hand van de karakteristiek (wat heb je), de kwaliteitsambities (wat wil je) en de samenhang (hoe past het).
Voor initiatiefnemers, architecten, ontwerpers van bouwwerken zijn deze beschrijvingen van belang. Nadat op de welstandskaart is opgezocht in welke gebiedstypologie het perceel ligt, kan worden bekeken wat de achtergrond is van het gebied en hoe het gebied wordt gewaardeerd, welke ambities de gemeente er voor heeft en binnen welk welstandsregiem het bouwwerk zal worden getoetst.
Op de volgende pagina’s staan de door de gemeente uitgesproken waarderingen, ambities en beleidskeuzes voor de gebiedstypologieën.
HISTORISCHE BINNENSTAD
De historische stad bepaalt in hoge mate de identiteit van Almelo en is daarom van groot belang voor de stad en de regio. De historische structuren zijn waardevol en dienen te worden gerespecteerd. Typisch voor de Almelose binnenstad zijn de raakvlakken tussen stedelijk en landelijk, tussen voor- en achterkanten en tussen hoge en lage bebouwing. Het zijn kenmerken om in positieve zin te versterken bij het ontwerpen aan de binnenstad.
Welstandsbeleid is gericht op herstellen van de gevels in met name de Grotestraat en Oranjestraat, zodat plint en bovenbouw weer in harmonie zijn en de gebouwen ‘op de grond’ komen te staan. Vooral voor het oudste gedeelte van de Grotestraat inclusief Kerkplein e.o., is de ambitie hoog. De achterkanten verdienen ook blijvende aandacht om levendige gevels met duurzaam en hoogwaardig materiaalgebruik te bewerkstelligen, zodat ook deze gevels kunnen bijdragen aan een waardevol straatbeeld. Voor- en achterkanten dienen qua kwaliteit in verhouding te zijn. Dat wil zeggen dat een duurzaam ontworpen en gedetailleerde voorzijde betekent dat ook de achterzijde er verzorgd uitziet en in materiaal en kleurkeuze een relatie heeft.
De stadsstraten zijn ook van hoge waarde voor de stad vanwege de authenticiteit en hun ruimtelijke samenhang. De statige en rijk gedetailleerde huizen geven de stad allure. Enkele beeldbepalende gebouwen, zoals het Wetshuijs, het Waaggebouw, de Oude Rechtbank, het Huis van Bewaring, Ledeboerbank en vele kerken zijn zeer waardevol als zeldzame unieke complexen en als oriëntatiepunten in de stad.
NIEUW STADSCENTRUM
Almelo wil zich meer als waterstad profileren. De stad heeft de ambitie de haven weer terug te brengen in de stad. De veranderingen van de laatste jaren met de bouw van het nieuwe stadhuis en het terugbrengen van het water geven de stad allure en zijn beeldbepalend voor de nieuwe koers. De op handen zijnde herstructureringsopgaven van de binnenstad zullen de ingeslagen weg van vernieuwing, representativiteit en beleving van de stad voortzetten. De architectuur mag de ‘nieuwe tijd’ uitstralen met meervoudig en flexibel ruimtegebruik, hoogwaardige en/of innovatieve materialen en een zorgvuldige relatie van gebouw met de openbare ruimte.
Voor het overgangsgebied tussen de nieuwe en oude bebouwing is blijvend aandacht nodig om doodse straten, blinde gevels of achterkanten te voorkomen. In de buurt van de waterlijnen en de haven is het welstandsbeleid gericht op herstellen en versterken van de stedenbouwkundige structuren en zichtlijnen van de binnenstad. Het architectuurbeeld is hier kloek en gevarieerd – van baksteenarchitectuur en groene gevels tot innovatieve gevelbekledingen. De pakhuizen en textielfabrieken zijn hiervoor de inspiratiebron.
De plein- en straatwanden, die als het ware de rug van de Grotestraat vormen, zoals de oostwand van Marktplein en Centrumplein, dienen in maat en schaal bij elkaar aan te sluiten. En mogen een zekere mate van kleinschaligheid krijgen/behouden. Voor het gebied aan de westzijde van het station is de ambitie het gebied te verbeteren met nieuwbouw en bestaande panden te herstellen. De openbare ruimte is in 2014 aangepakt. De uitstraling van ‘achterkant’ van het station wordt getransformeerd naar een levendiger centrumgebied in aansluiting op het schoolcomplex van ROC.
OUDERE STADSBUURTEN ROND HET CENTRUM
Met name voor het authentieke Tuindorp de Riet is het belang voor behoud van uniformiteit en de stedenbouwkundige en architectonische karakteristiek en bouwkundige detaillering groot. Behoud en herstel van het Tuindorpse ensemble is een aandachtspunt.
Voor Westeres zijn het vooral de woningen in en rond de Prins Hendrikstraat die als ensemble bewaard dienen te blijven. De straten met de zogenaamde jaren ’30 stijl zijn niet uniek voor Almelo, maar door hun ambachtelijke en esthetische kwaliteit zijn ze van grote waarde voor de beeldkwaliteit van de stad. Het welstandsbeleid voor deze jaren ‘30 buurten is gericht op behoud van karakter en eenheid. Een bijzonder gebouw (een school, kerk, etc.) mag zich door zijn functie en volume onderscheiden, maar moet passen in het collectieve beeld.
LINTEN
Voor de welstandsplichtige linten is het welstandsbeleid gericht op handhaving van de bestaande kwaliteiten. De variatie, individualiteit en kleinschaligheid zijn daarbij leidend. De huizen zijn georiënteerd op de straat.
WOONBUURTEN MET PLANMATIGE BEBOUWING
Het onderscheid in de stedenbouwkundige opzet van de wijken laat de ontwikkeling van de stad door de tijd heen goed zien. Groenstructuur, speelvoorzieningen, parkeeroplossingen en oriëntatie van de woningen zijn eigen aan het stedenbouwkundig concept. Het welstandsbeleid is gericht op het ondersteunen van de stedenbouwkundige opzet van de wijk met oog voor de uitstraling van de wijk op gebied van groenstructuur en openbare ruimte.
STADSE VILLA’S
De stadse villa’s weerspiegelen de grandeur van weleer van Almelo. Deze welvarendheid komt tot uiting in hun bijzondere architectuur. Daarom zijn deze villa’s zeer authentiek en van hoge waarde voor de stad. Veel villa’s hebben de status van monument. Het welstandsbeleid is gericht op handhaving en continuering van de huidige kwaliteiten. Bij nieuwbouw en verbouw is respect en/of versterking van de huidige kwaliteiten het uitgangspunt. De nieuwbouw kan in oude stijl of juist als modern contrast worden uitgevoerd, mits het de allure van de panden ondersteunt. Ook het behoud van de (voor-) tuin met een duidelijk groen karakter is een belangrijk aandachtspunt.
OPEN GEBIED IN STAD OF DORP
Veel parken en begraafplaatsen in Almelo vertolken een hoge kwaliteit aan landschapsontwerp/ parkarchitectuur en worden hoog gewaardeerd. Bouwwerken zijn afgestemd op de tuinarchitectuur van het gebied. De sportparken zijn over het algemeen functioneel ingericht en de aanleg van kunstgrasvelden heeft geleid tot minder landschappelijke beplanting waardoor de bouwwerken zichtbaarder zijn. De clubgebouwen zijn eenvoudig en doelmatig. Bij nieuwbouw en verbouw dienen deze gebouwen de uitstraling van sportcomplexen te versterken. Naarmate het karakter van de ‘open gebieden’ meer openbaar is, is de visuele kwaliteit van de bouwwerken die er voorkomen belangrijker.
VRIJSTAANDE COMPLEXEN EN MEGASTORES
Als de vrijstaande complexen/megastores op zichtlocaties of in de binnenstad liggen, is hun bijdrage aan de identiteit van de stad van belang. Een representatieve uitstraling en aangeklede terreininrichting is dan essentieel. De aansluiting met de omgeving van deze grootschalige gebouwen en hun terrein verdienen bijzondere aandacht, zeker bij nieuwbouw. Bij uitbreiding of verbouwing wordt getoetst of de samenhang van het complex in stand wordt gehouden. Bij nieuwbouw hebben de gebouwen een individueel vormgegeven architectuur die zich mag onderscheiden naar bouwvorm en materiaalgebruik. Voor de woonboulevard is welstandsbeleid gericht op behoud en herstel van de eenheid en samenhang in architectuur.
KANTOOR EN BEDRIJVENPARK
Waar de gebieden aan een hoofdontsluitingsweg liggen, ontstaan er zichtlocaties. Hier presenteren de gebouwen zich aan de stad. Om kwaliteit, innovatie en ambitie uit te stralen, zijn vooral deze zones belangrijk voor de stad. Dit komt tot uiting in de architectuur en inrichting van de kantoorkavels. Aan de invalswegen is het welstandsbeleid gericht op behoud en versterking van de huidige kwaliteit van het gebied.
INDUSTRIE EN BEDRIJVENTERREINEN
De industriegebieden worden vaak laag gewaardeerd door de grootschaligheid, en daardoor moeizame relatie met de omgeving, en de geringe samenhang tussen de gebouwen. Op zichtlocaties en in het zicht van woonwijken is een verzorgde indruk gewenst, de terreinen zijn hier immers voor een breder publiek zichtbaar. Voor bedrijven in de innovatieve maakindustrie en logistiek is de architectuur in toenemende mate bepalend voor de identiteit van het bedrijventerrein. Het welstandbeleid is gericht op behoud van de basiskwaliteit van deze gebieden.
VEENONTGINNINGSLANDSCHAP
De structuurdragers van rechte lanen, sloten en weteringen in een open landschap zijn niet alleen de stille getuigen van de veenontginning maar ook beeldbepalend en dienen herkenbaar te blijven. Bebouwing op omsloten erven aan de ontsluitingswegen versterken dit beeld. Het welstandsbeleid staat voor nieuwbouw op de erven een grote vrijheid toe in architectuur mits de strakke ordening van gebouwen en de ‘groene kamers’ worden gerespecteerd.
OUDE CULTUURLANDSCHAP
Algemeen geldend voor het buitengebied is de waarde van het landschap die even belangrijk is als die van de bebouwing. Het oude cultuurlandschap heeft overwegend een kleinschalig, afwisselend en landelijk karakter dat op grote waardering rekent van bewoners en recreanten. De karakteristieke Twentse boerderijen en erven (grote kappen, losse situering) met hun erfbeplanting zijn nog in ruime mate aanwezig en dragen bij aan de identiteit van het buitengebied. Nieuwe woningen voegen zich meestal goed in het landschap omdat vaak nog de oude ontginningsplaatsen worden gebruikt.
Storende schaalvergroting door de bouw van grote stallen door veranderende agrarische bedrijfsvoering moet voorkomen worden. Door een zorgvuldige plaatsing op het erf, waarbij het karakteristieke waardevolle pand goed zichtbaar blijft, en het planten van erfbeplanting kunnen stallen worden ingepast. Bij bedrijfsgebouwen met asymmetrische kappen is het aan te bevelen om de hoogste bouwlaag op het erf te oriënteren en de lage goot aan de buitenzijde.
LANDGOEDEREN EN BUITENPLAATSEN
De (historische) landgoederen en buitenplaatsen zijn uniek en beeldbepalend voor de stadsranden en de groene longen van Almelo. De meeste landgoederen en buitenplaatsen hebben een monumentenstatus of zijn beschermd stadsgezicht. Het welstandsbeleid is gericht op het in stand houden dan wel versterken van de eenheid tussen gebouwen onderling en tussen gebouwen en de landschappelijke structuur (open-dicht, zichtlijnen, wandelroutes).
Bij restauratie wordt gelet op het bewaren van de eigenheid van het gebouw en de aanwezige bouwstijlen. Bij nieuwbouw op het bestaande landgoed staat het afstemmen op schaal en maat, de landschappelijke structuur en de architectuur van het landgoed voorop. Bij de oprichting van nieuwe landgoederen gaat het om de opzet van het landgoed zelf, de landschappelijke inpassing in zijn omgeving en de architectuur van de gebouwen.
Kernwaarden zijn:
• Het (woon)gebouw is in samenhang met het landschap ontworpen.
• Architectuur met allure en uniciteit met aandacht voor innovatie en duurzaamheid.
• Bij meerdere wooneenheden geldt dat deze villa’s een onderlinge samenhang hebben die de allure van het landgoed versterkt.
• Het draagt bij aan landschaps- en natuurontwikkeling en beleving van het landschap, waarbij de geschiedenis en geomorfologie van het landschap als inspiratiebron dient.
Hoofdstuk 2 – BIJZONDERE CATEGORIEËN
In dit hoofdstuk worden terrassenbeleid, reclamebeleid en de excessenregeling kort uiteengezet omdat deze onderdeel uitmaken van de welstandsnota. In deel 2 van deze nota (het document waarmee de stadsbouwmeester en de architecten werken) staan een uitgebreide beschrijving en specifieke criteria van wat is toegestaan en wat niet.
2.1Welstandsbeleid voor buitenreclame
Reclame hoort bij de dynamiek van de stad. Voor de ondernemer heeft reclame een belangrijke functie om publiek of klanten te trekken. Reclame dient daarom op te vallen. Aantal, grootte, positie op gebouw, kleur en materiaal worden ingezet om aandacht te trekken.
Het doel van het welstandsbeleid voor reclame is:
• Creëren van een goede balans tussen een aangenaam straatbeeld en reclametoepassingen. Een goed ogende straat heeft een positief effect op verblijfsduur van bezoekers en op nieuwe investeerders in het gebied.
• Zorgvuldige afstemming van de reclame-objecten als toevoeging aan de gevel en de architectuur van het gebouw. Afstemming gaat over situering op de gevel, grootte en aard van de objecten, kleur- en materiaalgebruik.
Het beleid geldt voor alle nieuwe aanvragen. In de stad komen nu reclame- uitingen voor die niet voldoen aan het nieuwe beleid. Deze reclame hoeft niet te worden aangepast mits deze met vergunning is geplaatst. Nieuwe aanvragen geven de mogelijkheid om de gevels en het straatbeeld te verbeteren. Zo draagt het reclamebeleid bij aan een evenwichtig straatbeeld waarin reclame en architectuur in volledige harmonie zijn met elkaar.
2.1.1Criteria voor buitenreclame
Voor alle reclames gelden onderstaande basiscriteria. Daarnaast zijn er enkele aanvullende welstandscriteria voor gebieden met een hoge reclamedruk en/of kwetsbare omgeving.
De basiscriteria voor buitenreclame
Functionaliteit van de reclame
• Reclame heeft een directe relatie met het gebruik van het pand. Bijvoorbeeld: reclame voor een restaurant op de gevel van een modezaak is niet toegestaan. Dit principe geldt ook voor digitale schermen op gevels.
• Geen reclame op een onbebouwd perceel of in weilanden/bosgebied etc..
Situering op gevel of op straat
• Reclame is afgestemd op de stedenbouwkundige situatie en het straatprofiel.
• Reclame op een gebouw bevindt zich altijd in de commerciële zones en niet op woonlagen.
• Reclame is qua afmeting en plaatsing afgestemd op de vormgeving van een gebouw. Zij doet geen afbreuk aan de architectonische uitstraling van een pand.
• Bij nieuwbouw of verbouwplannen wordt (de plek voor) reclame integraal opgenomen in het ontwerp.
Vormgeving
• Reclame aan de gevel is in harmonie met de architectuur van het pand ontworpen. Denk aan kleurstelling, detaillering en materiaalgebruik.
• Bij meer reclames aan één pand is er uniformiteit in uiterlijke verschijningsvorm.
• De reclame is duurzaam (materiaal en verlichting), van goede kwaliteit en op deugdelijke wijze bevestigd.
