Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678761
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678761/1
Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022
Geldend van 01-07-2022 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning 2022
1 Definities
Huishoudelijke ondersteuning
Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van inwoners die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden. In deze richtlijn wordt beschreven wat we onder een schone en leefbare woning verstaan.
Schone en leefbare woning
Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.
Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Woning
De ruimtes die door de inwoner(s) dagelijks in gebruik zijn. Hieronder vallen de volgende basis-ruimtes:
- 1.
Sanitaire ruimte(s);
- 2.
Keuken;
- 3.
Woonkamer;
- 4.
De door de bewoner(s) dagelijks gebruikte slaapkamer(s);
- 5.
De hal/trap die naar bovengenoemde ruimtes leidt.
Extra ruimtes die niet dagelijks in gebruik zijn:
- 1.
Logeerkamer;
- 2.
Waskamer;
- 3.
Zolder.
Gebruikelijke hulp
De hulp die over het algemeen verwacht wordt van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Basisactiviteiten
Taken die onder deze vorm van huishoudelijke ondersteuning vallen zijn (voor zover nodig) afnemen nat en droog, stofzuigen en dweilen, gordijnen en binnenzijde ramen wassen, bed verschonen, keuken en sanitair schoonmaken, opruimen.
Indirecte tijd
Dit is de tijd die de hulp per bezoek besteedt aan aankomst en vertrek, administratie bij de inwoner, sociale interactie met de inwoner en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de inwoner aanwezig is, het gaat bijvoorbeeld niet om reistijd.
Leefeenheid
Alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren.
Netwerk
Personen waarmee iemand een sociale relatie onderhoudt, zowel binnen als buiten de eigen leefeenheid.
2 Afwegingskader
Meldt een inwoner zich met een hulpvraag, dan gaat de inwoner eerst in gesprek met het Dorpsteam. Bij het Dorpsteam wordt breed gekeken naar de achtergrond van de hulpvraag, de eigen mogelijkheden, het sociaal netwerk en voorliggende oplossingen volgens de onderstaande punten 1 tot en met 3. Is het probleem hiermee nog niet opgelost, dan wordt een melding gedaan bij de gemeente. Het onderzoek van de gemeente omvat de onderstaande punten 1 tot en met 4, waarbij we voorkomen dat er dubbele uitvraag wordt gedaan.
- 1.
Persoonlijke situatie
Dit omvat alle omstandigheden, (on)mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn. Bij het onderzoeken van de persoonlijke omstandigheden wordt gekeken naar:
- De hulpvraag en behoefte van de inwoner;
- De mogelijkheden van de inwoner om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp de hulpvraag (gedeeltelijk) weg te nemen;
- De fysieke mogelijkheden van de inwoner om een bijdrage te leveren aan het eigen huishouden;
- De mentale omstandigheden van de inwoner om de dagelijkse organisatie van het huishouden te voeren of dit aan te leren.
- 2.
Mantelzorger(s) en netwerk De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers.
- 3.
A ndere voorzieningen Er kan geen beroep op de gemeente gedaan worden als blijkt dat dezelfde ondersteuning geleverd kan worden vanuit een andere wet. De hulpvraag kan ook niet (gedeeltelijk) weggenomen worden door een andere beschikbare passende voorziening.
- 4.
Maatwerkvoorziening Is de hulpvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan wordt onderzocht met welke maatwerkvoorziening een oplossing wordt geboden.
3 Gebruikelijke hulp
In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van de term ‘gebruikelijke hulp’, waar we onder verstaan: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter.
3.1 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Heeft een huisgenoot of partner binnen de leefeenheid zodanige gezondheidsproblemen dat de betreffende taken niet door diegene uitgevoerd kunnen worden, dan vallen zijn taken niet onder gebruikelijke hulp.
Er zijn situaties waarbij de leden binnen de leefeenheid bepalen hoe er wordt gekeken naar gebruikelijke hulp:
Werk en huishouden:
Er zijn gezondheidsproblemen en beperkingen aanwezig door de combinatie van een (volledige) werkkring/opleiding en het voeren van het huishouden, waardoor overbelasting dreigt. Er moeten dan wel (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene worden aangeleverd.
