Beleidsregel uitwegvergunning Gemeente Oost Gelre

Geldend van 01-07-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel uitwegvergunning Gemeente Oost Gelre

1. Algemeen

Op basis van Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is een vergunning nodig van het college voor:

  • 1.

    het maken of veranderen van een uitrit op de weg,

  • 2.

    het gebruik maken van de weg voor het hebben van een uitweg waarvan de gemeente wegbeheerder is.

Dit type vergunning wordt verder in deze nota uitwegvergunning genoemd.

Een aanvraag om uitwegvergunning wordt getoetst aan deze beleidsregel. Voldoet een aanvraag niet aan de toetsingscriteria genoemd in deze beleidsregel, dan weigert het college de vergunning, tenzij dit wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is (4:84 Awb).

2. Wettelijke Basis

De wettelijke basis voor de vergunningverlening is artikel 2:12. van de Algemene Plaatselijke Verordening Oost Gelre (APV). Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg.

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Gelderse Wegenverordening van toepassing is.

3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle aanvragen om een uitwegvergunning op wegen die in eigendom zijn van de gemeente Oost Gelre.

4. Procedure

Op de behandeling van de aanvraag is de APV en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De aanvraagtermijn voor de burger is vastgesteld op 3 weken. De beslistermijn voor een uitwegvergunning is in de Burgerwijzer vastgesteld op 3 weken. Een vergunning is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De procedure is globaal als volgt:

  • De aanvrager doet minimaal drie weken voor de aanleg van een uitweg een vergunningsaanvraag. De vergunningsaanvraag moet voorzien worden van:

    • 1.

      Een naam, adres en woonplaats aanvrager

    • 2.

      Adres van de uitweg

    • 3.

      Situatieschets van de aan te leggen uitweg

  • De aanvraag wordt op basis van artikel 2:12 van de APV en dit beleid getoetst.

  • De aanvrager krijgt binnen drie weken de uitwegvergunning. Dezelfde termijn geldt ook als maximale termijn bij een eventuele weigering van de uitwegvergunning

  • De vergunningshouder kan de uitweg aanleggen.

Aanleg mag niet eerder plaatsvinden dan dat de vergunning is verleend. De vergunningsaanvraag wordt beoordeeld op volledigheid en daarna in behandeling genomen. De legeskosten voor het aanleggen en/of wijzigen van een uitwegvergunning worden achteraf in rekening gebracht.

5. Toetsingscriteria

  • A.

    Algemeen

  • Een nieuwe uitweg ten behoeve van een woning mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan maximaal 5 meter gemeten langs de openbare weg. Een nieuwe uitweg op een bedrijventerrein en ten behoeve van landbouwpercelen mag gemeten langs de openbare weg niet breder zijn dan 12 meter.

  • In uitzonderlijke situaties, buiten de bebouwde kom waarbij de rijbaan niet breed genoeg is, kan tegenover de uitweg de berm plaatselijk verhard worden.

  • De uitweg moet voldoende herkenbaar zijn als eigen niet openbare oprit. In situaties waarbij het niet duidelijk is hoe de voorrang geregeld is, kan aanvullende bebording en markering in de openbare ruimte geëist worden.

  • B.

    Artikel 2:12 lid 3a

  • Van gevaar voor het wegverkeer ter plaatse als bedoeld in artikel 2:12 lid 3 onder a is in ieder geval sprake als de uitweg is gesitueerd:

    • 1.

      Op of nabij een kruising of splitsing van wegen binnen 10 meter van het snijpunt van rijbaankanten, inclusief de lange zijde van een T-kruising.

    • 2.

      Op de plaats van op de aanliggende weg aangebrachte opstelstroken dan wel voorsorteervakken.

    • 3.

      Binnen een afstand van 50 meter van verkeerslichten aan dezelfde weg.

    • 4.

      Zodanig dat bij het uitrijden van de uitweg er onvoldoende zicht is op het overige verkeer waardoor er onoverzichtelijke en/of onveilige verkeerssituaties kunnen ontstaan.

    • 5.

      Op een plaats waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het eigen erf minder is dan 2,5 meter breed en 5,0 meter lang zoals gedefinieerd in de Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen (A.S.V.V.) Dit is een handboek met aanbevelingen voor de inrichting van wegen binnen de bebouwde kom.

    • 6.