• Gemeentelijk billboards in de openbare ruimte hebben een uniforme verschijningsvorm.
• Op alle reclames (ook zonder omgevingsvergunning) is de excessenregeling van toepassing.
Aanbeveling: Er is een sterke voorkeur om op de gevels losse letters te gebruiken omdat losse letters de architectuur het meest in haar waarde laten.
Licht
• De lichthinder (kleur, lichtintensiteit en/of schakelfrequentie) voor omwonenden en passerend verkeer blijft binnen de geldende normen “Algemene richtlijn betreffende lichthinder”.
• Reclame uitgevoerd in neonbuizen mag niet verblinden, knipperen of bewegen.
• Bekabeling op gevels is weggewerkt. Kokers in de kleur van de gevel.
2.1.2Aanvullende criteria per gebiedstypologie
Voor enkele gebiedstypologieën waar veel reclames worden gebruikt zoals in de winkelgebieden in de binnenstad en bij de woonboulevard is een toevoeging aan criteria gewenst omdat hier de reclamedruk uitzonderlijk hoog is. Daarmee is het risico op negatieve invloed op de sfeer van het gebied groot. Zeker in economische slechte tijden zijn ondernemers geneigd om nog meer reclame te maken. Toch zeggen landelijke reclame-exploitanten juist dat voor effectieve reclame het principe ‘less is more’ zonder uitzondering van toepassing is.
De volgende doelstellingen zijn leidend:
• De kwaliteit van de openbare ruimte vergroten door omgevingsvergunningplichtige buitenreclame zorgvuldig in te passen in architectuur.
• Samenhang in verscheidenheid om een aangenaam straatbeeld te bewerkstellingen.
• Het principe hanteren van ‘less is more’.
• Eenvoudige criteria zodat voor ondernemers duidelijk is waar ze aan toe zijn maar zonder te veel te worden beknot door voorgeschreven maatvoeringen.
Met het oog op deze doelstellingen gelden voor binnenstad, monumenten, buitengebied, woongebied en megastores en vrijstaande complexen langs invalswegen aanvullende criteria die hierna per gebied(stypologie) worden genoemd.
BINNENSTAD
De gebiedstypologieën ‘historische stad’, ‘modern stadscentrum’ en ‘linten’ kennen veel straten en pleinen waar winkels, kantoren en horeca zijn gevestigd. Er is daar vanzelfsprekend sprake van veel reclame-uitingen.
Een kwaliteitsverbetering in de binnenstad is al enkele jaren geleden ingezet met de Q-impuls Grotestraat en het gevelbeleid. Het huidige straatbeeld van de Grotestraat is in 2015 met de Q-impuls Grotestraat verbeterd. De rommelige openbare ruimte oogt meer geordend. Er is eenheid in straatmeubilair, verlichting en reclameborden.
In de Grotestraat zijn al enkele mooie voorbeelden te zien van opgeknapte winkelpuien. Gevelverbetering blijft echter een punt van aandacht. Verlichting, meer aangesloten geblindeerde gevels aan de straat en te veel reclame hebben een negatieve invloed op het straatbeeld. Alleen op vergunningplichtige reclameobjecten kan de gemeente via welstand sturen. Voor het Marktplein en Waagplein waar nieuwbouw en transformaties van gebouwen op stapel staan, liggen kansen om reclame goed af te stemmen of de architectuur.
Voor reclame in de gebiedstypologieën ‘historische stad’, ‘modern stadscentrum‘ en ‘linten’(ook Bornerbroek) gelden de volgende aanvullende criteria:
• Niet meer dan 3 reclames per winkel. Bij hoekpanden 4 reclames per winkel.
• Reclame haaks op de gevel bevestigd (zoals uithangborden) is niet groter dan 0,70 x 0,70 m.
• Er is respect voor de historische context bij de keuze voor kleur- en materiaalgebruik en gebruik van licht.
• Reclames doen geen afbreuk aan oorspronkelijke ornamenten van het gebouw.
• De reclames per pand zijn in één stijl vormgegeven.
• Bij winkels die meerdere panden beslaan, blijft elk individueel pand herkenbaar. De naamsaanduiding bijvoorbeeld loopt niet door over twee panden.
• Er vindt afstemming plaats met de naastliggende panden bij positie reclame op de gevel.
• In gebiedstypologie ’historische stad’ en ‘linten’ zijn schermen t.b.v. digitale media aan gevels niet toegestaan.
• In gebiedstypologie ‘moderne stad’ zijn schermen t.b.v. digitale media aan gevels is toegestaan mits deze een passende aanvulling/toevoeging zijn op de architectuur en de stedenbouwkundige situatie.
• Aanbeveling: aanlichten van reclame heeft de voorkeur boven lichtbakken omdat de lichtuitstraling uit bakken de sfeerverlichting in winkelstraten en pleinen ondermijnt en storend is voor bewoners.
INVALSWEGEN
Voor de bedrijven en kantoren langs de invalswegen is het reclamebeleid minder stringent. In deze snelle wereld is meer mogelijk. Hier gelden alleen de basisprincipes. De woonboulevard, voetbalstadion en Intratuin vallen onder de gebiedstypologie ‘vrijstaande complexen en megastores’. Deze grote complexen trekken veel mensen en liggen op zichtlocaties. Eenheid en samenhang in reclame-uitingen kan verrommeling van het gebied voorkomen. Een wildgroei aan vlaggenmasten en billboards is niet gewenst.
De volgende doelstellingen zijn leidend:
• De samenhang bewaken tussen de reclame-uitingen (maat, positie, vormgeving, materiaal) in het totale gevelbeeld zodat er geen ratjetoe ontstaat.
• Het principe hanteren van ‘less is more’.
• Eenvoudige criteria zodat voor ondernemers duidelijk is waar ze aan toe zijn maar zonder te veel te worden beknot door voorgeschreven maatvoeringen.
De aanvullende welstandscriteria voor gebiedstypologie ‘megastores en vrijstaande complexen’ aan de invalswegen zijn: • Bij verschillende winkels in één pand of geschakelde panden in dezelfde architectuur is er afstemming in maat, positie en materiaal van de reclameuitingen. • Schermen t.b.v. digitale media aan gevels zijn toegestaan mits deze een passende aanvulling/toevoeging zijn op de architectuur en de stedenbouwkundige situatie. |
MONUMENTEN
Monumenten en beschermde stadsgezichten zijn een kwetsbare groep gebouwen. Ook hier gelden enkele aanvullende criteria. Monumenten zijn immers ons cultureel erfgoed. Bij het toepassen van reclame wordt verwacht dat de historische indeling van de gevel gerespecteerd wordt. Er zijn vaak zones in de gevel te herkennen waar reclame een plek kan krijgen.
De volgende aanvullende criteria gelden voor monumenten: • Niet meer dan 3 reclame-uitingen per pand. In het kader van de architectuur kan dit worden beperkt. • Reclame haaks op de gevel bevestigd (zoals uithangborden) is niet groter als 70 cm bij 70 cm. • Maat en positie afstemmen op de historische architectuur. Als in de historische architectuur specifi eke reclame-velden zijn aangemerkt, dan zijn dat de aangewezen plekken. • Bij monumenten zijn alleen losse letters mogelijk, al dan niet verlicht of aangelicht. • Standaardreclame en reclames in huisstijl van het bedrijf zijn niet zonder meer toegestaan. Met de stadsbouwmeester worden de mogelijkheden onderzocht. • Vorm, kleur- en materiaalgebruik zijn in de stijl van het pand (authentiek) of als contrasterend object zonder te verstoren of te domineren. • Reclame-uitingen op een luifel zijn alleen dan toegestaan wanneer de luifel deel uitmaakt van de oorspronkelijke architectuur van het pand. • Verlichte uithangborden, Led/LCD-schermen, lichtcouranten zijn niet toegestaan. |
WOONGEBIED BIJ INVALSWEGEN en BINNENSTAD
In een woongebied is reclame minder logisch. Bij ‘beroep-aan-huis’ kan natuurlijk reclame voorkomen met een naambordje in de tuin of aan het huis bevestigd.
Ook hiervoor zijn aanbevelingen gedaan. In een woonbuurt is het belang van een rustig straatbeeld hoger dan de attentiewaarde van reclame. Daarom is het wenselijk dat reclame onopvallend is zodat bewoners er geen hinder van ondervinden.
De volgende aanbevelingen gelden voor invalswegen en binnenstad: • De reclame heeft een eenvoudige verschijningsvorm. • De reclame is in de buurt van de entree en altijd op de eerste laag (begane grond). • Schermen met digitale media of verlichte reclame zijn in woonbuurten niet toegestaan. |
BUITENGEBIED
Voor het buitengebied is aandacht voor de landschappelijke omgeving belangrijk. Met felle kleuren, maatvoering of verlichting kan een object in een natuurlijk en open landschap erg storend zijn. Met enkele aanvullende criteria kan dit worden voorkomen.
Het buitengebied kent behalve agrariërs tal van andere gebruikers. Denk hierbij aan bedrijven, horeca, beroepen-aan-huis en landgoedeigenaren. Zij willen met reclameobjecten de aandacht van de passerende consument trekken. Het beeld van het buitengebied is vooral ‘rust en ruimte’. Daar is reclame, die op grote afstanden al de aandacht trekt, niet gewenst. Voor reclame is daarom in het buitengebied terughoudendheid op zijn plaats. De reclameobjecten bevinden zich altijd op de erven. In weilanden en akkers zijn geen reclameobjecten toegestaan.
De aanvullende criteria voor het buitengebied zijn: • Maximaal 3 reclameobjecten per erf (of bedrijf). • Kleur- en materiaalgebruik is afgestemd op de landelijke omgeving. • Verlichte uithangborden, Led/LCD-schermen, lichtcouranten zijn niet toegestaan. • Aanlichten van de naamsaanduiding is wel mogelijk. |
Schema voor de behandeling van een reclame-aanvraag
De regels en criteria in dit hoofdstuk vormen het toetsingskader voor de stadsbouwmeester. Aanvragen voor aanpassingen of nieuwe reclame worden tijdens de gesprekken tussen de ondernemer, architect en de stadsbouwmeester besproken. Indien nodig worden in samenspraak wijzigingen voorgesteld en voorbeelden aangereikt.
Voor monumenten beoordeelt ook de monumentencommissie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de aanvragen.
2.2Welstandsbeleid voor horecaterrassen
Bouwwerken op horecaterrassen, zoals vaste terrasschotten, vaste parasols en uitvalschermen zijn omgevingsvergunningplichtig. Zij moeten voldoen aan de gemeentelijke beleidsregels en daarnaast aan redelijke eisen van welstand. Worden de bouwwerken geplaatst in of bij een monument, dan dient het ook te worden voorgelegd aan de monumentencommissie of Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De welstandscriteria zijn al eerder door de gemeenteraad vastgesteld, namelijk op 7 april 2015. Deze welstandscriteria zijn ongewijzigd overgenomen in deze welstandsnota. Voor de beleidsregels verwijzen we naar de bijlage bij deel 2.
2.2.1Criteria voor horecaterrassen
Algemene criteria voor de ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’ op terrassen:
• Mits de vergunningaanvraag voldoet aan de beleidsregels, wordt deze voorgelegd aan de stadsbouwmeester ter toetsing aan de volgende criteria:
• De kleurstelling, het materiaalgebruik en de detaillering dienen in harmonie te zijn met de architectuur van het horecapand en met de directe omgeving.
• Naamsaanduiding (naam, beeldmerk of logo van horecagelegenheid) mag alleen in bescheiden formaat van maximaal 30 x 40 cm op terrasschot, uitvalsscherm en/of parasol worden afgebeeld.
• De naamsaanduiding mag ook op de volant worden geplaatst, hier geldt geen afmetingseis; Reclamelogo’s zijn op terrasschotten en volants toegestaan.
• Op terrasschotten mag het reclamelogo een afmeting van maximaal 30 cm bij 40 cm hebben, voor volants gelden geen maximale afmetingen.
Horecaterrassen bij monumenten
Verschillende horecagelegenheden zijn gevestigd in een gemeentelijk dan wel een rijksmonument. De bouwwerken op een horecaterras in, aan of direct grenzend aan een monument dienen ook te worden voorgelegd aan de monumentencommissie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De commissie respectievelijk de Rijksdienst brengt een advies uit aan het College van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden. Het advies is zwaarwegend en er mag alleen in uitzonderlijke gevallen van worden afgeweken. Voor de beoordeling van monumentenvergunningen kunnen wij als gemeente geen beleid vaststellen. De monumentencommissie maakt hierin haar eigen afweging.
2.3Excessenregeling
Er is sprake van een exces wanneer een bouwwerk of een gedeelte daarvan op overduidelijke wijze – dus ook voor niet-deskundigen – in ernstige mate in strijd is met “redelijke eisen van welstand”. Het gaat in gevallen van een exces altijd om ernstige ontsiering van een bouwwerk of een gedeelte daarvan in relatie tot de omgeving. Om te voorkomen dat in de gemeente extreme afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied ontstaat, kan het College Burgemeester en Wethouders hier tegen optreden.
De Woningwet biedt het college van B&W de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Dit geldt voor alle gebouwen, bouwwerken en bouwactiviteiten ongeacht of ze wel of niet in een welstandsvrij gebied gelegen zijn en of er al dan niet een omgevingsvergunning voor nodig is.
INLEIDING
Wat is welstand
Kwaliteit van de leefomgeving gaat ons allemaal aan. Veel inwoners voelen zich betrokken omdat het gaat over de kwaliteit van de ruimte waar zij wonen, werken en recreëren. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk om toe te zien op een leefomgeving die gezond, veilig en aantrekkelijk is. Voor die belangrijke taak beschikt de gemeente over tal van instrumenten waarvan het
welstandsbeleid er één is. Welstand gaat over het uiterlijk en de architectuur van bouwwerken en is daarmee bepalend voor hoe de omgeving er uit ziet.
Bij de welstandstoets worden verhoudingen, maat en schaal van het ontworpen gebouw beoordeeld, maar ook materiaal- en kleurgebruik en in hoeverre het gebouw (of de verbouwing) in de omgeving past. De aansluiting op de openbare ruimte wordt vaak ook meegenomen in de toets.
Wat nadrukkelijk niet in het welstandsbeleid hoort is de inrichting van de openbare ruimte. Dit is dus geen onderdeel van de welstandsnota. Ter verduidelijking: welstand is niet hetzelfde als een bestemmingsplan. In die laatste zijn slechts de regels voor gebruik van gebouwen, bouwwerken en de grond vastgelegd en de afmetingen.
Waarom welstand
Almelo is een prachtige stad in Twente en wordt gekenmerkt door haar groene longen die tot in het stadshart reiken, een kasteel in het centrum en veel kanalen en beken. De stad biedt veel mogelijkheden voor fijn wonen, goed ondernemen en prettig recreëren. De binnenstad van Almelo is divers en levendig en nauw verbonden met de opkomst en teloorgang van de textielindustrie. Dat bracht grote herstructureringsopgaven met zich mee.
Het doel van welstandstoezicht is het bewaken en bevorderen van ruimtelijke kwaliteit en schoonheid van de gebouwde omgeving. De afgelopen jaren hebben veel gemeenten overwogen of een deel van de verantwoordelijkheid voor ruimtelijke kwaliteit bij de inwoner kan komen te liggen. Daar horen vermindering van regeldruk en meer vrijheid bij. In Almelo heeft de gemeenteraad in 2011 besloten om een groot gedeelte van de stad binnen de bebouwde kom welstandsvrij te maken, zonder welstandstoezicht dus.
Deze nota richt zich alleen op gebieden en gebouwen die welstandsplichtig zijn.
