Regeling vervallen per 11-04-2024

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 21 juni 2022, nr. 1805558/1805561 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022

Geldend van 30-06-2022 t/m 22-02-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 21 juni 2022, nr. 1805558/1805561 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Overwegende dat het wenselijk is om subsidie te verstrekken om initiatieven te ondersteunen

die de transitie naar een duurzaam voedselsysteem bevorderen;

Overwegende dat de kansen en uitdagingen om tot een duurzaam voedselsysteem te komen

zijn neergelegd in de Voedselvisie 2020-2030;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het kader van rechtvaardiging van de staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing achten:

Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352/1) (De-minimisverordening);

Verordening (EG) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU, L 352/9) (De-minimisverordening voor de landbouwsector);

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352/1);

  • b.

    De-minimisverordening voor de landbouwsector: Verordening (EG) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU, L 352/9);

  • c.

    Grondgebonden landbouw: agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

  • d.

    Ketenschakels: schakels agrarische sector, logistieke sector, voedselverwerkende industrie, marketing, retail/detailhandel en consumenten;

  • e.

    Penvoerder: contactpersoon namens het samenwerkingsverband in het kader van deze uitvoeringregeling;

  • f.

    Voedselvisie: op 1 februari 2021 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde Voedselvisie 2020-2030.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband van drie of meer deelnemers waarvan ten minste één deelnemer een onderneming betreft die actief is binnen de grondgebonden landbouw in Noord-Holland;

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt geen subsidie verstrekt aan een samenwerkingsverband waarvan ten minste één deelnemer gericht is op sier- of bollenteelt.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het voorbereiden en uitvoeren van een project dat bijdraagt aan minimaal één van de volgende onderdelen van de Voedselvisie:

    • a.

      Regeneratieve landbouw;

    • b.

      Kringlooplandbouw;

    • c.

      Korte keten;

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt geen subsidie verstrekt voor projecten die uitsluitend bijdragen aan het onderdeel Korte keten van de Voedselvisie.

Artikel 4 Algemene vereisten aan de subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend door middel van het voor deze

  • 1. uitvoeringsregeling op www.noord-holland.nl/Loket/Subsidies beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat ten minste:

    • a.

      het projectplan dat tenminste bevat: een inhoudelijke beschrijving van het project, de doelstelling, de beoogde resultaten en een tijdsplanning;

    • b.

      een begroting van de kosten van het project;

    • c.

      een financieringsplan van de kosten van het project;

    • d.

      een door alle deelnemers van het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst, waarin onder meer door alle deelnemers wordt verklaard dat iedere partij hoofdelijk aansprakelijk is voor onverschuldigd betaalde subsidiebedragen;

    • e.

      ondertekende de-minimisverklaringen van alle deelnemers van het samenwerkingsverband;

    • f.

      gegevens waaruit blijkt dat de penvoerder is aangewezen door de deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5 Openstellingsperiode en beslistermijn

  • 1. Een aanvraag om subsidie is tijdig ingediend indien de aanvraag is ontvangen binnen de periode bedoeld in artikel 6.

  • 2. Een aanvraag die buiten de in het eerste lid genoemde periode wordt ontvangen, wordt geweigerd.

  • 3. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

Artikel 6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond en de periode waarbinnen de aanvragen kunnen worden ingediend vast.

Artikel 7 Volgorde van behandeling

  • 1. Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

  • 3. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de hoogste projectkosten als eerste in behandeling genomen.

  • 4. Indien toepassing van het vorige lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Algemene vereisten

  • 1. Het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd heeft direct dan wel indirect betrekking op agrarische producten van Noord-Hollandse bodem.