      Op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en dat pad in lengterichting moet worden bereden om de openbare weg te bereiken.

    • 7.

      Op een plaats ten behoeve van de openbare verlichting aanwezige lichtmast die wegens de verlichtingseisen en/of openbaar groen niet te verplaatsen is.

  • C.

    Artikel 2:12 lid 3 onder b

  • Voor een woning kan een uitweg aangelegd worden mits er maximaal één openbare parkeerplaats komt te vervallen door de aanleg van die uitweg.

  • D.

    Artikel 2:12 lid 3 onder c

  • Er is sprake van onaanvaardbare aantasting van openbaar groen als;

    • 1.

      Een uitweg binnen de hoofdgroenstructuur van de gemeente Oost Gelre valt.

    • 2.

      Als voor de aanleg van de inrit bomen gekapt moeten worden die opgenomen zijn in de vastgestelde bijzondere bomenlijst van de gemeente Oost Gelre.

    • 3.

      Als er sprake is van afschermend groen.

    • 4.

      De verharding van de uitweg op minder dan 2 meter afstand van de stamvoet van een boom is geprojecteerd.

  • E.

    Artikel 2:12 lid 3 onder d

  • Het uitgangspunt is dat ieder perceel ontsloten wordt op de openbare weg. Per adres kan één uitweg aangelegd worden.

  • Voor een tweede uitweg gelden naast de criteria onder B de volgende aanvullende eisen:

  • 1.

    het perceel moet een frontbreedte groter of gelijk aan 40 meter gemeten langs de openbare weg hebben.

  • 2.

    de tweede uitweg mag niet ten koste gaan van de parkeercapaciteit in de openbare ruimte of het openbaar groen.

  • Als de nieuwe uitweg wordt aangelegd ter vervanging van de oude uitweg (maar op een andere plaats) dient de oude uitweg te worden verwijderd, waarna de weg ter plaatse van de opgeheven uitweg in de oorspronkelijke staat wordt hersteld.

  • F.

    Uitvoeringseisen

    • 1.

      Alle kosten voortvloeiende uit de realisatie en het onderhoud(gedurende 6 maanden na aanleg) van de uitweg komen ten laste van de vergunningshouder.

    • 2.

      De vergunningshouder kan de civieltechnische werkzaamheden van de uitweg op gemeentegrond naar eigen keuze laten uitvoeren door de gemeente Oost Gelre of door een zelf gekozen aannemer.

    • 3.

      De vergunningshouder is verantwoordelijk voor de deugdelijke uitvoering van de uitweg.

    • 4.

      De vergunningshouder ziet erop toe dat de werkzaamheden volgens de CROW-publicatie 96b, getiteld “Maatregelen bij werk in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom” uigevoerd worden.

    • 5.

      Het verplaatsen van lichtmasten, verkeersborden, straatmeubilair en beplanting worden door de gemeente op kosten van de vergunningshouder uitgevoerd.

    • 6.

      De vergunningshouder vraagt voor de aanleg van de uitweg de gegevens op van de ligging van de kabels en leidingen. Hiervoor moet een KLIC melding worden gedaan bij het kadaster.

  • G.

    Kwaliteitseisen

  • Om te voorkomen dat bij de aanleg van een nieuwe uitweg de openbare ruimte rommelig wordt door het gebruik van verschillende bestratingmaterialen worden dezelfde materialen voorgeschreven. Het bestratingmateriaal is gelijk van soort en kwaliteit.

  • De vormgeving van de uitweg bij ongelijk niveau tussen trottoir en rijbaan bestaat uit inritblokken.

  • H.

    Controle en handhaving

  • Oneffenheden door het onjuist aanstraten van openbare bestrating aan de nieuwe uitweg alsmede andere aantoonbare gebrekkigheden in de uitvoering dienen door de aannemer op eerste aanzegging door de gemeente aan de vergunningshouder dan wel de aannemer te worden hersteld.

6. Aanleg en kosten

De vergunninghouder legt de uitweg aan op zijn kosten. Ook bestaat de mogelijkheid dat de gemeente de uitweg aanlegt voor de vergunninghouder. De aanlegkosten zijn voor de vergunninghouder.

7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking

8. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: „Beleidsregel uitwegvergunning gemeente Oost Gelre (versie jul. 2013)”.

Ondertekening