Hoewel de gemeente een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de bevolking neerlegt, wil zij zelf de regie houden op de mooiste plekken in de stad. Daarvoor moest wel bepaald worden wat de mooiste gebieden zijn en waar de ruimtelijke kwaliteit voor de stad van groot belang is.
In 2011 heeft de raad gesteld dat welstandstoezicht nodig is voor beeldbepalende of authentieke gebieden en voor de gebieden in de stad, waar veel mensen komen. Beleving, visuele kwaliteit, identiteit en ruimtelijke samenhang zijn hier belangrijk. Dit heeft geresulteerd in de volgende welstandsplichtige gebieden:
• De binnenstad
• Het buitengebied
• De grotere invalswegen
• Monumenten en beschermde stadsgezichten
Doel van de welstandsnota 2017
Deze nota heeft meerdere doelen:
• Het borgen van ruimtelijke kwaliteit, samenhang en uitspreken van ambities voor het uiterlijk van de stad in stedenbouwkundig, architectonisch, cultuurhistorisch en landschappelijk opzicht.
• Het maken van een helder en zo objectief mogelijk door de gemeenteraad vastgesteld beoordelingskader voor welstandstoetsing en rechtszekerheid voor de inwoner.
• Het voorafgaand informeren van inwoners/ aanvragers over procedures, criteria en de gemeentelijke ambities, zodat duidelijk en transparant is hoe de stadsbouwmeester bouwplannen toetst aan redelijke eisen van welstand.
• Initiatiefnemers inspireren door aan te geven wat de waardevolle elementen zijn in de gebiedstypologieën bij het ontwikkelen van hun plannen.
Met de welstandsnota 2017 geeft de gemeente Almelo vorm aan de ingeslagen weg om welstandsbeleid eenvoudiger te maken en meer ruimte te geven voor ontwikkelingen. De vorige nota uit 2004 komt hiermee te vervallen.
Welstand in Almelo: de stadsbouwmeester
De Woningwet biedt de gemeente de mogelijkheid om het welstandsbeleid te laten toetsen of door een welstandscommissie of een stadsbouwmeester. Zowel de welstandscommissie als de stadsbouwmeester is onafhankelijk en niet in dienst van de gemeente. In Almelo is gekozen voor een stadsbouwmeester.
Alle aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen die in een welstandsplichtig gebied vallen, worden voorgelegd aan de stadsbouwmeester. De vergadering en de adviezen van de stadsbouwmeester zijn openbaar.
Daarnaast is de stadsbouwmeester elke week aanwezig om bouwplannen formeel te beoordelen. Ook de gemeente zelf dient haar plannen voor te leggen aan de stadsbouwmeester. De stadsbouwmeester maakt één keer per jaar een verslag voor de gemeenteraad waarin hij of zij uitlegt op welke manier de criteria in
de welstandsnota zijn toegepast. Een stadsbouwmeester is een onafhankelijk persoon en wordt door de gemeenteraad benoemd voor een periode van drie jaar, die eenmalig met drie jaar kan worden verlengd.
De stadsbouwmeester houdt één keer per twee weken spreekuur in Almelo, op afspraak. Aanvragers kunnen tijdens de afspraak met de stadsbouwmeester van gedachten wisselen over het bouwplan. Er wordt gelegenheid geboden om ontwerpen voor te bespreken en toelichting te vragen omtrent een advies, voorafgaand aan het indienen van de aanvraag. De stadsbouwmeester denkt mee over oplossingsrichtingen en geeft praktische tips. Een afspraak maken met de stadsbouwmeester kan door contact op te nemen met de gemeente op het algemene telefoonnummer 0546-541111. Bij de toetsing c.q. beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning geeft de stadsbouwmeester een welstandsadvies aan het College van Burgemeester en Wethouders. |
Totstandkoming van deze welstandsnota
De welstandsnota is opgesteld door een ambtelijke werkgroep die bestond uit een stedenbouwkundige en een juridisch medewerker. Regelmatig overleg was er met de stadsbouwmeester van het Oversticht. De nota is voorgelegd aan een extern stedenbouwkundige die diverse functies bekleedt in adviescommissies ruimtelijke kwaliteit. Tijdens de politieke beraden waren
ingezetenen en belanghebbenden van Almelo in de gelegenheid te reageren en in raadsvergaderingen mee te discussiëren. Op 15 november 2011 (welstandsvrije gebieden), op 19 mei 2015 (opzet van de nieuwe welstandsnota) en op 6 september 2016 (toelichting conceptwelstandsnota) heeft politiek beraad plaatsgevonden. Met een tekstschrijver/redacteur is de laatste hand gelegd aan de welstandsnota. Op 16 mei 2017 is de verbeterde welstandsnota in een politiek beraad besproken.
Uitgangspunten van de welstandsnota
Het belangrijkste uitgangspunt is Welstandsvrij waar ’t kan, en welstandstoezicht waar ’t moet. Verdere uitgangspunten zijn bepaald op basis van de evaluatie van de welstandsnota van 2004. Deze evaluatie is als bijlage opgenomen. Ook zijn de wensen van het gemeentebestuur geïnventariseerd. Zo zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd.
• De welstandsnota 2017 is duidelijk, transparant en eenvoudig voor de initiatiefnemer en de plantoetser.
• Het beleid geeft ruimte en flexibiliteit aan ontwikkeling van architectuur in de stad.
• Het heeft voor bijzondere gebieden, gebouwen en monumenten een zwaardere welstandstoets.
• De nota bevat ook de algemene welstandscriteria voor bijzondere situaties, waar de gebiedsbeschrijvingen te kort schieten.
• Het beleid mag inspirerend zijn voor de initiatiefnemer, door bijvoorbeeld beeldende beschrijvingen van de gebieden te maken en ambities uit te spreken. Ook de gesprekken met de welstandsarchitect/stadsbouwmeester kunnen, behalve toetsend, inspirerend zijn.
• De nota bevat een duidelijke excessenregeling die ingrijpen mogelijk maakt. Deze regeling geldt in de hele stad, voor alle gebouwen, bouwwerken en reclame-uitingen. Ingrijpen in welstandsvrije gebieden moet ook mogelijk zijn.
• Het welstandsbeleid voor reclames bestaat uit richtlijnen op hoofdlijnen voor reclame-uitingen. De initiatiefnemer en de plantoetser weten zo wat de kaders zijn met als doel om een goede balans tussen een aangenaam straatbeeld en reclametoepassingen te creëren.
• Voor omgevingsvergunningsvrije reclame worden geen regels gesteld. Ondernemers dragen hiervoor een eigen verantwoordelijkheid voor de uitstraling van de winkelstraat c.q. bedrijventerrein.
Ondertekening
BIJLAGEN – DEEL 1
Deel 2 – gebiedstypologieën Reclame beleid, terrassenbeleid, excessenregeling
Bijlage - DEEL 2
Hoofdstuk 1 - Gebiedstypologieën
1.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de gebiedstypologieën beschreven. Er zijn 13 gebiedstypologieen.
Voor initiatiefnemers, architecten en ontwerpers van bouwwerken is dit hoofdstuk van essentieel belang om zorgvuldig te kunnen onderzoeken, toetsen en beoordelen. De beschrijving van de gebiedstypologie vertelt de ontwerper veel over de achtergronden en biedt inspiratie.
Op de welstandskaart kan worden gevonden in welke gebiedstypologie het kadastrale perceel ligt. De beschrijving van de typologie maakt de achtergrond ervan duidelijk, hoe het wordt gewaardeerd, welke ambities de gemeente er voor heeft en binnen welk welstandsniveau het bouwwerk zal worden getoetst.
Elke gebiedstypologie wordt aan de hand van een aantal aspecten beschreven:
• Algemene beschrijving van het gebied met, indien van belang, de historische ontwikkeling. Door de beschrijving van de gebiedstypologie weet de initiatiefnemer wat de context is waarbinnen de architectuur moet passen. Door rekening te houden met een aantal ruimtelijke karakteristieken kan een initiatiefnemer de herkenbaarheid en eigenheid van het gebied in stand houden en zelfs versterken. Ondergeschikte uitzonderingen binnen gebiedstypologieën worden niet meer als apart gebied beschreven. Dat leidt tot meer flexibiliteit binnen een gebiedstypologie.
• Waardering, ambitie en beleidskeuzes voor de welstand. Ook wordt aangegeven op welk niveau (regulier of bijzonder) wordt getoetst. Aan de hand van de kwaliteiten van de gebiedstypologie wordt duidelijk, wat de gemeente wil behouden en nastreeft bij veranderingen en/of ontwikkelingen in de ruimtelijke kwaliteit. De kwaliteiten en waardering van de gebiedstypologie gaan over de mate van samenhang tussen architectuur en stedenbouw, de authenticiteit en zeldzaamheid, en over de beeldbepalendheid. Voorbeelden en foto’s van het gebied zullen de beschrijvingen ondersteunen en kunnen initiatiefnemers inspireren.
• De belangrijkste landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische kenmerken zoals detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Er worden zaken beschreven zoals de karakteristiek van de stedenbouwkundige hoofdopzet: het verloop van straten, rooilijnen, dichtheid en omvang van de bebouwing, vrijstaand of wandvorming, de mate van groene setting. Voor de architectuur gaat het om de typologie van de bebouwing, aard van de architectuur met typische kenmerken, individualiteit of juist veel samenhang, relatie met de openbare ruimte etc. Voor materiaal –en kleurgebruik wordt aangegeven wat de overheersende norm is voor het gebied. Voor de initiatiefnemer is het van belang deze samenhang te begrijpen en zijn voorstellen hierop af te stemmen.
De monumenten en gebieden met beschermd stadsgezicht komen voor in diverse gebiedstypologieën. De meeste monumenten vind je in de binnenstad. Maar ook in de welstandsvrije gebieden bevinden zich enkele monumenten. Deze zijn dan wel welstandsplichtig. Sinds enkele jaren is de gemeente verplicht cultuurhistorische waarde integraal te betrekken bij ruimtelijke ordeningsbeleid. De ontwikkeling van het Indiëterrein is daar een mooi voorbeeld van. Daarnaast is er de tendens om het herbestemmen van monumenten te verkiezen boven conserveren om zo dreigende leegstand te voorkomen. De transformatie van het industriële Twenthecentrum naar een bedrijfsverzamelgebouw laat zien hoe een gebouw een tweede leven kan krijgen. Evenals het Huis van Bewaring, dat nu een sfeervol stadshotel is. In 2016 is het pand van de Ledeboerbank gerenoveerd en herbergt nu een grand café, kantoorruimtes en enkele appartementen. De monumentencommissie en de stadsbouwmeester zullen samenwerken aan zorgvuldige verbouwingen en/of transformaties van het erfgoed van Almelo. |
1.2Gebiedstypologieën
1.2.1Historische binnenstad
Beschrijving
Ligging
De historische binnenstad omvat het gebied waar het verleden van de stad (tot ca 1900) zichtbaar en voelbaar is: de Grotestraat van Oranjestraat tot aan Bavinkstraat/Holtjesstraat, en zijstraten en parallelstraten van de Grotestraat, Kerkplein en Kolkje, Waagplein en gedeelte Wierdensestraat.
Ontstaan van de stad
De stad is ontstaan op een hogere zandrug bij een groep boerderijen in een moerassige omgeving waar het riviertje de Almelose Aa stroomde. In de 15e eeuw bestond de stad uit één straat, de huidige Grotestraat. De groei van de oude stad verliep vooral organisch en kleinschalig, straat voor straat. Debebouwing was compact en vormde gesloten straatwanden. Dat resulteerde in lintbebouwde structuren met veel variatie. De meer statige stadsstraten met een vrij uniform en homogeen straatbeeld. Grotestraat, Kerkplein/ Kerkstraat, Doelenstraat en Molenstraat behoren tot de alleroudste straten van Almelo.
Grotestraat
Nog steeds vormt de Grotestraat de ruggengraat van de historische kern. De lange straat (bijna 1 km) met een bochtig verloop en overwegende gesloten gevelwand heeft een lint bebouwde structuur. Vanaf Hagengracht tot aan Schuttenstraat bevindt zich het gedeelte van de Grotestraat dat oorspronkelijk binnen de stadspoorten lag. In de Grotestraat zijn vier ruimtes te onderscheiden: “Kerkplein” met fontein en gebogen straatwand, de lensvormige ruimte in het middelste gedeelte van de Grotestraat, de Koornmarkt en de kruising Holtjestraat-Grotestraat-Bavinkstraat. Het Schouwburgplein als verbreedde ruimte en het Prinses Catharina Amaliaplein liggen ‘naast’ de Grotestraat. De mode uit de jaren ’70 en ’80 om luifels aan te brengen, te ‘vernieuwen’ en ornamenten weg te halen heeft zijn sporen nagelaten. De relatie tussen winkelpui en bovenbouw is vaak verloren gegaan en wordt nu als zeer storend ervaren. De nieuwbouw uit begin deze eeuw in Grotestraat-zuid (de bioscoop met horeca en verderop de appartementencomplexen Manchester en Oxford) sluiten juist goed aan op het karakter van de historische binnenstad. Ook de nieuwbouw aan het Waagplein sluit aan bij de parcellering van de Grotestraat. Verticaliteit en parcellering zijn beeldbepalend en authentiek voor de historische stad.
Kerkplein
Het Kerkplein neemt een bijzondere plaats in met zijn ronde vorm en lage bebouwing er omheen. De achterzijde van de kerk grenst aan het landgoed ‘Heerlijkheidt Almelo’ met Huize Almelo. Het Kolkje (groen en water) aan de oostzijde van de Grotestraat heeft een prachtig groen karakter als scherp contrast met de stad. Via de Doelenstraat en de Hofstraat is het landgoed ‘Heerlijkheidt Almelo’ met Huize Almelo in een geometrisch patroon met de Grotestraat verbonden.
Stegen en zijstraten
Stegen en zijstraten verbinden de Grotestraat met de achtergebieden die na het verdwijnen van de textielindustrie verschillende ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Aan de Hagengracht zijn achterkanten zichtbaar van de winkels met magazijnen, pakhuizen en kleine, oude panden. Sommige achtergebieden zoals in de omgeving van de Kerkengang en Hof van Gullick hebben hun kleinschalige historische karakter behouden en vormen een heel authentiek binnenstadsmilieu voor Almelo. Het karakteristieke Wevershuisje met stadstuin neemt daar een bijzondere plaats in.
Stadsstraten
De eerste stadsuitbreidingen vanaf de Grotestraat zijn o.a. Doelenstraat, Molenstraat, Adastraat, de Boompjes, Wierdensestraat en Hofkampstraat. De oorspronkelijke bebouwing van deze stadsstraten dateert van rond 1800 tot en met ca. 1900. Toen ze gebouwd werden, waren het typische woonstraten. De straten kenmerken zich door een gesloten straatwand van losse (vaak historische) panden. De bebouwing bestaat uit overwegend individuele bouwvolumes, die aaneengesloten zijn gebouwd. De huizen hebben een gevarieerde architectuur, maar het gevelbeeld is vrij uniform en het straatbeeld homogeen.
Bij functieveranderingen naar kantoor of winkel is dit beeld gevarieerder geworden. Enkele gebouwen met een bijzondere functie hebben geleid tot stadsstraten met bijzondere kenmerken, zoals Huis van Bewaring in de Marktstraat (nu een hotel), Waaggebouw aan het Waagplein (winkel) en de Oude Rechtbank (appartementen) aan de Wierdensestraat. In sommige stadsstraten staan ook nieuwbouwcomplexen, vaak gestapelde bouw, zoals aan de Bavinkstraat en de Holtjesstraat. Een bijzondere inbreiding vormt de ‘Waterburcht‘ achter de oude Rechtbank aan de Boompjes. Door een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing met een binnentuin en hedendaagse architectuur heeft de straat een extra tijdlaag gekregen.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
De “historische stad” bepaalt in hoge mate de identiteit van Almelo en is daarom van groot belang voor de stad en de regio. De historische structuren zijn waardevol en dienen te worden gerespecteerd. Typisch voor de Almelose binnenstad zijn de raakvlakken tussen stedelijk en landelijk, tussen voor- en achterkanten en tussen hoge en lage bebouwing. Het zijn kenmerken om in positieve zin te versterken bij het ontwerpen aan de binnenstad.