  • 2. Het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd behaalt minimaal 400 punten, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      opschaalbaarheid: de mate waarin het project en het projectresultaat naar verwachting zullen leiden tot uitbreiding van het samenwerkingsverband, dan wel partijen buiten het samenwerkingsverband zullen aanzetten tot dezelfde dan wel vergelijkbare activiteiten, te waarderen met maximaal 160 punten;

    • b.

      economische gezondheid: de mate waarin het project naar verwachting - na een periode van vijf jaar na aanvang van de activiteiten en binnen 20 jaar na aanvang van de activiteiten - bijdraagt aan een beter verdienmodel voor de agrarische deelnemers in het samenwerkingsverband, door middel van investeringen dan wel activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de kwaliteit van water, bodem en biodiversiteit, te waarderen met maximaal 50 punten;

    • c.

      ecologie: de te verwachten verbetering van minimaal drie van de volgende Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s): stikstofbalans, ammoniakemissie, fosfaatbalans, herkomst input, broeikasgasemissie, milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen, bodem organische stof, bodemkwaliteit, gewasdiversiteit, natuur- en landschap, diergezondheid en dierenwelzijn, te waarderen met maximaal 160 punten;

    • d.

      Korte Keten verkoop: de te verwachten omzetgroei als gevolg van de verkoop van producten binnen de categorie Korte Keten aan Noord-Hollandse consumenten, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • e.

      Korte Keten communicatie: de mate van inzet van communicatiemiddelen om de Noord-Hollandse producten bij een zo groot mogelijke groep Noord-Hollandse consumenten onder de aandacht te brengen, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • f.

      Korte Keten aantal ketenschakels: de mate waarin het project leidt tot een vermindering van het betrokken aantal van de ketenschakels in de keten tussen boer/tuinder en consument, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • g.

      Kennisoverdracht: de mate waarin het project bijdraagt aan het vergroten van kennis binnen de ketenschakels in Noord-Holland op het gebied van de in artikel 3 van deze uitvoeringsregeling genoemde onderdelen van de Voedselvisie; te waarderen met maximaal 160 punten.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor hetzelfde project of dezelfde kosten reeds subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten of door derden;

  • b.

    het project niet financieel haalbaar is;

  • c.

    de aanvrager een onderneming is die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings -en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2014/C 249/01);

  • d.

    tegen de aanvrager een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten voor:

    • a.

      het werven van deelnemers voor het samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan, tot maximaal € 5.000,-;

    • b.

      de coördinatie van activiteiten ter uitvoering van het project;

    • c.

      het verspreiden van de resultaten van het project ten behoeve van kennisdeling in Noord-Holland, tot maximaal € 10.000,-;

    • d.

      de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • e.

      de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde;

    • f.

      de koop of huurkoop van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde;

    • g.

      het opstellen van collectieve omschakelplannen;

    • h.

      het testen en ontwikkelen van een (teelt)innovatie in de praktijk;

    • i.

      adviseurs, architecten en ingenieurs.

  • 2. Indien loonkosten dan wel kosten van in te zetten eigen arbeid onderdeel uitmaken van de kosten als bedoeld in de onderdelen a t/m h van het voorgaande lid, worden deze berekend als een vast uurtarief van € 60,-.

  • 3. Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor de kosten voor:

    • a.

      beheer en onderhoud van kapitaalgoederen;

    • b.

      investeringen ter voldoening aan vigerende wet- en regelgeving.

Artikel 11 Subsidiebedrag

  • 1. De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 100.000,-.

  • 2. In afwijking van het vorige lid bedraagt de subsidie voor kosten als bedoeld in de onderdelen d tot en met f van artikel 10, eerste lid, 40% van de subsidiabele kosten.

  • 3. Indien toepassing van het eerste lid zou leiden tot het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt het subsidiebedrag in afwijking van het eerste lid zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor de activiteit niet hoger is dan het bedrag dat op grond van de van toepassing zijnde De-minimisverordening verstrekt mag worden.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 25.000,-.

Artikel 12 Verplichtingen

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening nemen Gedeputeerde Staten een verplichting op omtrent de datum waarop de gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten ook andere verplichtingen opnemen.

Artikel 13 Vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag tot vaststelling een formulier beschikbaar op www.noord-holland.nl/Loket/Subsidies.

  • 3. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022.

Ondertekening

Haarlem, 21 juni 2022

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage

Artikelsgewijze toelichting

Uitgegeven op 21 juni 2022

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.