Werk, huishouden en andere activiteiten:
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding doet niets af aan het verplichtende karakter van gebruikelijke hulp.
Werk, huishouden en verzorging van partner/huisgenoot:
In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Werk, huishouden, overlijden van partner/ouder:
Als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht in hoeverre ‘gebruikelijke hulp’ haalbaar is.
Er wordt altijd onderzocht of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Voor de toepassing van gebruikelijke hulp geldt dat er altijd van afgeweken kan worden met het oog op het bieden van maatwerk.
3.2 Fysieke afwezigheid door werk
Als uitgangspunt geldt dat indien een huisgenoot binnen de leefeenheid vanwege werk fysiek niet aanwezig is, hiermee rekening gehouden wordt wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; bijvoorbeeld offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.
3.3 Bijdrage van kinderen
In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
- 1.
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.
- 2.
Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan zelf het kopje op het aanrecht te zetten.
- 3.
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
Kinderen vanaf 18 jaar:
Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze in staat is de huishoudelijke taken (gedeeltelijk) over te nemen wanneer de primaire verzorger uitvalt. Ook wordt verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht.
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke taken willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke ondersteuning. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.
3.4 Zorgplicht voor kinderen
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere (voorliggende) voorzieningen.
De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
3.5 Uitzonderingen bij type leefsituaties
Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het toepassen van gebruikelijke hulp:
Zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimten delen (denk aan woongroepen en kamerverhuur): Er is hier geen sprake van een leefeenheid. Het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten worden meegerekend. Tenzij dit geregeld is binnen de service kosten van de huurovereenkomst.
Leef- en woongemeenschappen: Er is wel sprake van een leefeenheid maar er is over het algemeen sprake van een taakverdeling. De inwoner kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.
Leefeenheid/mantelzorgwoning
Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er sprake is van een gemeenschappelijke woning. Om te kunnen bepalen of er sprake is van één leefeenheid wordt naar de volgende factoren gekeken:
- 1.
De aanbouw/de woning is zelfstandig bewoonbaar (heeft alle gebruikelijke voorzieningen, bijvoorbeeld een mantelzorgwoning of unit);
- 2.
Er is sprake van kadastrale splitsing;
- 3.
De aanbouw/de woning heeft een eigen huisnummer;
- 4.
De aanbouw/de woning heeft een eigen toegang;
- 5.
Er wordt huur betaald aan de andere partij voor het wonen in de aanbouw/ de extra woning;
- 6.
Een combinatie van deze factoren kan bepalen of er sprake is van een leefeenheid. Als in het onderzoek wordt vastgesteld dat er sprake is van een leefeenheid en er dus sprake is van huisgenoten, moet wel de draagkracht en draaglast van deze huisgenoten worden meegenomen in het onderzoek.
4 Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning
4.1 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk
De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in stand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Huishoudelijke ondersteuning is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden.
De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.
4.2 Stimuleren/motiveren
Het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’ staat centraal. Dit betekent dat daar waar mogelijk gestimuleerd wordt dat de inwoner zelf huishoudelijke taken uit blijft voeren, of weer uit gaat voeren.
Wanneer uit onafhankelijk medisch advies blijkt dat er voor de aanwezige beperking(en) nog behandelmogelijkheden zijn, wordt er in eerste instantie geen huishoudelijke ondersteuning toegekend. Met name als blijkt dat huishoudelijke ondersteuning anti-revaliderend kan werken.
Wel kan huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is, via een medisch advies, afstemming met de behandelaar nodig. Dit indicatieadvies heeft dan in eerste instantie een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- en/of revalidatietraject.
4.3 Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning
Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als:
- 1.
Er sprake is van beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouden (tijdelijk) belemmeren en;
- 2.
Uit onderzoek volgens artikel 2.3.2 Wmo 2015 en volgens het afwegingskader in hoofdstuk 2 gebleken is, dat de inwoner is aangewezen op een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden.
4.4 Normen bij toekenning
De volgende normen gelden bij de toekenning van huishoudelijke ondersteuning:
- 1.
Huishoudelijke ondersteuning wordt alleen toegekend voor de noodzakelijke huishoudelijke activiteiten te weten het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ en ‘wasverzorging’
- 2.