Welstandsbeleid is gericht op herstellen van de gevels in met name de Grotestraat en Oranjestraat, zodat plint en bovenbouw weer in harmonie zijn en de gebouwen ‘op de grond’ komen te staan. Vooral voor het oudste gedeelte van de Grotestraat inclusief Kerkplein e.o., is de ambitie hoog. De achterkanten verdienen ook blijvende aandacht om levendige gevels met duurzaam en hoogwaardig materiaalgebruik te bewerkstelligen, zodat ook deze gevels kunnen bijdragen aan een waardevol straatbeeld. Voor- en achterkanten dienen qua kwaliteit in verhouding te zijn. Dat wil zeggen dat een duurzaam ontworpen en gedetailleerde voorzijde betekent dat ook de achterzijde er verzorgd uitziet en in materiaal en kleurkeuze een relatie heeft.
De stadsstraten zijn ook van hoge waarde voor de stad vanwege de authenticiteit en hun ruimtelijke samenhang. De statige en rijk gedetailleerde huizen geven de stad allure. Enkele beeldbepalende gebouwen, zoals het Wetshuijs, het Waaggebouw, het Huis van Bewaring, Ledeboerbank en veel kerken zijn zeer waardevol als zeldzame unieke complexen en als oriëntatiepunten in de stad.
Het welstandsbeleid is gericht op het bewaren van de historische waardevolle panden en ensembles en ervoor te zorgen dat nieuwbouw de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de straten in stand blijft of verbetert zonder per definitie terug te vallen op het kopiëren van het bestaande.
Welstandsniveau Welstandscriteria BIJZONDER gelden voor: • Het gedeelte van de Grotestraat tussen de Oranjestraat en de Bavinkstraat/ Holtjesstraat • (het historische gebied tussen de stadspoorten). • De stadsstraten: Doelenstraat, Hofkampstraat, Wierdensestraat (tussen Raveslootsingel en Waagplein), Boompjes en Adastraat. • Kerkstraat en Kerkplein inclusief Hof van Gullick en Kerkengang. • Voor alle panden, waar het herstel van de gevels wordt uitgevoerd met een bijdrage uit de “Regeling gevelbeleid binnenstad Almelo 2015”. • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht. Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
Grotestraat
• Bochtig verloop met enkele sterk gebogen; straatwanden en verschillen in straatbreedte.
• Vaste rooilijn met hier en daar lichte verspringingen.
• Gesloten straatwanden met parcellering en ‘spleten’ tussen de gebouwen.
• Wisselingen in bouwhoogtes met een maximum van 5 bouwlagen.
• Variatie in architectuur, kapvorm, breedte van de panden.
Stegen/ achtergebieden
• Smalle stegen, ook vaak met bochtig verloop.
• In de achtergebieden en stegen een ‘levendige’ mix van voor- en achterkanten.
Kerkplein
• Kenmerkende ronde vorm en bebouwing met overwegend lage gootlijn.
Stadsstraten
• Gesloten straatwand met individuele panden.
• Homogene uitstraling door min of meer gelijke gootlijn, breedte van de panden.
Bebouwing
Grotestraat
• Verscheidenheid aan panden uit diverse perioden, verspreid over de straat.
• Karakteristieke, historische en compacte hedendaagse bebouwing.
• Individualiteit en gevarieerdheid.
• Parcellering in gevelbeeld, panden zijn vaak smaller dan hoog (verticaliteit).
• Veel panden staan net los van elkaar.
• “Hoekpanden” zijn voorzien van een architectonische verbijzondering op de hoek.
• Winkelpui en bovenbouw zijn in samenhang ontworpen, waarbij de panden ‘op de grond’ staan.
• Entrees deuren (en ramen) zijn georiënteerd op straat.
• Er zijn geen uitkragende balkons.
Stadsstraten
• Overwegend oudere bebouwing;
• 1-3 bouwlagen, vaak met kap.
• Individueel en gevarieerd, maar ook overeenkomsten, zoals erkers, luifels, overstekken en de materiaalkeuze (o.a. rode baksteen en dakpannen), waardoor de straat een enorme eenheid uitstraalt.
Materialen en detaillering
• Overwegend gebruik van rode baksteen
• Gepleisterde/geverfde gevels en moderne gevelbekledingen als hedendaagse toevoegingen of bij geheel nieuwe panden
• Kappen met overstekken
• Dakpannen
• Zorgvuldige detaillering en gebruik van ornamenten
• Geen luifels
• Hoogwaardig materiaalgebruik
• Bescheiden kleurgebruik, geen overheersende felle kleuren
1.2.2Nieuw stadscentrum
Beschrijving
Ligging
Het kanaal vormt het hart van het nieuw stadscentrum. Hierover werd katoen aangevoerd voor de textielindustrie. Het nieuwe stadscentrum omvat het gebied dat getransformeerd is na het verdwijnen van de textielindustrie. Ook de stationsomgeving hoort bij het nieuwe stadscentrum.
Historie
Van oudsher was Twente de streek van de linnennijverheid. De basis voor de latere Twentse textielindustrie werd al in de zeventiende eeuw gelegd door de linnenreders. Het was oorspronkelijk een huisindustrie waarbij de Almelose Aa scheepvaartverbinding mogelijk maakte via de Regge en Vecht naar Zwolle.
Vanaf 1830 werd door economische en politieke veranderingen en de concurrentie van o.a. Engeland de huisindustrie geïndustrialiseerd. Er werden in hoog tempo stoomspinnerijen gebouwd onder invloed van de Nederlandse
Handels Maatschappij. In de hoogtijdagen (jaren ’30 -’40) van de textielindustrie had Almelo de grootste katoenhaven van Europa. Langs het kanaal stonden grote fabriekscomplexen van o.a. Ten Cate met de stoomspinnerij. In de jaren ’50 en ‘60 kwam de textielindustrie steeds meer onder druk te staan. De concurrentie uit het buitenland nam toe en in Nederland stegen de loonkosten.
Na het instorten van de textielindustrie zijn de grote fabriekscomplexen afgebroken en is de haven gedempt om ruimte te maken voor nieuwbouw ten behoeve van wonen, winkelen, werken en openbare voorzieningen. De stad onderging een enorme metamorfose en schaalvergroting. Zo kwam er nieuwbouw in het centrum, rond het station en bij de centrumhaven.
Enkele grote infrastructurele ingrepen veranderden de stad. De Wierdensestraat werd verbonden met de Van Rechteren Limpurgsingel, de zogenaamde oostwest traverse. Het busstation werd aangelegd tegenover de Oude Rechtbank. Grote warenhuizen als Hema en V&D werden gebouwd. In de jaren ’80 is deze verkeersweg opgeheven door tussen Hema en V&D een voetgangerspassage (de Galerij) te bouwen. Het was de tijd dat voetgangersgebieden hun intrede deden. Met de aanleg van een stelsel van pleinen (Marktplein, Centrumplein, Waagplein) werd het nieuwe centrum vormgegeven.
In 2012 is de binnenstadsvisie ’Almelo vaart er wel bij‘ gemaakt om het stelsel van pleinen met omliggende bebouwing te herstructureren en de haven weer terug te brengen in het centrum. Een historisch overzicht door de tijd is in kaart gebracht en als bijlage opgenomen bij deze welstandsnota.
Bebouwing
De bebouwing vertoont een grote diversiteit aan bouwvormen, architectuurstijlen en materialen. Ook de functies zijn divers. De overeenkomst is de hedendaagse verschijningsvorm met een stedelijke uitstraling. Soms werd een gebouw ingepast in de historische context, in andere gevallen moest een gebouw zich juist onderscheiden of zelfs contrasteren. De situering en de relatie van het gebouw met de openbare ruimte is belangrijk. Enkele gebieden die raken aan de historische stad hebben een grootschaliger karakter gekregen door nieuwbouw uit de jaren ’60 tot ’80, zoals het Galerijcomplex met ook gevels aan de Koornmarkt. Ook de Schuttenstraat kent zo’n schaalvergroting. Tussen station en het kanaal staan grote complexen en komt hoogbouw voor. Dit is conform de Almelose hoogbouwvisie. De noordzijde van het kanaal wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van kloeke gebouwen van baksteen (appartementen en diensten) met ertussen nog enkele historische panden. De bouwhoogte is maximaal 5 lagen.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Almelo wil zich meer als waterstad profileren. De stad heeft de ambitie de haven weer terug te brengen in de stad. De veranderingen van de laatste jaren met de bouw van het nieuwe stadhuis en het terugbrengen van het water geven de stad allure en zijn beeldbepalend voor de nieuwe koers. De op handen zijnde herstructureringsopgaven van de binnenstad zullen de ingeslagen weg van vernieuwing, representativiteit en beleving van de stad voortzetten. De architectuur mag de ‘nieuwe tijd’ uitstralen met meervoudig en flexibel ruimtegebruik, hoogwaardige en/of innovatieve materialen en een zorgvuldige relatie van gebouw met de openbare ruimte.
Voor het overgangsgebied tussen de nieuwe en oude bebouwing is blijvend aandacht nodig om doodse straten, blinde gevels of achterkanten te voorkomen. In de buurt van de waterlijnen en de haven is het welstandsbeleid gericht op herstellen en versterken van de stedenbouwkundige structuren en zichtlijnen van de binnenstad. Het architectuurbeeld is hier kloek en gevarieerd – van baksteenarchitectuur en groene gevels tot innovatieve gevelbekledingen. De pakhuizen en textielfabrieken zijn hiervoor de inspiratiebron.
De plein- en straatwanden, die als het ware de rug van de Grotestraat vormen, zoals de oostwand van Marktplein en Centrumplein, dienen in maat en schaal bij elkaar aan te sluiten. En mogen een zekere mate van kleinschaligheid krijgen/ behouden. Voor het gebied aan de westzijde van het station is de ambitie het gebied te verbeteren met nieuwbouw en bestaande panden te herstellen. De openbare ruimte is in 2014 aangepakt. De uitstraling van ‘achterkant’ van het station wordt getransformeerd naar een levendiger centrumgebied in aansluiting op het schoolcomplex van ROC.
Welstandsniveau Welstandscriteria BIJZONDER gelden voor: • Bebouwing langs het kanaal en rond de havenkom en Marktplein, incl. zogenaamde oostwand. • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht. Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria, Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Gebouwen die zich voegen naar de historische context zijn gecombineerd met nieuwe stedelijke ruimtes.
• Er staan historische (monumentale) panden.
• De relatie met de openbare ruimte is doordacht.
• Enkele gebouwen zijn beeldbepalend (oriëntatiepunten) zoals de bibliotheek, de Javatoren, het ROC-gebouw en het stadskantoor.
Bebouwing
• De functies van de gebouwen zijn divers en/of meervoudig: van wonen, winkelen, werken tot publieke functies.
• Aan het kanaal staan overwegend grootschalige complexen met een stedelijke, hoogwaardige en representatieve uitstraling.
• In de oostwand staan schaal en maat in relatie tot de Grotestraat.
• Gebouwen in een wand kennen geen repetities van ruim uitkragende elementen.
• De gebouwen hebben een levendige onderverdieping met de entrees aan de openbare ruimte. De entrees zijn duidelijk gemarkeerd.
• Er is steeds meer aandacht voor duurzaamheid (materialen, meervoudig gebruik, groene daken en daktuinen).
• Eventuele installaties op de daken zijn zorgvuldig ingepast of inpandig.
Materiaal en detaillering
• De materialen zijn divers: van traditioneel (baksteen) tot modern en innovatief.
• Materiaal- en kleurgebruik zijn afgestemd op de omgeving.
• De materialen zijn duurzaam en hoogwaardig, de detaillering zorgvuldig.
• Textuur en plasticiteit van het gevelvlak geven gebouwen meer expressie, o.a. door variatie in negges (hoe diep een kozijn in de gevel ligt).
1.2.3Oudere stadsbuurten rond het centrum
Beschrijving
Ligging
Oudere stadsbuurten liggen dichtbij het (historisch) centrum en aan oudere invalswegen. De overwegend complexmatige stadsbuurten zijn:
• Westeres
• Tuindorp de Riet
• Parkweg/Tijhofslaan (monumenten en beschermd stadsgezicht)
• Schoolstraat
Jaren ’30 buurten met stadse burgerwoningen zijn te vinden in de omgeving van Molenkampspark, Westerdok en langs een aantal invalswegen, zoals Violierstraat en Schoolstraat.
Historie
Deze woonbuurten zijn overwegend bebouwd met oudere bebouwing (1920- 1950). Er zijn woonbuurten met complexmatige bebouwing van de periode 1920-1940, vaak zogenaamde arbeiderswoningen. Ook buurten voor met vooral particuliere bebouwing zijn uit laatstgenoemde periode. Op hoeken en aan pleinen zaten kleine ambachtelijke bedrijven, winkels of buurtvoorzieningen.
Vaak zijn deze verbouwd tot woning.
In Westeres waren vroeger de arbeiders gehuisvest van de toen florerende Almelose textielindustrie. Omdat het vaak kleine woningen zijn, is er veel aan verbouwd en aangebouwd. Soms geeft dat een verrijking van het collectieve beeld, soms een verarming.
Tuindorp de Riet is eveneens opgezet om arbeiders te huisvesten en is in zijn geheel ontworpen in de stijl van de Delftse school (ca 1920). Kenmerkend is het gebogen stratenpatroon, aaneengesloten bebouwing, een as met op straathoeken grote gebouwen, zoals scholen. De meeste van die gebouwen hebben een nieuwe bestemming gekregen. Grote delen van de buurt vallen onder beschermd stadsgezicht.
Tussen 1920 en 1940 werden aan de rand van het centrum ook buurten met stadse burgerwoningen in particulier opdrachtgeverschap gebouwd. Enkele blokken zijn als complex ontwikkeld, zoals de aaneengesloten jaren ’30 woningen in het hofje aan de Parkweg en de Tijhofslaan. Door de bijzondere stedenbouwkundige setting vallen de woningen onder beschermd stadsgezicht.
Complexmatige bebouwing
Kenmerkend zijn de uniforme straatwanden en omgeven pleinruimtes. Hoekwoningen zijn speciaal voor de hoeken ontworpen. De architectuur kent ambachtelijke detaillering in de baksteen of vormgeving van de kozijnen. De woningen hebben pannendaken.
Stadse burgerwoningen
De stadse burgerwoningen bestaan uit twee bouwlagen en zijn opgetrokken in donkere baksteen. De kappen (zadelkap, mansarde of schildkap) hebben zwarte of rode pannen, vaak met grote dakoverstekken. De woningen zijn rijk
gedetailleerd en hebben in de regel witte kozijnen. Kenmerkend zijn de roeden en het glas-in-lood in de ramen. Veel woningen hebben een erker. In de loop der jaren zijn woningen verbouwd en gerestaureerd en zijn er aan – en uitbouwen toegevoegd. Soms heeft dit tot een verrijking en soms tot een verarming van het collectieve beeld geleid.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Met name voor het authentieke Tuindorp de Riet is het belang voor behoud van uniformiteit en de stedenbouwkundige en architectonische karakteristiek en bouwkundige detaillering groot. Behoud en herstel van het Tuindorpse ensemble is een aandachtspunt.
Voor Westeres zijn het vooral de woningen in en rond de Prins Hendrikstraat die als ensemble bewaard dienen te blijven. De straten met de zogenaamde jaren ’30 stijl zijn niet uniek voor Almelo, maar door hun ambachtelijke en esthetische kwaliteit zijn ze van grote waarde voor de beeldkwaliteit van de stad. Het welstandsbeleid voor deze jaren ‘30 buurten is gericht op behoud van karakter en eenheid. Een bijzonder gebouw (een school, kerk, etc.) mag zich door zijn functie en volume onderscheiden, maar moet passen in het collectieve beeld.
Welstandsniveau Welstandsbeleid BIJZONDER geldt voor: • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht. Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria. Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Vaak informeel geordend stratenpatroon
• Overwegend smalle straten
• Projectmatige bouw in rijen
• Particuliere bouw: half vrijstaand of vrijstaand in één rooilijn
• Woningen zijn georiënteerd op de straat
• In de buurten staat bijzondere in ’t oog springende bebouwing, zoals (voormalige) kerken, schoolgebouwen en kantoren
Bebouwing
• Overwegend oudere bebouwing
• 1 tot 2 bouwlagen, vaak met kap (niet aangekapt)
• De complexmatige woonblokken (rijen) zijn als eenheid gebouwd waardoor de straten er uniform uitzien
• Particuliere woningen: individueel en gevarieerd met overeenkomsten, zoals erkers, overstekken en de materiaal- en kleurgebruik (o.a. rode baksteen en dakpannen) waardoor de straat eenheid uitstraalt
• Appartementen met loggia-balkons of als aparte toevoegingen
Materiaal en detaillering
• Overwegend rode baksteen
• Ambachtelijke detaillering
• Soms overstekken
• Terughoudend kleurgebruik
• Indien daken, dan met rode of zwarte dakpannen
1.2.4Linten
Beschrijving
Ligging
De oude invalswegen naar het centrum zoals Bornsestraat, Zuiderstraat, Oranjestraat en het zuidelijke gedeelte van de Grotestraat kennen een lintbebouwde structuur. Ook de wegen naar de kerk van Bornerbroek vallen onder linten door de grote variatie aan bebouwing.
Historie
Op historische kaarten zijn de oude karresporen die naar steden en dorpen leidden nog terug te vinden. Met de groei van stad en dorp verdichtte de bebouwing zich langs deze voormalige toegangswegen naar stad of dorp. Almelo kent veel van deze linten. Slechts enkele, gelegen in het centrum van de stad en gelegen bij het dorp Bornerbroek, vallen onder welstandstoezicht. De overige linten zijn welstandvrij.
Bebouwing
Het resultaat van de geleidelijke verdichting van de bebouwing is een mix aan bebouwingsvormen, van verschillende leeftijden, met een grote mate van individualiteit. De straten hebben vaak een bochtig verloop. Aan de linten zijn de functies divers: wonen, winkels en bedrijvigheid. De linten vertonen grote verschillen in karakter en kwaliteit. Van uitgesproken dorpstot typisch binnenstedelijk, en van fraai tot armetierig. Inbreiding met grotere bouwvolumes, zoals supermarkten en garagebedrijven, hebben het kleinschalige beeld van de linten verstoord.
De laatste decennia zijn er ook verscheidene appartementencomplexen gebouwd aan de linten, die door het aanbrengen van de kenmerkende parcellering goed zijn ingepast. Voorbeelden zijn de Veldboer aan de Ootmarsumsestraat en
het gebouw op de hoek Nieuwstraat-Rohofstraat. De linten vervullen voor de verschillende wijken van Almelo nog steeds een belangrijke wijkfunctie door de centrale ligging en de grote variatie van voorzieningen. Voor Bornerbroek bestaan de linten vooral uit diverse losse bebouwing, al dan niet met voortuin
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Voor de welstandsplichtige linten is het welstandsbeleid gericht op handhaving van de bestaande kwaliteiten. De variatie, individualiteit en kleinschaligheid zijn daarbij leidend. De huizen zijn georiënteerd op de straat
Welstandsniveau Voor de linten gelden de REGULIERE welstandscriteria.Voor de aanwezige monumenten geldt welstandsbeleid BIJZONDER. Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Bochtige straten met een gevarieerd beeld aan bebouwing, overwegend haaks op de straat
• Klein-stedelijk van schaal en maat
• Bebouwing volgt de rooilijn
• Bouwhoogtes variëren van 2-4 bouwlagen
• Bij hoeken en pleinen komt lichte verspringing in de rooilijn of hoogte- accent voor
• In dorpen staan de gebouwen meer los van elkaar dan in een stedelijke setting en komt een voortuin vaker voor.
Bebouwing
• Een samenhangend ritme (maat, schaal, bouwstijlen) van individuele gebouwen
• Bij grote complexen is sprake van verticale geleding/ deelvolumes
• De gevels zijn georiënteerd op de straat
• Hoekpanden of markante locaties zijn architectonisch verbijzonderd
• Winkelpui en bovenbouw zijn (van oorsprong) op elkaar afgestemd
• Geen uitkragende balkons
Materialen en detaillering
• Er kan veel langs de linten. Er is een bonte mix van materialen: baksteen, pleisterwerk, witgeschilderd of hout
• Indien kappen: rode of zwarte pannen
• Erg opvallende kleuren worden vermeden.
1.2.5Woonbuurten met planmatige bebouwing
Beschrijving
Ligging
In de binnenstad zijn het de latere inbreidingslocaties zoals Oosteres, Winkelsteeg, Vijverhof en Sligtestraat e.o., Schalderoi en de Hoven, Mennistenhoek/ Prinsenstraat, Tuinstraat, Hofkamp-oost. Langs de invalswegen komen planmatige buurten voor aan o.a. de Kolthofsingel, de Aalderinksingel en de Henriette Roland Holststraat.
Historie
Het betreft naoorlogse bebouwing. In de binnenstad betreft het meestal voormalige bedrijvenlocaties (textielnijverheid) die later zijn ingevuld met woonbebouwing. De gebieden zijn ontworpen vanuit een stedenbouwkundig concept en bebouwd met grotendeels complexmatige bebouwing in één bouwstroom. Langs de welstandsplichtige invalswegen is het vaak de bebouwing die complexmatig is ontwikkeld en bij een erachter gelegen woonwijk hoort.
Bebouwing
In de stedenbouwkundige opzet en architectuur van de wijk herkent men de tijdgeest waarin de wijken tot stand zijn gekomen. De bebouwing kan bestaan uit verschillende stedenbouwkundige typologieën, zoals rijtjes, halfopen en gesloten blokverkaveling, vrijstaand, half vrijstaand en soms zelfs hoogbouw. Belangrijke herkennings- en oriëntatiepunten in de wijken zijn scholen, winkelcentra, wijkcentra en kerken. In de buurten zijn vaak ook enkele straten met vrije kavels waar mensen naar eigen inzicht en smaak hun huis konden laten bouwen. In de welstandsplichtige gebieden is dat een beperkt aantal buurten.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Het onderscheid in de stedenbouwkundige opzet van de wijken laat de ontwikkeling van de stad door de tijd heen goed zien. Groenstructuur, speelvoorzieningen, parkeeroplossingen en oriëntatie van de woningen zijn eigen aan het stedenbouwkundig concept. Het welstandsbeleid is gericht op het ondersteunen van de stedenbouwkundige opzet van de wijk met oog voor de uitstraling van de wijk op gebied van groenstructuur en openbare ruimte.
Welstandsniveau Overal gelden de REGULIERE welstandscriteria Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Stratenpatroon en groenstructuur volgens een vast concept per wijk, afhankelijk van de tijdgeest
• Scholen, winkelcentra en kerken hebben een vrije situering en vormen oriëntatiepunten
• Royale bouwblokken
Bebouwing
• Woonbebouwing is overwegend in een mix van rijen, tweekappers en vrijstaand.
• Er zijn weinig verschillen in bouwhoogtes.
• Er is gestapelde bouw langs de wijkontsluitingswegen en bij winkelcentra.
• Grote delen van de wijken bestaan uit projectmatige bouwblokken met een herkenbare samenhang in architectuur.
• Bij woningen gebouwd in particulier opdrachtgeverschap zijn de architectonische samenhang en de gevelcomposities per object belangrijk. De bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
• Bijzondere complexen zoals scholen, winkelcentra en appartementenvilla’s vormen een eigen architectonisch ensemble.
Materiaal en detaillering
• Materiaal- en kleurkeuze is sterk afhankelijk van de tijdgeest
• Overwegend gebruik van baksteen
1.2.6Stadse villa’s
Beschrijving
Ligging
De stadse villa’s staan in Almelo langs o.a. de Wierdensestraat,Ootmarsumsestraat, Bornsestraat en de Sluiskade-noordzijde.
Historie
Deze grote historische villa’s met mooie tuinen representeren de grandeur van het textielimperium dat Almelo eens was. De meeste villa’s dateren uit de periode tussen 1880 en 1930. De villa’s werden vooral gebouwd aan de voormalige invalswegen van Almelo en langs het kanaal.
Bebouwing
Elke villa is uniek en heeft een gevarieerde, uitbundige architectuur met veel oog voor detail. De laatste jaren worden steeds meer villa’s als kantoor gebruikt. De stadse villa’s hebben grote groene tuinen. De laatste decennia worden de voortuinen vaak ingericht als parkeerterrein en is de groene entourage verloren gegaan. Dit geeft een verarming van de karakteristieke identiteit van de villa’sen het straatbeeld. De laatst gebouwde stadse villa’s zijn soberder vormgegeven. Het zijn vaak kantoren of appartementengebouwen.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
De stadse villa’s weerspiegelen de grandeur van weleer van Almelo. Deze welvarendheid komt tot uiting in hun bijzondere architectuur. Daarom zijn deze villa’s zeer authentiek en van hoge waarde voor de stad. Veel villa’s hebben de status van monument. Het welstandsbeleid is gericht op handhaving en continuering van de huidige kwaliteiten. Bij nieuwbouw en verbouw is respect en/ of versterking van de huidige kwaliteiten het uitgangspunt. De nieuwbouw kan in oude stijl of juist als modern contrast worden uitgevoerd, mits het de allure van de panden ondersteunt. Ook het behoud van de (voor-) tuin met een duidelijk groen karakter is een belangrijk aandachtspunt.
Welstandsniveau BIJZONDER geldt voor: • Bornsestraat • Ootmarsumsestraat • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria. Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Brede straten, meestal oude invalswegen van de stad
• Grote vrijstaande villa’s met lommerrijke tuinen
• Bebouwing is georiënteerd op de weg
• Bebouwing staat haaks en evenwijdig met de straat
Bebouwing
• Elke villa is uniek
• Villa’s zijn volumineus in hoogte en breedte
• Overwegend monumentale bebouwing
• Het gebouw heeft een expressieve hoofdvorm en een hoge esthetische waarde
• De (monumentale) voordeur bevindt zich aan de straatzijde
• Het zijn grote hoge panden die ‘vrij’ staan in een groene tuin
Materialen en detaillering
• Overwegend baksteen
• Rijk aan verfijnde details van hoogwaardige materialen
• Erfafscheidingen zijn van hoge kwaliteit
1.2.7Open gebied in stad of dorp
Beschrijving
In het stedelijk gebied komen ook terreinen voor die hoofdzakelijk onbebouwd zijn. Denk aan parken, begraafplaatsen, sportparken en volkstuinen. Ook open water valt onder ‘open gebied’. Omdat het groene of waterrijke karakter
overheerst zijn de bebouwingsmogelijkheden door de aard van de bestemming in de regel beperkt. Parken, begraafplaatsen en kanalen hebben een openbaar karakter. Gebouwen, bruggen en andere objecten zijn ingepast in de stedelijke of landschappelijke structuur of in het parkontwerp.
De volgende ‘open gebieden’ zijn welstandsplichtig in de binnenstad:
• Hagenpark
• Joodse begraafplaats
• Kanalen
• Aa
Langs invalswegen:
• Schelfhorstpark
• De openbare begraafplaats aan Wierdensestraat e.o.
• Sportpark Aadorp
• Beeklustpark
• Sportparken omgeving Koedijk
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Veel parken en begraafplaatsen in Almelo vertolken een hoge kwaliteit aan landschapsontwerp/ parkarchitectuur en worden hoog gewaardeerd. Bouwwerken zijn afgestemd op de tuinarchitectuur van het gebied. De sportparken zijn over het algemeen functioneel ingericht en de aanleg van kunstgrasvelden heeft geleid tot minder landschappelijke beplanting waardoor de bouwwerken zichtbaarder zijn. De clubgebouwen zijn eenvoudig en doelmatig. Bij nieuwbouw en verbouw dienen deze gebouwen de uitstraling van sportcomplexen te versterken. Naarmate het karakter van de ‘open gebieden’ meer openbaar is, is de visuele kwaliteit van de bouwwerken die er voorkomen belangrijker.
Welstandscriteria Gezien de geringe bebouwing in de ‘open gebieden’ en de vaak bijzondere en unieke objecten is het lastig om de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken te schetsen. Vandaar dat voor het welstandstoezicht gebruik zal worden gemaakt van de algemene criteria (zie bladzijde 23, deel 1). |
1.2.8Vrijstaande complexen en megastores
Beschrijving
Ligging
Vrijstaande complexen is een verzamelbegrip voor een scala aan bijzondere gebouwen. Het gaat om grote gebouwen die ‘los’ zijn gesitueerd met enige (openbare) ruimte eromheen. Staan de gebouwen in de stadsrand of het park, dan is de groene setting een belangrijk kenmerk. Staan de gebouwen in een stedelijke setting, dan is een goede relatie met de openbare ruimte van groot belang. Aan een invalsweg gaat het vooral om de zichtlocatie en bereikbaarheid. Met vrijstaande complexen worden diverse typen gebouwen aangeduid zoals appartementenvilla’s, grotere kantoorgebouwen, scholen, kerken en megastores.
Historie
In deze typologie gaat het om een grote diversiteit aan gebouwen zowel in grootte, functie als architectuur. Afhankelijk van de aard en functie van de bebouwing is daar op verschillende wijzen vorm aangegeven. Ook de periode waarin het gebouw is ontworpen heeft invloed op de verschijningsvorm. De gebouwen kunnen sober en functioneel zijn of juist luxueus en kleurrijk. Ook de massa verschilt, afhankelijk van de functie. Een megastore telt vaak maar 1 of 2 lagen terwijl een woongebouw uit wel 4 tot 10 lagen kan bestaan.
Gebouwen in samenhang met de (groene) terreininrichting
Vrijstaande appartementencomplexen of kantoren staan als een villa in een groene setting. De oriëntatie is alzijdig en alle gevels hebben een representatief gelijkwaardige uitstraling. De gebouwen hebben een gevarieerde architectuur en bijzondere kapvorm. Voorbeeld daarvan zijn de appartementen aan de Hofstraat. Schoolgebouwen, ziekenhuizen en kantoren hebben een duidelijker voor- en achterzijde, maar alle gevels hebben een verzorgde uitstraling. Er zijn geen grote blinde gevels.