Nadere toelichting op aantal artikelen van de Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022

Artikel 2 Doelgroep

De uitvoeringsregeling richt zich vooral op een groep met agrarisch ondernemers. De groep wordt samen gezien als een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan verder o.a. bestaan uit één of meerdere schakels uit de voedselketen, zoals kennis- en onderzoeksinstituten of andere MKB-ondernemers, zoals verwerkers, logistieke partners of winkels en supermarkten. Ook gemeenten of maatschappelijke organisaties kunnen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Minimaal één deelnemer in het samenwerkingsverband heeft een landbouwonderneming in Noord-Holland.

Het uitgangspunt is dat het samenwerkingsverband in het project activiteiten ten uitvoer brengt die betrekking hebben op de teelt van Noord-Hollandse agrarische producten, bestemd voor de voedselproductie. Daarom zijn agrarische ondernemers zoals siertelers of bloembollentelers uitgesloten van deelname aan deze uitvoeringsregeling.

Artikel 3 subsidiabele activiteiten

De Uitvoeringsregeling subsidie Voedselvisie Noord-Holland 2022 regelt subsidie voor de uitvoering van een project gericht op regeneratieve landbouw en/of kringlooplandbouw eventueel gecombineerd in een korte keten, door een samenwerkingsverband. Er kan tevens subsidie verstrekt worden voor het opstellen van een projectplan, mits dit vergezeld gaat van de uitvoering van het project gericht op regeneratieve landbouw en/of kringlooplandbouw eventueel gecombineerd in een korte keten. De uitvoeringsregeling is bedoeld om samenwerking in de keten én op gebiedsniveau aan te jagen. De thema’s regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte keten komen overeen met de opgaven van de agrofoodsector zoals omschreven in de Voedselvisie 2020-2030 van Noord-Holland.

In de Voedselvisie 2020-2030 beschrijft de provincie de kansen en uitdagingen om te komen tot een duurzaam voedselsysteem. De provincie streeft naar een schone en veilige productie van gezond, betaalbaar en smaakvol voedsel voor iedereen. Dat betekent: gezonde verdienmodellen voor ondernemers, maar ook doen wat goed is voor ons als mens en dier, het klimaat, bodem, water en biodiversiteit. Om tot een duurzaam voedselsysteem te komen is het nodig dat alle partijen in de voedselketen een steentje bijdragen. Niet alleen de agrarische sector en de voedselverwerkers zijn aan zet, maar bijvoorbeeld ook de retail en detailhandel, consumenten en afvalverwerkers.

De belangrijkste resultaten waarop de Voedselvisie 2020-2030 is gericht zijn:

  • »

    in 2030 is de grondgebonden landbouw natuurinclusief (niveau II) → Regeneratieve Landbouw;

  • »

    In 2030 zijn kringlopen op een zo laag mogelijk niveau gesloten → Kringlooplandbouw;

  • »

    In 2030 eten we 25% uit de regio → Korte Keten.

We zetten in op het behalen van de resultaten met behulp van gebiedsgericht werken; samenwerken in netwerken en met behulp van data-, kennisdeling en innovatie. Bij deze uitvoeringsregeling richten we ons vooral op gebiedsgericht werken.

Bij gebiedsgericht werken faciliteren we gebiedsprocessen waar energie op zit, energie vanuit de agrarische ondernemers zelf om hun bedrijven te verduurzamen. Of we sluiten aan bij lopende gebiedsprocessen, waarin wordt samengewerkt op bodem, water en biodiversiteit, waar kringlopen zo lokaal mogelijk worden gesloten en waar mogelijk verbindingen worden gelegd tussen andere opgaven (cross overs). Hierbij kan gedacht worden aan klimaat-opgaven, overgangszones rondom de N2000- en NNN-gebieden, terugdringen emissie uitstoot (zoals stikstof en CO2) en biodiversiteitsherstel. Een Noord-Hollandse agrarische ondernemer moet altijd betrokken zijn, omdat daar de belangrijkste urgentie voor verandering of transitieopgave ligt. Naast de agrarische ondernemer(s) zijn altijd andere schakels in de keten nodig, zoals verwerkers, supermarkten, consument en logistiek.

