Matiging en opschorting aflossing leenbijstand

Wanneer iemand in het verleden leenbijstand ontvangen heeft en na enige tijd opnieuw leenbijstand aanvraagt, wordt de nieuwe lening achtergesteld. Dit betekent dat in principe op beide leningen tenminste 36 termijnen het minimum-aflossingsbedrag moet worden betaald. Geïndividualiseerd kan worden besloten om van het moment van verstrekking van de nieuwe lening nog maximaal 36 termijnen af te lossen. De na de 36 termijnen nog bestaande restschuld kan dan om niet worden verleend, als belanghebbende correct afloste. Zonder volledig te kunnen zijn, zijn hierbij onder andere de looptijd en de hoogte van de restschuld van de oude lening, hoe lang belanghebbende al aan (verdere) aflossingsverplichtingen heeft voldaan en waarvoor de leningen zijn aangegaan, wegingsfactoren.

Wanneer om één of andere reden gedurende de 36 aflossingstermijnen van de leenbijstand wordt besloten de aflossing op te schorten, moet men eerst de "achterstallige" termijnen "in halen", voordat het restant van de leenbijstand buiten invordering kan worden gesteld: dit heet kapitaliseren.

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 augustus 2011.