Megastores
Megastores zijn over ‘t algemeen volumineuze gebouwen die met de auto goed bereikbaar zijn. Vaak staan ze op zogenaamde zichtlocaties. In Almelo kan dat zijn aan de ringwegen of aan één van de radialen. Megastores (of shop-in- shop-concepten) zijn échte koopcentra van grote omvang. Te denken valt aan bouwmarkten, winkel voor woninginrichting, witgoed, elektronica of tuincentra. Ze trekken niet alleen bezoekers uit de stad, maar uit de hele regio. Megastores zijn solitaire gebouwen die door hun omvang vaak moeilijk in te passen zijn in hun omgeving. De inrichting van het terrein (met veel parkeerplaatsen) laat nogal eens te wensen over. Kwalitatief groen en de menselijke maat ontbreken. Wanneer er sprake is van een woonboulevard, zoals aan de Weezenbeeksingel, dan is de eenheid/ samenhang van het winkelcomplex een opvallend kenmerk.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Als de vrijstaande complexen/megastores op zichtlocaties of in de binnenstad liggen, is hun bijdrage aan de identiteit van de stad van belang. Een representatieve uitstraling en aangeklede terreininrichting is dan essentieel. De aansluiting met de omgeving van deze grootschalige gebouwen en hun terrein verdienen bijzondere aandacht, zeker bij nieuwbouw. Bij uitbreiding of verbouwing wordt getoetst of de samenhang van het complex in stand wordt gehouden. Bij nieuwbouw hebben de gebouwen een individueel vormgegeven architectuur die zich mag onderscheiden naar bouwvorm en materiaalgebruik. Voor de woonboulevard is welstandsbeleid gericht op behoud en herstel van de eenheid en samenhang in architectuur.
Welstandsniveau Welstandscriteria BIJZONDER gelden voor: • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Overwegend solitaire grootschalige gebouwen. De alzijdigheid van het gebouw en de groene inrichting en/of omkadering van het terrein gaan samen.
• Bij meer megastores/complexen bijeen, is er een duidelijke samenhang tussen de gebouwen en ontstaat er een wandwerking (één rooilijn).
• De relatie van de megastores met de omgeving is vooral functioneel. De grote schaal sluit slecht aan op omliggende woonwijken. Terreininrichting, groen- en wegenstructuur zorgen voor de aansluiting en menselijke maat.
Gebouwen
• De hoofdvormen van de gebouwen zijn eenvoudig en eenduidig vormgegeven.
• Daken zijn overwegend plat met accenten bij de entreepartijen.
• Aan de straatzijde hebben de gebouwen een uitnodigende en representatieve uitstraling.
• De vormgeving draagt bij aan de herkenbaarheid c.q. imago van het bedrijf.
• De opslag en laad- en losruimtes liggen vanaf de straatzijde buiten het zicht.
• Er zijn geen bijgebouwen. Indien toch aanwezig, dan zijn deze ondergeschikt aan het hoofdgebouw en goed ingepast.
Materialen en detaillering
• Ingetogen kleuren
• Beperkt aantal kleuren en materialen per gebouw
• Eenvoudige detaillering en weinig versieringen
• Innovatieve materialen bij nieuwbouw
• Aanduiding naam is ontworpen in de gevel
1.2.9Kantoor- en bedrijvenpark
Beschrijving
Ligging
Deze gebieden bevinden zich meestal aan en in de buurt van een hoofdontsluitingsweg, zoals de Henriette Roland Holstlaan of de ‘stadsring’. De kantoren en bedrijven zijn gelegen aan deze wegen of bevinden zich op het bedrijvenpark dat daarachter ligt. De gebieden zijn pragmatisch verkaveld. De gebouwen op zichtlocaties zijn meestal ontsloten vanaf de ‘achterzijde’.
Historie
De meeste kantoor- en bedrijvenparken zijn ontwikkeld vanaf de jaren ’70. Elke 5 tot 10 jaar werd een gebied voor bedrijfsontwikkeling ingericht. De kavels werden individueel ingevuld. Er gold nooit een beeldkwaliteitsplan waardoor de diversiteit aan architectuur en materiaal- en kleurgebruik groot is.
Gebouwen
Het zijn over het algemeen vrijstaande complexen van 2 tot 4 lagen. De oudste bedrijfsgebouwen bestaan uit een laag met sobere materialen, vaak is alleen de entree verbijzonderd. Gebouwen die vanaf de jaren ’90 werden gebouwd hebben een kwalitatief hoogwaardiger uitstraling met vaak veel glas. De omgevingsinrichting is representatief met groen en parkeren.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Waar de gebieden aan een hoofdontsluitingsweg liggen, ontstaan er zichtlocaties. Hier presenteren de gebouwen zich aan de stad. Om kwaliteit, innovatie en ambitie uit te stralen, zijn vooral deze zones belangrijk voor de stad. Dit komt tot uiting in de architectuur en inrichting van de kantoorkavels. Aan de invalswegen is het welstandsbeleid gericht op behoud en versterking van de huidige kwaliteit van het gebied.
Welstandsniveau Overal gelden de REGULIERE welstandscriteria Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• Eenvoudige verkaveling met middelgrote kavels.
• Op zichtlocaties is de bebouwing georiënteerd op de invalsweg, al kan de entree zich aan de andere zijde bevinden.
• Gebouwen staan haaks of evenwijdig aan de straat.
Bebouwing
• Eigentijdse bebouwing.
• Bedrijfspanden bestaan uit meer bouwlagen.
• De architectuur is hoogwaardig, individueel en gevarieerd.
• De buitenruimte is in samenhang met het gebouw ontworpen.
Materiaal en detaillering
• Hoogwaardig en duurzaam materiaalgebruik.
• Geen overdaad aan materiaal- en kleurgebruik.
• Bij de schaal passende detaillering, weinig versieringen.
1.2.10Industrie- en bedrijventerreinen Beschrijving
Ligging
De vaak grootschalige terreinen liggen in de buurt van invalswegen en kanalen. De terreinen vallen onder welstandstoezicht wanneer de bedrijven georiënteerd zijn op invalswegen.
Historie
Deze vooral grootschalige gebieden dateren overwegend van na 1950. Ze zijn rationeel verkaveld. Langs het Overijssels kanaal en het Twentekanaal liggen enkele ‘natte’ locaties.
Gebouwen
De échte industrieterreinen, zoals Dollegoor, zijn functioneel en bedoeld voor productie, opslag, overslag en recycling. De gebouwen en installaties zijn groots en robuust. De bedrijventerreinen zijn gericht op de innovatieve maakindustrie en steeds meer op logistieke bedrijvigheid. Op enkele uitschieters na, zoals Urenco en het NAVO-complex, staan op deze terreinen kleine tot middelgrote bedrijven. Het type bedrijvigheid per terrein is divers waardoor de bebouwing weinig samenhang vertoont. Het zijn eenvoudige productiehallen met een klein kantoor en/of showroom. De laatste decennia zie je dat de architectonische allure meer gaat spelen. Bedrijven investeren meer in representativiteit. Langs de belangrijke doorgaande wegen speelt het ‘etaleren’ een belangrijke rol.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
De industriegebieden worden vaak laag gewaardeerd door de grootschaligheid, en daardoor moeizame relatie met de omgeving, en de geringe samenhang tussen de gebouwen. Op zichtlocaties en in het zicht van woonwijken is een verzorgde indruk gewenst, de terreinen zijn hier immers voor een breder publiek zichtbaar. Voor bedrijven in de innovatieve maakindustrie en logistiek is de architectuur in toenemende mate bepalend voor de identiteit van het bedrijventerrein. Het welstandbeleid is gericht op behoud van de basiskwaliteit van deze gebieden.
Welstandsniveau Overal gelden de REGULIERE welstandscriteria Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Stedenbouwkundig
• De verkaveling is functioneel met weinig samenhang door o.a. kavels van verschillende groottes.
• Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
• De gebouwen staan haaks of evenwijdig aan de straat.
Bebouwing
• Eenvoudige hoofdvormen, individueel en monotoon.
• Overwegend platte daken.
• Kantoor en/of showroom zijn een verbijzondering van het totaal.
• Gevels aan de straat hebben een functionele doch verzorgde uitstraling (vorm volgt functie).
• Indien gericht op hoofdontsluitingswegen (zichtlocaties) hebben de gebouwen een meer publieke en representatieve uitstraling (geen blinde gevels).
Materiaal en detaillering
• Bij de schaal passende detaillering, weinig versieringen.
• Geen overdaad aan materiaalgebruik en kleurgebruik.
• Gevels in plaatmateriaal, glas en metselwerk.
• ‘Oude’ bedrijven zijn in baksteen uitgevoerd om de tijdsgeest te weerspiegelen.
Buitengebied
Dit gedeelte van het hoofdstuk Beschrijvingen gebiedstypologieën geeft een extra toelichting op het buitengebied. Na onderstaande toelichting worden de beschrijvingen van de gebiedstypologieën vervolgd.
Voor dit gebied worden de volgende gebiedstypologieën onderscheiden:
• Veenontginningslandschap
• Oude cultuurlandschap
• Historische landgoederen, buitenplaatsen en nieuwe landgoederen
• Open gebied in stad, dorp en platteland (zie de beschrijving op blz 112)
Toelichting
Voor het landelijke gebied en de groene longen zijn de laatste jaren veel nieuwe ontwikkelingen, zoals rood-voor-rood-regelingen, veranderingen in agrarische bedrijfsvoering en het ontstaan van nieuwe landgoederen. In het kwetsbare landelijk gebied ligt de focus voor welstandsbeleid op de erven, zowel voor agrarisch gebruik, bedrijfsmatig gebruik als voor burgerwoningen. Uitbreidingen en functieveranderingen op bestaande erven hebben invloed op de verschijningsvorm van het erf én van het landschap. Er worden grofweg twee landschapstypen in Almelo onderscheiden: het veenontginningslandschap en het oude cultuurlandschap. Landgoederen en buitenplaatsen nemen een bijzondere plaats in en vormen een aparte gebiedstypologie in het landelijke gebied.
In 2014 is door het Oversticht (in opdracht van de gemeente Almelo) geïnventariseerd welke erven en panden karakteristiek zijn voor het Almelose buitengebied. De erven zijn niet alleen gewaardeerd op architectonische kenmerken, maar ook op de gehele ensemble waarde; erfstructuur en inrichting, situering van de gebouwen, groenstructuren en landschappelijke ligging. De erven die zijn gewaardeerd als ‘hoog’ maken onderdeel uit van de cultuurhistorische waardenkaart. De gemeente Almelo hecht waarde aan de voor de streek kenmerkende erven en agrarische bebouwing in het buitengebied, en wil daar zorgvuldig mee omgaan. Het in stand houden en respecteren van deze streekeigen erven is belangrijk voor de identiteit en de goede ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Daarom verdienen dergelijke panden bij plannen voor transformatie, verbouw en nieuwbouw bijzondere aandacht. In het welstandbeleid vallen ze onder het welstandsbeleid Bijzonder.
Welstandsbeleid gericht op de erven
Het welstandbeleid is voor de twee landschappen vooral gericht op de inrichting van het (agrarisch) erf. Ontwikkelingen in het landelijke gebied hebben een grote invloed op de gebiedskarakteristiek van het landschap. Bij de realisatie van nieuwe erven, uitbreiding van bestaande erven of bij functieveranderingen op bestaande erven is er sprake van een verandering in verschijningsvorm van het erf en van het landschap.
Het is belangrijk dat deze veranderingen rekening houden met aanwezige landschappelijke kwaliteiten, waarbij de erven een meerwaarde betekenen voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Van oudsher speelde de bebouwing in op het onderliggende landschap waardoor erf-ensembles (de confi guratie van de verschillende gebouwen op een erf) harmonieus in het landschap kwamen te liggen.
Op erfniveau zijn drie factoren bepalend voor de samenhang tussen het erf en het landschap:
• Ontwikkelingsrichting van het erf
• Bouwrichting van de schuren en stallen en hun onderlinge samenhang
• Erfbeplanting
1.2.11Veenontginningslandschap
Beschrijving
Het veenontginningslandschap was oorspronkelijk een laag en nat landschapstype waar mede door de slechte afwatering gedurende honderden jaren (vanaf de Middeleeuwen) een veenpakket was gevormd. Ten behoeve van de turfwinning is het hoogveen in recentere tijden ontgonnen. Dit heeft geresulteerd in het zogenaamde slagenlandschap met lange smalle percelen met sloten ertussen.
Met de opkomst van de mechanisatie en de ruilverkavelingen in de jaren ’70 is het huidige grootschalige en open cultuurlandschap ontstaan. Het verkavelde landschap kent een orthogonale ordening in zuidwest/noordoost richting. De structuurdragers zijn de lange rechte wegen met laanbeplanting en de rechte vaarten. Langs de ontginningsassen staan de boerderijen uit de jaren ’60 en ’70 met hun rechthoekige erven en strakke ordening van bebouwing en groen.
De woonbebouwing bevindt zich op de kop van de kavel en is georiënteerd op de weg. De nokrichtingen volgen de richting van de slagen verkaveling (langskappen of dwarskappen). Schuren en stallen volgen het rechthoekige patroon. De boerderijerven zijn beplant met houtsingels.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
De structuurdragers van rechte lanen, sloten en weteringen in een open landschap zijn niet alleen de stille getuigen van de veenontginning maar ook beeldbepalend en dienen herkenbaar te blijven. Bebouwing op omsloten erven aan de ontsluitingswegen versterken dit beeld. Het welstandsbeleid staat voor nieuwbouw op de erven een grote vrijheid toe in architectuur mits de strakke ordening van gebouwen en de ‘groene kamers’ worden gerespecteerd.
Welstandsniveau Welstandscriteria BIJZONDER gelden voor: • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht • Karakteristieke erven (cultuurhistorische waardenkaart) Voor het overige gelden de REGULIERE welstandscriteria. Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Landschappelijk/stedenbouwkundig
• Orthogonale ordening die de richting volgt van de oorspronkelijke verkaveling.
• Open landschap met beplantte rechthoekige erven (‘groene kamers’).
• Op de erven staat woonhuis naar de weg georiënteerd met langs- of dwarskap.
Bebouwing
• Boerderijen en woonhuizen hebben een eenvoudige, rechthoekige hoofdvorm
• Schuren en stallen hebben rechthoekige vorm
• Weinig kleinere bijgebouwen
• Erfafscheidingen zijn aangeplant met gebiedseigen landschapselementen (hagen, houtwal, houtsingel)
Materiaal en detaillering
• Kleuren contrasteren niet met hun omgeving
• Gebruik van overwegend baksteen, hout en plaatmateriaal en pannendaken
1.2.12Oude cultuurlandschap
Beschrijving
Het oude cultuurlandschap beslaat een groot deel van het buitengebied van Almelo, inclusief de groene longen. Het oude cultuurlandschap omvat vanzelfsprekend agrarische bedrijven met de weides en akkers, maar ook lanen, houtwallen, bos- en natuurgebieden, beken en kanalen.
Het oude cultuurlandschap is ontstaan in een landschap van grotere en kleinere dekzandruggen met daartussen diverse beekdalen. Het oude cultuurlandschap werd gekenmerkt door de gemengde boerenbedrijven met een combinatie van akkerbouw en veeteelt. De akkers waren klein en lagen op de hoger gelegen dekzandruggen. Het grasland lag langs de beekjes tussen de ruggen. Het boerenerf lag op de flanken van de rug tussen akkers en weides.
Omdat de grond vaak arm was, bemestten de boeren het land met heideplaggen en mest. Honderden jaren bemesting zorgden ervoor dat de akkers steeds hoger werden met een vrij steile rand. Deze hoge akkers noemen we essen of enken. Om de gewassen te beschermen tegen wildvraat en wind werden ze omgeven met houtwallen en houtsingels. Grote delen van het gebied bleven tot in de negentiende eeuw in gebruik als heide of gemeenschappelijke weiland. Toen de gemeenschappelijke markegronden werden verdeeld en ontgonnen ontstonden ook daar boerderijen. De wegen volgden de hogere delen in het landschap en hadden hierdoor vaak een bochtig verloop.