Op 1 februari 2021 hebben Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland de Voedselvisie 2020-2030 vastgesteld.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Dit zijn de kosten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. De kosten ter voorbereiding om te komen tot projectuitvoering kunnen in deze uitvoeringsregeling ook opgevoerd worden als subsidiabele kosten, echter wel tot een maximum gesteld bedrag. Ook zijn in deze uitvoeringsregeling de subsidiabele kosten t.b.v. loonkosten en de kosten voor eigen arbeid gelijkgesteld aan een maximaal uurtarief van € 60,- per uur. Een uitzondering hierop is externe ingehuurde expertise (lid i).

Artikel 6 Subsidieplafond

Dit is het maximale bedrag dat beschikbaar is voor de uitvoeringsregeling. Gedeputeerde Staten stellen (een) subsidieplafond(s) en de periode waarbinnen de aanvragen kunnen worden ingediend vast. Het plafond is vastgesteld per gebied. Aanvragers moeten bij hun aanvraag aangeven in welk gebied de activiteiten van het project hoofdzakelijk (zullen) plaatsvinden. Voor dat gebied en het bijbehorende subsidieplafond wordt de aanvraag in behandeling genomen, mits de aanvraag aan alle voorwaarden voldoet.

Artikel 7 Volgorde van behandeling

Dit artikel beschrijft op welke volgorde aanvragen in behandeling worden genomen. Aanvragen die op dezelfde dag binnenkomen worden gerangschikt op basis van de hoogte van de projectkosten. De projecten met de hoogste projectkosten worden dan het eerst in behandeling genomen. Bij gelijke hoogte vindt er een loting plaats.

Artikel 8 Algemene vereisten

Het projectplan wordt getoetst op een aantal onderdelen. Op die onderdelen kunnen punten worden behaald. Een minimale score van 400 punten is vereist om in aanmerking te komen voor subsidie. Vereist is ook dat met het project activiteiten ten uitvoer worden gebracht die betrekking hebben op de teelt van Noord-Hollandse agrarische producten, bestemd voor de voedselproductie. Daarom zijn agrarische ondernemers in de sierteelt of bloembollenteelt uitgesloten van deelname aan deze uitvoeringsregeling (zie ook artikel 2).

We toetsen het projectplan op opschaalbaarheid. Hiermee bedoelen we dat gekeken wordt in hoeverre er meerdere agrarische ondernemers bij het project kunnen aanhaken. En dat we kijken of het project kan dienen als inspiratie voor anderen om de activiteiten te kopiëren.

Opschaalbaarheid: Aantal agrarische ondernemers plus aantal ketenpartners die meedoen in het project én het aantal agrarische ondernemers plus het aantal ketenpartners die de activiteiten naar verwachting zullen overnemen.

We geven hiervoor maximaal 160 punten volgens de volgende schaal:

0 punten (0% van de punten) tot 10 deelnemers in het project en tot 10 ondernemers die de activiteit naar verwachting zullen overnemen.

40 punten (25% van de punten) vanaf 11 tot 30 deelnemers in het project en vanaf 11 tot 50 ondernemers die de activiteit naar verwachting zullen overnemen.

80 punten (50% van de punten) vanaf 31 tot 50 deelnemers in het project en van 51 tot 100 ondernemers die de activiteit naar verwachting zullen overnemen.

160 punten (100% van de punten) vanaf 51 of meer deelnemers in het project en vanaf 101 of meer ondernemers die de activiteit naar verwachting zullen overnemen

We toetsen het projectplan op economische gezondheid. Hiermee bedoelen we dat we kijken naar hoe kennis en/of investeringen in het heden op duurzame maatregelen m.b.t. de kwaliteit van water, bodem en biodiversiteit pas over een middellange termijn (tussen 5 en 20 jaar) zich terugverdienen. En daarmee het verdienmodel van de agrarisch ondernemer verbetert.