Er wordt niet meer toegekend dan nodig is voor de essentiële woonfuncties van de inwoner en de andere huisgenoten, zoals partner/kinderen;
- 3.
Alleen de ruimtes die door de inwoner(s) in gebruik zijn, worden structureel schoongemaakt/-gehouden.
5 Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019
5.1 Normenkader als richtlijn
Het doel van het gebruik van het normenkader huishoudelijke ondersteuning is om uniformiteit in de toekenning van huishoudelijke ondersteuning na te streven. Het gaat hierbij om een richtlijn, waarbij deze is gebaseerd op volledige overname van het huishouden. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en er wordt met behulp van de richtlijn ondersteuning op maat toegekend. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Hierbij wordt gemotiveerd aangegeven waarom wordt verhoogd of verlaagd.
5.2 Schoon en leefbaar huis
5.2.1 Gemiddelde cliëntsituatie
Het resultaat ‘Schone en leefbare woning’ gaat uit van een gemiddelde cliëntsituatie
Schoon staat hierbij voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Door uit te gaan van een gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Hiermee wordt voorkomen dat er op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:
- 1.
Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;
- 2.
Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;
- 3.
Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;
- 4.
De inwoner kan de woning dagelijks op orde houden zodat deze gereed is voor de schoonmaak;
- 5.
De inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- 6.
Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- 7.
Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;
- 8.
De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.
5.2.2 Individuele situaties
Kenmerken inwoner
- Mogelijkheden inwoner zelf: De fysieke mogelijkheden van de inwoner om bij te dragen aan de uit te voeren huishoudelijke taken. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen en/of het door de inwoner onvoldoende of niet aanwezig zijn van regie om het eigen huishouden te voeren. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de inwoner mee.
- Beperkingen en belemmeringen van de inwoner: Beperkingen en belemmeringen van de inwoner kunnen gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerigheid, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:
1. Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, knoeien als gevolg van (ernstige) tremors, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur), ziekte van Crohn of een stoma.
2. Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de inwoner voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD. In de meeste gevallen zal de gemeente een onafhankelijk medisch advies op vragen om de noodzaak hiervan vast te stellen.
- Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers: De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel van de activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.
Kenmerken huishouden
Samenstelling van het huishouden: Dit wordt grotendeels bepaald door de regels voor gebruikelijke hulp op basis van de samenstelling van het huishouden. Bij een kind kan er sprake zijn van bijzonderheden zoals ziekte of een beperking waardoor er extra inzet van ondersteuning nodig is.
Kenmerken woning
- Inrichting van de woning: Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning zorgt niet voor toekenning van extra ondersteuning. Het gaat in dit geval om de uitzonderlijke situaties waarin deze inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De inwoner wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de inwoner invloed op kan uitoefenen. Eventueel kunnen we ondersteunen bij het herinrichten van de woning, bijvoorbeeld door iemand in het netwerk te zoeken of een vrijwilliger om het huis opnieuw in te richten.
- Bewerkelijkheid van de woning: Extra inzet is nodig door bouwkundige en externe factoren van de woning. Bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes. Dit behoort niet vanzelfsprekend tot huishoudelijke ondersteuning. We verwachten dat de cliënt in redelijkheid de woning in goede staat van onderhoud brengt, zodat deze efficiënt kan worden schoongehouden.
- Omvang van de woning: Een grote woning kan, maar hoeft niet per se meer inzet te vragen. De extra ruimtes of oppervlakte kunnen eenvoudig schoon te houden zijn en maar weinig extra ondersteuning vragen, of zijn niet altijd in (dagelijks) gebruik. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd (zie hiervoor hoofdstuk 6). Ruimtes als een garage en zolder worden niet tot dit resultaat gerekend.
Waarvoor geen extra ondersteuning wordt ingezet
- Ramen wassen buitenkant: Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB, 29-03-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.
- Tuin- en balkononderhoud: Tuin- en balkononderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is voor huishoudelijke ondersteuning (CRvB 22-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:885). Huishoudelijke ondersteuning beperkt zich tot de binnenzijde van de woning.
- Boodschappen en hand- en spandiensten: Als een cliënt niet in staat is om zelf boodschappen te doen of hand- en spandiensten als bijvoorbeeld een lamp ophangen, wordt er gekeken naar inzet van het sociale netwerk of vrijwillige inzet. Hiernaast kan men gebruik maken van de bezorgdiensten van diverse supermarkten. Deze diensten zijn algemeen gebruikelijk.
- Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar: In uitzonderlijke situaties waarbij acute ondersteuning nodig is voor kinderen tot en met 5 jaar zoekt de toegang in overleg met de cliënt en zijn netwerk naar een passende oplossing. Dit wordt dan via de Wmo op een andere manier geregeld. In afwachting van een definitieve oplossing kan tijdelijk ondersteuning worden ingezet. De zorg voor de kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt hier nadrukkelijk niet onder. In de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning valt daarom niet de ondersteuning voor kinderen.
- Het klaarzetten of bereiden van eten en drinken: Voor het in uitzonderlijke situaties bieden van maaltijdondersteuning zoekt de toegang in overleg met de cliënt en zijn netwerk naar een passende oplossing. Zo nodig kan tijdelijk ondersteuning worden ingezet. De wijkverpleegkundige beoordeelt de noodzaak van ondersteuning bij maaltijden en waar nodig zorgt zij voor de inzet van passende ondersteuning. In de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is daarom geen maaltijdbegeleiding opgenomen.
Toelichting op ‘enige’ of ‘veel’ extra ondersteuning
- Enige extra inzet: Is nodig als duidelijk iedere week extra goed moet worden schoongemaakt of er door de aandoening/beperking van de inwoner duidelijk vaker bepaalde schoonmaakwerkzaamheden moeten worden gedaan. Dit gebeurt dan in de praktijk tijdens het 1x per week schoonmaken.
- Veel extra inzet: Hiervan is sprake als er 2 schoonmaakmomenten per week noodzakelijk zijn.
Deze extra inzet gebeurt op basis van de specifieke situatie van de inwoner en vaak ook in afstemming met de schoonmakende partij.
Toelichting op slaapkamer (ruimte) wel/niet in gebruik:
Extra kamers in de woning, naast de hoofdslaapkamer van de cliënt, worden schoongemaakt:
- Als de extra kamer daadwerkelijk als slaapkamer in gebruik is wordt deze schoongemaakt en is hier 18 minuten per week voor beschikbaar.
- De slaapkamer van een kind wordt door het kind zelf schoongemaakt vanaf 13 jaar. (Zie hiervoor hoofdstuk 3: Gebruikelijke hulp).
- Voor de andere extra kamers is er 5 minuten per week inzet van huishoudelijke ondersteuning mogelijk. Dat is onafhankelijk waar deze andere kamer voor wordt gebruikt. Met 20 minuten per maand heeft de hulp genoeg tijd om deze acceptabel schoon te houden.
Huisdieren:
Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner behoort. Dit kan anders zijn als er een bijzondere reden is waarom een huisdier aanwezig is, zoals een hulphond of blindengeleidehond. De verzorging van het dier valt buiten de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning.
Advies, instructie en voorlichting
Huishoudelijke ondersteuning kan ook gedurende een korte periode ingezet worden voor advies, instructie en voorlichting. Het gaat hier om het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden, bij ontregelde huishouding in verband met bijvoorbeeld psychische stoornissen:
- Deze activiteit wordt alleen ingezet als iemand leerbaar wordt geacht;
- Deze ondersteuning wordt maximaal 1 keer per week, maximaal 6 weken lang ingezet;
- Het gaat hier nadrukkelijk om huishoudelijke ondersteuning, niet om individuele begeleiding.
Het organiseren van huishoudelijke taken
Als een cliënt niet in staat is de huishoudelijke hulp aan te sturen, wordt er gekeken of er een mantelzorger of iemand anders uit zijn netwerk hem daarbij kan ondersteunen. In de meeste gevallen kan een hulp zelf ook bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden. Wanneer blijkt dat de cliënt in onvoldoende mate regie kan voeren over zijn eigen huishouden, bestaat de mogelijkheid tot het inzetten van individuele begeleiding. Het betreft dan meestal een groter vraagstuk dan uitsluitend het aansturen van de huishoudelijke hulp.
5.3 Wasverzorging
Iedere inwoner dient te kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen, drogen en opvouwen van de was. Strijken wordt niet standaard gedaan. De algemene was-service geldt in de meeste gevallen als een passende en bruikbare voorliggende voorziening.
Wasverzorging binnen de maatwerkvoorziening wordt in de gemeente Goirle alléén geïndiceerd als de algemene was-service niet passend kan worden geacht in een individuele situatie. Bijvoorbeeld een gezin met kinderen of bij structureel veel extra was door een langdurige medische oorzaak.
5.3.1 Gemiddelde Clientsituatie
Bij wasverzorging binnen de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt uitgegaan van een gemiddelde clientsituatie. Door uit te gaan van een gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Hiermee wordt voorkomen dat er op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld.
5.3.2 Individuele situaties
Ook bij de wasverzorging kan een aantal factoren ervoor zorgen dat een situatie niet-gemiddeld is. Er is dan een andere inzet en/of frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding nodig. Op basis van maatwerk mag de inzet, op basis van het normkader, zowel naar boven als naar beneden afwijken. De minuten die genoemd zijn bij minder en meer inzet geven een richtlijn. Op basis van individuele situaties wordt bepaald of en zo ja er een andere tijdsbesteding noodzakelijk is.
Uitgangspunt is dat de cliënt zorgt voor voldoende en strijkvrije kleding en huishoudtextiel, zodat er geen extra was noodzakelijk is om over voldoende kleding en huishoudtextiel te beschikken.
Het strijken van kleding wordt alleen gedaan bij een medische noodzaak, betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.
5.4 Algemene was-service
Wmo doelgroep
De was-service is een algemene voorziening die tegen een gereduceerd tarief toegankelijk en bruikbaar is voor cliënten die zelf of binnen de leefeenheid niet meer in staat zijn om de was te (laten) doen. De gemeente stelt vast of de cliënt tot de Wmo doelgroep behoort.
De was wordt bij de cliënt thuis opgehaald en weer afgeleverd. De was wordt door een professionele wasserij gewassen, gedroogd en opgevouwen. Het uitgangspunt hierbij is dat de cliënt zorgt voor voldoende en strijkvrije kleding en huishoudtextiel om tenminste een week te kunnen overbruggen.
Een cliënt die kleding of beddengoed wil laten strijken kan dit tegen betaling van de kostprijs van de voorziening afnemen.
De Wmo-cliënt die binnen zijn leefeenheid niet in staat is de was te (laten) verzorgen, betaalt een vergoeding voor de algemene was-service die is vastgesteld op het niveau van de NIBUD-normen van all-in waskosten wanneer men zelf wast. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt de eigen betaling voor de was-service opgenomen. Vanaf het moment dat de was-service is opgenomen in deze verordening is opgenomen (januari 2023) moet deze vergoeding door de cliënt betaald worden. Het actuele tarief wordt opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle. Het Wmo-tarief is gebaseerd op een vastgesteld aantal kilo’s was per persoon per week voor kleding, huishoudtextiel en beddengoed.
In het Plan van aanpak algemene was-service staat beschreven hoe deze voorziening wordt uitgevoerd.
Overige gebruikers
Een persoon die naar het oordeel van de gemeente niet tot de hierboven omschreven Wmo doelgroep behoort, kan gebruik maken van de was-en strijkservice tegen betaling van de kostprijs van deze voorziening.
5.5 Overige bepalingen
Vervanging bij afwezigheid
Vervanging tijdens ziekte of vakantie van de hulp gaat in vanaf de derde week van afwezigheid, tenzij de gemeente van oordeel is dat continu doorleveren van de hulp noodzakelijk is voor de betreffende cliënt.
Inwerkingtreding
1. Deze beleidsregels treden 1 juli 2022 in werking.
2. Deze beleidsregels zijn ook van toepassing op aanvragen die vóór 1 juli 2022 zijn ingediend en waarop nog geen beslissing is genomen.
3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de ‘beleidsregels resultaatgebied schoon en leefbaar huis 2019’ ingetrokken.
[1] Denk aan woongroepen en kamerverhuur
vastgesteld op 28 juni 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl