Verordening Commissie Omgevingskwaliteit gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Commissie Omgevingskwaliteit gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2022;

gelet op de artikelen 108, 149 en 156, lid 1 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Commissie Omgevingskwaliteit gemeente Utrecht

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Commissie Omgevingskwaliteit;

  • b.

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • c.

    wet: de Omgevingswet.

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1. De commissie heeft als taak de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2. Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • i.

        een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • ii.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • iii.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • iv.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

    • c.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • d.

      voert de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • e.

      adviseert de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed [en werelderfgoed] en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • f.

      adviseert de commissie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten reclame (in de openbare ruimte).

    • g.

      kan de commissie desgewenst eigener beweging aan gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van haar inzichten te doen blijken in aangelegenheden, die het stadsbeeld, het toezicht omgevingskwaliteit of de monumentenzorg betreffen

  • 3. Naast de gevallen waarin de commissie (op grond van artikel 16.5, eerste lid van de Omgevingswet) als adviseur wordt aangewezen, kunnen het college van burgemeester en wethouders de commissie advies vragen over het te ontwikkelen beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Artikel 3. Verplichte advisering

Het college van burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen i. tot en met iii., en onder b.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit minimaal 7 en maximaal 9 leden, de voorzitter daaronder begrepen. Het college van burgemeester en wethouders kan daarnaast maximaal 2 plaatsvervangers benoemen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 2. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 4. De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn:

    • a.

      cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur;

    • b.

      architectuur;

    • c.

      stedenbouw / landschapsarchitectuur / omgevingsontwerp;

    • d.

      duurzaamheid: groen, energietransitie, circulaire economie, klimaatadaptie, lucht en geluid / gezond stedelijk leven.

  • 5. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

Artikel 5. Benoeming

  • 1. De bevoegdheid van artikel 17.7 van de wet wordt gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste 3 jaar worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste 3 jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3. Afgetreden leden zijn 6 jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1. De commissie heeft een ambtelijk secretaris.

  • 2. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

  • 4. De secretaris noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

Artikel 7. Adviestermijn

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

  • 2. In geval het college van burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de commissie in principe advies uit binnen een termijn van vier weken.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college van burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen het college van burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 4. Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste 4 leden. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 5. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 6. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet [en artikel 2, derde lid] de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. De commissie kan zich doen bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per activiteit van de commissie, zoals genoemd in artikel 2 lid 2 van deze verordening, een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente en/of andere externe deskundigen op terrein van omgevingskwaliteit. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

  • 2. In geval het college van burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2. In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

    • b.

      het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • c.

      de notulering en dossiervorming;

    • d.

      de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

    • e.

      de instelling van subcommissies;

    • f.

      de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;

    • g.

      de selectie en voordracht van kandidaat-leden.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Artikel 14. Vergoeding

De leden en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid, ontvangen een vergoeding.

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt jaarlijks verslag uit als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de Bouwverordening gemeente Utrecht en de Monumentenverordening gemeente Utrecht benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste 3 jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Bouwverordening gemeente Utrecht en de Monumentenverordening gemeente Utrecht.

  • 2. Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Commissie Welstand en Monumenten wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Commissie Omgevingskwaliteit gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 maart 2022.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De griffier,

Merel van Hall