Terugverdientijd: opgave van de benodigde investeringen in de activiteit en opgave van de verwachte inkomsten of winst van de activiteit na verloop van tijd. Hiermee geven de aanvragers aan in hoeveel jaar ze verwachten dat ze de investering hebben terugverdiend.

We geven hierbij maximaal 50 punten volgens de volgende schaal:

<5 jaar = 0 punten (0% van punten)

>=5 tot 7 jaar = 25 punten (50% punten)

>=7 tot 12 jaar = 50 (100% punten)

>=12 tot 20 jaar = 25 (50% punten)

>20 jaar = 0% van punten

Bij een langere terugverdientijd neemt het puntenaantal weer af. Met deze score-verdeling scoren projecten het hoogst die weliswaar een wat langere terugverdientijd kennen (en juist door deze subsidie haalbaar worden), maar die op termijn wel degelijk renderen.

We toetsen het projectplan op ecologie. Hiermee bedoelen we dat we kijken naar de verbetering van de stikstofbalans, ammoniakemissie, fosfaatbalans, herkomst input, broeikasgasemissie, milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen, bodem organische stof, bodemkwaliteit, gewasdiversiteit, natuur- en landschap, diergezondheid en dierenwelzijn.

Minimaal moet er met betrekking tot drie van bovenstaande doelen een verbetering plaatsvinden. Deze prestaties moeten door de projectaanvrager in het projectplan aantoonbaar worden omschreven, bij de uitvoering worden gemonitord en bij het einde van het project opgeleverd worden.

De deelnemende agrarische ondernemers in het project geven aan wat de huidige gegevens van de volgende kritische prestatie indicatoren zijn. Daarnaast geven de deelnemers met een onderbouwing aan wat de te verwachten verbetering is van de in dit onderdeel genoemde indicatoren. In onderstaande tabel is toegelicht wat onder deze indicatoren verstaan wordt.

Stikstofbalans

Stikstofbalans is de aanvoer en de afvoer van stikstof en het resulterende overschot, uitgedrukt in kg stikstof per ha. De aanvoer van stikstof bestaat uit de aanvoer van kunstmest, dierlijke mest, overige organische meststoffen, voer, dieren plantaardige producten en overige producten. Aanvoer wordt gecorrigeerd voor voorraadmutaties. De afvoer van stikstof bestaat uit de afvoer van gewassen, plantaardige producten, dierlijke producten, mest en overige organische producten. De gehalten in de afvoer van gewassen en plantaardige producten zijn gebaseerd op vaste gehalten en gemiddelden van waardebepalingen. Volgt uit de ingevulde kringloopwijzer voor melkveehouderij.

Zie ook https://mijnkringloopwijzer.nl/. voor akkerbouw systeem in ontwikkeling via afleiding van gegevens aanwezig bij accountantsbureaus.

Ammoniakemissie

Emissie ammoniak (NH3) per ha = (uitstoot NH3 uit de stal + mestopslag + beweiding + uitrijden van dierlijke mest + gebruik kunstmest)/ totaal areaal bedrijf*

*Areaal grond dat bedrijf gebruikt of beheert. Kan worden gevonden in Basisregistratie percelen. Volgt uit de ingevulde kringloopwijzer.

Zie ook https://mijnkringloopwijzer.nl/en https://biodiversiteitsmonitormelkveehouderij.nl/docs/Biodiversiteitsmonitor_nederlands.pdf

Fosfaatbalans

Fosfaatbalans in kg P2O5 per ha = Alle fosfaat die op het bedrijf wordt aangevoerd via dieren, (kracht)voer en (kunst)mest aankopen minus alle fosfaat die van het bedrijf wordt afgevoerd via melk dieren en mest, totaal gedeeld door gedeeld door het totale areaal bedrijf (kan worden gevonden in Basisregistratie percelen).

Volgt uit de ingevulde kringloopwijzer voor melkveehouderij.

Zie ook https://mijnkringloopwijzer.nl/ en https://biodiversiteitsmonitormelkveehouderij.nl/docs/rapporten/verkenning_kpis_voor_stimulering_van_een_biodiverse_melkveehouderij.pdf . voor akkerbouw systeem in ontwikkeling via afleiding van gegevens aanwezig bij accountantsbureaus.

Herkomst input

Eiwit eigen regio: (Voer productie (kg eiwit) + voer aanvoer eigen regio (kg eiwit))/voergebruik (kg eiwit)*100

Volgt uit de ingevulde kringloopwijzer voor melkveehouderij.

Zie ook https://mijnkringloopwijzer.nl/

Broeikasgasemissie

Totale broeikasgasemissie (inclusief aanvoer keten, cradle-to-farmgate) bepaald middels de carbon footprint methode (singel issue LCA) waarbij het dier (stal & opslag) en gewas (mest aanwending & teelt) zijn opgesplitst.

Volgt uit de ingevulde kringloopwijzer voor melkveehouderij.

Zie ook https://mijnkringloopwijzer.nl/ en https://biodiversiteitsmonitormelkveehouderij.nl/docs/rapporten/verkenning_kpis_voor_stimulering_van_een_biodiverse_melkveehouderij.pdf . voor akkerbouw systeem in ontwikkeling via Carbon Footprint Tool (CFT).

Milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen

De milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen wordt bepaald met de som van de milieubelastingspunten (MBP's) per middel x de dosering per ha x het aantal ha waarop toegepast, totaal gedeeld door het totale areaal bedrijf (kan worden gevonden in Basisregistratie percelen). De MBP's voor een dosering van 1 kg/ha of 1 L/ha kunnen worden gevonden op https://www.milieumeetlat.nl/nl/bereken-open-teelt.html

Zie ook https://library.wur.nl/WebQuery/edepot/555052

Bodem organische stof

Berekenen op perceelniveau van de effectieve organische stof-input, bestaand uit gewasresten, dierlijke mest, compost en groenbemester die één jaar na toediening nog onderscheidenlijk in de bodem aanwezig is. Uiteindelijk gesommeerd tot totaal areaal bedrijf (kan worden gevonden in Basisregistratie percelen).

OS aanvoer (gewasresten & bemesting) -(OS afvoer [opbrengst]+ afbraak) 10 jarig gemiddelde

Zie ook https://www.rli.nl/sites/default/files/fact_finding_paper_3_organische_stof_in_de_nederlandse_bodem_-_chris_koopmans_en_mieke_van_opheusden_louis_bolk_instituut.pdf en https://library.wur.nl/WebQuery/edepot/555052

Bodemkwaliteit

Gereduceerde grondbewerking: het aandeel areaal met gereduceerde grondbewerking (< 15 cm) ten opzichte van het totaal areaal in het bouwplan van een bedrijf per kalenderjaar. Blijvend grasland: het aandeel blijvend grasland (ouder dan 5 jaar) ten opzichte van het totaal bedrijfsareaal

Gewasdiversiteit

Gewasdiversiteit: Het aantal verschillende gewassen in het bouwplan in een gegeven jaar (eventueel correctie voor de schaal middels bedrijfsoppervlak) Kruidenrijk grasland: Aandeel van areaal grasland met productief of beheers grasland.

* Kruidenrijk grasland is grasland met een mix van minstens 4 soorten grassen en kruiden. Het heeft een lager aandeel gras dan productiegras en een open en diverse structuur door de vele kruiden, met veel bloeistengels en weinig blad.

** Areaal grond dat bedrijf gebruikt of beheert. Kan worden gevonden in Basisregistratie percelen.

zie ook https://library.wur.nl/WebQuery/edepot/555052 en https://biodiversiteitsmonitormelkveehouderij.nl/docs/Biodiversiteitsmonitor_nederlands.pdf

Natuur- en landschap

  • % oppervlak met natuur- en landschapsbeheer van het totale bedrijfsoppervlakte. Er zijn verschillende beheerpakketten mogelijk met verschillende wegingsfactoren op basis van de waarde voor biodiversiteit en/of inspanning van de boer.

    afbeelding binnen de regeling

    * Wegingsfactor: Er wordt onderscheid gemaakt in vlak dekkende elementen (perceel ingericht voor bijvoorbeeld weidevogelbeheer), lijnvormige elementen (bijvoorbeeld houtsingels) en puntelementen (bijvoorbeeld poelen of solitaire bomen). De wegingsfactoren zijn per type element:

    • Vlak dekkende elementen: C=1

    • Lijnvormige elementen: C=2

    • Puntelementen (landschap en natuurelementen <100m2): C=5

    ** Areaal grond dat bedrijf gebruikt of beheert. Kan worden gevonden in Basisregistratie percelen.

    Zie ook: https://library.wur.nl/WebQuery/edepot/555052 en https://biodiversiteitsmonitormelkveehouderij.nl/docs/Biodiversiteitsmonitor_nederlands.pdf

Diergezondheid

Aantal dagen per jaar weidegang, gemiddelde leeftijd vee en het gemiddelde antibioticagebruik per dier

Dierenwelzijn

Aantal sterren volgens Beter Leven sterrensysteem Dierenbescherming

We geven hiervoor maximaal 160 punten volgens de volgende schaal:

Aantal indicatoren met een aantoonbare/onderbouwde verbetering:

<3 indicatoren = 0 punten (0% van de punten)

3 indicatoren = 40 punten (25 % van de punten)

4 of 5 indicatoren = 80 punten (50 % van de punten)

6 of 7 indicatoren = 120 punten (75 % van de punten)

8 of meer indicatoren = 160 punten (100 % van de punten)

We toetsen op de Korte Keten verkoop. Hiermee bedoelen we dat we groei willen zien in de te verwachten omzet van de verkoop van agrarische producten uit en in Noord-Holland via de korte keten. We geven hierbij maximaal 20 punten volgens de volgende schaal:

Omzetgroei: ratio tussen de verwachte omzet uit de korte keten aan het einde van de uitgevoerde activiteiten gedeeld door de huidige omzet uit de korte keten in het project:

Ratio <1 = 0 punten (0% van punten)

Ratio >1 en <=1,25 = 5 punten (25% van punten)

Ratio >1,25 en <=1,5 = 10 punten (50% van punten)

Ratio >1,5 = 20 punten (100% van punten)

We toetsen op Korte Keten communicatie. Hiermee bedoelen we dat we willen zien dat door uitvoering van het projectplan communicatiemiddelen worden ingezet om de Noord-Hollandse producten bij een zo groot mogelijke groep Noord-Hollandse consumenten onder de aandacht te brengen. We geven hierbij maximaal 20 punten volgens de volgende schaal:

Product is niet herkenbaar Noord-Hollands, geen Noord-Hollandse naam of inzet externe communicatie: 0 punten (0% van de punten)

Product is lokaal herkenbaar Noord-Hollands, benaming en verpakking herkenbaar Noord-Hollands en communicatie gericht op lokale (het dorp, de straat, de winkel) zichtbaarheid: 5 punten (25% van de punten)

Product is regionaal herkenbaar Noord-Hollands: als vorige, aangevuld met online/offline campagne + communicatie gericht op regionale zichtbaarheid (een polder, meerdere gemeenten, provincie Noord-Holland): 10 punten (50 % van de punten)

Product is provincie breed herkenbaar Noord-Hollands, als vorige, aangevuld met combi samenwerkingspartners (in keten of klanten) en boven regionale/provinciale zichtbaarheid: 20 punten (100% van de punten)

We toetsen op Korte Keten aantal ketenschakels. Hiermee bedoelen we dat we toetsen op een vermindering van het betrokken aantal ketenschakels in de keten tussen de boer of tuinder en de consument, ook ten opzichte van de meest gebruikelijke situatie bij de nieuwe start van een korte ketenproject. Als er nog geen reguliere keten bestaat (omdat het bijvoorbeeld een nieuw product is), dan gaan we als referentie voor de puntenschaal uit van het aantal schakels in de nieuwe keten (voor het nieuwe product) tussen boer/tuinder en consument.

We geven hierbij maximaal 20 punten volgens de volgende schaal:

Vermindering keten met 0 ketenschakels of partijen = 0 punten (0% van de punten)

Vermindering keten met 1 ketenschakel of partij = 5 punten (25% van de punten)

Vermindering keten met 2 ketenschakels of partijen = 10 punten (50% van de punten)

Vermindering keten met 3 of meer ketenschakels of partijen = 20 punten (100% van de punten)

Bij nieuwe producten of korte ketens (er bestaat bijvoorbeeld nog geen vergelijkbaar product of keten in Noord-Holland) - scoren op basis van beschreven keten:

>3 schakels tussen boer en consument 100% van de punten = 0 punten (0% van de punten)

3 schakels tussen boer en consument = 5 punten (25% van de punten)

2 schakels tussen boer en consument = 10 punten (50% van de punten)

0-1 schakel tussen boer en consument = 20 punten (100% van de punten)

We toetsen op kennisoverdracht. Hiermee bedoelen we dat het project bijdraagt aan het vergroten van kennis onder boeren, tuinders en andere ketenschakels in Noord-Holland op het gebied van regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens.

We geven hierbij maximaal 160 punten volgens de volgende schaal en we beoordelen op basis van het projectplan: de kennisoverdracht, de activiteiten voor kennisoverdracht, de hoeveelheid en het bereik van de doelgroepen.

activiteiten dragen niet bij aan kennisoverdracht = 0 punten (0% van de punten)

activiteiten dragen voldoende (eenmalig, passief, enkelvoudige doelgroep, geen combinaties) bij aan kennisoverdracht = 40 punten (25% van de punten)

activiteiten dragen goed bij aan kennisoverdracht (meer dan eenmalig/doorlopend, actief, enkele doelgroepen, enkele combinaties) = 80 punten (50% van de punten)

activiteiten dragen uitstekend bij aan kennisoverdacht (vaak en doorlopend, actief naar diverse doelgroepen, meerdere combinaties) = 160 punten (100% van de punten)

We maken bij de kennisoverdracht dus onderscheid op basis van de volgende criteria:

  • -

    eenmalig/tijdelijk (gedurende het project) of doorlopend (vaker en doorlopend)

  • -

    passief beschikbaar stellen of actief 'de boer op'

  • -

    diversiteit doelgroepen

  • -

    combinaties met andere educatie/scholing door samenwerking

Overigens wijzen wij u er op dat – mocht uw subsidieaanvraag worden toegekend – we u vanuit het project uitvoering Voedselvisie ook graag willen uitnodigen om deel te nemen aan kennisbijeenkomsten en oogstbijeenkomsten, waar we met boeren, tuinders en ketenpartners

kennis en ervaringen willen delen.

Artikel 11 Subsidiebedrag

Een agrarisch ondernemer mag maximaal € 20.000,- aan de-minimissteun ontvangen, tenzij er in de drie belastingjaren ervoor al eerder deze steun is ontvangen. Bijvoorbeeld: als er al € 10.000,- vanuit andere subsidies op basis van de-minimissteun is gegeven dan kan nog maximaal voor

€ 10.000,- een bijdrage via deze uitvoeringsregeling worden gegeven. Voor MKB ondernemers gelden dezelfde de-minimissteun regels, met een bedrag van maximaal € 200.000,- per ondernemer.

Artikel 12 Verplichtingen

Dit artikel gaat erover dat in de subsidieverlening aanvullende verplichtingen door Gedeputeerde Staten opgelegd kunnen worden, bijvoorbeeld over de einddatum van het project of over de manier van verantwoording aflegging over het project.

Vanuit de Voedselvisie hechten we ook grote waarde aan het versterken van het netwerk in Noord-Holland en vinden we het belangrijk dat opgedane kennis ook gedeeld wordt in dit bredere netwerk. Subsidieontvangers worden daarom met regelmaat gevraagd om op webinars en/of op het platform www.boerenbusinessinbalans.nl hun verhaal en geleerde lessen te delen.