De bebouwing in het oude cultuurlandschap bestaat uit de karakteristieke Twentse boerderijen (situering vanuit de Middeleeuwen bepaald), de boerderijen van na de Markeverdelingen (1860-1940), de moderne grootschalige agrarische boerderijen, burgerwoningen en ‘omgevormde boerenerven’. Boerderijen met erfbeplanting (siertuin omgeven door hagen, boomgaard, kavelgrensbeplanting en grote (monumentale) bomen) vormen een landschappelijk ensemble. De erven hadden vaak geen strakke begrenzing.
Vanaf 1960 komt ‘buiten wonen’ steeds meer in trek en werden boerderijen verbouwd tot woning en werden ook nieuwe landelijke woningen gebouwd. Recent komen daar de rood-voor-rood regelingen bij. Enkele grote structuren doorsnijden het landschap, zoals snelwegen, spoorlijnen, het kanaal Almelo- Nordhorn. Het kanaal is in de loop der tijd min of meer geïntegreerd in het landschap. De overige structuren zorgen nog steeds voor versnippering.
Een recente nieuwe structuur in het oude cultuurlandschap is de Doorbraak, een beeksysteem van 13 km ten zuiden van Almelo. Dit natuurgebied vormt een ecologische verbindingszone tussen Twente en Salland. Een bijzonder gebied vormen de gronden met boerderijen die horen bij het grafelijk gebied van Almelo ten zuidoosten en ten westen van de stad. Hier staan de karakteristieke historische Twentse boerderijen waaronder de pachtboerderijen van Huize Almelo met de roodgele luiken en gevelsteen met gravenkroon. De Bolkshoek is een ander mooi voorbeeld van een kleinschalig landschap van dekzandruggen en bekenlandschap met verspreide middeleeuwse boerderijen die samen een buurtschap vormden. Dit gebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
Algemeen geldend voor het buitengebied is de waarde van het landschap die even belangrijk is als die van de bebouwing. Het oude cultuurlandschap heeft overwegend een kleinschalig, afwisselend en landelijk karakter dat op grote waardering rekent van bewoners en recreanten. De karakteristieke Twentse boerderijen en erven (grote kappen, losse situering) met hun erfbeplanting zijn nog in ruime mate aanwezig en dragen bij aan de identiteit van het buitengebied. Nieuwe woningen voegen zich meestal goed in het landschap omdat vaak nog de oude ontginningsplaatsen worden gebruikt.
Storende schaalvergroting door de bouw van grote stallen door veranderende agrarische bedrijfsvoering moet voorkomen worden. Door een zorgvuldige plaatsing op het erf, waarbij het karakteristieke waardevolle pand goed zichtbaar blijft, en het planten van erfbeplanting kunnen stallen worden ingepast. Bij bedrijfsgebouwen met asymmetrische kappen is het aan te bevelen om de hoogste bouwlaag op het erf te oriënteren en de lage goot aan de buitenzijde.
Welstandsniveau Het welstandbeleid is gericht op behoud en continuering en waar mogelijk versterking van het unieke kleinschalige en landelijke karakter van het oude cultuurlandschap, waar de grote kappen met lage gootlijn beeldbepalend zijn. Welstandsbeleid BIJZONDER geldt voor: • Alle monumenten en beschermd stadsgezicht (o.a. Bolkshoek) • Karakteristieke erven (cultuurhistorische waardenkaart) Voor de overige gebieden gelden de REGULIERE welstandscriteria. Zie bladzijde 19, deel 1. |
Kenmerken op basis van waardering
Landschappelijk/stedenbouwkundig
• Overwegend agrarisch landschap met verspreide agrarische bebouwing en agrarisch gerelateerde bedrijven, bestaande uit een ensemble van losse bouwvolumes met erfbeplanting.
• Beeldbepalend zijn de grote kappen en lage gootlijn.
• Overwegend kronkelige/bochtige wegenstructuur.
• Burgerwoningen en boerenerven op ruime kavels, ingebed in het landschap door ligging, kapvorm (zadeldak) en erfbeplanting.
Bebouwing
• De boerderijen en schuren hebben eenvoudige hoofdvormen en overwegend grote kappen met een lage gootlijn.
• De schuren en stallen zijn verschillend van maat.
• Bestaande burgerwoningen uit de jaren ’30 en jaren ’40, twee lagen met kap (zadeldak) en passende bijgebouwen (ondergeschikt).
• Erfafscheidingen zijn aangeplant met gebiedseigen landschapselementen (hagen, houtwal, houtsingel)
Materiaal en detaillering
• Overwegend rode baksteen en hout
• Pannendaken (rood/zwart) op de woningen en soms (gedeeltelijk) rieten kappen
• Plaatmateriaal voor de daken van schuren
• Kleuren contrasteren niet met hun omgeving
1.2.13Landgoederen en buitenplaatsen
Beschrijving
In Twente zijn er 3 soorten landgoederen/ buitenplaatsen te onderscheiden.
1. de adellijke landgoederen van voor 1900
Het bekendste adellijke landgoed is Huize Almelo, het ‘kasteel’ van de “Heerlijkheidt Almelo” leunt tegen de binnenstad aan en maakt Almelo uniek. Het huis met tuin en grachten is privéterrein, maar het landgoed erachter, bestaande uit lanen, bosgebied en weilanden, is vrij toegankelijk en een belangrijk uitloopgebied voor de stad.
2. de landgoederen/buitenplaatsen van de textielfabrikanten
Textielfabrikanten bouwden hun buitenplaatsen om de stad te ontvluchten. Een mooi voorbeeld is landgoed Bellinckhof, gelegen in de westelijke groene long van Almelo.
3. de nieuwe landgoederen
Nieuwe landgoederen ontstaan mondjesmaat in het landelijke gebied van Almelo. Zij hebben invloed op de (ontwikkeling van) ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Natuurontwikkeling is vaak een belangrijke component. Een nieuw landgoed is meestal minstens 5 hectare groot en voor een gedeelte openbaar toegankelijk. Het hoofdgebouw heeft allure en is uniek. De functie van het hoofgebouw is meestal een woonfunctie, al dan niet met meerdere wooneenheden. Er kan ook sprake zijn van enkele vrijstaande villa’s. Kenmerkend voor de landgoederen is dat bebouwing, tuin en landschap als een harmonisch geheel zijn ontworpen. Zichtlijnen spelen daarbij een belangrijke rol. De situering van de gebouwen vormt een ruimtelijke samenhang met het landschapsontwerp. De landschappelijke opzet bestaat o.a. uit bos, houtwallen, lanen, weides en water. De architectuur van de gebouwen heeft een onderlinge samenhang.
Waardering, ambitie en beleidskeuzes
De (historische) landgoederen en buitenplaatsen zijn uniek en beeldbepalend voor de stadsranden en de groene longen van Almelo. De meeste landgoederen en buitenplaatsen hebben een monumentenstatus of zijn beschermd stadsgezicht. Het welstandsbeleid is gericht op het in stand houden dan wel versterken van de eenheid tussen gebouwen onderling en tussen gebouwen en de landschappelijke structuur (open-dicht, zichtlijnen, wandelroutes).
Bij restauratie wordt gelet op het bewaren van de eigenheid van het gebouw en de aanwezige bouwstijlen. Bij nieuwbouw op het bestaande landgoed staat het afstemmen op schaal en maat, de landschappelijke structuur en de architectuur van het landgoed voorop. Bij de oprichting van nieuwe landgoederen gaat het om de opzet van het landgoed zelf, de landschappelijke inpassing in zijn omgeving en de architectuur van de gebouwen.
Kernwaarden zijn:
Het (woon)gebouw is in samenhang met het landschap ontworpen. Architectuur met allure en uniciteit met aandacht voor innovatie en duurzaamheid.
Bij meerdere wooneenheden geldt dat deze villa’s een onderlinge samenhang hebben die de allure van het landgoed versterkt.
Het draagt bij aan landschaps- en natuurontwikkeling en beleving van het landschap, waarbij de geschiedenis en geomorfologie van het landschap als inspiratiebron dient.
Welstandsniveau Welstandscriteria BIJZONDER gelden voor alle monumenten en beschermd stadsgezicht. De REGULIERE welstandscriteria gelden voor de overige bestaande landgoederen. Zie bladzijde 19, deel 1. Voor de oprichting van nieuwe landgoederen bestaat nog geen referentiekader waaraan het landschapsontwerp en de architectuur moeten voldoen of waarop deze worden afgestemd. Het is mogelijk om hiervoor een passend beeldkwaliteitsplan op te zetten. Wordt hier niet voor gekozen bij de betreffende ontwikkeling, dan zal het nieuwe landgoed worden getoetst aan de algemene criteria. |
Kenmerken op basis van waardering
Landschappelijk/stedenbouwkundig
• Het groene karakter overheerst. Er staan veel bomen en landschappelijk groen.
• Het hoofdgebouw (of gebouwen) heeft een centrale plaats in het landschapsontwerp.
• Tuin, park en bebouwing vormen alzijdig een eenheid.
• De randen van het landgoed zijn met aandacht en passend in haar directe omgeving ontworpen.
Bebouwing
• De bebouwing heeft een eigen hoogwaardige architectuur die per definitie niet refereert aan ‘landelijkheid’ maar eerder aan grandeur en uniciteit.
• Het hoofdgebouw is alzijdig van goede architectuur.
• Hoofd- en bijgebouwen vormen een ensemble, waarbij het hoofdgebouw het belangrijkste gebouw is.
• De erfafscheidingen van landgoederen zijn meestal bijzonder vormgegeven en van hoge kwaliteit.
Materiaal en detaillering
• De materialen en kleurkeuze zijn voor alle gebouwen op het landgoed en/of complex in harmonie en doen recht aan het historische karakter
• Hoogwaardige en duurzame materialen, zoals baksteen, natuursteen, staal en hout
• De detaillering is zorgvuldig
Hoofdstuk 2 - Bijzondere categorieën
2.1Reclamebeleid
Dit onderdeel beschrijft het welstandsbeleid voor reclames waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. De stadsbouwmeester toetst deze reclame- uitingen aan redelijke eisen van welstand.
Reclame hoort bij de dynamiek van de stad. Voor de ondernemer heeft reclame een belangrijke functie om publiek of klanten te trekken. Reclame dient daarom op te vallen. Aantal, grootte, positie op gebouw, kleur en materiaal worden ingezet om aandacht te trekken.
Het doel van het welstandsbeleid voor reclame is:
• Creëren van een goede balans tussen een aangenaam straatbeeld en reclametoepassingen. Een goed ogende straat heeft namelijk een positief effect op de verblijfsduur van bezoekers en nieuwe investeerders in het gebied.
• Zorgvuldige afstemming van de reclame-objecten als toevoeging aan de gevel en de architectuur van het gebouw. Afstemming gaat over situering op de gevel, grootte en aard van de objecten, kleur- en materiaalgebruik.
In de volgende paragrafen staan de spelregels voor reclame beschreven. Er zijn algemeen geldende criteria voor alle reclame-objecten in de welstandsplichtige gebieden. En er zijn specifieke criteria voor enkele gebieden. Daarbij is de welstandsplichtige stad verdeeld in binnenstad, invalswegen, buitengebied en monumenten.
Het beleid geldt voor alle nieuwe aanvragen. In de stad komen nu reclame- uitingen voor die niet voldoen aan het nieuwe beleid. Deze reclame hoeft niet te worden aangepast mits deze met vergunning is geplaatst. Nieuwe aanvragen geven de kans om de gevels en het straatbeeld te verbeteren. Zo verandert de straat geleidelijk in een evenwichtig straatbeeld waar reclame en architectuur in harmonie zijn.
De regels en criteria in deze paragraaf vormen het toetsingskader voor de stadsbouwmeester. Aanvragen voor aanpassingen of nieuwe reclame worden tijdens de gesprekken tussen de aanvrager, architect en de stadsbouwmeester besproken. Indien nodig worden in samenspraak wijzigingen voorgesteld en voorbeelden aangereikt. Voor monumenten beoordeelt ook de monumentencommissie de aanvragen. |
2.1.1Soorten reclame-uitingen
Welstandstoezicht is van toepassing op reclame-uitingen:
• in de welstandsplichtige gebieden
• én als er een omgevingsvergunning vereist is
Reclame is alleen dan vergunningsvrij wanneer de reclame gezien kan worden als een kleine verandering van een bouwwerk. Denk hierbij aan bijvoorbeeld schilderwerk, of een stickerfolie op een raam.
Het plaatsen van reclame is meestal geen verandering van een bouwwerk maar een toevoeging van een nieuw bouwwerk aan een bestaand bouwwerk. Reclame- objecten zijn dus meestal bouwwerken en vergunningplichtig. Ter verduidelijking: een enkel doek zonder frame aan de gevel hangen is geen bouwen, omdat het geen bouwwerk is. Het plaatsen van lichtreclame aan de gevel is wel vergunningplichtig, omdat lichtreclame een bouwwerk is.
De meest voorkomende vergunningplichtige reclame-objecten kunnen worden ingedeeld in reclame aan de gevel en vrijstaande reclames.
Reclame aan de gevel:
• Reclameborden/naamborden vlak op de gevel
• Losse letters op de gevels bevestigd
• Uithangborden en banieren
• Lichtreclames
• Reclame in buisframes
• Dakreclames (aangebracht in goten of op daken)
• Beeldschermen t.b.v. digitale media
• Ingrijpende veranderingen van de gevel tbv reclame
Vrijstaande reclames:
• Diverse soorten staande borden en zuilen
• (Hoge) reclamemasten met daarop billboards of beeldschermen
• Meerdere vlaggenmasten (1 mast is omgevingsvergunningvrij met een maximale hoogte van 6 meter)
• Reclames op rotondes
Bouwborden kunnen zonder omgevingsvergunning worden geplaatst.
Nieuw in dit rijtje zijn de digitale media. Dat zijn LCD, LED en plasma schermen, maar ook projecties en flexibele schermen zijn in opmars. De billboards, die reclame-exploitanten plaatsen op basis van contracten met de gemeente, zullen meer en meer vervangen worden door digitale posters met wisselende beelden. Een van de nieuwste ontwikkelingen hierin is afstemming van die beelden op de consument door informatie van hun mobiele telefoons te gebruiken. De invloed op beleving en kwaliteit van de openbare ruimte hiervan is niet te voorspellen.
2.1.2Algemene basiscriteria in alle welstandsplichtige gebieden
Voor reclames in alle welstandsplichtige gebieden gelden onderstaande basiscriteria.
Daarnaast zijn er aanvullende welstandscriteria voor gebieden met een hoge reclamedruk en/of kwetsbare omgeving (zie de volgende paragraaf). Voor de basiscriteria is een onderverdeling gemaakt in functionaliteit, situering, vormgeving en licht.
Functionaliteit van de reclame • Reclame heeft een directe relatie met het gebruik van het pand. Bijvoorbeeld: reclame voor een restaurant op de gevel van een modezaak is niet toegestaan. Dit principe geldt ook voor digitale schermen op gevels. • Geen reclame op een onbebouwd perceel of in weilanden/bosgebied etc. |
Situering op gevel of op straat • Reclame is afgestemd op de stedenbouwkundige situatie en het straatprofiel. • Reclame op een gebouw bevindt zich altijd in de commerciële zones en niet op woonlagen. • Reclame is qua afmeting en plaatsing afgestemd op de vormgeving van een gebouw. Zij doet geen afbreuk aan de architectonische uitstraling van een pand. • Bij nieuwbouw of verbouwplannen wordt (de plek voor) reclame integraal opgenomen in het ontwerp. |
Vormgeving • Reclame aan de gevel is in harmonie met de architectuur van het pand ontworpen. Denk aan kleurstelling, detaillering en materiaalgebruik. • Bij meer reclames aan één pand is er uniformiteit in uiterlijke verschijningsvorm. • De reclame is duurzaam (materiaal en verlichting), van goede kwaliteit en op deugdelijke wijze bevestigd. • Gemeentelijk billboards in de openbare ruimte hebben een uniforme verschijningsvorm. • Op alle reclames (ook zonder omgevingsvergunning) is de excessenregeling van toepassing. Aanbeveling: Er is een sterke voorkeur om op de gevels losse letters te gebruiken omdat losse letters de architectuur het meest in haar waarde laten. |
Licht • De lichthinder (kleur, lichtintensiteit en/of schakelfrequentie) voor omwonenden en passerend verkeer blijft binnen de geldende normen “Algemene richtlijn betreffende lichthinder”. • Reclame uitgevoerd in neonbuizen mag niet verblinden, knipperen of bewegen. • Bekabeling op gevels is weggewerkt. Kokers in de kleur van de gevel. |
2.1.3Aanvullende criteria per gebiedstypologie
Voor enkele gebiedstypologieën waar veel reclames worden gebruikt zoals in de winkelgebieden in de binnenstad en bij de woonboulevard is een toevoeging aan criteria gewenst omdat hier de reclamedruk uitzonderlijk hoog is. Daarmee is het risico op negatieve invloed op de sfeer van het gebied groot. Zeker in economische slechte tijden zijn ondernemers geneigd om nog meer reclame te maken. Toch zeggen landelijke reclame-exploitanten juist dat voor effectieve reclame het principe ‘less is more’ zonder uitzondering van toepassing is.
Monumenten en beschermde stadsgezichten zijn een kwetsbare groep gebouwen. Ook hier gelden enkele aanvullende criteria.
Voor het buitengebied is aandacht voor de landschappelijke omgeving belangrijk. Met felle kleuren, maatvoering of verlichting kan een object in een natuurlijk en open landschap erg storend zijn. Met enkele aanvullende criteria kan dit worden voorkomen.
In een woongebied is reclame minder logisch. Bij ‘beroep-aan-huis’ kan natuurlijk reclame voorkomen met een naambordje in de tuin of aan het huis bevestigd. Ook hiervoor zijn aanbevelingen gedaan.
Voor de bedrijven en kantoren langs de invalswegen is het reclamebeleid veel minder stringent. In deze snelle wereld is meer mogelijk. Hier gelden alleen de basisprincipes.
BINNENSTAD
De gebiedstypologieën ‘historische stad’, ‘modern stadscentrum’ en ‘linten’ kennen veel straten en pleinen waar winkels, kantoren en horeca zijn gevestigd. Er is daar vanzelfsprekend sprake van veel reclame-uitingen.
Een kwaliteitsverbetering in de binnenstad is al enkele jaren geleden ingezet met de Q-impuls Grotestraat en het gevelbeleid. Het huidige straatbeeld van de Grotestraat is in 2015 met de Q-impuls Grotestraat verbeterd. De rommelige openbare ruimte oogt meer geordend. Er is eenheid in straatmeubilair, verlichting en reclameborden op straat.
In de Grotestraat zijn al enkele mooie voorbeelden te zien van opgeknapte winkelpuien. Gevelverbetering blijft echter een punt van aandacht. Felle verlichting, geblindeerde gevels aan de straat en te veel reclame hebben een negatieve invloed op het straatbeeld. Alleen op vergunningplichtige reclameobjecten kan de gemeente via welstand sturen.
Voor het Marktplein en Waagplein waar nieuwbouw en transformaties van gebouwen op stapel staan, liggen kansen om reclame direct goed af te stemmen op de architectuur.
De onderstaande doelstellingen zijn leidend:
• De kwaliteit van de openbare ruimte vergroten door omgevingsvergunningplichtige buitenreclame zorgvuldig in te passen in architectuur.
• Samenhang in verscheidenheid om een aangenaam straatbeeld te bewerkstellingen.
• Het principe hanteren van ‘less is more’.
• Eenvoudige criteria zodat voor ondernemers duidelijk is waar ze aan toe zijn, maar zonder te veel te worden beknot door voorgeschreven maatvoeringen.
Voor reclame in de gebiedstypologieën ‘historische stad’, ‘modern stadscentrum‘ en ‘linten’(ook Bornerbroek) gelden de volgende aanvullende criteria: • Niet meer dan 3 reclames per winkel. Bij hoekpanden 4 reclames per winkel. • Reclame haaks op de gevel bevestigd (zoals uithangborden) is niet groter dan 0,70 x 0,70 m. • Er is respect voor de historische context bij de keuze voor kleur- en materiaalgebruik en het gebruik van licht. • Reclames doen geen afbreuk aan oorspronkelijke ornamenten van het gebouw. Voor de situering en maatvoering van reclame wordt rekening gehouden met deze bijzondere detaillering van panden. • De reclames per pand zijn in één stijl vormgegeven. • Bij winkels die meerdere panden beslaan, blijft elk individueel pand herkenbaar. De naamsaanduiding bijvoorbeeld loopt niet door over twee panden. • Bij positioneren (o.a. hoogte) van de reclame op de gevel vindt afstemming plaats met de naastliggende panden. • In gebiedstypologie ’historische stad’ en ‘linten’ zijn schermen t.b.v. digitale media aan gevels niet toegestaan. • In gebiedstypologie “moderne stad” zijn schermen t.b.v. digitale media aan gevels toegestaan mits deze een passende aanvulling/toevoeging zijn op de architectuur en de stedenbouwkundige situatie. Aanbeveling: aanlichten van reclame heeft de voorkeur boven lichtbakken omdat de lichtuitstraling uit bakken de sfeerverlichting in winkelstraten en pleinen ondermijnt en storend is voor bewoners. |
INVALSWEGEN
De woonboulevard, voetbalstadion en Intratuin vallen onder de gebiedstypologie ‘vrijstaande complexen en megastores’. Deze grote complexen trekken veel mensen en liggen op zichtlocaties. Eenheid en samenhang in reclame-uitingen kan verrommeling van het gebied voorkomen. Een wildgroei aan vlaggenmasten en billboards is niet gewenst.
Onderstaande doelstellingen zijn leidend:
• De samenhang bewaken tussen de reclame-uitingen (maat, positie, vormgeving, materiaal) in het totale gevelbeeld zodat er geen ratjetoe ontstaat.
• Het principe hanteren van ‘less is more’.
• Eenvoudige criteria zodat voor ondernemers duidelijk is waar ze aan toe zijn maar zonder te veel te worden beknot door voorgeschreven maatvoeringen.
De aanvullende welstandscriteria voor gebiedstypologie ‘megastores envrijstaande complexen’ aan de invalswegen zijn: • Bij verschillende winkels in één pand of geschakelde panden in dezelfde architectuur is er afstemming in maat, positie en materiaal van de reclameuitingen. • Schermen t.b.v. digitale media aan gevels zijn toegestaan mits deze een passende aanvulling/toevoeging zijn op de architectuur en de stedenbouwkundige situatie. |
MONUMENTEN
Monumenten zijn ons cultureel erfgoed. Bij het toepassen van reclame wordt verwacht dat de historische indeling van de gevel gerespecteerd wordt. Er zijn vaak zones in de gevel te herkennen waar reclame een plek kan krijgen.
De volgende aanvullende criteria gelden: • Niet meer dan 3 reclame-uitingen per pand. In het kader van de architectuur kan dit worden beperkt. • Reclame haaks op de gevel bevestigd (zoals uithangborden) is niet groter als 70 cm bij 70 cm. • Maat en positie afstemmen op de historische architectuur. Als in de historische architectuur specifi eke reclame-velden zijn aangemerkt, dan zijn dat de aangewezen plekken. • Bij monumenten zijn alleen losse letters mogelijk, al dan niet verlicht of aangelicht. • Standaardreclame en reclames in huisstijl van het bedrijf zijn niet zonder meer toegestaan. Met de stadsbouwmeester worden de mogelijkheden onderzocht. • Vorm, kleur- en materiaalgebruik zijn in de stijl van het pand (authentiek) of als contrasterend object zonder te verstoren of te domineren. • Reclame-uitingen op een luifel zijn alleen dan toegestaan wanneer de luifel deel uitmaakt van de oorspronkelijke architectuur van het pand. • Verlichte uithangborden, Led/LCD-schermen, lichtcouranten zijn niet toegestaan. |
Woongebieden aan INVALSWEGEN en BINNENSTAD
Waar vooral gewoond wordt, komt reclame alleen voor bij ‘beroep-aan-huis’.
In een woonbuurt is het belang van een rustig straatbeeld hoger dan de attentiewaarde van reclame. Daarom is het wenselijk dat reclame onopvallend is zonder zodat bewoners er geen hinder van ondervinden.
Daarom zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd:
• De reclame heeft een eenvoudige verschijningsvorm.
• De reclame is in de buurt van de entree en altijd op de eerste laag (begane grond).
Schermen met digitale media of verlichte reclame zijn in woonbuurten niet toegestaan.
BUITENGEBIED
Het buitengebied kent behalve agrariërs tal van andere gebruikers. Denk hierbij aan bedrijven, horeca, beroepen-aan-huis en landgoedeigenaren. Zij willen met reclameobjecten de aandacht van de passerende consument trekken. Het beeld van het buitengebied is vooral ‘rust en ruimte’. Daar is reclame, die op grote afstanden al de aandacht trekt, niet gewenst. Voor reclame is daarom in het buitengebied terughoudendheid op zijn plaats. De reclameobjecten bevinden zich altijd op de erven. In weilanden en akkers zijn geen reclameobjecten toegestaan.
De aanvullende criteria zijn: • Maximaal 3 reclameobjecten per erf (of bedrijf). • Kleur- en materiaalgebruik is afgestemd op de landelijke omgeving. • Verlichte uithangborden, Led/LCD-schermen, lichtcouranten zijn niet toegestaan. • Aanlichten van de naamsaanduiding is wel mogelijk. |
2.2Terrassenbeleid
2.2.1Welstandscriteria horeca-terrassen
Bouwwerken op horecaterrassen zoals vaste terrasschotten, vaste parasols en uitvalschermen zijn omgevingsvergunningplichtig. Zij moeten voldoen aan de gemeentelijke beleidsregels en daarnaast aan redelijke eisen van welstand. De beleidsregels (vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders op 23 maart 2015) zijn opgenomen in de bijlage van deze nota.
De welstandscriteria zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 7 april 2015. Mits de vergunningaanvraag voldoet aan de beleidsregels wordt deze voorgelegd aan de stadsbouwmeester en door hem getoetst aan onderstaande welstandsriteria:
Algemene criteria voor de ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’ op terrassen • De kleurstelling, het materiaalgebruik en de detaillering dienen in harmonie te zijn met de architectuur van het horecapand en met de directe omgeving. • Naamsaanduiding (naam, beeldmerk of logo van horecagelegenheid) mag alleen in bescheiden formaat van maximaal 30 x 40 cm op terrasschot, uitvalsscherm en/of parasol worden afgebeeld. De naamsaanduiding mag ook op de volant worden geplaatst, hiervoor geldt geen afmetingseis. • Reclamelogo’s zijn op terrasschotten en volants toegestaan. Op terrasschotten mag het reclamelogo een afmeting van maximaal 30 cm bij 40 cm hebben, voor volants gelden geen maximale afmetingen. Zonneschermen, zoals markiezen en uitvalschermen • Zijflappen tot de grond aan de schermen zijn niet toegestaan. • Naamsaanduiding (naam, beeldmerk of logo van horecagelegenheid) mag alleen in bescheiden formaat. • Uitgangspunt is dat terrasschotten dienen ter beschutting. • In de zomerperiode (1 mei tot 1 september) zijn alleen terrasschotten haaks op de gevel toegestaan. • De schotten zijn transparant, met eventueel een dicht onderstuk. • Maximale hoogte van de schotten is 2 meter. Parasols en horizontaal afgespannen zonwering • De hoogte mag maximaal 4 meter bedragen. • Zijflappen tot aan de grond zijn niet toegestaan. Overkappingen • Een kwalitatief hoogwaardige uitstraling wordt beoogd. • De maximale hoogte van een overkapping wordt bepaald door het begin van de gevelopening van de eerste verdieping van het achterliggende pand of, indien er geen 1e verdieping aanwezig is, door de dakgoot van de begane grond. De zomerperiode loopt voor terrassen van 1 mei tot uiterlijk 1 september. |
Horecaterrassen bij monumenten Verschillende horecagelegenheden zijn gevestigd in een gemeentelijk dan wel een rijksmonument. De bouwwerken op een horecaterras in, aan of direct grenzend aan een monument dienen ook te worden voorgelegd aan de monumentencommissie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De commissie, respectievelijk de Rijksdienst brengt een advies uit aan het College van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden. Het advies is zwaarwegend en er zal alleen in uitzonderlijke gevallen van mogen worden afgeweken. Voor de beoordeling van monumentenvergunningen kunnen wij als gemeente geen beleid vaststellen. De monumentencommissie maakt hierin haar eigen afweging. |
2.3Excessenregeling
Om te voorkomen dat in de gemeente extreme afbreuk aan de ruimtelijk kwaliteit van een gebied ontstaat, kan het College Burgemeester en Wethouders hier tegen optreden.
2.3.1Excessen bouwwerken
De Woningwet biedt het College van B&W de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Dit geldt voor alle gebouwen, bouwwerken en bouwactiviteiten ongeacht of ze wel of niet in een welstandsvrij gebied gelegen zijn en of er al dan niet een omgevingsvergunning voor nodig is.
Er is sprake van een exces wanneer een bouwwerk of een gedeelte daarvan op overduidelijke wijze – dus ook voor niet-deskundigen – in ernstige mate in strijd is met “redelijke eisen van welstand”. Het gaat in gevallen van een exces altijd om ernstige ontsiering van een bouwwerk of een gedeelte daarvan in relatie tot de omgeving.
Van ernstige ontsiering kan sprake zijn indien:
• Een bouwwerk of een gedeelte daarvan ernstig vervallen is door bijvoorbeeld achterstallig onderhoud.
• Een bouwwerk of gebouw gedeeltelijk is afgebrand.
• Een bouwwerk of een gedeelte daarvan door het aanwenden van sterk met de omgeving contrasterende kleuren en/of versieringen van de gevel, waaronder reclame, de samenhang van het straatbeeld verstoort.
• Bij aanpassing van een bouwwerk architectonische bijzonderheden worden vernietigd dan wel ontkend.
• Er kwalitatief laagwaardig materiaal is gebruikt waarvan bekend is dat dat onevenredig ‘lelijk’ is, snel veroudert en/of een groot contrast vormt met kwalitatief betere materialen van de bestaande bebouwing.
• Een bouwwerk zich visueel of fysiek afsluit voor zijn omgeving, bijvoorbeeld bij dichtgetimmerde panden.
2.3.2Excessen reclame-uitingen
Ook voor reclame-uitingen is de excessenregeling van toepassing. Van een exces is sprake bij:
• Een duidelijke overdaad aan reclame-uitingen.
• Een ernstige aantasting van de architectonische kenmerken van een bouwwerk of zijn omgeving door de grootte, positionering van de reclame- uiting.
• Gebruik van kwalitatief zeer laagwaardige of armoedige materialen, op zichzelf of ten opzichte van de architectuur van het pand of de omgeving.
• Gebruik van zeer felle of sterk contrasterende kleuren die de architectuur van het bouwwerk of zijn omgeving in ernstige mate aantasten.
• Ernstige verwaarlozing of beschadiging van de reclame-uitingen.
Indien door de gemeente besloten wordt tot aanschrijving, zal de stadsbouwmeester worden gevraagd om het bouwwerk in een gemotiveerd advies te beoordelen op uiterlijk en plaatsing.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl