Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678515
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678515/1
Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn
Geldend van 22-08-2009 t/m heden
Intitulé
Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente HellendoornNijverdal, 17 maart 2009/11 augustus 2009 Nrs. 09INT00072/09INT00818/09INT00927
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Hellendoorn, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
overwegende, dat het Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn bestaat uit de Nota geluidsbeleid en de Nota hogere grenswaarden;
gelet op de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012, artikel 1:3 en Titel 4.3 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2020;
b e s l u i t e n: vast te stellen
het Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn
Nota geluidsbeleid
Samenvatting
Het ‘Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn’ bestaat uit een Nota geluidsbeleid en een Nota hogere grenswaarden. Voorliggend document is de Nota geluidsbeleid. Dit lokale geluidsbeleid geeft invulling aan de behoefte aan een werkbaar geluidsinstrument waar niet alleen de beleidsmaker mee uit de voeten kan, maar ook bijvoorbeeld de handhaver, de vergunningverlener of een bedrijf dat zich in Hellendoorn wil vestigen. Zo wordt voorkomen dat de verschillende partijen steeds met elkaar het beoordelingskader voor geluid scherp moeten krijgen. Men kan bij de beoordeling de juiste afwegingen maken doordat men vooraf weet waar ruimte zit voor toekomstige ontwikkelingen. Een andere belangrijke aanleiding voor het geluidsbeleid is de gewijzigde Wet geluidhinder, die op 1 januari 2007 van kracht is geworden. De gemeenten hebben een grotere beleidsvrijheid dan voorheen. De beleidsvrijheid die de Wet geluidhinder nu biedt gaat gepaard met een verhoogde motiveringsplicht. In plaats van lastige ad-hoc motivering, waarmee juridische afbreukrisico’s worden gelopen, is het wenselijk consistent en transparant beleid te formuleren om keuzen te onderbouwen. Voorliggend document is mede een ‘nota industrielawaai’ als bedoeld in de ‘handreiking industrielawaai & vergunningverlening’.
Met deze nota wordt invulling gegeven aan de wensen van de verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie. De projectgroep gebiedsgericht geluidsbeleid heeft een integraal afgewogen geluidsbeleid opgezet waarin zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de verschillende belangen binnen de gemeentelijke organisatie.
Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren. De gemeente is hiertoe opgedeeld in verschillende gebieden. In regionaal verband is gekozen voor de gebiedsindeling volgens de MILO-systematiek. De MILO-systematiek houdt bij de gebiedsindeling rekening met het functioneel ruimtegebruik van een gebied. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Hellendoorn onderverdeeld in 8 gebiedssoorten:
- •
Natuur & extensiveringsgebied;
- •
Centrum-stedelijk;
- •
Verwevings- & landbouwontwikkelingsgebied;
- •
Woon- & werkgebied;
- •
Woonwijk;
- •
Bedrijventerrein;
- •
Centrum-dorps;
- •
Gezoneerd industrieterrein.
Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema’s bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen.
In ambitietabellen (figuur 2) wordt naast de ambitie (‘basis’) ook, indien dit noodzakelijk is, de ruimte voor mogelijke afwijkingen van de ambitie aangegeven (‘bovengrens’).
De gewenste ambities zijn verder uitgewerkt tot concrete beleidsuitspraken. De beleidsuitspraken geven aan wat de randvoorwaarden zijn met betrekking tot geluid voor de thema’s bedrijven en verkeer, evenementen en bouwlawaai. Het ‘Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn’ bestaat naast deze Nota geluidsbeleid uit een Nota hogere grenswaarden. De Nota hogere grenswaarden beschrijft het wettelijke regime en het lokale beleid aangaande specifiek de hogere grenswaarden-procedure.
1. Inleiding
Voor u ligt de Nota geluidsbeleid van de gemeente Hellendoorn. Met deze nota wordt invulling gegeven aan de wens om een werkbaar instrument voorhanden te hebben waarmee niet alleen de beleidsmaker uit de voeten kan, maar ook bijvoorbeeld de handhaver, de vergunningverlener of een bedrijf dat zich in Hellendoorn wil vestigen. De veelal complexe en aan specialisten voorbehouden discussie over akoestiek, voorkeurswaarden, etc. is vertaald naar een begrijpelijk samenhangend beleid. Hierdoor wordt het veelal specialistische domein, met zijn eigen jargon, doorbroken. Deze nota is integraal opgezet en houdt zoveel mogelijk rekening met de verschillende belangen binnen de gemeentelijke organisatie. Het beleidsstuk bevat zoveel mogelijk concrete uitgangspunten en beleidsuitspraken.
1.1 Waarom geluidsbeleid?
Met een Nota geluidsbeleid wordt voorkomen dat de verschillende partijen steeds met elkaar het beoordelingskader voor geluid scherp moeten krijgen. Men kan bij de beoordeling de juiste afwegingen maken doordat men vooraf weet waar ruimte zit voor toekomstige ontwikkelingen. Dit zorgt binnen de gemeentelijke organisatie voor een betere afstemming tussen ‘milieu’ en ‘ruimtelijke ordening’.
Een tweede belangrijke oorzaak voor de behoefte aan geluidsbeleid is de gewijzigde Wet geluidhinder (Staatsblad 350, 2006), die op 1 januari 2007 van kracht is geworden. De gemeenten hebben een grotere beleidsvrijheid dan voorheen. Zij kunnen deze beleidsvrijheid gebruiken om een geluidsbeleid te ontwikkelen dat is toegespitst op de plaatselijke omstandigheden. Met andere woorden: de bevoegdheid om geluidsnormen te stellen verschuift van het Rijk naar de gemeenten. Met de wijziging van de Wet geluidhinder wordt onder andere de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd. De beleidsvrijheid die de nieuwe Wet geluidhinder biedt, gaat gepaard met een verhoogde motiveringsplicht. In plaats van lastige ad-hoc motivering, waarmee juridische afbreukrisico’s worden gelopen, is het wenselijk consistent en transparant beleid te formuleren om keuzen te onderbouwen.
1.2 Voordelen van een gemeentelijk geluidsbeleid
Het formuleren van een eigen geluidsbeleid levert de volgende voordelen op:
- 1.
Het stimuleert een systematische werkwijze van het vaststellen van ambities voor de geluidskwaliteit voor de verschillende delen van de gemeente en bevordert op deze wijze de verbetering en de versterking van deze kwaliteiten. Wanneer ambities voor een gebied zijn bepaald, dan kunnen deze al in een vroegtijdig stadium van een ruimtelijk planproces worden meegenomen en gewogen.
- 2.
Het levert, in samenwerking met andere beleidsterreinen, ambities en beleid voor geluid op als onderdeel van de leefomgevingskwaliteit. Dit bevordert een goede afstemming en maakt een transparante afweging mogelijk tussen de verschillende visies op kwaliteiten en belangen in een gebied. Het beleid krijgt, door de wensen van de betrokken actoren serieus mee te wegen, een breder draagvlak met meer kans van slagen.
- 3.
Geluid krijgt een steviger positie in de lastige, integrale afwegingsprocessen die spelen bij de stedelijke herstructureringsprogramma’s. Wanneer gebiedsgerichte visies en ambities beschikbaar zijn vóór het stadium van planvorming dan kunnen andere spelers en partijen hiermee beter rekening houden.
- 4.
Bij vergunningverlening ontstaat meer duidelijkheid over de te hanteren akoestische uitgangspunten en normen. De Nota geluidsbeleid geeft ook het gemeentelijk beleid weer met betrekking tot industrie. Hierdoor wordt de juridische basis van de (milieu)vergunning versterkt. Voorliggende Hellendoornse nota is mede een zgn. ‘nota industrielawaai’ als bedoeld in de ‘handreiking industrielawaai en vergunningverlening’.
1.3 Doelstelling
De gemeente Hellendoorn streeft niet overal dezelfde geluidsniveaus na. De ambities zijn afhankelijk van de eigenschappen van de lokale situatie. Het functionele gebruik speelt daarbij een belangrijke rol bij het toekennen van de geluidskwaliteiten en -ambities voor een gebied. Geluidsbelastingniveaus die passen bij een natuur & extensiveringsgebied (bijvoorbeeld Nijverdalseberg) of een woongebied kunnen en mogen afwijken van die voor bijvoorbeeld een bedrijventerrein (bijvoorbeeld ’t Lochter).
Tevens wil de gemeente per gebied een passende geluidskwaliteit realiseren. Daarmee stelt de nota kaders voor de verschillende gemeentelijke afdelingen en fungeert het als richtinggevend kader voor vergunningverlening, handhaving en ruimtelijke ordening. Ook geeft deze nota handvatten voor het overleg tussen de verschillende afdelingen.
1.4 Regionaal gebiedsgericht geluidsbeleid
Hellendoorn maakt deel uit van het samenwerkingsverband Regio Twente. De 14 gemeenten uit deze regio hebben besloten om gezamenlijk te anticiperen op de nieuwe ontwikkelingen in het geluidsbeleid. Hiervoor is enkele jaren geleden een regionaal project opgestart. Dit regionale project maakt het mogelijk om eenvoudig in te kunnen springen op de nieuwe Wet geluidhinder en optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die hier uit voortvloeien.
De regiogemeenten willen naast de doelstelling uit de vorige paragraaf ook een geluidskwaliteit realiseren die past binnen het functioneel gebruik van de ruimte binnen de gemeente. In regionaal verband is hiertoe gekozen voor de gebiedsindeling volgens de MILO-systematiek [27]. Daar er binnen een gemeente grote verschillen in de geluidsbelasting van de diverse deelgebieden zijn, is het niet wenselijk/reëel om voor alle gebieden binnen de gemeente dezelfde beleidsambities te formuleren. Vergelijk bijvoorbeeld de verschillen tussen een druk dorpscentrum, het stille buitengebied, een bedrijventerrein en het gebied nabij een drukke doorgaande weg. De MILO systematiek houdt bij de gebiedsindeling rekening met het functioneel ruimtegebruik van een gebied. Men spreekt dan ook van gebiedsgericht geluidsbeleid.
De gemeenten van de Regio Twente hebben in de eerste fase een aanzet tot de gebiedsgerichte beleidsformulering gegeven in de:
- •
‘Model geluidsnota Regio Twente’ [2];
- •
‘Handreiking Geluidsbeleid Regio Twente’ [1].
Aan de hand van deze documenten is in de tweede fase concreet gebiedsgericht geluidsbeleid ontwikkeld voor de gemeente Hellendoorn. De Handreiking en de Model geluidsnota dienden hierbij als voorbeeld en hulpmiddel. Het eindproduct van de tweede fase is voorliggende nota, waarin de uitgangspunten, de gebiedsgerichte geluidsambities en de thema’s verkeer & bedrijven, geluid bij evenementen en bouwlawaai aan bod komen, en een Nota hogere grenswaarden.
1.5 Opbouw van de nota
In deze nota wordt in hoofdstuk 1 het belang van het gemeentelijke geluidsbeleid beschreven en wordt de doelstelling van het plan aangegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de gezondheidseffecten van geluid in de leefomgeving. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het algemene beleidskader en het wettelijke kader. Het bestaand beleid van de gemeente Hellendoorn welke relevant is voor het geluidsbeleid wordt in hoofdstuk 4 samengevat. Hoofdstuk 5 beschrijft de algemene uitgangspunten. Hoofdstuk 6 geeft de gebiedstyperingen en bijhorende ambities. In hoofdstuk 7 en 8 worden de thema’s verkeer en bedrijven conform de modelnota van de Twentse regiogemeenten uitgewerkt. Hoofdstuk 9 heeft betrekking op geluid bij evenementen. Hoofdstuk 10 handelt over bouwlawaai. In hoofdstuk 11 zijn alle beleidsuitgangspunten opgenomen in deze Nota geluidsbeleid samengebracht.
2. Geluid en gezondheid
Geluid hoort bij het leven en is zelfs onmisbaar bij de communicatie tussen mensen. De acceptatie van geluid is vaak subjectief; de één geniet van een metal-concert en de ander ervaart het als een aanslag op het gehoor. Door wetenschappelijk onderzoek is de laatste jaren meer bekend geworden over de gevolgen van geluid voor de gezondheid. Geluidsoverlast kan slaapverstoring, stress en ergernis veroorzaken, kan het vegetatieve zenuwstelsel aantasten en het gehoororgaan beschadigen. De Gezondheidsraad heeft in 1994 vijf categorieën effecten onderscheiden waarbij de relatie tussen blootstelling aan geluid en nadelige gezondheidseffecten wetenschappelijk is aangetoond. De vijf categorieën zijn:
- •
hinder (uitgewerkt in paragraaf 2.1);
- •
slaapverstoring (uitgewerkt in paragraaf 2.2);
- •
aan stress gerelateerde ziekten;
- •
functionele effecten;
- •
gehoorschade.
De onderstaande figuur laat de verschillende geluidsbronnen en -effecten zien.
2.1 Hinder
Wanneer geluid hinderlijk is, noemen wij dit meestal lawaai. Lawaai werkt verstorend, is ongewenst en is daarom een probleem. De belangrijkste factoren daarbij zijn:
Het geluidsniveau
Hoe hoger het geluidsniveau, hoe meer verstoring van onze gesprekken en hoe meer irritatie en stress. Het geluid eist te veel aandacht op en dat gaat ten koste van andere taken.
Het soort geluid
Ruisende bomen of een bulderende branding, ze zijn natuurlijk en niemand kan er iets aan veranderen. De acceptatie is daarom groot ondanks de hoge geluidsniveaus. Een zeer laag geluidsniveau housemuziek, afkomstig van een walkman of MP3-speler van een andere passagier in een rustige treincoupé, kan echter als zeer hinderlijk worden ervaren.
De voorspelbaarheid
Onvoorspelbare en onregelmatige geluiden zijn vaak hinderlijker dan voorspelbare en constante geluiden. Hoe onvoorspelbaarder een geluid is hoe meer irritatie en stress er kan ontstaan.
Het gevoel van beheersbaarheid
Als er geen gevoel van beheersbaarheid is, dan ontstaat er ook steeds meer prikkeling en stress.
Daarnaast neemt de geluidshinderbeleving toe als er sprake is van één of meer van de volgende meer subjectieve factoren:
- •
het geluid wordt als onnodig en/of niet nuttig ervaren;
- •
de geluidsveroorzakers schijnen zich niets aan te trekken van anderen;
- •
de gedachte dat het geluid schadelijk is voor de gezondheid;
- •
de associatie van het geluid met gevaar;
- •
de ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.
Strikt genomen heeft alleen het geluidsniveau direct met het geluid zelf te maken; de andere zijn zogenaamde “niet akoestische” factoren.
Communicatie speelt een belangrijke rol bij de beheersing van het geluidsklimaat. Als geluidsveroorzakers aan hun omgeving duidelijk maken wat ze doen en waarom, dan draagt dit bij aan acceptatie en het kunnen verdragen van geluid.
In figuur 4 is voor een aantal bronnen weergegeven hoeveel geluid ze gemiddeld produceren. Een geluidsniveau van 60 dB(A) is vergelijkbaar met het voeren van een gesprek op de werkplek.
2.2 Slaapverstoring
Mensen kunnen door geluid moeilijker in slaap vallen en ‘s nachts vaker wakker worden. De Gezondheidsraad heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de effecten van geluid op slaap en gezondheid. Deze effecten zijn niet bij ieder mens gelijk en hangen af van persoonlijke en omgevingsfactoren. Belangrijke effecten van omgevingsgeluiden tijdens de slaap zijn:
- •
verminderde slaapkwaliteit;
- •
verminderd algemeen welbevinden;
- •
hogere prikkelbaarheid;
- •
verminderde concentratie en prestatie;
- •
voortijdige sterfte door hartziekten en verhoogde bloeddruk.
In het hoofdstuk over geluid bij evenementen (hoofdstuk 9) wordt op hinderaspecten van geluid nader ingegaan.
3. (Wettelijke en beleidsmatige) Kaders
3.1 Algemeen
De Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van geluid is aan verandering onderhevig. MIG is de afkorting van Modernisering Instrumentarium Geluidsbeleid. Doel van het MIG-beleid is stap voor stap het huidige geluidsbeleid te moderniseren. Met de op 18 juli 2002 gepubliceerde Europese Richtlijn Omgevingslawaai wordt het principe van MIG overeind gehouden. Deze richtlijn is bepalend voor onder meer het gemeentelijke geluidsbeleid. Per 18 juli 2004 is de richtlijn in de Nederlandse wetgeving opgenomen 1 . Als gevolg hiervan heeft een deel van de Nederlandse gemeenten verplichtingen tot het maken van geluidskaarten, het opstellen van actieplannen 2 en het geven van voorlichting aan het publiek en het geven van inspraak.
De gemeente geeft met een geluidsnota tevens duidelijkheid over de wijze waarop zij omgaat met de bevoegdheid om hogere geluidswaarden vast te stellen. Deze bevoegdheid hebben de gemeenten gekregen na de wijziging van de Wet geluidhinder (1 januari 2007).
Het beperken en voorkomen van geluidsoverlast heeft op verschillende niveaus aandacht:
- -
Rijksniveau: beleid, wetten, algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en circulaires;
- -
Provinciaal niveau: Verordening voor de fysieke leefomgeving (is opvolger van onder meer de Provinciale Milieuverordening en wordt nog opgevolgd door de Omgevingsverordening 2009);
- -
Gemeentelijk niveau: Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Geluidsnota.
In de praktijk is het aanpakken van concrete geluidsoverlast grotendeels een gemeentelijke taak.
Beleid, wet- en regelgeving is op vele terreinen in ontwikkeling. Voorbeeld hiervan is de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), verwacht medio 2010. Onder de Wabo worden geen milieu- en bouwvergunningen e.d. meer verleend maar omgevingsvergunningen. Wetten zoals Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening blijven wel bestaan. Bij toepassing van voorliggend beleid moet het op dat moment geldende wettelijke kader worden aangehouden. Voorliggend beleid zal te zijner tijd ook voor omgevingsvergunningen een toetsingskader zijn.
3.2 Rijksniveau
Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) [18]
In het NMP4 wordt de 'aantasting van de leefomgeving' als één van de zeven hardnekkige milieuproblemen genoemd. Al deze milieuproblemen hebben een relatie met de volksgezondheid.
Het NMP4 geeft de volgende doelstellingen weer:
- -
in 2010 een geluidsbelasting van 70 dB(A) op woningen niet meer wordt overschreden;
- -
de 'akoestische kwaliteit' in het stedelijke en landelijke gebied in 2030 gerealiseerd moet zijn, onder andere door de aanpak van de rijksinfrastructuur (lees: autowegen en spoorwegen);
- -
de 'akoestische kwaliteit' in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2030 is gerealiseerd;
- -
de situatie in 2010 ten opzichte van die van 2000 niet is verslechterd.
Het Rijk heeft in het NMP4 gebiedsgericht geluidsbeleid als strategie voorgesteld om bovenstaande doelstellingen te halen. Zo kan men maatwerk leveren om bij te dragen aan de lokale akoestische kwaliteit. De aanpak die men hier voor ogen heeft is brongericht beleid. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de best toepasbare technieken, waarbij aandacht zal zijn voor een redelijke verhouding tussen de kosten en baten. Om de haalbaarheid van de doelstellingen te vergroten, zal het Rijk inzetten op innovatie. Een voorbeeld hiervan is stiller asfalt.
‘Vaste waarden, nieuwe vormen: Milieubeleid 2002-2006' [17]
Deze notitie van VROM gaat alleen in op die onderwerpen van het NMP4, waaronder geluid, waarvoor gezien de gewijzigde economische en politieke omstandigheden aanpassing noodzakelijk is. Het gaat daarbij vooral om het Innovatieprogramma Geluid. De beoogde doelstellingen worden, zonder extra financiële middelen, niet allemaal in 2010 gehaald. Burgers worden dus langer aan meer geluid blootgesteld. Het kabinet werkt echter aan alternatieve maatregelen. In het 'Nationaal Verkeers- en Vervoersplan' (NVVP) en in de 'Nota Verkeer en emissies' zal daarom een pakket aan alternatieve maatregelen en acties worden gepresenteerd.
Door VROM wordt een aangescherpt handhavingsbeleid nagestreefd ter beperking van geluidshinder in de woonomgeving.
Wet geluidhinder (Wgh) [20]
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidshinder. In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen (waarop zich bedrijven kunnen vestigen die in belangrijke mate geluidshinder veroorzaken). Een belangrijk principe uit de wet is dat maatregelen zo dicht mogelijk bij de geluidsbron moeten worden genomen. De wet werkt verder met zones. Dit zijn gebieden rond geluidsbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidshinder te beperken.
Besluit geluidhinder (Bg) [15]
Dit besluit is gebaseerd op de Wet geluidhinder en is op 1 januari 2007 in werking getreden. Op grond van dit besluit is onder meer de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden grotendeels overgegaan van de provincie naar de gemeente. Dit besluit vervangt onder meer het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit geluidhinder spoorwegen.
Richtlijn omgevingslawaai [19]
De Europese richtlijn omgevingslawaai is voor de Nederlandse situatie omgezet in de Richtlijn omgevingslawaai. Voor Hellendoorn zal deze richtlijn nog geen directe gevolgen hebben. De richtlijn richt zich namelijk op agglomeraties, inrichtingen en wegbeheerders. De inwerkingtreding zal in twee tranches plaatsvinden.
De eerste tranche richt zich op:
- •
agglomeraties met een bevolking van meer dan 250.000 inwoners;
- •
beheerders van hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 60.000 treinen passeren;
- •
beheerders van wegen waarop jaarlijks meer dan 6 miljoen voertuigen passeren;
- •
beheerders van burgerluchthavens met jaarlijks meer dan 50.000 vliegtuigbewegingen.
Zij moesten in 2007 een geluidsbelastingkaart aanleveren en in 2008 een actieplan hebben opgesteld. De tweede tranche richt zich op agglomeraties met een bevolking van meer dan 100.000 inwoners en (spoor-) wegen en vliegvelden met een lagere intensiteit (respectievelijk 3 miljoen auto's, 30.000 treinen of 50.000 vliegtuigen). Zij moeten in 2012 een geluidsbelastingkaart aanleveren en in 2013 actieplannen hebben opgesteld.
Wet ruimtelijke ordening (Wro) [22]
De Wro bepaalt dat de ruimtelijke inrichting van Hellendoorn moet voldoen aan de eis van een “goede ruimtelijke ordening”. Verschillende functies mogen elkaar niet onaanvaardbaar negatief beïnvloeden en moeten op elkaar worden afgestemd. Door onder andere milieuzonering worden milieubelastende en milieugevoelige functies gescheiden. De Wro bepaalt verder dat de gemeente de geluidszonering uit de Wet geluidhinder in acht moet nemen. Als de gemeente via een bestemmingsplanwijziging een geluidsgevoelige bestemming in de zone van een weg mogelijk wil maken dan kan dit alleen als de geluidsbelasting, bepaald door middel van een akoestisch onderzoek, wordt getoetst aan de geluidsnormen uit de Wet geluidhinder.
Wet milieubeheer (Wm) [21]
Bijna alle bedrijven vallen onder de regels van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat er geluidsnormen op de bedrijven van toepassing zijn om de woonomgeving te beschermen tegen geluidshinder. Vergunningsplichtige bedrijven hebben te maken met op maat gesneden geluidsvoorschriften en de geluidsnormen (grenswaarden) die gebaseerd zijn op de Circulaire Industrielawaai (1979) of de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (1998) van het ministerie van VROM. Een groot aantal bedrijven valt sinds 1 januari 2008 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer), tenzij ze zijn opgenomen in een limitatieve lijst van vergunningsplichtige bedrijven (bijlage 1 van het besluit). Op basis van artikel 8.40 Wet milieubeheer zijn (geluids-)voorschriften van toepassing op deze inrichtingen. Op een aantal inrichtingen blijven de bestaande algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) met de bijbehorende (geluids-)voorschriften van toepassing (zoals het Besluit landbouwmilieubeheer). De gemeente heeft de bevoegdheid om bij overtreding van de geluidsvoorschriften handhavend op te treden.
Woningwet [23]
Op basis van de Woningwet worden bouwvergunningen verleend. De geluidprestatie-eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Bij de toetsing van de bouwaanvraag en het toezicht tijdens de bouw dient de gemeente er op toe te zien dat de prestatie-eisen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om:
- -
de geluidsisolerende eigenschappen van de gevel voor geluid van buiten;
- -
het beperken van geluidsoverlast tussen woningen;
- -
het geluid dat veroorzaakt wordt door installaties zoals ventilatie en de CV.
3.3 Provinciaal niveau
De provincie Overijssel heeft diverse taken die relevant zijn voor dit geluidsbeleid, zoals:
- -
beheer, aanleg en onderhoud van provinciale wegen;
- -
verlenen en handhaven van milieuvergunningen voor enkele grote bedrijven binnen de gemeente;
- -
taken voortvloeiend uit de Wet ruimtelijke ordening.
In het jaar 2000 heeft de provincie Overijssel haar milieubeleid vastgesteld in het milieubeleidsplan ‘Milieubeleidsplan Overijssel 2000+, plannen voor ruimte, water en milieu’ [25]. Het beleidsplan geeft weer welke doelstellingen de provincie Overijssel voor een aantal thema’s nastreeft.
Voor een aantal thema’s heeft de provincie ook geluidsdoelstellingen geformuleerd:
- •
Thema “vermindering milieubelasting mobiliteit”:
- -
Doelstelling: de geluidshinder is terug gebracht tot de wettelijke norm;
- -
Indicator: aantal gevallen van geluidshinder door weg-, rail- en luchtverkeerlawaai.
- -
- •
Thema “verbeteren van de leefomgeving”:
- -
Doelstelling: de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) moet in 2018 ontwikkeld zijn tot een stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. Het milieu- en waterbeleid moet in 2012 volledig zijn afgestemd op de natuurdoelen in de PEHS;
- -
Indicator: plaatsen waar milieu en water nog niet zijn afgestemd op de PEHS als gevolg van onder andere geluid.
- -
Naast het milieubeleidsplan van de provincie Overijssel is het streekplan ook een belangrijk document [26]. Het streekplan geeft de hoofdlijnen van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de lange termijn aan voor de provincie Overijssel. Dit tegen de achtergrond van de mogelijkheden, die ze heeft om de ruimtelijke ontwikkeling te beïnvloeden. De visie, die in het streekplan is neergelegd, is richtsnoer voor het provinciaal handelen in de komende jaren. De beleidsuitspraken zijn over het algemeen indicatief van aard en dus niet rechtstreeks bindend voor derden.
In het streekplan wordt geluid als één van de grootste milieuproblemen gezien. Verder geeft men aan dat men zoveel mogelijk bedrijvigheid wil concentreren op bedrijventerreinen. Dit ter voorkoming van onder andere geluidsoverlast.
In de ‘Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen’ [24] wordt beschreven hoe men om dient te gaan met geluid bij het ontwikkelen en beoordelen van ruimtelijke plannen. Het belangrijkste doel van de handreiking is om de beleidsregels voor het beoordelen van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen in overeenstemming te brengen met het Streekplan Overijssel 2000+ en een aantal recente ontwikkelingen. Ook in de in 2008-2009 in procedure genomen omgevingsvisie (visie en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel) is er aandacht voor –samenwerking op het gebied van- geluid. De omgevingsvisie zal onder meer het huidige provinciale milieubeleidsplan vervangen.
3.4 Gemeentelijk niveau
De gemeente heeft een aantal taken die relevant zijn voor deze geluidsnota:
- -
beheer, aanleg en onderhoud van gemeentelijke wegen;
- -
verlening en handhaving milieuvergunningen voor bedrijven;
- -
acceptatie en handhaving milieumeldingen (AMvB) voor bedrijven;
- -
taken voortvloeiend uit de Wet ruimtelijke ordening.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Hellendoorn [3] zijn voor een aantal situaties regels opgenomen om overlast te beperken. Het gaat hierbij om het verbod om overlast te veroorzaken zonder ontheffing en de regeling op grond waarvan horecabedrijven individueel en tijdens collectief aangewezen festiviteiten, niet gehouden zijn aan de reguliere geluidsnormen. Ook wordt de APV als vangnet gebruikt indien er overlast optreedt waarin andere regelingen niet voorzien (bijvoorbeeld burenlawaai). De handhaving daarvan ligt vaak in het verlengde van het handhaven van de openbare orde.
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006 wordt naar verwachting medio 2009 opgevolgd door de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2009.
4. Bestaand beleid in de gemeente Hellendoorn
Het geluidsbeleid van Hellendoorn is niet alleen van toepassing op nieuwe situaties. Er dient ook rekening te worden gehouden met de bestaande (beleids)stukken en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze kunnen van invloed zijn op het geluidsbeleid, maar het geluidsbeleid kan (en moet) soms ook invloed hebben op deze aspecten.
Dit hoofdstuk omschrijft de betrokkenheid van het bestaand beleid in de gemeente Hellendoorn ten aanzien van geluid.
4.1 Beleidsregel interim-beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder 2007
Met ingang van 1 januari 2007 is de gemeente Hellendoorn bevoegd tot het verlenen van hogere grenswaarden voor een aantal in de Wet geluidhinder genoemde gevallen binnen de gemeentegrenzen. Om dit goed gemotiveerd te kunnen doen zijn nadere lokale ontheffingscriteria benodigd.
De wet biedt de mogelijkheid voor de gemeente om ontheffingscriteria te formuleren. Deze ‘beleidsregel interim-beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder‘ is opgesteld om de tijd tussen het vervallen van de criteria in de wet en het vaststellen van nieuwe criteria in het lokale geluidsbeleid te overbruggen.
Een heroverweging van het hogere waardenbeleid heeft plaatsgevonden in voorliggende nota en de Nota hogere grenswaarden. Voornoemd interim-beleid vervalt na vaststelling van deze nota en de Nota hogere grenswaarden.
4.2 Raadsbeleidsprogramma 2006 – 2010
In het programma zijn een drietal strategische projecten beschreven. Twee van die projecten zijn relevant voor het geluidsbeleid:
- •
Noord-zuidverbinding;
- •
Combiplan Rijksweg 35 en het spoor.
Bij beide projecten vraagt men om speciale aandacht voor de leefbaarheid voor aanwonenden. Net als bij andere gemeenten in de Regio Twente verdwijnen er in de gemeente Hellendoorn steeds meer agrarische bedrijven. Om het agrarisch gebied vitaal te houden wordt gezocht naar alternatieve activiteiten zoals recreatie, toerisme en landschapsbeheer. De leegkomende agrarische bebouwing biedt ook ruimte voor de vestiging van bedrijven.
4.3 Milieuprogramma 2008 – 2011
In het milieuprogramma van de gemeente Hellendoorn zijn per thema belangrijke speerpunten weergegeven. De volgende geluidsspeerpunten zijn onder meer opgenomen:
- 1.
De gemeente Hellendoorn is in het kader van ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) een programmagemeente en krijgt ISV-gelden voor onder meer geluidsisolatie. Voor de woningen die op de zogenaamde A-lijst staan, is een aantal geluidssaneringsprojecten opgezet en zullen ook de komende jaren geluidsonderzoeken en –saneringen plaatsvinden.
- 2.
Ook buiten het ISV om zullen geluidsonderzoeken en –saneringen plaatsvinden in het kader van infraprojecten.
- 3.
In het milieuprogramma is opgenomen dat de gemeente Hellendoorn lokaal geluidsbeleid gaat opstellen. Feitelijk dus het opstellen van voorliggend product.
- 4.
De nieuwe Wet geluidhinder brengt ook een registratieplicht met zich mee voor de vastgestelde hogere grenswaarden. Het bevoegd gezag dient zo snel mogelijk na vaststelling de hogere grenswaarde te laten registreren in het kadaster.
4.4 Vrijkomende gebouwen in het buitengebied
Door dynamiek in het buitengebied komen agrarische (maar ook niet-agrarische) gebouwen vrij. Op verschillende bestuurslagen worden initiatieven genomen om aan deze omstandigheid invulling te geven. Hellendoorn heeft in de nota ‘vrijkomende gebouwen in het buitengebied’ (2006) beleid opgesteld voor:
- 1.
hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing voor nieuwe bedrijvigheid;
- 2.
sloop bedrijfsbebouwing met mogelijkheid van nieuwbouw van een woning.
Ad 1 Kernpunt van deze regeling is dat de vrijkomende gebouwen worden gebruikt voor andere bedrijvigheid. Eén van de voorwaarden is wel dat hergebruik inpasbaar moet zijn op basis van de milieuaspecten zoals geluid, conform de VNG-brochure ‘Bedrijven & Milieuzonering’.
Ad 2 In plaats van gebruik te maken van de bestaande bedrijfsbebouwing kan ook sloop plaatsvinden. Het zgn. Rood-voor-Rood programma is erop gericht om landschapsontsierende agrarische bebouwing te slopen en daarvoor woningen te realiseren. In principe wordt uitgegaan van een compensatiekavel ter plaatse van de slooplocatie. Echter indien compensatie ter plaatse niet mogelijk of gewenst is, is het mogelijk de woning elders te situeren, waarbij aansluiting wordt gezocht bij aangewezen woonkernen en buurtschappen. Realisering is slechts mogelijk indien (andere) wet- en regelgeving zich hiertegen niet verzet.
4.5 Plattelandsvisie
De plattelandsvisie is een instrument om de leefbaarheid van het platteland in al haar facetten te vergroten. Het is een visie over het wonen, werken en recreëren op het platteland. Onderwerpen als vrijkomende gebouwen in het buitengebied hebben hierin ook een plaats. Er wordt echter ook nadrukkelijk ingegaan op het stimuleren van toerisme. Dit zowel voor wat betreft aantal toeristen, het aantal en de diversiteit van verblijfplaatsen als de totale toeristische bestedingen. Een evenwicht tussen de optimale ontwikkeling van het toerisme en het behoud van de kwaliteiten in rust, ruimte, duisternis, natuur en landschap is wel vereist. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in natuurlijk, avontuurlijk en cultuurhistorisch. Nieuwe verblijfsrecreatie wordt vooral voorzien in de verwevingsgebieden. In verwevingsgebieden zijn zoeklocaties aangewezen voor uitbreiding en nieuw-vestiging van verblijfsrecreatieve bedrijven met een middelgrote tot grote ruimtelijke impact.
4.6 Welstandsnota
Om bouwplannen op welstand te mogen toetsen moeten gemeenten een welstandsnota hebben vastgesteld. In de welstandsnota van onze gemeente (2004) is een gebiedsindeling gemaakt (18 gebieden) met daarbij gebiedsgerichte criteria en beleidsintenties. Voorbeeld: voor het gebiedstype ‘bebouwing langs historische wegenstructuur’ is als beleidsintentie opgenomen het respecteren van bestaande bebouwing en bij vervangende nieuwbouw teruggrijpen op de karakteristiek van de oorspronkelijke woningbouw. Tevens zijn er objectgerichte criteria opgenomen.
4.7 Woonvisie
De woonvisie (2004) is opgezet als richtinggevend beleidskader voor initiatieven op het gebied van wonen. Het document wordt gebruikt als het centrale toetsingskader voor woningbouw- en herstructureringsinitiatieven, die op verschillende niveaus en door verschillende partijen worden ontwikkeld. In de woonvisie worden diverse gebieden en woonmilieus onderscheiden. Eveneens geeft het een beeld van de leeftijdsopbouw en de woningbehoefte in de gemeente Hellendoorn.
4.8 Sociaal-economisch beleidsplan ‘wonen, werken, welzijn’
Dit plan heeft als hoofddoel de versterking van de plaatselijke economie. Aangaande de afstemming van economische en milieubelangen is de ambitie om een goed werkklimaat te creëren maar ook de garantie op een goede leefomgeving. Bereikbaarheid van het centrum van Nijverdal en de bedrijventerreinen is van groot belang. Het ‘Combiplan Rijksweg 35 en het spoor’ heeft grote invloed op de bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van het Nijverdalse centrum. Het centrumplan voorziet hier ook in. Aan het Keizerserf (voetgangersgebied) vindt bevoorrading van de winkels zoveel mogelijk plaats via de achterzijde ofwel via de in tijd beperkte toegang vanaf het Keizerserf.
4.9 Wegenstructuurplan 1998
In het wegenstructuurplan zijn 4 beleidsthema’s onderscheiden, waaronder ‘milieu, geluid en leefbaarheid’. Voor die thema’s zijn taakstellingen omschreven. De volgende taakstellingen zijn in het bijzonder van belang:
- 1.
in het kader van het wegenstructuurplan is vooral de geluidshinder te beïnvloeden. De taakstelling in het kader van het VMK-project Zuidtangent vormt hierbij de leidraad.
- 2.
gebieden die voor wat betreft natuur (en landschap) als zeer waardevol zijn aangemerkt worden autovrij of autoluw gemaakt. Dit betekent dat deze gebieden uitsluitend door bestemmingsverkeer mag worden aangedaan; doorgaand verkeer is niet aanvaardbaar. Voor gebieden die ‘waardevol’ zijn gelden in feite dezelfde eisen, alleen in minder strenge mate. In alle waardevolle en zeer waardevolle gebieden dient met prioriteit de maximum snelheid te worden verlaagd tot 60 km/u.
Voor het geluid is in het regionaal verkeers- en vervoersplan (RVVP) de kwantitatieve taakstelling opgenomen dat er in 2010 50% minder woningen zijn met een gevelbelasting van meer dan 55 dB(A) (ten opzichte van 1986). Naast deze taakstelling uit het RVVP ligt er ook een lokale taakstelling. Die taakstelling heeft betrekking op de zogenaamde A-woningen. In het kader van het wegenstructuurplan wordt in het bijzonder gesproken van het VMK-project Zuidtangent waarbij de belangrijkste maatregel het terugbrengen (verminderen) van de vervoersfunctie van de route Rijssensestraat/Smidsweg is. Het Wegenstructuurplan 1998 wordt herzien en opgenomen in het Mobiliteitsplan.
5. Algemene uitgangspunten
5.1 Afbakening geluidsthema’s
De keuze voor geluidsonderwerpen hangt samen met de vraag of het noodzakelijk of wenselijk is om voor bepaalde typen geluidsonderwerpen beleid te ontwikkelen. Een thema is opgenomen wanneer het een belangrijk probleemveld betreft en de investering voor het ontwikkelen van hetthematische beleid in verhouding staat tot de winst die met het ontwikkelde beleid kan worden gehaald (bijvoorbeeld verkorting van procedures, het ontwikkelen van een goede leefomgevingskwaliteit, duidelijkheid voor alle betrokkenen).
5.2 Beschermde objecten en functies
De volgende objecten/functies worden vanuit de Wet geluidhinder/Wet milieubeheer beschermd:
- •
woningen;
- •
geluidsgevoelige gebouwen:
- -
onderwijsgebouwen;
- -
ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- -
verzorgingstehuizen;
- -
psychiatrische inrichtingen;
- -
medische centra;
- -
poliklinieken;
- -
medische kleuterdagverblijven.
- -
- •
geluidsgevoelige terreinen:
- -
terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen;
- -
terreinen die behoren bij verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- -
woonwagenstandplaatsen.
- -
- •
gebieden die beschermd worden volgens een provinciale milieuverordening (als bedoeld in artikel 1.2 lid 2 van de Wet milieubeheer).
Naast bovengenoemde gebouwen en terreinen wordt in het kader van bouwlawaai ook een vorm van bescherming geboden aan begraafplaatsen en kerken voor die momenten dat er sprake is van plechtigheden. Zie hierover het hoofdstuk over bouwlawaai.
5.3 Maatregelen: bron - overdracht - ontvanger
Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidshinder wordt al van oudsher de prioriteit gelegd bij maatregelen aan de bron. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer (wallen of schermen) in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) overwogen. In onderstaande figuur is dit gevisualiseerd:
De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidsniveau bloot te stellen. Dit leidt tot een efficiënt gebruik van de ruimte. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element in de Wet geluidhinder.
Als het gaat om de geluidsemissie van auto’s en treinen kan de gemeente deze moeilijk in directe zin beïnvloeden. Hiervoor is het Rijk (en op een hoger niveau: de Europese Unie) verantwoordelijk. Het Rijk bepaalt de eisen voor de typekeuring en is daarin weer afhankelijk van de afspraken op Europees niveau.
Voorafgaand aan het in beeld brengen van maatregelen met betrekking tot bron, overdracht, ontvanger, bestudeert de gemeente Hellendoorn in eerste instantie (stap 0) of het mogelijk is afstand te bewaren tussen de bron en de ontvanger, zodat daarmee toch aan de voorkeurswaarde kan worden voldaan. Dit geldt overigens niet alleen met betrekking tot juridische grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, maar ook voor de afstanden met betrekking tot milieuzonering van bedrijven ten opzichte van geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (zie ook hoofdstuk 8).
Afstand bewaren biedt tevens de mogelijkheid om ‘ruimte’ te bewaren voor oplossingsmogelijkheden van toekomstige handhavingsgaten. Hiermee wordt bedoeld dat in een later stadium alsnog bronmaatregelen getroffen kunnen worden, zoals het toepassen van geluidsreducerend asfalt.
Er zijn maatregelen die ook tot de “maatregelen bij de bron” behoren en waarop een gemeente, voor zover het gemeentelijke wegen betreft, invloed heeft. Dit zijn:
- -
de tracékeuze;
- -
de verkeersintensiteit;
- -
de maximumsnelheid;
- -
de samenstelling van het verkeer (bijvoorbeeld het percentage vrachtwagens);
- -
de uitvoering van het wegdek.
Wanneer het gaat om geluidsemissie bij bedrijven wordt de verplichting om maatregelen bij de bron te nemen middels vergunningsvoorschriften of algemene regels (de Algemene Maatregelen van Bestuur) bij het bedrijf neergelegd. De gemeente controleert de naleving van de vergunningsvoorschriften en de algemene regels.
Maatregelen in de overdracht (zoals schermen of wallen) hebben als voordeel dat de buitenruimte van woningen ook wordt beschermd. Een evident probleem van deze voorzieningen is de inpasbaarheid in een stedelijke omgeving vanwege de beperkte ruimte. Het is daar vaak niet mogelijk een scherm of wal in te passen. Ook indien er wel ruimte is voor afscherming bestaat er vaak weerstand tegen het idee van een scherm of een wal. Met de conventionele uitvoeringen hiervan krijgen zowel de wijk als de weg een afgesloten karakter. Bovendien hebben veel mensen het beeld bij een geluidsscherm van een saai scherm van ongeveer twintig jaar geleden, al dan niet voorzien van graffiti. Inmiddels zijn oplossingen bedacht die ook visueel aantrekkelijk kunnen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een wallenstelsel als een fraai parklandschap 3. Ook kan in sommige gevallen een verdiepte ligging van de weg uitkomst bieden.
Maatregelen bij de ontvanger (zoals gevelisolatie) zorgen ervoor dat in ieder geval in de woning een goed woonklimaat is gewaarborgd. Te denken valt aan speciale geluidsisolerende beglazing, geluidswerende ventilatievoorzieningen en isoleren van het dak. Uitgangspunt voor voldoende geluidswering is de aanname dat de ramen gesloten worden gehouden. Ventilatie wordt bereikt met suskasten nabij de ramen. Wil de bewoner een raam openzetten, dan heeft dit uiteraard tot gevolg dat geluid de woning binnendringt. Dit is een minpunt van een dergelijke oplossing.
Opmerking bij deze beleidsuitspraak:
Het streven is om vóór openstelling van de weg de eventuele voorzieningen gerealiseerd te hebben zodat meteen bescherming wordt geboden. In het hoofdstuk over bouwlawaai (10.6.2) wordt de mogelijkheid aangegeven om reeds vóór de feitelijke wegaanleg voorzieningen te treffen om overlast van bouwlawaai te verminderen. Hiervoor is echter geen enkele juridische noodzaak. Het is echter ook mogelijk dat – bijvoorbeeld ten gevolge van bezwaarprocedures rond de te treffen voorzieningen - dit streven in de praktijk niet kan worden gehaald.
5.4 Compensatie
Niet alleen decibellen op de gevel bepalen of iemand geluidshinder ondervindt. Compenserende factoren kunnen de ervaren hinder doen afnemen. Het nadeel van een hoge geluidsbelasting kan worden gecompenseerd door factoren die ook in de akoestische sfeer liggen. Daarbij kan gedacht worden aan de volgende zaken:
- •
een geluidsluwe gevel;
- •
een 'privé-gebied' (een tuin, balkon of park) aan de rustige kant van het huis;
- •
aangepaste indeling van de woning;
- •
gevelisolatie (met ventilatievoorzieningen).
In figuur 7 is het principe van akoestische compensatie schematisch weergegeven.
Naast de akoestische compensatie, die gedeeltelijk wettelijk is verankerd, zijn er ook niet akoestische compenserende factoren die als positief element kunnen worden gezien in een omgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
- •
veel stedelijk groen, in de vorm van een park, uitloopgebieden, etc.;
- •
goede openbaar vervoer-voorzieningen;
- •
een kinderspeelplaats.
In de literatuur wordt dit wel aangeduid als 'niet-akoestische compensatie'. Deze niet-akoestische compensatie heeft echter geen wettelijke grondslag. De juridische verankering van compensatie vindt vooral plaats in de procedure hogere grenswaarden (zie Nota hogere grenswaarden).
5.5 Cumulatie
Soms wordt een woning door meerdere bronnen belast, bijvoorbeeld door wegverkeer én railverkeer. Als die belasting betrekking heeft op eenzelfde gevel dan dient conform de strekking van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer de gemeente rekening te houden met deze cumulatie. Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening verdient dit de benodigde aandacht. De gemeente houdt in dit soort situaties bij het ontwerpen van de gevelisolatie rekening met de hogere geluidsbelasting. Dit is immers de situatie waar een bewoner mee te maken heeft.
In bijlage 1 behorende bij het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is een rekenmethode beschreven voor de cumulatieve geluidsbelasting.
5.6 Bestaande situaties en toekomstige plannen
In de gemeente liggen reeds vele wegen en zijn er veel bestaande bedrijven en woningen. Er is derhalve geen ‘blanco situatie’. Kijkend naar het nieuwe geluidsbeleid valt op te merken dat er woningen in gebieden liggen waarbij de geluidsbelasting niet overeenkomt met de ambitie die voor het betrokken gebied is vastgesteld. Deze nota zal voornamelijk inspelen op nieuwe situaties en minder op bestaande. In het volgende hoofdstuk wordt per gebied aangegeven wat de ambities zijn voor de nieuwe situaties.
In geval van aanpassing van een bestaande situatie zal echter wel worden bezien in hoeverre het mogelijk en proportioneel is om de nieuwe situatie in overeenstemming te brengen met de ambitie.
5.7 30 km/uur-wegen
30 km/uur wegen zijn wettelijk niet gezoneerd en vallen daarmee niet onder de Wet geluidhinder. De geluidsbelastingen van geluidsgevoelige bestemmingen hoeven op basis van de Wet geluidhinder bij nieuwbouw en/of reconstructie van wegen niet onderzocht te worden. In verband met "een goede ruimtelijke ordening" dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan de geluidssituatie (zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 3 september 2003, 200203751/1). 30 km/uur wegen nemen vanwege duurzame verkeersveiligheid in aantal toe.
6. Gebiedstyperingen en gebiedsgerichte ambities
6.1 De gebiedstypen
Het doel van het gemeentelijke geluidsbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de gebieden de geluidskwaliteit te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een per gebied passende geluidskwaliteit.
Het functioneel-ruimtelijke gebruik van de betreffende gebieden is bepalend voor de indeling van de gebiedstypen en leidend voor het benoemen van algemeen geformuleerde geluidskwaliteiten. De functies in een gebied bepalen immers welke kwaliteiten gewenst, maar ook mogelijk zijn. In regionaal verband is gekozen voor een gebiedstype indeling die is gebaseerd op de zogenoemde MILO-systematiek 4, zoals deze door de VNG, het IPO, de UvW en het ministerie van VROM is ontwikkeld in het kader van het MILO-project (milieukwaliteiten in de leefomgeving). Deze systematiek is een landelijk gangbare systematiek voor gebiedsgericht beleid.
Dit hoofdstuk is een beschrijving van de gebiedstypen en de gebiedsgerichte ambities. Maar het beschrijven alleen van de gewenste geluidskwaliteit is niet voldoende. De ambities moeten ook tastbaar worden door ze terug te laten komen in ruimtelijke plannen. Het gebiedsgericht geluidsbeleid moet er toe leiden dat geluid nog vaker vanaf het prille begin van een ruimtelijke ontwikkeling wordt meegenomen.
Voor de gemeente Hellendoorn zijn 8 gebiedstypen geïdentificeerd, die in paragraaf 6.3 worden beschreven. De daaraan gekoppelde ambities zijn in een tabel weergegeven. In bijlage 3 zijn kaarten met daarop de geografische afbakening van de gebiedstypen weergegeven.
6.2 De systematiek
Op een geluidskaart worden de geluidsniveaus van de bronnen wegverkeer, railverkeer en industrie weergegeven. Aan technici geeft een dergelijke kaart met getallen (decibellen) veel inzicht. Een samenhangende beoordeling is echter niet mogelijk. In figuur 8 zijn geluidsniveaus vertaald in geluidsklassen, die zijn weergegeven met een getal, een woord en een kleur. Per geluidsklasse staan bij iedere geluidssoort verschillende getallen. Dit heeft te maken met het feit dat het geluid van verschillende bronnen verschillend wordt ervaren. Het geluid van een trein wordt bijvoorbeeld als minder hinderlijk ervaren dan dat van auto’s.
Op deze wijze is voor een breder publiek een eenvoudiger weergave mogelijk. Om de ambities per gebiedstype vast te stellen is voor de herkenbaarheid en werkbaarheid dan ook deze systematiek toegepast.
VL: verkeerslawaai RL: railverkeerslawaai IL: industrielawaai dB/dB(A): decibel
De dosismaat voor weg- en railverkeerslawaai is Lden 5 . . Als dosismaat voor het geluid van bedrijven is Letmaal. gehanteerd.
Figuur 8 Geluidskwaliteiten
Door de gebruikte bandbreedte hebben deze kaarten een indicatieve status. De keuze van de klassen stemt overeen met wat landelijk gebruikelijk is en sluit bovendien aan op het systeem van de Wet geluidhinder. Het volstaat niet om alleen de ambitie van een gebied aan te geven. Dit heeft te maken met het feit dat langs en door iedere woonwijk, zeker in stedelijk gebied, wegen met veel verkeer kunnen lopen. De realiteit gebiedt te erkennen dat ook in een ‘stille’ woonwijk langs de rand hogere geluidsniveaus kunnen optreden. Hierdoor is het noodzakelijk de maximaal mogelijke afwijking van het ambitieniveau per gebiedstype aan te geven (bovengrens). Bij woongebieden, centrumgebieden en werkgebieden gaat het om de bescherming van woningen en overige objecten. Voor de gebiedstypen in het buitengebied (natuur & extensiveringsgebied en verwevings- & landbouwontwikkelingsgebied) gaat het daarnaast ook om bescherming van het gebied zelf. In de navolgende figuur zijn de Hellendoornse ambities opgenomen.
De ambitietabellen geven per gebiedstype twee mogelijkheden aan:
- 1.
Ambitiewaarde (basis): betreft de basiskwaliteit in een gebied. Deze omvat de na te streven geluidsklasse voor de te beschermen objecten en functies in een bepaald gebied;
- 2.
Bovengrens: deze geluidsklasse wordt bij (hoge) uitzondering toegepast en mag niet worden overschreden. Aan de toepasselijke norm van de Wet geluidhinder kan nog juist worden voldaan. Akoestische compensatie is hierbij vereist (zie Nota hogere grenswaarden).
6.3 Indeling gebiedstypen
6.3.1 Natuur en extensiveringsgebied
Het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied kenmerkt zich door een lage dynamiek, oftewel ‘zeer rustig’ met betrekking tot bedrijvigheid. De functie van het gebied is voornamelijk natuur maar hiernaast is het gebied ook toegankelijk voor extensieve vormen van recreatie. De bebouwingsdichtheid is zeer laag en het gebied is matig bereikbaar met openbaar vervoer. De gemeente Hellendoorn kent één groot gebied en een aantal kleinere gebieden met het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied; deze zijn aangewezen op de provinciale reconstructiezoneringskaart als extensiveringsgebied. In het extensiveringsgebied hebben de functies natuur, wonen en recreatie voorrang. Voor intensieve veehouderij zijn hier geen ontwikkelingsmogelijkheden.
Ook in andere gebieden dan die van het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied ligt natuur, alleen in het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied is natuur een hoofdkenmerk.
Het streven voor het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied is het bereiken van een maximale milieukwaliteit ten behoeve van een maximale natuurlijke kwaliteit. De toegestane milieubelasting is laag. De milieukwaliteitswaarde is voornamelijk afhankelijk van de menselijke (mede)gebruiker met betrekking tot extensieve recreatie. Voor natuur zelf zijn deze aspecten minder relevant, de referentie voor geluid geeft de behoefte aan het in stilte kunnen genieten van de natuur. In dit gebied wordt voornamelijk verkeersgeluid waargenomen waardoor de basiskwaliteit vanwege het verkeer minder is (rustig) dan die voor bedrijven (zeer rustig). De geluidsklasse ‘zeer rustig’ voor bedrijven sluit goed aan bij de richtwaarde uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Deze handreiking wordt gebruikt bij de toetsing in het kader van vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer. Voor woonbestemmingen in het landelijk gebied wordt veelal een richtwaarde van 40 dB(A) aangehouden. Deze waarde wordt vaak toegepast, omdat men in een landelijk gebied een lagere waarde nastreeft dan in een druk stadscentrum. In het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied wordt naast de woonfunctie en de flora en fauna ook de gebruiker van het gebied beschermd.
In het provinciale extensiveringsgebied is ook een Natura 2000-gebied opgenomen: de Sallandse Heuvelrug. De Sallandse Heuvelrug maakt deel uit van het Europees netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000). De Sallandse Heuvelrug is aangewezen als een habitatrichtlijn- en een vogelrichtlijngebied. Momenteel is men bezig deze twee gebieden op te nemen in één Natura2000-aanwijzingsbesluit. In het ontwerpbesluit Sallandse Heuvelrug wordt het gebied als volgt omschreven (13):
De Sallandse Heuvelrug wordt gevormd door een glaciale zandrug die een totale lengte heeft van veertien en een variabele breedte van ongeveer één tot zes kilometer. In het sterk geaccidenteerde terrein bevatten de heuveltoppen (gemiddelde hoogte tussen de 45 en 70 meter boven NAP) grote aaneengesloten struikheibegroeiingen, met enkele jeneverbesstruwelen en zure vennen. In de lagere delen en op de flanken van de heuvelrug komt een vochtiger heidetype voor, waaronder ook een hellingveentje. De flanken van de stuwwal zijn grotendeels begroeid met naaldbos, loofbos en gemengd bos van verschillende leeftijden.
De geluidsambities die de gemeente Hellendoorn heeft voor dit gebied zijn hieronder weergegeven.
6.3.2 Verwevings- & landbouwontwikkelingsgebied
Het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied van Hellendoorn heeft in algemene zin als hoofdfunctie agrarische activiteiten, waaronder de intensieve veehouderij. Daarnaast heeft het gebied een lage bebouwingsdichtheid en een lage gebruiksintensiteit. Het gebied heeft als nevenfuncties bijvoorbeeld wonen, recreatie en overige bedrijfsbebouwing. In het reconstructieplan zijn naast de landbouwontwikkelingsgebieden ook verwevingsgebieden aangewezen. Bij dit gebiedstype is hier geen verdere onderverdeling in gemaakt. Het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied omvat – met uitzondering van het gebiedstype natuur & extensiveringsgebied - het gehele buitengebied van de gemeente Hellendoorn. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied is ‘rustig’. Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan treden er vaak tijdelijke hogere geluidsniveaus op.
6.3.3 Woonwijk
Het gebied ligt voornamelijk aan de rand van de grotere kernen Hellendoorn en Nijverdal of omvat het geheel van de kleinere kernen zoals Haarle, Daarle en Daarlerveen. Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen, maar daarnaast zijn nevenfuncties zoals recreëren mogelijk. De bevolkings- en bebouwingsdichtheid is hoog en het gebied kent ook veel plaatsen met stedelijk groen. Ook voorzieningen als kerken, horeca en scholen komen voor in dit gebied. Dit heeft invloed op de aanwezige geluidsniveaus. De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in het woongebied is “redelijk rustig”. Het verkeerslawaai als gevolg van de ontsluiting van deze gebieden is dominant. Verkeer in het gebied is ondergeschikt, hierdoor kan in de kern van deze gebieden een rustiger ambitieniveau gehanteerd worden. Voor lawaai van bedrijven wordt net als in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening de geluidsambitie “rustig” aangehouden.
6.3.4 Centrum-dorps
Het gebiedstype centrum-dorps betreft het centrumgebied van de historische kern van Hellendoorn en de dorpskern van de Kruidenwijk (Nijverdal). Vanwege het ontbreken van de combinatie van deze functies van de voorzieningen in Haarle, Daarle en Daarlerveen zijn daar geen centrumgebieden aangewezen. Deze kernen worden aangemerkt als woonwijk. Net zoals bij het gebiedstype centrum-stedelijk biedt dit gebied allerlei voorzieningen zoals winkels, kantoren en scholen, echter met een lagere functiemenging.
De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in centrum-dorps is “redelijk rustig”. Ook voor het gebiedstype centrum-dorps kan industrielawaai (bedrijven) van belang zijn omdat op een aantal plaatsen bijvoorbeeld horecabedrijven bepalend zijn voor de geluidskwaliteit. Het gebiedstype centrum-dorps biedt de sfeer en mogelijkheden die ook het gebiedstype centrum-stedelijk biedt, maar is kleinschaliger van opzet en karakter. Bij het toestaan van hogere geluidsniveaus dan de ambitiewaarde (basis) moet derhalve terughoudend worden omgegaan.
6.3.5 Centrum-stedelijk
Het gebiedstype centrum-stedelijk biedt allerlei voorzieningen zoals koopcentra en uitgaansgelegenheden, maar ook kantoren. Dit gebiedstype kent dus een hoge functiemenging; het ruimtegebruik is vaak meervoudig. De identiteit van dit gebiedstype wordt bepaald door de stedenbouwkundige kwaliteit van de stad en de kwaliteit van de architectuur. Dit gebiedstype kent duidelijke oriëntatiepunten en heeft een duidelijke structuur. De hoge dichtheid en gebruiksintensiteit zorgen ervoor dat een relatief lage akoestische omgevingskwaliteit aanwezig is. Dit betekent dat met name de geluidsniveaus hoger zijn dan in de meeste andere gebiedstypen.
Het centrum heeft een grootschaliger en intensiever karakter qua bebouwing (zoals appartementen), activiteiten en verkeer. Toch kent het centrum ook relatief rustige plekken. Niet alle wegen in het centrum zijn drukke, doorgaande wegen en de horeca is niet overal. Bovendien worden door de compacte bouw veel binnenterreinen afgeschermd, zodat daar relatieve rust heerst. Al met al is het centrum een gebied van uitersten: aan de ene kant drukke wegen en bruisende horeca, aan de andere kant redelijk rustige binnengebieden.
6.3.6 Woon- & werkgebied
Voor meerdere gebiedstypen geldt dat er een menging is van wonen en werken. Voorbeeld hiervan is het gebiedstype centrum-stedelijk waar zowel winkels en horeca gevestigd zijn, als ook wordt gewoond.
Daarnaast zijn er gebiedstypen waar nagenoeg alleen gewerkt wordt, zoals op het industrieterrein. Het gebiedstype woon- & werkgebied kenmerkt zich door de mix van wonen en werken waarbij het wonen direct gerelateerd is aan een bedrijf (wonen bij het eigen bedrijf). Het betreffen derhalve bedrijfswoningen.
In de gemeente Hellendoorn is één woon-werk terrein gerealiseerd, te weten Bloeme-weide in Haarle. Er bestaan plannen voor een woon-werk terrein aan de 3e Kampsweg te Nijverdal.
De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in dit gebied met gemengde functies is ‘redelijk rustig’.
6.3.7 Bedrijventerrein
Het gebiedstype bedrijventerrein kenmerkt zich door de aanwezigheid van garagebedrijven, distributiecentra, kantoren en industrie (productiebedrijven). Verspreid kunnen er (bedrijfs-)woningen aanwezig zijn, maar deze zijn niet maatgevend voor de gewenste geluidskwaliteit. De gebieden zijn gelegen aan de rand van de kernen binnen de gemeente Hellendoorn en vragen om een goede ontsluitingsroute naar de provinciale wegen en/of rijkswegen (A35/N35).
De functies binnen het gebiedstype stellen geen hoge eisen aan de geluidskwaliteit, maar kunnen wel belangrijke negatieve effecten hebben op de geluidskwaliteit in aangrenzende gebiedstypen, bijvoorbeeld de woonwijk. Bedrijventerrein vinden we in Nijverdal (bedrijventerrein ’t Lochter) en Hellendoorn (Ola locatie).
In tegenstelling tot de gebiedstypen centrum-stedelijk en woonwijk bevinden zich op de bedrijventerreinen - geen danwel slechts in zeer geringe mate - geluidsgevoelige objecten zoals burger- en bedrijfswoningen. Woningen op het industrieterrein krijgen - kijkend naar de bovengrens - een klasse minder bescherming tegen industrielawaai dan in een woon- & werkgebied het geval is.
6.3.8 Gezoneerd industrieterrein
Voor bedrijfsterreinen waar zich zogenaamde ‘grote lawaaimakers’ moeten kunnen vestigen (als bedoeld in de Wet geluidhinder) geldt een apart toetsingskader, omdat de Wet geluidhinder van toepassing is. Om dergelijke terreinen ligt een wettelijke zone. We spreken daarom van een gezoneerd industrieterrein. De begrenzing van deze terreinen is – anders dan bij alle andere gebiedstypen in dit beleid het geval is - dus reeds juridisch vastgelegd. De gemeente is zonebeheerder.
In de gemeente Hellendoorn zijn de industrieterreinen Nijverdal Noord en Nijverdal Zuid (Nijverdal) en het motorcrossterrein Koetree (Hellendoorn) gezoneerd. Met betrekking tot de begrenzing van deze terreinen op de figuren in voorliggend geluidsbeleid is het gezoneerde terrein zelf aangegeven. De geluidszone ligt buiten dit terrein en ligt daarmee feitelijk in een ander gebiedstype. De geluidszone is wel - slechts - ter indicatie op de figuren (bijlage 3) weergegeven.
Voor toetsing met betrekking tot verkeer wordt gekeken naar het gebied waarin die woning zich bevindt. In principe zijn op het gezoneerde industrieterrein geen woningen aanwezig. Door de drukke wegen die meestal om het terrein liggen/door het terrein lopen en het zware verkeer kan er sprake zijn van hoge geluidsniveaus.
In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op wonen op – mede - voor industrie bestemde terreinen.
6.4 Toepassing gebiedsambities
Voor de verschillende gebiedstypen zijn de voor nieuwe situaties te ambiëren geluidskwaliteiten geformuleerd. Bij nieuwe situaties kan immers gestuurd worden. Met nieuwe situaties worden bedoeld:
- •
de aanleg van een nieuwe weg of spoorlijn bij bestaande woningen;
- •
de bouw van woningen bij een bestaande weg of spoorlijn;
- •
de vestiging van een bedrijf bij bestaande woningen;
- •
de bouw van woningen bij een bestaand bedrijf.
Onder de genoemde nieuwe situaties vallen veel ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Daarnaast is het mogelijk dat er ‘nieuwe gebieden’ worden ontwikkeld. Dan ontstaat de situatie dat zowel de woningen als de weg nieuw zijn.
De ambitietabel vormt voor bestaande situaties een referentiekader voor het vormen van een oordeel over het betreffende gebied.
Voor wat betreft toetsing in het kader van de Wet geluidhinder (hogere grenswaarden) moet de Nota hogere grenswaarden worden geraadpleegd, welke met voorliggende Nota geluidsbeleid onderdeel uitmaakt van het ‘Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn’.
6.5 Organisatorische verankering
Geluid staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel. Bij het totale proces van stedelijke ontwikkeling moeten tal van afwegingen plaatsvinden, waarbij het voorkomen van geluidshinder een onderdeel is. Het geheel van al deze afwegingen resulteert in een stedenbouwkundige invulling van een plangebied met een gewenste ruimtelijke kwaliteit. Wanneer geluid in de gemeentelijke organisatie een vaste plaats heeft gekregen wordt geluid in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling meegewogen en indien nodig betrokken. Het is van belang dat geluidsdeskundigen vanaf het beginstadium bij de plannen worden betrokken zodat deze zich ook meer kunnen richten op het voorkomen dan op het oplossen van problemen. Bij de organisatorische borging kan gedacht worden aan de volgende elementen:
- •
het organisatorisch en procedureel borgen dat geluid als ontwerpvariatie wordt aangeboden;
- •
bij de projectbegroting van plannen met een geluidsindicatie de kosten voor geluidsonderzoeken kosten voor akoestische maatregelen meenemen;
- •
procedureel borgen van verleende hogere grenswaarden;
- •
procedurele borging van geluid als beoordelingsaspect bij ontheffingsprocedures voor bouwen binnen geluidzones;
- •
aandacht voor handhaving van het Bouwbesluit.
7. Verkeer
Als gevolg van de groei van het wegverkeer neemt de geluidsbelasting ook toe. Er wordt weliswaar rekening gehouden met technische innovaties waardoor voertuigen steeds stiller worden, maar dit zal niet voldoende zijn om de groei van de geluidsbelasting tegen te gaan. Voor een aantal situaties zijn dan ook verdergaande maatregelen wenselijk. De gemeente Hellendoorn heeft een aantal mogelijkheden om de geluidsbelasting terug te dringen, waaronder maatregelen in de verkeersstructuur, type wegdek, aanpassing van functies en invulling van een plangebied. Een groot deel van die maatregelen heeft de gemeente Hellendoorn vertaald in haar wegenstructuurplan. Voor een optimale toepassing van verkeersmaatregelen is het vroegtijdig betrekken van geluidsaspecten bij de verkeersinrichting en beheer en onderhoud van het wegennet essentieel. Geluid zal dan ook een vast onderdeel moeten zijn van de integrale afweging.
Door de gemeente Hellendoorn lopen twee spoorlijnen. De gemeente Hellendoorn kan weinig invloed uitoefenen op de eventuele geluidshinder die hierdoor ontstaat. Het beheer van de spoorlijn is in de handen van ProRail.
7.1 Ambitiewaarden voor de geluidsniveaus
De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer in de gemeente Hellendoorn is groot; het streven is om voor wegverkeer aan de voorkeurswaarde van 48 dB (redelijk rustig) te voldoen. In het buitengebied ligt de ambitie wat hoger: ‘rustig’. Voor het gebiedstype bedrijventerrein ligt de ambitie iets lager in verband met de aan- en afvoer van vrachtverkeer.
De kaarten met de gebiedstyperingen zijn opgenomen als figuren in bijlage 3. Hieruit kan voor ieder gebied de basiskwaliteit voor geluid vanwege verkeer bepaald worden. Hierbij wordt opgemerkt dat de basiskwaliteiten gelden voor zowel woningen als voor andere geluidsgevoelige objecten. Om aan de ambities met betrekking tot verkeersgeluid te kunnen voldoen worden in de volgende paragrafen een aantal uitgangspunten verder uitgewerkt aangaande autonome ontwikkelingen, mogelijke maatregelen, saneringsprogramma voor weg- en railverkeer en toepassing van stillere wegdektypen.
7.2 Autonome ontwikkelingen
De geluidsbelasting in een gebied is geen statisch gegeven. De algemene lijn is dat de wegverkeersintensiteit in de tijd - zonder het treffen van maatregelen - zal toenemen. Wanneer niet met deze autonome ontwikkelingen rekening wordt gehouden zal de geluidsbelasting als gevolg van verkeerswegen, die nu nog aan de geluidsnormen voldoen, op termijn de geluidsnormen overschrijden. Ook bestaan situaties die ooit zijn ontworpen met een bepaalde geluidsbelasting, maar waar als gevolg van de autonome toename van het wegverkeer de geluidsbelasting hoger is geworden (het zogenaamde handhavingsgat). In de paragraaf over stille wegdekken is aangegeven dat toepassing van stille wegdekken in stedelijk gebied een kosteneffectief middel is, dan wel kan zijn, om het geluidsniveau terug te brengen.
7.3 Maatregelen (in uitvoering)
Om de geluidseffecten te beperken (en daardoor de leefbaarheid en de veiligheid te vergroten) heeft de gemeente Hellendoorn in haar wegenstructuurplan een aantal maatregelen genoemd. Als eerste zijn er de maatregelen uit het VMK-project Zuidtangent Nijverdal. Belangrijk item in dit project was het verminderen van de verkeersfunctie in de bestaande Noord-Zuid verbinding van Nijverdal. Het betreft hier met name de route Rijssensestraat/Smidsweg/De Joncheerelaan/Ninaberlaan. Dit zou gerealiseerd worden middels de aanleg van de Burgemeester H. Boersingel in combinatie met een rondweg als oplossing voor de Rijksweg 35 (RW35) problematiek. Doordat de Burgemeester H. Boersingel in de jaren '90 wel is aangelegd maar de oplossing voor de Rijksweg 35 nog een flink aantal jaren op zich laat wachten is deze doelstelling niet in zijn geheel gehaald.
Inmiddels is via een tracébesluit van de voormalige minister Jorritsma bepaald dat deze oplossing, in de oost-west richting door Nijverdal, gevonden dient te worden middels het zogeheten tunneltracé. Deze is inmiddels uitgewerkt in het Combiplan Nijverdal (zowel verlegging van het spoor als de RW35). Het bestemmingsplan en de hogere grenswaarden zijn hiervoor vastgesteld en de aanbesteding is reeds geschied. Naar verwachting zal het project in 2013 in zijn geheel gereed zijn.
Als derde pijler is er een nieuwe Noord-Zuidverbinding aangewezen. Deze loopt vanaf de huidige Wierdensestraat, de nieuwe RW35 kruisend, langs de toekomstige woonwijk Kruidenwijk Zuid naar de rotonde bij de atletiekbaan. Vervolgens gaat het tracé verder via een aanpassing in Hulsen richting Hellendoorn, daarna via een aangepast paralleltracé voor de Reggeweg/Kasteelstraat en via een rondweg bij het toekomstige woongebied Hellendoorn Noord zal deze verbinding weer aansluiten op de Ommerweg richting het noorden van de gemeente. Deze verbinding zal in gedeelten tot stand komen. Het gedeelte van de huidige Kruidenlaan tot aan de rotonde bij de atletiekbaan is in 2008 reeds gerealiseerd.
7.4 Saneringsprogramma voor weg- en railverkeer
Een saneringssituatie is een situatie die in het verleden is scheefgegroeid en die verbetering behoeft. De nieuwe Wet geluidhinder spreekt met betrekking tot wegverkeerslawaai van een saneringssituatie wanneer op 1 maart 1986 een weg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die weg reeds woningen aanwezig waren en de geluidsbelasting, vanwege die weg, van de gevel van deze woningen op dat tijdstip, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de weg hoger was dan 60 dB(A) (artikel 88 Wet geluidhinder). Voor railverkeerslawaai wordt van een saneringssituatie gesproken wanneer op 1 juli 1987 de geluidsbelasting op de gevel van een woning in de zone van een spoorweg vanwege die spoorweg hoger dan 65 dB(A) is. Uitgezonderd hiervan zijn de gevallen waarin de woningen of de weg geprojecteerd zijn in een na 1 januari 1982 vastgesteld bestemmingsplan of wanneer na deze datum is besloten tot reconstructie of aanleg van een weg. Voor saneringen, vanwege de reconstructie van een weg, die na 1 maart 1986 zijn ontstaan is formeel de gemeente verantwoordelijk. Afhankelijk van de situatie wordt bezien of verdere uitvoering van gevelsanering noodzakelijk is. In het kader van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) worden zo nodig/zo mogelijk knelpunten opgeheven als ook via autonome processen zoals het ‘combiplan rijksweg 35 en het spoor’.
7.5 Toepassing stille wegdektypen
In paragraaf 5.3 is ingegaan op de voorkeursvolgorde met betrekking tot maatregelen ter voorkoming/vermindering van geluid(-shinder). Bij de bestrijding van geluidshinder wordt bij voorkeur eerst gekeken of men bronmaatregelen kan treffen. Een voorbeeld van een bronmaatregel is het gebruik van stille wegdektypen. Stille wegdektypen zijn relatief gezien duurder in aanleg en onderhoud ten opzichte van de gebruikelijke wegdektypen. Toch kan de toepassing van stille wegdektypen kostenefficiënter zijn. Soms moet men bij de gebruikelijke wegdektypen al geluidsmaatregelen treffen. Voorbeelden hiervan zijn plaatsing van schermen of het isoleren van woningen. Ook kan een stiller wegdektype uitkomst bieden in situaties waar de hiervoor genoemde maatregelen niet mogelijk zijn. Zo zijn in een stedelijke omgeving geluidsschermen vaak moeilijk in te passen. De extra maatregelen, zoals een geluidsscherm, kunnen met de aanleg van een stil wegdektype gedeeltelijk of volledig worden uitgespaard. De milieuwinst in termen van reductie van het totale aantal geluidsgehinderden en de totale geluidsbelasting die toepassing van stillere wegdektypen oplevert komt hier nog eens extra bij.
7.6 Railverkeer
Door de gemeente Hellendoorn lopen twee spoorlijnen, te weten de spoorverbinding Almelo-Mariënberg (met station in Daarlerveen) en de spoorverbinding Enschede-Zwolle (met station in Nijverdal). De lijn Enschede-Zwolle doorkruist het centrum van Nijverdal. In het kader van het ‘combiplan Rijksweg 35 en het spoor’ wordt het tracé iets verschoven en komt het deels in een gesloten tunnelbak te liggen. Tevens wordt het station naar het centrum van Nijverdal verplaatst.
8. Bedrijven
8.1 Inleiding bedrijven
Waar industrie en andere bedrijvigheid is, kan geluidshinder in de omgeving optreden. Vanzelfsprekend zal primair met het ruimtelijke ordeningsinstrument, dat wil zeggen het afstand bewaren tussen geluidsbron en ontvanger, moeten worden getracht hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen. De gemeente Hellendoorn hanteert hierbij de richtafstanden uit de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG, ook wel ‘Het Groene Boekje’ genoemd. Mede omdat niet altijd kan worden voorkomen dat het geluid van bedrijven invloed heeft op de omgeving waar derden, bijvoorbeeld omwonenden, zich bevinden, is het noodzakelijk de geluidssituatie formeel vast te leggen. Het instrumentarium van de Wet milieubeheer (Wm), waartoe vergunningverlening behoort, kan hiervoor worden ingezet. Met behulp van vergunningsvoorschriften kan hinder worden voorkomen en beperkt. De aard van de industriële bronnen is echter zo verschillend dat niet voor iedere inrichting gelijke vergunningvoorschriften kunnen worden vastgesteld. Derhalve zal bij het stellen van voorschriften en beperkingen voor industrielawaai bij de vergunningverlening sprake moeten zijn van maatwerk, waarbij veelal elk geval op zich staat en er niet met algemeen geldende emissiegetallen of immissiewaarden kan worden gewerkt. Niettemin kan er natuurlijk wel sprake zijn van de nodige uniformering en onderlinge afstemming, waarvoor deze beleidsnota de nodige kaders stelt. Naast vergunningsplichtige bedrijven zijn er ook een groot aantal bedrijven die vallen onder algemene regels, zoals het Activiteitenbesluit. Bedrijven die onder algemene regels vallen moeten zich houden aan landelijk opgestelde regels. Echter ook voor dergelijke bedrijven is maatwerk mogelijk door het opleggen van afwijkende (geluids-)voorschriften.
In de gemeente Hellendoorn liggen, zoals reeds in paragraaf 6.3.8 is aangegeven, de geluidsgezoneerde industrieterreinen Nijverdal-Noord, Nijverdal-Zuid en het motorcrossterrein Koetree. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor geluidsgezoneerde industrieterreinen een afwijkend toetsingskader. De gemeente is zonebeheerder.
8.2 Doelstelling
In dit hoofdstuk wordt het kader weergegeven dat richtinggevend is voor het aspect geluid bij milieuvergunningverlening en bij de beoordeling van het aspect geluid bij AMvB-bedrijven. Om vooraf duidelijkheid te bieden aan inwoners en bedrijven worden ook de toegestane geluidsniveaus (ambitiewaarden) vastgelegd. Toetsing behoeft vervolgens nog slechts plaats te vinden aan het geambieerde geluidsniveau; er hoeft niet meer per vergunningsaanvraag of per vestiging van een AMvB-bedrijf een referentieniveau te worden bepaald.
In toenemende mate vallen bedrijven onder de werkingssfeer van een AMvB ex artikel 8.40 Wet milieubeheer. Voor deze bedrijven geldt nu dat een gemeente de discretionaire bevoegdheid heeft maatwerkvoorschriften te stellen. Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (ook wel het Activiteitenbesluit genoemd) en het Besluit landbouw milieubeheer kunnen de gebiedsgerichte geluidsnormen die een gemeente in een gemeentelijke verordening vaststelt een directe werking voor de betreffende bedrijven hebben. Voorliggend beleid heeft niet de status van een dergelijke verordening. Met voorliggend beleid wordt enerzijds het stellen van voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidshinder vereenvoudigd en gestandaardiseerd, anderzijds zal, wat betreft geluid, snel kunnen worden beoordeeld of een inrichting zich kan vestigen of uitbreiden op de voorgestane locatie. Het beleid biedt een toetsingskader. Dat wil zeggen dat het handvatten biedt bij het opstellen van voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidshinder en het zal uitsluitsel geven over de geluidsambitiewaarden in het kader van bedrijfsvestiging.
Voorliggend document is mede een ‘nota industrielawaai’ als bedoeld in de ‘handreiking industrielawaai en vergunningverlening’ (1998).
8.3 Ambitiewaarden voor de geluidsniveaus
Vergunningverlening en de beoordeling van geluid bij meldingsplichtige bedrijven is en blijft maatwerk. Dit houdt in dat onder andere bij het beoordelen van een vergunningsaanvraag en het opstellen van de geluidsvoorschriften zowel aandacht moet worden besteed aan de specifieke aspecten van de inrichting (de geluidsemissie), als aan de specifieke aspecten van de omgeving (de afscherming en geluidsimmissie). Het leveren van maatwerk betekent echter niet automatisch dat de akoestische situatie op en rond het bedrijf altijd tot op het kleinste detailniveau moet worden onderzocht. Maatwerk mag ook best pragmatisch zijn.
Door het opstellen van gebiedsgericht geluidsbeleid kan de gemeente meer maatwerk bieden. De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening beschrijft een gelijksoortige systematiek zoals in dit beleid is toegepast. In die handreiking wordt per soort gebied een richtwaarde toegekend. De gebiedstypen met ambitiewaarden (basis) in voorliggend beleid zijn het nieuwe toetsingskader, in plaats van de in de handreiking opgenomen omgevingstypen met richtwaarden.
De kaarten met de gebiedstyperingen zijn opgenomen als figuren in bijlage 3. De ambitiewaarde voor geluid bij bedrijven kan dus voor elke etmaalperiode uit de gebiedsgerichte kaarten bepaald worden. Hierbij worden de volgende opmerkingen gemaakt:
- •
De ambitiewaarden hebben betrekking op het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT).Deze is gedefinieerd als een etmaalwaarde welke is gebaseerd op de perioden dag (07.00-19.00 uur), avond (19.00-23.00 uur) en nacht (23.00-07.00 uur);
- •
Bij agrarische bedrijven blijkt in den lande behoefte aan een afwijkende etmaalindeling. Dit isook deels gereguleerd in voor deze sector geldende milieuregels (Besluit landbouwmilieubeheer). De gemeente Hellendoorn kiest ervoor om voor alle landbouwbedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in het Besluit landbouw milieubeheer;
- •
De ambitiewaarden gelden zowel voor woningen als voor andere geluidsgevoelige objecten. Voor de gebieden in het buitengebied gelden de ambitiewaarden op referentiepunten in de nabijheid van de bedrijven, als een manier om gebieden te beschermen indien woningen op grote afstand zijn gelegen.
Bovengenoemde opmerkingen leiden tot de volgende beleidsuitspraken:
8.4 Best beschikbare technieken (BBT)
Op grond van de Wet milieubeheer dient het bevoegd gezag bij aanvragen te toetsen of de best beschikbare technieken worden toegepast. Dit wordt het BBT 6- beginsel genoemd.
Artikel 8.11, derde lid Wet milieubeheer stelt:
‘In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.’
BBT is bij geluid - meer dan bij de overige compartimenten zoals lucht en water - een lastig te hanteren begrip. Een compressor die tussen afschermende bedrijfsgebouwen staat, behoeft in veel gevallen geen afscherming. Staat diezelfde compressor echter nabij de terreingrens naast de woonbebouwing dan kan afscherming of het toepassen van andere maatregelen wel noodzakelijk zijn.
Alhoewel het BBT-beginsel in theorie leidt tot het streven naar een nul-emissie, is geluid geen vorm van milieuvervuiling die na te zijn geëmitteerd voor langere termijn ongewenste sporen in het milieu nalaat. Dit houdt in dat een toets of de geluiduitstraling van een bedrijf voldoet aan de ambitiewaarden voor de normering, zoals die in deze nota zijn vastgesteld, in principe bepaalt of en zo ja in hoeverre er (verder) uitvoering moet worden gegeven aan het BBT-beginsel. Met andere woorden, als uit een eerste toets blijkt dat de aangevraagde situatie met de daarbij opgenomen voorzieningen en rekening houdend met eventuele cumulatieve effecten van andere bedrijven, voldoet aan de ambitiewaarden, behoeven er in principe verder geen maatregelen te worden getroffen, ook al zouden die in een andere situatie wel als BBT kunnen worden beschouwd.
De toepassing van BBT blijft maatwerk. Per geval zal moeten worden bezien welke maatregelen in beginsel mogelijk zijn (verplaatsing geluidsbronnen, omkastingen, schermen, vervanging door geluidsarmere uitvoering, enz.), welke geluidsreductie op de immissiepunten daarmee bereikt kan worden en wat daarvan de kosten zijn. In overleg zal dan moeten worden bezien wat "redelijk" is.
8.5 Bedrijfswoningen
Bij woningen op een bedrijventerrein en in een woon- & werkgebied is het bestemmingsplan primair bepalend voor de vraag of woningbouw/bewoning wordt toegestaan en zo ja, om welk soort woningen het gaat: bedrijfswoningen of burgerwoningen. Vaak is er sprake van een niet duidelijk planologisch geregelde woonvorm. Soms betreft het een woning bij een bedrijf welke wordt bewoond door de eigenaar van het bedrijf, soms betreft het een woning waarin bijvoorbeeld een portier of bedrijfsleider woont: in deze gevallen is sprake van een zogeheten bedrijfswoning. Ook is het mogelijk dat in de nabijheid van een bedrijf woningen staan waarvan de bewoners geen functionele relatie hebben met dat bedrijf: in dat geval is sprake van burgerwoningen. In het kader van de vergunningverlening en voor de meldingsplichtige bedrijven doet zich dan de vraag voor of en zo ja welke ambitiewaarde voor deze woningen moet worden gehanteerd 7 .
Als ambitiewaarde voor woningen op bedrijventerreinen geldt 50 dB(A) etmaalwaarde; de geluidsklasse ‘redelijk rustig’. Voor dergelijke woningen wordt echter als maximale grenswaarde 65 dB(A) gehanteerd (geluidsklasse ‘lawaaiig’). Woningen in een woon- & werkgebied krijgen, kijkend naar de bovengrens, een klasse meer bescherming tegen industrielawaai dan op een bedrijventerrein. Vooral voor de gebiedstypen bedrijventerrein en gezoneerd industrieterrein geldt dat bewoning moet worden voorkomen.
Op gezoneerde industrieterreinen zijn nieuwe burgerwoningen en nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan. Op bedrijventerreinen zijn nieuwe burgerwoningen niet toegestaan en moeten nieuwe bedrijfswoningen zo veel mogelijk worden voorkomen. Op woon- & werkterreinen zijn nieuwe burgerwoningen niet toegestaan maar nieuwe bedrijfswoningen wel.
Dit is vertaald in onderstaande tabel.
8.6 Functiemenging
In het recente verleden werden wijken vooral gebouwd om te wonen. Voor sommigen is dit aantrekkelijk; anderen hebben echter behoefte aan meer leven in de brouwerij. Voor hen lijkt het mengen van functies meer geschikt: wonen en werken dicht op elkaar. Veel kleine bedrijven produceren slechts weinig geluid en zijn gemakkelijk in een woonomgeving in te passen.
Bij functiemenging kan ook worden gedacht aan woon-werkterreinen. Levendigheid moet echter niet ontaarden in geluidshinder. Met een goed ontwerp kan dit worden voorkomen. Wanneer een laad- en losplaats ongunstig is gelegen, kan de bevoorrading van winkels geluidshinder veroorzaken. Zo nodig wordt speciaal gelet op de verkeersafwikkeling bij winkelbedrijven en aan het laden en lossen. Om geluidshinder als gevolg hiervan te verminderen of te voorkomen is het mogelijk om een laad- en lospunt te overkappen of inpandig te realiseren. Transporteurs kunnen bij de aanschaf van materieel ook kiezen voor een meer ‘stille carrosserie' (laad-lossystemen, koelinstallatie, aandrijving voertuig en dergelijke).
De gemeente Hellendoorn hanteert de richtafstanden voor geluid uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering voor het beoordelen van de inpasbaarheid van bedrijven en/of woningen op een (ontwikkel)locatie. Deze publicatie beschrijft eveneens de mogelijkheid om, met name voor gebieden met een zekere mate van functiemenging van bedrijven en woningen, af te wijken van de genoemde richtafstanden. In deze gebieden met een (sterke) functiemenging bestaat de mogelijkheid om op kortere afstanden van woningen bedrijven te realiseren en vice versa.
De gemeente Hellendoorn wil voor de gebieden centrum-dorps, centrum-stedelijk en het woon- & werkgebied de mogelijkheid voor een intensievere functiemenging open houden. Voor de overige gebiedstypen geldt deze mogelijkheid niet.
8.7 Horeca
Het merendeel van de horecabedrijven valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Een horecaondernemer moet alvorens met de onderneming te beginnen of te wijzigen op grond van dit besluit meestal een melding doen. De betreffende meldingsplichtige bedrijven moeten in principe voldoen aan de voorschriften die in dit besluit zijn opgenomen (voor wat betreft geluid de standaard grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van woningen).
In bijzondere gevallen kan het echter voorkomen dat een bedrijf niet aan de standaardnormen kan voldoen. Het besluit biedt de mogelijkheid om gedurende een aantal malen per jaar de normale geluidsnormen niet van toepassing te verklaren (de zogenaamde twaalf dagen regeling). Hierbij maakt het besluit onderscheid tussen collectieve dagen, die gelden voor alle bedrijven in een bepaald gebied, en individuele dagen, die alleen gelden voor één bepaald bedrijf. Gemeenten dienen dit wel te regelen in een plaatselijke verordening. In de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006 is onder andere voor horecabedrijven een ontheffingsregeling opgenomen. Die ontheffingsregeling houdt in dat er ontheffing van de geluidsnormen wordt gegeven tijdens collectieve festiviteiten en maximaal 12 incidentele festiviteiten. In de praktijk wordt in de gemeente Hellendoorn van de mogelijkheid om collectieve dagen aan te wijzen overigens geen gebruik gemaakt. De ontheffingsregeling functioneert naar behoren. Er is op dit moment geen aanleiding deze regeling voor de horeca in te perken of te versoepelen. In het hoofdstuk over geluid bij evenementen wordt nader ingegaan op geluidsaspecten bij evenementen.
9. Geluid bij evenementen
9.1 Doel en reikwijdte
Zoals in veel gemeenten vinden ook in Hellendoorn met enige regelmaat evenementen plaats. Evenementen vervullen een belangrijke functie; zij dragen bij aan de toeristische en recreatieve functie van de gemeente. Ook vanuit het maatschappelijk, cultureel en economisch belang is het organiseren van evenementen belangrijk. De gemeente Hellendoorn hecht veel waarde aan het (laten) plaatsvinden van evenementen en vindt het daarom van belang dat er ruimte blijft om evenementen ook in de toekomst mogelijk te maken.
Bij evenementen speelt naast de onderdelen openbare orde, verkeer/parkeren, veiligheid, gezondheid en afval ook geluid een belangrijke rol. Om (grootschalige) evenementen goed te kunnen laten verlopen is van oudsher overheidsregulering en handhaving gewenst en zelfs vereist. Voor evenementen die in de gemeente Hellendoorn worden georganiseerd geldt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006 (APV) een vergunning- dan wel meldingsplicht. Officieel is een evenement een ‘elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak’ (APV, 2006). Het gaat bij een vergunningsplichtig evenement om de grotere activiteiten in de openbare ruimte, die bedoeld zijn voor een breed publiek. Concrete voorbeelden zijn Dauwpop, Hellendoorn-Rally, Royals verzamelbeurs en dergelijke.
De belevingswaarde van een evenementenlocatie is een belangrijk gegeven. Het gaat daarbij om een aantal omgevingsaspecten zoals de aantrekkelijkheid van de bebouwing, het groen in de omgeving, de levendigheid van het straatbeeld en de uitstraling van het gebied als geheel. Maar ook de bereikbaarheid voor de bezoekers, het maximaal toelaatbare aantal bezoekers en akoestiek spelen daarbij een rol. Bij ieder type evenement horen specifieke locatiekenmerken. Het gaat hierbij onder andere om de bereikbaarheid van de locatie voor grote groepen bezoekers (via eigen of openbaar vervoer), het al dan niet voorhanden hebben van grootschalige parkeervoorzieningen, bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten, de mate van gevoeligheid van de directe omgeving voor geluidshinder en dergelijke.
Het is van belang om de locatie-eisen van een evenement te koppelen met de locatiekenmerken. Zo ontstaan optimale combinaties tussen evenement en locatie en kan de kwaliteit gewaarborgd worden. Van belang daarbij is dat alle betrokkenen samenwerken om een optimaal resultaat te behalen. Geluid is één van de aspecten die hierbij van belang is.
Het doel van geluidsbeleid voor evenementen is het creëren van een duidelijk kader waarmee het vervullen van de behoefte aan evenementen goed samen kan gaan met het voorkomen en beperken van (geluids-)hinder. Dit hoofdstuk geeft het beleid weer hoe om te gaan met het geluidsaspect bij vergunningverlening en handhaving van evenementen. De verwachting is met dit instrument evenementen mogelijk te maken die weliswaar hinder en overlast voor de directe omgeving kunnen veroorzaken, maar door vooraf duidelijk te communiceren met omwonenden de leefbaarheid niet onduldbaar aantasten. Het in voorliggende nota bepaalde aangaande geluid bij evenementen zal als uitgangspunt gelden bij het gemeentelijke integrale evenementenbeleid dat zal worden opgesteld.
9.2 Wettelijk kader evenementen
9.2.1 Algemene plaatselijke verordening (APV)8
De gemeente Hellendoorn heeft in haar Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006 (APV) een definitie van het begrip evenement opgesteld. De definitie in de APV luidt:
De activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 onder f worden voor wat betreft het geluidsbeleid wel als evenement aangewezen, voor zover andere artikelen in de APV dit reeds reguleren:
- •
optochten;
- •
feesten;
- •
wedstrijden;
- •
ten gehore brengen van muziek.
Voor het reguleren van evenementen is in elk geval de APV van toepassing. Aanvullend kunnen nog een aantal andere wettelijke kaders van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Flora- en Faunawet, de Zondagswet, de Winkeltijdenwet, de Drank- en Horecawet.
Evenementenvergunning/-melding op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening 2006
Voor evenementen die plaatsvinden buiten de grenzen van een inrichting (dus in de openbare ruimte) is doorgaans de APV van toepassing. In de APV is geregeld dat voor het organiseren van een evenement een vergunning vereist is dan wel een schriftelijke melding moet worden gedaan 9.
In de vergunning worden voorschriften opgenomen die het evenement reguleren. Voor meldingsplichtige evenementen zijn in de APV zelf voorschriften/beperkingen opgenomen 10 . De APV kent ook nog andere instrumenten om te sturen op evenementen. Zo is de aanvraagtermijn van een evenementenvergunning vastgelegd om te voorkomen dat de aanvraag te laat binnenkomt bij de gemeente. Voor de overige betrokkenen (onder andere de politie) is het eveneens van belang vroegtijdig op de hoogte te zijn van een evenement in verband met de inroostering van personeel. De gemeente Hellendoorn heeft de volgende weigeringsgronden opgenomen in haar APV:
- •
de openbare orde;
- •
het voorkomen of beperken van overlast;
- •
de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
- •
de zedelijkheid of gezondheid.
9.2.2 Wet milieubeheer
Naast evenementen buiten de grenzen van een inrichting zijn er ook evenementen binnen inrichtingen. Veel voorkomend voorbeeld hiervan is een feest in een horecabedrijf of sport- en recreatie-inrichting. Het gaat dan om evenementen die binnen de grenzen van de inrichting plaatsvinden (bijvoorbeeld binnen of op het eigen terras). De Wet milieubeheer geeft de volgende definitie voor een inrichting (artikel 1.1 Wet milieubeheer):
‘elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.’
In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn voorschriften opgenomen over festiviteiten die binnen een inrichting plaatsvinden. In dat besluit zijn voorschriften opgenomen waaraan elke niet milieuvergunningsplichtige inrichting moet voldoen. Een inrichting kan vrijstelling krijgen van de (standaard)geluidsvoorschriften uit het besluit op dagen of delen van dagen in verband met de viering van festiviteiten (zie voorschrift 2.21 uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer).
Het Activiteitenbesluit maakt onderscheid in collectieve en incidentele festiviteiten. Collectieve festiviteiten worden door de gemeente aangewezen (vaak algemene feestdagen zoals Koninginnedag, carnaval en Bevrijdingsdag). Incidentele festiviteiten vinden plaats bij specifieke bedrijven. Indien een festiviteit binnen een inrichting wordt georganiseerd dan zijn voor deze inrichting tijdens die festiviteit geen geluidsnormen van toepassing.
Als een gemeente van deze mogelijkheden gebruik wil maken moet dit in een plaatselijke verordening worden vastgelegd. In Hellendoorn is dit vastgelegd in hoofdstuk 4 van de APV 2006.
In de Hellendoornse APV is op dit moment zowel de mogelijkheid van collectieve als incidentele activiteiten opgenomen. Ontheffing voor een incidentele activiteit is twaalf keer per jaar mogelijk. De organisator van de festiviteit is verplicht om tenminste twee weken voor aanvang van de festiviteit dit te melden bij het college. De gemeente Hellendoorn maakt op dit moment geen gebruik van de mogelijkheid om collectieve dagen vast te stellen.De APV 2006 en nagenoeg alle milieuvergunningen bieden op dit moment niet de mogelijkheid om (via het APV-spoor) voor milieuvergunningsplichtige bedrijven gebruik te maken van de 12 dagen regeling.
9.3 Geluidshinder- en gezondheidsaspecten bij evenementen
In hoofdstuk 2 is reeds kort ingegaan op geluid en gezondheid. In deze paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
9.3.1 Hinderaspecten van geluid
Of geluid als hinderlijk wordt ervaren, hangt af van diverse factoren. Grofweg wordt onderscheid gemaakt in twee groepen:
- •
akoestische factoren en
- •
sociaal-psychologische factoren.
Om geluidshinder te voorkomen, te beperken of te verzachten, moet rekening worden gehouden met de bovengenoemde twee groepen van factoren.
Korte toelichting bij de factoren van geluidshinder
Hieronder worden de voornaamste factoren benoemd en toegelicht.
Akoestische factoren
- 1.
het geluidsniveau. Hoe hoger het geluidsniveau, hoe groter de prikkeling en de stress worden;
- 2.
de blootstellingsduur. De hinder neemt toe naarmate men langer wordt blootgesteld aan geluid;
- 3.
de frequentie. Hinder door geluid met een bepaalde frequentie is persoonsgebonden. Niet iedereen hoort dezelfde frequentie even goed. In de praktijk zijn geluiden met een frequentie lager dan 100 Hz moeilijk te dempen door bouwkundige constructies. Dit verklaart de relatief hoge hinder door popmuziek.
Sociaal-psychologische factoren
- 1.
de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Festiviteiten die een sterk maatschappelijk karakter hebben (carnaval, kermis en buurtfeesten) dragen bij aan de cohesie van een dorp of een wijk; een minder prettige bijkomstigheid als een hoog geluidsniveau wordt hierbij eerder als acceptabel beschouwd;
- 2.
de voorspelbaarheid. Onverwachte of onregelmatige blootstelling aan geluid leidt tot meer hinder dan in een situatie waarin het optreden van geluid voorspelbaar is;
- 3.
gevoel van beheersbaarheid. Als er geen gevoel van beheersbaarheid is, dan ontstaat er ook steeds meer prikkeling en stress. Onder beheersbaarheid wordt onder meer verstaan:
- •
zekerheid over het begin- en het eindtijdstip;
- •
het zelf kunnen beïnvloeden of stoppen van geluid;
- •
het kunnen ontlopen ervan (bijvoorbeeld door uit logeren te gaan).
- •
9.3.2 Gezondheidsaspecten bij luidruchtige evenementen
In de vorige paragraaf stonden de hinderaspecten van evenementen centraal. Het gaat dan om de hinder die wordt ondervonden door omwonenden. Echter ook voor bezoekers van evenementen is akoestiek van belang. Bij grote evenementen, zoals popconcerten en houseparty’s, is het geluidsniveau (geluidssterkte) erg hoog. Geluid heeft voor de organisatoren en de bezoekers van deze grote evenementen vaak een artistieke waarde. Wanneer het geluidsniveau bij een popconcert 80 dB(A) bedraagt dan zullen de bezoekers wegblijven. Het muziekgeluid van het popconcert zal het geluid van het pratende publiek dan niet kunnen overtreffen. Het gemiddelde geluidsniveau bij een popconcert is al snel tussen de 100 en 120 dB(A). Uit onderzoek blijkt dat deze hoge geluidsbelasting gehoorschade kan veroorzaken bij bezoekers van de grotere evenementen en kan leiden tot een verhoogde hartslag en bloeddruk.
Het geluidsbeleid heeft vooral betrekking op de akoestische gevolgen van evenementen voor de omgeving en niet zozeer de gevolgen voor diens bezoekers. De gemeente acht zich ook niet aansprakelijk voor eventuele (gehoor)schade van bezoekers van een evenement. Het bezoeken van een evenement geschiedt op eigen risico. De organisatoren van evenementen met een relatief hoge geluidsbelasting dienen bezoekers te informeren over mogelijke gezondheidsrisico’s ten gevolge van de verwachte geluidsbelasting.
9.4 Regulering met betrekking tot geluidhinder ten gevolge van evenementen
Voor het verlenen van een evenementenvergunning op grond van de APV is niets bepaald ten aanzien van geluidsnormen of voorwaarden. Het staat de gemeente vrij aan de vergunning de voorschriften te verbinden die het - op basis van een belangenafweging - noodzakelijk acht. In de vorige paragrafen is ingegaan op geluidshinder- en gezondheidsaspecten bij evenementen. In deze paragraaf zal worden aangegeven op welke wijze bij evenementen zal worden getracht overmatige geluidshinder te voorkomen. Behandeling zal plaatsvinden op basis van de in de vorige paragraaf genoemde akoestische en sociaal-psychologische factoren.
het geluidsniveau
Een mogelijkheid om overmatige hinder te reguleren is het opleggen van geluidsnormen op de gevel van woningen. In een binnenstedelijke omgeving zijn vanwege de korte afstanden tussen podia en dichtstbijzijnde woningen/gevels hanteerbare maximale geluidsnormen niet of nauwelijks haalbaar; dit zou impliciet betekenen dat geen festiviteiten kunnen worden georganiseerd. Het vastleggen van decibellen op gevels van woningen achten wij ook geen effectief middel bij evenementen. De gemeente Hellendoorn ziet dan ook af van het vastleggen van geluidsnormen voor evenementen. Wel wordt aandacht besteed aan de situering van podia en geluidsboxen om zo overlast voor de omgeving zo veel mogelijk te voorkomen.
de blootstellingsduur
Eén van de factoren die de mate van hinder/ergernis bepalen is de duur van de blootstelling. Evenementen die dagen en nachten achtereen doorgaan zijn vervelender dan een evenement dat enkele uren duurt. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een evenement heeft dit ook de aandacht. Naast blootstellingsduur is ook het aantal evenementen op een locatie van belang. Elk evenement op zich is mogelijk wel beperkt in duur maar dat ene evenement kan worden gevolgd door een volgend evenement op dezelfde locatie/in de directe omgeving, waardoor mensen toch relatief vaak worden geconfronteerd met evenementen in de omgeving. Probleem hierbij is dat de klachten niet geheel toe te kennen zijn aan het evenement dat op dat moment plaatsvindt, maar ook gedeeltelijk aan voorgaande evenementen. Op dit moment is er echter geen akoestische noodzaak om het aantal evenementen per locatie in het geluidsbeleid vast te leggen.
de Hz-frequentie
Zoals reeds aangegeven is hinder door geluid met een bepaalde frequentie persoonsgebonden. In de praktijk zijn lage tonen moeilijker te dempen door bouwkundige constructies dan hoge tonen. De frequentie is ook karakteristiek voor het soort geluid. Het als bevoegd gezag sturen op Hz-frequentie bij een evenement wordt niet als reële oplossing gezien.
de maatschappelijke aanvaardbaarheid
De ene activiteit is de andere niet. Er zijn activiteiten die rechtstreeks een relatie hebben met de locatie (zoals een dorpsfeest voor de inwoners van het dorp) maar die relatie kan ook aanzienlijk minder zijn (een feest van een landelijke motorclub). Het aantal thuis gehinderden zal in het eerste voorbeeld kleiner zijn dan in het tweede voorbeeld, al was het maar omdat een groot deel van de ‘ontvangers’ niet thuis zullen zijn maar op het feest zelf.
de voorspelbaarheid
Onverwachte of onregelmatige blootstelling aan geluid leidt tot meer hinder dan in een situatie waarin het optreden van geluid voorspelbaar is. Het is daarom van groot belang dat er vooraf wordt gecommuniceerd over het evenement: wat behelst het, wanneer begint het, wanneer eindigt het, etc.. Als bewoners weten wanneer evenementen plaatsvinden en aan welke regels de evenementen moeten voldoen is de acceptatie hoger. De evenementen die in de gemeente Hellendoorn plaatsvinden worden in het algemeen door de organisatoren van evenementen of door de lokale VVV op de VVV-kalender geplaatst. Tevens worden alle aanvragen voor evenementen gepubliceerd in het huis-aan-huisblad. Daarnaast wordt organisatoren van evenementen verplicht om woningen in de directe omgeving in kennis te stellen.
gevoel van beheersbaarheid
Om zoveel mogelijk hinder te voorkomen is het belangrijk dat organisatoren van een evenement communiceren met de omwonenden. Wanneer omwonenden weten wanneer het evenement plaatsvindt, hoe laat het afgelopen is en wat voor maatregelen getroffen worden om geluidshinder te voorkomen dan zal de hoge geluidsbelasting beter geaccepteerd worden. Door hierop te sturen weten mensen wanneer de overlast kan optreden maar ook wanneer deze afgelopen zal zijn. Dit verhoogt de acceptatie. Bewoners hebben daarmee de optie voor henzelf om tijdens het evenement op een andere locatie te verblijven. Voornoemde factoren leiden tot de volgende beleidsuitspraak:
9.5 Werkproces en gemeentelijke inbedding
Vooral bij vergunningaanvragen met geluidsrelevantie is het vanuit de akoestiek van belang dat er vooroverleg plaatsvindt zodat reeds in het voortraject aandacht geschonken wordt aan het zoveel mogelijk voorkomen van hinder.
In het op te stellen gemeentelijke integrale evenementenbeleid zal er nadrukkelijk aandacht zijn voor het te volgen werkproces van vooroverleg tot en met handhaving. De akoestische uitgangspunten als in dit hoofdstuk opgenomen zullen hierbij worden ingebracht.
10. Bouwlawaai
Ook in de gemeente Hellendoorn worden bouw- en infrastructurele werken en werkzaamheden uitgevoerd die voor de omliggende woningen en andere gevoelige bestemmingen geluidshinder veroorzaken of kunnen veroorzaken. In het kader van het ontwikkelen van het gemeentelijke geluidsbeleid heeft Hellendoorn ervoor gekozen dit thema nader uit te werken in voorliggend geluidsbeleid.
Landelijke regels met concrete beoordelingscriteria, zoals de toegestane geluidsniveaus, het tijdstip en duur van het geluid en dergelijke ontbreken. Het is aan de gemeente om te beoordelen of het geluid van een bouwactiviteit welke hinderlijk kan zijn, acceptabel is. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening heeft de gemeente een regulerende taak. Als het gaat om relatief kleine bouwprojecten, zoals het (ver-)bouwen van een huis, dan is eventuele hinder zeer lokaal en beperkter in omvang. De reikwijdte van de beleidsnota is aldus beperkt tot civiele projecten en grote bouwprojecten. Tevens geldt het voor railonderhoud.
Dit hoofdstuk vormt een nadere uitwerking van artikel 4.1.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006 voor wat het onderwerp bouw betreft. Dit artikel is onderdeel van “Afdeling 1 Geluid- en lichthinder” van “Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente” 11 :
Artikel 4.1.5. – Overige geluidhinder
1. Het is verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het verbod ontheffing verlenen.
3. Het verbod geldt niet, voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
In plaats van het toepassen van genoemd artikel uit de APV is het soms ook mogelijk om bouwlawaai te reguleren via de Bouwverordening, de Wet milieubeheer of de Zondagswet.
Als basis wordt het regime van de APV gebruikt, echter in specifieke gevallen kan voor één van de andere instrumenten worden gekozen als dat andere juridische instrument in voorkomend geval meer geëigend is.
10.1 Circulaire Bouwlawaai
Voor de beoordeling van geluid geproduceerd bij grootschalige bouwprojecten heeft het Ministerie van VROM in 1981 de ‘Circulaire Bouwlawaai’ opgesteld. De circulaire is in 1991 geëvalueerd waarbij de richtwaarden voor de beoordeling van geluidshinder ongewijzigd zijn gebleven. De circulaire is bedoeld voor gebruik door lagere overheden als dergelijke projecten aan de orde zijn. De gemeente kan de “Circulaire Bouwlawaai” als leidraad gebruiken, maar dat hoeft niet. Deze door het ministerie van VROM opgestelde circulaire heeft op zichzelf geen juridische status en krijgt die pas als de gemeente in de hoedanigheid van bevoegd gezag de circulaire van toepassing verklaart. Het eenvoudigweg van toepassing verklaren van de circulaire volstaat overigens meestal niet voor de problematiek van de beoordeling van geluidshinder omdat aan de hierin opgenomen streefwaarden vaak niet kan worden voldaan.
Kortweg komt de beoordeling volgens de Circulaire Bouwlawaai op het volgende neer:
- •
werkzaamheden bij voorkeur in de dagperiode uitvoeren;
- •
voor activiteiten korter dan een maand: een toetsingsnorm van 65 dB(A) voor het equivalente geluidsniveau;
- •
voor activiteiten langer dan een maand: een toetsingsnorm van 60 dB(A) voor het equivalente geluidsniveau.
Omdat er in de circulaire vanuit wordt gegaan dat bouwwerkzaamheden in de dagperiode plaatsvinden zijn er in de circulaire geen geluidsniveaus opgenomen voor de avond- en nachtperiode.
Opgemerkt wordt dat er sprake is van een blinde vlek: in veel bouwprojecten biedt de bovenstaande beoordeling geen soelaas. Dit heeft twee oorzaken:
- •
het is duidelijk dat sommige lawaaiige werkzaamheden ’s nachts moeten plaatsvinden. Bijvoorbeeld bepaalde werkzaamheden aan het spoor kunnen doorgaans alleen zonder exploitatie (dus zonder treinverkeer) worden uitgevoerd.
- •
de circulaire gaat niet in op situaties in de dagperiode, waar veel hogere geluidsniveaus vanwege bouwlawaai optreden. Dit betreft het gebied boven de toetsingsnorm van 60 dB(A)en 65 dB(A) voor werkzaamheden langer, respectievelijk korter dan een maand. In veel gevallen in met name het stedelijk gebied wordt deze norm (ruim) overschreden.
10.2 Ontwikkelingen na de laatste circulaire
Er is sinds het uitbrengen van de circulaire veel veranderd. Kort worden kenmerkende veranderingen opgesomd:
- •
het Nederlandse bronbeleid kan succesvol worden genoemd. Dit is inmiddels ingebed in Europese regelgeving;
- •
de berekeningsmodellen voor akoestische onderzoeken naar de te verwachten geluidsniveaus zijn aanmerkelijk verbeterd, waardoor de intensiteit en de duur van geluidsoverlast voor afzonderlijke woningen of wijken meer gespecificeerd in beeld kan worden gebracht;
- •
de puur akoestisch/technische en sectorale benadering van geluidshinder heeft plaatsgemaakt voor een meer integrale benadering van overlast:
- -
de sociaal-psychologische hinderfactoren spelen ook een rol bij de beoordeling van geluidshinder;
- -
geluidshinder van het bouwproject wordt afgezet tegen andere vormen van hinder vanwege het project, zoals ongunstige (stagnerende) verkeersafwikkeling.
- -
10.3 Invulling van de gemeentelijke beoordelingsvrijheid
De gemeente Hellendoorn verklaart de Circulaire Bouwlawaai niet standaard van toepassing op alle vormen van bouw/bouwlawaai maar heeft een eigen afwegingskader. Het beleid heeft vijf hoofdlijnen/uitgangspunten, welke in paragraaf 10.6 nader worden uitgewerkt en toegelicht. Hierbij zijn uitgangspunten/principes uit de Circulaire Bouwlawaai, Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en de Senter Novem Infomil brochure bouwlawaai toegepast. Tevens is er nadere invulling gegeven aan aandachtspunten en mogelijkheden die verband houden met ontwikkelingen van na het jaar 1991, het jaar waarvan de laatste circulaire dateert.
10.4 Wanneer ontheffing noodzakelijk
Zoals reeds eerder in dit hoofdstuk aangegeven, zijn er geen landelijke regels met concrete beoordelingscriteria, zoals de toegestane geluidsniveaus, het tijdstip en de duur van het geluid en dergelijke. Het is aan de gemeente om te beoordelen of het geluid van een bouwactiviteit welke hinderlijk kan zijn, zonder meer acceptabel is of dat er een ontheffing moet worden aangevraagd.
Niet alle bouwmethoden/-werkzaamheden veroorzaken in potentie overmatige geluidshinder. Er is echter wel een aantal werkzaamheden bekend die gezien het bronvermogen en het soort geluidregulering wenselijk maken.
In deze paragraaf worden de belangrijkste werkzaamheden benoemd waarvoor in ieder geval de afweging of een ontheffing noodzakelijk is, moet worden gemaakt. Dit om dus feitelijk wat meer invulling te geven aan het zeer algemeen gestelde in artikel 4.1.5. van de Hellendoornse APV 2006.
Activiteiten die in potentie een nadere beoordeling aangaande een ontheffing noodzakelijk maakt:
- -
aanbrengen/verwijderen van damwanden, heipalen en dergelijke binnen 100 meter van geluidsgevoelige objecten;
- -
in de avond en nacht plaatsvindende (bouw-)werkzaamheden;
- -
activiteiten waarbij naar het oordeel van de gemeente Hellendoorn regulering noodzakelijk en zinvol is.
Opgemerkt moet worden dat dit geen limitatieve opsomming betreft en dat deze redelijk algemeen zijn geformuleerd. In navolgende paragrafen worden enkele voorbeelden genoemd.
10.5 Beschermde objecten en functies
In hoofdstuk 5 is reeds ingegaan op de objecten en functies die vanuit de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bescherming behoeven tegen geluidshinder.
In het kader van bouwlawaai kan er aanleiding zijn om ook andere objecten en functies te beschermen. Om verstoring ten gevolge van bouwlawaai tijdens plechtigheden op een begraafplaats of in een kerk tegen te gaan, is het gewenst om deze objecten bescherming te bieden. In het ontheffingentraject wordt hier aandacht aan besteed en worden zonodig hierover afspraken gemaakt/voorwaarden opgenomen.
10.6 Uitgangspunten bouwlawaai
Het bouwlawaaibeleid omvat vijf uitgangspunten:
- 1.
de toepassing van stil materieel en, zo mogelijk, stille technieken;
- 2.
inzicht in de geluidsbelasting bij het bouwen van grote bouwwerken middels een akoestisch onderzoek is noodzakelijk;
- 3.
het streven is dat lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode dienen te worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van avond- en nachtwerk is een goede onderbouwing nodig;
- 4.
adequate communicatie met omwonenden;
- 5.
controle op de uitvoering.
10.6.1 De toepassing van stil materieel en, zo mogelijk, stille technieken
De kans op en omvang van geluidshinder kan worden verminderd door eisen te stellen aan materieel en zo mogelijk, aan bouwmethoden en -technieken. Per geval zal moeten worden bezien welke opties er zijn om de mogelijke hinder te voorkomen/verminderen.
toelichting
Door succesvol bronbeleid, eerst ingezet door nationale regelgeving vanaf de eerste circulaire bouwlawaai in het jaar 1981 en de afgelopen jaren ingebed in Europese regelgeving, is trapsgewijs de geluidsproductie van bouwmachines afgenomen en zal dit in de toekomst nog verder afnemen. Hiertoe strekt de ‘Regeling geluidemissie buitenmaterieel’ van 20 augustus 2001. Dit is de implementatie van de Europese richtlijn 2000/14/EG betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PbEG L 162). In artikel 4 is opgenomen dat het verboden is om materieel in de handel te brengen of te gebruiken dat niet voldoet aan de in het desbetreffende artikel opgenomen voorwaarden. Belangrijk onderdeel ervan is de tabel waarin per type materieel de toegestane geluidsproductie (toelaatbaar geluidvermogensniveau) is vastgelegd.
Met ingang van 3 januari 2006 is deze aangescherpt. Hoewel de inzet van stil materieel wettelijk verplicht is, kan niet uitgesloten worden dat ‘oud’ materieel wordt ingezet dat niet aan de regeling voldoet. Het regime van de APV biedt handvatten om eisen te stellen aan stil materieel in de APV-ontheffing.
In tegenstelling tot de inzet van stil materieel, kan de inzet van stille bouwmethoden en bouwtechnieken niet zonder meer gevergd worden. Het financiële kader van een bouwproject wordt bepaald door middel van een aanbestedingsproces en wordt uiteindelijk vastgelegd in het contract. Hierin liggen tevens de uitvoeringsmethoden en -technieken besloten. Dat vormt immers een basis voor de calculatie. Redelijkerwijs kan van een opdrachtgever, publiek of privaat, niet altijd worden gevergd dat deze alternatieve uitvoeringsmethoden (en -technieken) inzet als deze veel duurder zijn dan de gangbare methoden. Het omgekeerde is echter ook niet het geval. Als geluidshinder voorzienbaar is gezien de ligging van de bouwlocatie, mag van een opdrachtgever/aannemer worden verwacht dat deze vroegtijdig –bijvoorbeeld op het moment van het maken van het bestek- akoestisch onderzoek uitvoert en in overleg treedt met de gemeente om te voorkomen dat pas kort voor de start van de bouw blijkt dat er geen ontheffing zal worden verleend. Het feit dat in een bestek reeds een bouwmethode is voorgeschreven houdt niet in dat daarmee vanuit de publieke taak van de overheid de APV-ontheffing niet geweigerd kan worden. Van opdrachtgever en aannemer mag een vooruitziende blik worden verwacht. Ook is het mogelijk om reeds in het voortraject een hei-/trilproef uit te voeren. Zo zijn er vooraf proeven gedaan in het kader van het ‘combiplan Rijksweg 35 en het spoor’ en ‘Nieuw Dunant’ te Nijverdal.
Als er gezien de locatie veel potentiële gehinderden zijn is er alle reden om ook minder gangbare methoden te overwegen. Een door de gemeente te verlangen kosten/baten analyse kan helderheid bieden op het moment dat een gangbare methode akoestisch gezien onwenselijk is en alternatieve uitvoeringsmethoden en -technieken een serieuze optie zijn maar op financiële problemen stuiten. Naast het gebruik van stil materieel (zoals soort trilblok) en stille techniek (planken drukken in plaats van heien) is het ook mogelijk om aan het materiaal wat te doen. Voorbeeld hiervan is het gebruik van nieuwe damwandplanken en het opnemen van de planken in de constructie zodat deze niet meer verwijderd hoeven te worden.
10.6.2 Inzicht in de verwachte geluidsbelasting is noodzakelijk
Inzicht in de verwachte geluidsbelasting bij het bouwen van grote bouwwerken middels een akoestisch onderzoek is noodzakelijk. Deze dient door de verzoeker van de ontheffing bij de ontheffing te worden gevoegd.
toelichting
Een goed inzicht in de te verwachten geluidsbelasting is noodzakelijk. De belangrijkste elementen daarbij zijn:
- -
de hoogte van de geluidsniveaus;
- -
de aard van het geluid;
- -
de blootstellingsduur.
Dit totale geluidsbeeld dient gespecificeerd te zijn in tijd en plaats. Het is belangrijk om op woningniveau te weten hoeveel de geluidsbelasting in de periode van lawaaiige werkzaamhedenis, hoeveel dagen deze optreedt en de periodes van (relatieve) rust.
opmerking: in de besluitvorming wordt ook meegewogen of er fysieke maatregelen mogelijk zijn om de geluidshinder te verminderen. In den lande wordt in dit kader wel gesproken over overdrachtsmaatregelen (tijdelijke schermen) en maatregelen bij de ontvanger (tijdelijk ontruimen van de woning/gevelisolatie). De praktijk leert echter dat overdrachtsmaatregelen en maatregelen bij de ontvanger meestal feitelijk technisch, economisch en/of juridisch niet haalbaar zijn 12 . Zo kunnen bewoners niet worden verplicht hun huis te verlaten bij relatief veel lawaai-producerende werkzaamheden.
Logischerwijs heeft een laag geluidsniveau de voorkeur boven een hoog geluidsniveau. Qua geluidsniveau kan de balans soms toch doorslaan naar een voorkeur voor een hoger niveau gedurende een kortere tijd boven een lager geluidsniveau gedurende een langere tijd. Bijvoorbeeld: werken met twee gelijkoplopende trilstellingen in plaats van één; het gecumuleerde geluidsniveau is daarmee hoger maar de klus is aanmerkelijk eerder geklaard.
10.6.3 Streven lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode
Het streven is om lawaaiige werkzaamheden zoveel mogelijk in de dagperiode te laten plaatsvinden.
toelichting
Het streven dat lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode dienen te worden uitgevoerd is ontleend aan de Circulaire Bouwlawaai. Dit principe is algemeen aanvaard en in de praktijk vaak toepasbaar gebleken bij veel grootschalige bouwprojecten. Hierbij zijn twee kanttekeningen te plaatsen:
- 1.
veel werkzaamheden aan het spoor kunnen doorgaans alleen zonder exploitatie (op momenten dat de treinen niet rijden) worden uitgevoerd. Omdat het stilleggen van het treinverkeer financieel en maatschappelijk op grote problemen stuit, moeten deze werkzaamheden doorgaans ’s nachts plaatsvinden;
- 2.
op onderdelen van een project kunnen er specifieke werkzaamheden of specifieke redenen zijn die avond- en/of nachtwerk noodzakelijk maken. Voorbeelden hiervan zijn:
- •
het vlinderen van betonwerk kan doorlopen tot in de avond- en nachtperiode;
- •
gebrek aan capaciteit van asfaltcentrales/betoncentrales in de dagperiode maakt asfalteren/storten beton in de avond en nacht noodzakelijk.
- •
Het streven om lawaaiige werkzaamheden te beperken tot de dagperiode sluit avond- en nachtwerk niet uit. Hiervoor wordt verwezen naar de twee geplaatste kanttekeningen. Om toestemming voor avond- en nachtwerk te krijgen is wel een extra goede onderbouwing nodig.
opmerking: de keuze voor avond- en/of nachtwerk in plaats van dagwerk wordt expliciet ter discussie gesteld. De afweging kan worden gebruikt voor de onderbouwing van de aanvraag. Hiervoor zijn een aantal elementen benoemd:
- •
dagwerk is uitgesloten: dit is bijvoorbeeld regelmatig aan de orde bij werk aan het spoor;
- •
het werk moet ononderbroken worden uitgevoerd en neemt meer uren in beslag dan de dagperiode rijk is (bijvoorbeeld het storten van onderwaterbeton in een grote bouwkuip);
- •
de geluidsproductie: dit element speelt altijd een belangrijke rol, maar bij avond- en nachtwerk speelt slaapverstoring een buitengewoon belangrijke rol. Het is daarom een belangrijk aandachtspunt;
- •
draagvlak: is er draagvlak aanwezig voor avond- en/of nachtwerk en zo nee of onvoldoende, is het mogelijk om het te verkrijgen of te verbreden? Met uitgangspunten als ‘overlast liever hevig maar kort dan minder hevig maar langer’ kan soms naar creatieve oplossingen worden gezocht;
- •
voor- en nadelen: de balans kan doorslaan naar een voorkeur voor de avond- en nachtperiode als dit bijzonder veel voordelen biedt en de hinder vanuit dat perspectief aanvaardbaar is. Bijvoorbeeld als het werk dan veel sneller kan worden afgerond, uitgebreide verkeersomleidingen overdag dan niet of veel minder hoeven te worden ingesteld, enzovoorts.
10.6.4 Communicatie met omwonenden
Adequate communicatie draagt bij aan een betere acceptatie van geluidshinder. Dit is ook reeds aangevoerd in het hoofdstuk over evenementen. Dit geldt ook voor bouwlawaai in het algemeen en in het bijzonder in specifieke situaties. Zoals bij geluidsniveaus in de dagperiode die aanmerkelijk boven de toetsingsnorm liggen (bijvoorbeeld heien/trillen) en lawaaiige werkzaamheden in de avond- en/of nachtperiode (bijvoorbeeld het storten van beton en het slijpen van spoorstaven). In deze bijzondere situaties kan communicatie ruimte bieden voor lokaalspecifieke oplossingen. Primair verantwoordelijk voor de communicatie is de verzoeker om een ontheffing. Neemt niet weg dat ook van gemeentezijde aandacht wordt besteed aan communicatie, bijvoorbeeld door ontheffingen op basis van artikel 4.1.5. van de APV te publiceren in het lokale huis-aan-huis-blad.
toelichting
Een goede communicatie met omwonenden grijpt aan op de sociaal-psychologische hinderfactoren in algemene zin. De hinder komt in ieder geval niet onverwacht en er kan zekerheid worden geboden over de duur (bijvoorbeeld: het is ‘maar’ voor één nacht). Verder kan de bewoner het ‘lawaai ontvluchten’, bijvoorbeeld door tijdelijk aan de achterzijde van de woning te gaan slapen of uit logeren te gaan.
Naast voorspelbaarheid en beheersbaarheid zijn ook de andere factoren van belang. Als duidelijk wordt gemaakt waarom het nodig is om het werk in de nacht uit te voeren, wordt de kans op acceptatie ervan verhoogd. Verder is door die (pro-)actieve communicatie ook duidelijk dat het aannemingsbedrijf zich bekommert om het welzijn van omwonenden, maar dat de nachtelijke geluidshinder onvermijdelijk is. Een goede klachtenregistratie en -afhandeling hoort daar ook bij.
Lokaalspecifieke oplossingen kunnen ontstaan in een “evenwichtige wisselwerking” tussen enerzijds opdrachtgever, dan wel aannemingsbedrijf en anderzijds omwonenden. Door tegemoet te komen aan elkaars wensen of wensen tegen elkaar in te ruilen, kan voor meerdere of alle partijen een aanvaardbare, betere situatie worden gerealiseerd. De kanttekening wordt wel geplaatst dat de gemeente, als publieke partij, een dergelijke overeenkomst binnen de juridische mogelijkheden van de APV niet kan afdwingen. Dus het geven van een financiële vergoeding aan omwonenden ‘in ruil voor het accepteren van overlast’ is in een APV-ontheffing niet te regelen 13 .
10.6.5 Controle op de uitvoering
Een ontheffing wordt onder voorwaarden verleend. In die ontheffing kunnen voorwaarden en voorschriften zijn opgenomen om geluidshinder te voorkomen of te beperken. Bij het verlenen van de ontheffing dient er reeds aandacht geschonken te worden aan de handhaafbaarheid. Ondanks dat het de verantwoordelijkheid is van de vergunninghouder om zich aan de ontheffing te houden heeft het bevoegd gezag natuurlijk een handhavende/toezichthoudende taak.
10.7 Indieningsvereisten ontheffing
Voor het aanvragen van een ontheffing bestaat geen uniform aanvraagformulier. Hierin heeft de aanvrager enige vrijheid. In ieder geval moet de aanvraag de volgende gegevens bevatten:
- 1.
NAW gegevens aanvrager;
- 2.
omschrijving van het project (welk bouwwerk betreft het);
- 3.
omschrijving van de werkzaamheden waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;
- 4.
locatie van de betreffende werkzaamheden;
- 5.
data waarvoor ontheffing wordt gevraagd;
- 6.
werktijden waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;
- 7.
indien de ontheffing betrekking heeft op werkzaamheden (ook) in de avond- en nachtperiode, een onderbouwing waarom dit noodzakelijk is;
- 8.
in te zetten materieel (heiblok);
- 9.
in te zetten materiaal (bijvoorbeeld gebruik nieuwe of bestaande damwanden/heipalen);
- 10.
inzicht in de verwachte geluidbelasting op de omgeving;
- 11.
onderbouwing dat gebruik wordt gemaakt van de best bestaande technieken (BBT);
- 12.
in geval van het niet toepassen van BBT een onderbouwing waarom deze niet wordt toegepast;
- 13.
overwogen en toegepaste geluidsreducerende maatregelen;
- 14.
communicatieplan waarin onder meer wordt aangegeven op welke wijze aanvrager zal communiceren met de omgeving.
Toelichting
De mate van gedetailleerdheid van de aanvraag (in relatie tot de indieningsvereisten) is mede afhankelijk van de complexheid en duur van de werkzaamheden. Veelal zal bij de ontheffing een plattegrondtekening van de locatie en de directe omgeving en een akoestisch rapport worden gevoegd waarin onder meer de meeste indieningsvereisten reeds opgenomen zullen zijn. Afhankelijk van de verwachte impact van het project kunnen nadere gegevens worden gevraagd.
Vaak is voor de opdrachtgever/aannemer geluidshinder voorzienbaar gezien de door hen voorgenomen bouwmethode en de ligging van de bouwlocatie. Het is gewenst dat, voordat een formeel ontheffingsverzoek wordt gedaan, contact wordt opgenomen met een akoestische adviseur en met de gemeente ‘vooroverleg’ te voeren.
10.8 Beoordeling van een ontheffingsverzoek
Op het moment dat er een ontheffingsverzoek is ingediend wordt nagegaan in hoeverre deze aan de indieningsvereisten voldoet. Bij de inhoudelijke beoordeling wordt getoetst aan de uitgangspunten van het geluidsbeleid (onderdeel bouwlawaai). Na analyse van de feiten en omstandigheden wordt een oordeel gevormd in hoeverre het redelijk en billijk is om de ontheffing te verlenen.
10.9 Ontheffing onder voorwaarden
Als een ontheffing op basis van artikel 4.1.5. van de APV wordt verleend, dan gebeurt dat onder voorwaarden. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op de werktijden, data en aangevraagde werkzaamheden. Daarnaast kunnen eisen worden gesteld aan o.a. materieel, materiaal, communicatieverplichtingen en dergelijke. Voorwaarden kunnen puntsgewijs worden opgenomen maar het is ook mogelijk dat gerefereerd wordt aan –onderdelen van - de aanvraag en de aanvrager gehouden wordt om zo te handelen als in die aanvraag is aangegeven (‘aanvraag is onderdeel van de vergunning’). In geval van grote langdurige projecten kan een geluidsmonitoringssysteem met rapportageverplichting worden opgelegd. Uiteraard blijft het verlenen van een ontheffing maatwerk. Met de gemaakte beleidskeuzen verwacht de gemeente voldoende grip te hebben om onnodige, overmatige hinder te kunnen reguleren.
11. Overzicht beleidsuitgangspunten
In dit hoofdstuk worden de beleidsuitspraken zoals opgenomen in voorliggende Nota geluidsbeleid, onderdeel uitmakend van het ‘Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn’, samengebracht.
- •
De gemeente Hellendoorn stelt beleid op voor de volgende geluidsthema’s:
- -
wegverkeer;
- -
railverkeer;
- -
bedrijven;
- -
geluid bij evenementen;
- -
bouwlawaai;
- -
hogere grenswaarden.
- -
- •
De gemeente Hellendoorn hanteert bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidshinder in principe de voorkeursvolgorde:
- 0.
voldoende afstand bewaren;
- 1.
maatregelen bij de bron;
- 2.
maatregelen in de overdracht;
- 3.
maatregelen bij de ontvanger.
Van deze standaard volgorde kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.
- 0.
- •
In geval van het verlenen van een hogere grenswaarde ten gevolge van een aan te leggen/te reconstrueren weg, is het streven om het gevelonderzoek en zonodig het treffen van eventuele geluidswerende voorzieningen te laten plaatsvinden vóór openstelling van de weg.
- •
In het ontwerpstadium zal het nadeel van een hoog geluidsniveau worden beperkt door het toepassen van akoestische compensatie. Aanvullend kan ook niet-akoestische compensatie in het ontwerpstadium worden toegepast. Hellendoorn hanteert als leidend principe: hoe hoger het geluidsniveau, des te meer compensatie zal worden toegepast.
- •
Daar waar als gevolg van cumulatie een hogere geluidsbelasting optreedt, wordt bij het dimensioneren van de gevelisolatie met de hogere geluidsbelasting rekening gehouden.
- •
Bij het ontwerpen van een locatie waar zowel nieuwbouw van woningen als de aanleg van een 30 km/u weg aan de orde is, geldt als uitgangspunt een gevelbelasting van maximaal 55 dB, tenzij de gevel als dove gevel is uitgevoerd. Geluidsaspecten worden zoveel als mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken.
- •
Geluidsaspecten worden zoveel als mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken.
- •
Bij gebiedsontwikkeling en het calculeren van de kosten bij aanleg en reconstructie van wegen worden de kosten voor het uitvoeren van akoestische onderzoeken en de kosten voor eventuele maatregelen bij bron, overdracht en/of ontvanger meegenomen en komen ten laste van dat betreffende plan.
- •
Op het moment van fysieke aanpassing van een weg waarvoor geldt dat de heersende geluidsbelasting boven de vastgestelde ambitiewaarde ligt, worden stille wegdekken nadrukkelijk overwogen om de geluidstoename als gevolg van groei van het wegverkeer te compenseren/reduceren.
- •
Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de geluidseffecten.
- •
Wanneer groot onderhoud plaatsvindt op de gebiedsontsluitingswegen zal nadrukkelijk overwogen worden het asfalt zoveel mogelijk te vervangen door een stil wegdektype.
- •
De gemeente Hellendoorn kiest ervoor om als manier van gebiedsbescherming voor de bedrijven in het buitengebied de ambitiewaarden (45 dB(A)) vast te stellen op referentiepunten op 75 meter vanaf de inrichtingsgrens. Dit is alleen van toepassing op situaties waarbij op een kortere afstand geen woningen van derden zijn gelegen. Voor natuur geldt i.p.v. 45 dB(A) 40 dB(A) op 75 meter.
- •
De gemeente Hellendoorn kiest ervoor om voor alle landbouwbedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in het Besluit landbouwmilieubeheer. Dit houdt in: dagperiode vanaf 6.00 uur tot 19.00 uur, de avondperiode vanaf 19.00 tot 22.00 uur en de nachtperiode vanaf 22.00 uur tot 6.00 uur.
- •
Op gezoneerde industrieterreinen zijn nieuwe burgerwoningen en nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan. Op bedrijventerreinen zijn nieuwe burgerwoningen niet toegestaan en moeten nieuwe bedrijfswoningen zo veel mogelijk worden voorkomen. Op woon- & werkterreinen zijn nieuwe burgerwoningen niet toegestaan maar nieuwe bedrijfswoningen wel.
- •
De gemeente Hellendoorn schenkt bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij laad- en losplaatsen van nieuwe winkels in een woonomgeving. De gemeente Hellendoorn schenkt eveneens bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij nieuwe woningen in een winkelomgeving.
- •
De gemeente Hellendoorn wil voor de gebieden centrum-dorps, centrum-stedelijk en het woon- & werkgebied wel de mogelijkheid voor een intensievere functiemenging open houden. Voor de overige gebiedstypen geldt deze mogelijkheid niet.
- •
De gemeente Hellendoorn toetst nieuw op te richten horeca-bedrijven aan de ambitiewaarde voor het gebied en zal, indien hiertoe aanleiding bestaat, maatwerkvoorschriften opleggen.
- •
De APV van de gemeente Hellendoorn biedt horeca voldoende gelegenheid om gebruik te maken van de maximale geluidsruimte tijdens collectieve en incidentele festiviteiten.
- •
De organisatoren van luidruchtige evenementen binnen de gemeente Hellendoorn hebben een informatieplicht. Ze dienen bezoekers voldoende te informeren over en wijzen op eventuele gehoorschade die ze kunnen ondervinden.
- •
De gemeente Hellendoorn hanteert als uitgangspunt dat voor regulering m.b.t. geluid bij evenementen andere instrumenten zullen worden ingezet dan het vastleggen van geluidsniveaus. In de vergunning worden wel voorschriften vastgelegd, zodat geluidshinder zoveel mogelijk voorkomen wordt.
- •
De gemeente verlangt akoestisch relevante informatie (situering podia, opstelling van geluidsboxen, e.d.) bij de vergunningsaanvraag. Daarnaast stuurt de gemeente Hellendoorn op eindtijd en de verplichting om de woningen in de directe omgeving in kennis te stellen om (overmatige) hinder te voorkomen.
- •
Hellendoorn kiest ervoor om voor de evenementen met een relatief grote impact voor de omgeving vooroverleg te hebben met de organisatoren van deze evenementen.
- •
Voor de volgende activiteiten is in potentie een nadere beoordeling aangaande een ontheffing in het kader van bouwlawaai noodzakelijk:
- -
aanbrengen/verwijderen van damwanden, heipalen e.d. binnen 100 meter van geluidsgevoelige objecten;
- -
in de avond en nacht plaatsvindende (bouw-)werkzaamheden;
- -
activiteiten waarbij naar het oordeel van de gemeente Hellendoorn regulering noodzakelijk en zinvol is.
- -
- •
Naast de objecten die door de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer worden beschermd, beschermt de gemeente Hellendoorn ook kerken en begraafplaatsen tijdens plechtigheden tegen bouwlawaai.
- •
Een aanvraag om ontheffing dient in ieder geval de in dit geluidsbeleid vastgelegde indieningsvereisten te bevatten.
Bijlage 1 Verklarende woordenlijst
Gebruikte begrippen
- -
akoestische compensatie: Het nadeel van de hoge geluidsbelasting wordt gecompenseerd met maatregelen die ook in de akoestische sfeer liggen.
- -
ambitie: De na te streven geluidskwaliteit, geluidsprofiel of geluidsklasse.
- -
AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur.
- -
APV: Algemene Plaatselijke Verordening.
- -
bandbreedte: Het gebied tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde.
- -
cumulatie: Het optellen van geluidsniveaus van verschillende bronnen.
- -
dB: Geluidssterkte wordt uitgedrukt in dB (decibels). De decibel is een logaritmische grootheid. Dit betekent dat een verdubbeling van het geluidsniveau niet leidt tot een verdubbeling van het aantal decibels, maar tot een toename van 3 dB.
- -
dB(A): A-gewogen decibel (correctiefactor voor het menselijke oor).
- -
dosismaat: De maat voor het ontvangen geluid.
- -
etmaalwaarde: Zie Letmaal.
- -
geluidsbelasting: De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke geluidsbronnen in een bepaald gebied.
- -
geluidshinder: Overlast ten gevolge van geluid die leidt tot gevoelens van irritatie, wrevel, afkeer, boosheid, ergernis en dergelijke.
- -
geluidsklasse: Een geluidsniveaubandbreedte, weergegeven in gewoon Nederlands, met een getal en een kleur.
- -
grenswaarde: Een waarde die niet mag worden overschreden.
- -
landbouwinrichting: Bedrijf vallend onder het Besluit landbouw milieubeheer danwel vallend onder categorie 8.1 van bijlage 1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb).
- -
Lden :
- -
Letmaal: Letmaal etmaalwaarde is de hoogste van de volgende drie waarden:
- a.
de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
- b.
de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00-23.00 uur (avond);
- c.
de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00-07.00 uur (nacht).
- a.
- -
niet-akoestischecompensatie: Alle factoren die niet de geluidsniveaus beïnvloeden, maar wel als positief element kunnen worden gezien in een omgeving.
- -
open plek: onbebouwd open terrein gelegen binnen de contouren van de historisch grondslag gegroeide bebouwde kom en waar geen rechtsgeldige bouwtitel op berust.
- -
stand-still principe: Het principe dat de bestaande milieubelasting niet wordt verhoogd.
- -
voorkeurswaarde: Het geluidsniveau dat in de Wet geluidhinder acceptabel wordtgevonden; bij niveaus boven de voorkeurswaarde moeten bijzondere maatregelen worden getroffen. De voorkeurswaarde voor verkeerslawaai bedraagt 48 dB; voor railverkeerslawaai 55 dB en voor industrielawaai 50 dB(A).
Bijlage 2 Geraadpleegde bronnen
- 1.
DHV (2006), Geluidsbeleid regio Twente, Handreiking, Regio Twente, DHV registratienummer:WN-ZH20060083
- 2.
DHV (2006), Geluidsbeleid regio Twente, Model-geluidsnota, Regio Twente, DHV registratienummer: ON-A 20060199
- 3.
Gemeente Hellendoorn (2006), Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2006
- 4.
Gemeente Hellendoorn (2007), Beleidsregel interim-beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder
- 5.
Gemeente Hellendoorn, Milieuprogramma 2008 – 2011
- 6.
Gemeente Hellendoorn, Plattelandsvisie
- 7.
Gemeente Hellendoorn, Raadsbeleidsprogramma 2006 – 2010
- 8.
Gemeente Hellendoorn, Sociaal-economisch beleidsplan ‘wonen, werken, welzijn’
- 9.
Gemeente Hellendoorn, Vrijkomende gebouwen in het buitengebied
- 10.
Gemeente Hellendoorn, Wegenstructuurplan 1998
- 11.
Gemeente Hellendoorn (2004), Welstandsnota Hellendoorn
- 12.
Gemeente Hellendoorn (2004), Woonvisie Gemeente Hellendoorn
- 13.
Ministerie van LNV (2007), Ontwerpbesluit Sallandse Heuvelrug, Den Haag
- 14.
Ministerie van VROM (2007), Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, Staatsblad 2007, nummer 415, Den Haag
- 15.
Ministerie van VROM (2006), Besluit geluidhinder, Staatsblad 2006, nummer 532, Den Haag
- 16.
Ministerie van VROM (1998), Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, Staatsblad 1998, nummer 332, Den Haag
- 17.
Ministerie van VROM (2002), Milieubeleid 2002-2006, Vaste waarden, nieuwe vormen
- 18.
Ministerie van VROM (2001), Nationaal Milieubeleidsplan 4, Een wereld en een wil. Werken aan duurzaamheid
- 19.
Ministerie van VROM (2004), Regeling omgevingslawaai , Staatscourant 2004, nummer 134, Den Haag
- 20.
Ministerie van VROM (2006), Wet geluidhinder, Staatsblad 2006, nummer 350, Den Haag
- 21.
Ministerie van VROM (2007), Wet milieubeheer, Staatsblad 2007, nummer 248, Den Haag
- 22.
Ministerie van VROM (2005), Wet op de ruimtelijke ordening, Staatsblad 2005, nummer 305, Den Haag
- 23.
Ministerie van VROM (2007), Woningwet, Staatsblad 2007, nummer 27, Den Haag
- 24.
Provincie Overijssel (2002), Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen (met wijzigingen tot en met februari 2006)
- 25.
Provincie Overijssel (2000), Milieubeleidsplan Overijssel 2000+, Plannen voor ruimte, water en milieu
- 26.
Provincie Overijssel (2005), Streekplan Overijssel 2000+, Plannen voor ruimte, water en milieu
- 27.
VNG, VROM, IPO, UvW (2004), Handreiking milieukwaliteit in de leefomgeving, Werken aangebiedsgericht maatwerk, VNG uitgeverij: Den Haag
Bijlage 3 Gebiedstyperingen en gebiedsindeling(figuren)
Nota hogere grenswaarden
Ondertekening
Samenvatting
Het ‘Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Hellendoorn’ bestaat uit een Nota geluidsbeleid en een Nota hogere grenswaarden. Voorliggend document is de Nota hogere grenswaarden.
Met de wijziging van de Wet geluidhinder is sinds 1 januari 2007 de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden grotendeels gedecentraliseerd. Ook is het merendeel van de wettelijke ontheffingscriteria en randvoorwaarden vervallen: de gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren.
Deze nota bevat het hogere grenswaardenbeleid van de gemeente Hellendoorn en is gebaseerd op de nieuwe Wet geluidhinder en de gemeentelijke beleidsuitgangspunten (Nota geluidsbeleid). De Nota geluidsbeleid beschrijft welke geluidsambities de gemeente Hellendoorn heeft met betrekking tot onder andere verkeer en bedrijven. Deze nota beschrijft voor de gemeente Hellendoorn de ontheffingscriteria en de aandachtspunten voor de uitvoeringspraktijk (hoofdstuk 3 en 4). In deze nota zijn de volgende beleidsuitspraken opgenomen:
- •
Naast de hoofdcriteria toetst de gemeente Hellendoorn een verzoek om een hogere grenswaarde aan de ontheffingscriteria zoals deze tot 1 januari 2007 (oude Wet geluidhinder) geldig waren. Deze criteria zijn goed bruikbaar en doen recht aan de problematiek. Tevens geldt er een ‘rood voor rood’ criterium.
- •
Indien aangetoond is dat het verzoek tot een hogere grenswaarde voldoet aan de hoofd- en ontheffingscriteria, kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden verleend. De gemeente Hellendoorn past hierbij primair akoestische compensatiemaatregelen toe. Hoe meer wordt afgeweken van de ambitie, hoe meer aandacht en invulling aan compensatie dient te worden gegeven.
- •
De gemeente Hellendoorn wil in principe geen gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid die de Interimwet stad-en-milieubenadering biedt.
1. Inleiding
1.1 Gebiedsgericht geluidsbeleid, gemeente Hellendoorn
Hellendoorn heeft gebiedsgericht geluidsbeleid opgesteld. Deze bestaat uit twee nota’s:
- 1.
Nota geluidsbeleid;
- 2.
Nota hogere grenswaarden.
Voorliggende nota is de Nota hogere grenswaarden, waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijke geluidsbeleid. Dit heeft als doel de goede geluidskwaliteiten in de gemeente te behouden en de kansen te benutten om waar gewenst en noodzakelijk de geluidskwaliteit te verbeteren. Bij de uitvoering van een hogere grenswaarde procedure (ook wel hogere waardeprocedure genoemd) worden in ieder geval de volgende uitgangspunten betrokken:
- 1.
allereerst wordt bekeken wat de basiskwaliteit in het desbetreffende gebied is;
- 2.
onderzocht wordt welke mogelijkheden beschikbaar zijn om de basiskwaliteit (zoveel mogelijk) te realiseren volgens de volgorde bron – overdracht – ontvanger;
- 3.
nadat de maatregelen onderzocht zijn wordt bekeken of een hogere grenswaarde nodig en gewenst is. Een hogere grenswaarde is slechts noodzakelijk indien de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB, 55 dB of 50 dB(A) voor respectievelijk wegverkeer, railverkeer en industrielawaai wordt overschreden. Een hogere grenswaarde is alleen gewenst als voldaan wordt aan de ontheffingscriteria;
- 4.
wanneer, ondanks de maatregelen, de basiskwaliteit/voorkeursgrenswaarde niet gerealiseerd kan worden, worden compenserende maatregelen nadrukkelijk(er) overwogen en zo mogelijk genomen. Hoe hoger het geluidsniveau, des te meer aandacht en invulling aan compensatie moet worden gegeven. Deze uitgangspunten zijn verwoord in onderstaande figuur.
De Wet geluidhinder geeft met betrekking tot geluidswaarden in zones een bandbreedte voor geluid. Deze varieert van de voorkeurswaarde tot de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting.
Hellendoorn wil voor nieuwe situaties een aanpak toepassen volgens de gebiedsgerichte benadering. De gemeente is daarvoor opgedeeld in 8 gebiedstypen, met een voor dat type gebied gewenste geluidskwaliteit (ambitie). Voor de indeling van de gebiedstypen zijn met name de ruimtelijke en functionele kenmerken van de omgeving bepalend geweest. De gebiedstypen staan beschreven in de Nota geluidsbeleid. Hierin zijn ook –in bijlage 3 - kaarten opgenomen met de gebiedsindeling van de gemeente Hellendoorn.
Bij ontwikkelingen binnen een bepaald gebiedstype vormt het ambitieniveau naast de wettelijke voorkeurswaarde het toetsingskader. Afwijkingen tot de maximale ontheffingswaarde dienen mogelijk te zijn, op voorwaarden opgenomen in deze nota.
1.2 Waarom een nota hogere grenswaarden
De Wet geluidhinder kent een stelsel van normen ter voorkoming van hinder. Ter beschermingvan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is voor de verschillende geluidsbronnen (wegverkeer, railverkeer en industrie) een voorkeurswaarde opgenomen en een maximale toelaatbare geluidsbelasting als bovengrens 1 .
In het gebied tussen de voorkeurswaarde en de bovengrens kan voor woningen (en andere gevoelige bestemmingen) een zogenaamde hogere grenswaarde worden vastgesteld. De hogere grenswaarde procedure is de procedure die gevolgd moet worden voor het vaststellen van een geluidsbelasting waar deze, in een specifieke situatie, hoger is dan de voorkeurswaarde. Tot 1 januari 2007 moesten gemeenten deze hogere grenswaarden aanvragen bij de provincie. Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet geluidhinder (Staatsblad 350, 2006) is meestal de gemeente het bevoegd gezag voor het verlenen van de hogere grenswaarden. De provincie blijft bevoegd gezag bij het verlenen van hogere grenswaarden die benodigd zijn in verband met de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg of de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij het Rijk of een provincie of de vaststelling of wijziging van een zone rond een industrieterrein dat als industrieterrein van regionaal belang is aangewezen bij provinciale milieuverordening. Naast de decentralisatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere grenswaarde hebben gemeenten een grotere beleidsvrijheid dan voorheen gekregen. Zij kunnen die beleidsvrijheid gebruiken om een geluidsbeleid te ontwikkelen dat is toegespitst op de plaatselijke omstandigheden. Ook is het merendeel van de ontheffingscriteria en randvoorwaarden vervallen: de gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren.
De gewijzigde Wet geluidhinder legt nadrukkelijker dan voorheen een onderzoeksplicht op. Allereerst moet de geluidsbelasting zonder beperkende maatregelen in beeld gebracht worden. Stelt het college van B&W een hogere grenswaarde vast, of overweegt hij dat, dan is het niet voldoende om te onderzoeken hoe effectief de maatregelen zijn om aan die hogere grenswaardete voldoen. Het college van B&W moet vervolgens ook de maatregelen onderzoeken die kunnen helpen om aan de voorkeurswaarde te voldoen. Het college van B&W moet dus goed motiveren waarom hij hogere grenswaarden wil vaststellen en waarom niet voldaan kan worden aan de voorkeurswaarde (art. 42, 77 of 80 Wet geluidhinder en art. 4.3 of 4.5 Besluit geluidhinder).
De voorliggende nota bevat het hogere grenswaardenbeleid van de gemeente Hellendoorn en is gebaseerd op de Wet geluidhinder en de beleidsuitgangspunten van het lokale algemene geluidsbeleid (Nota geluidsbeleid).
1.3 Leeswijzer nota hogere grenswaarden
In hoofdstuk 2 staat een nadere toelichting op de wettelijke procedure met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden. In het daarop volgende hoofdstuk komen de gebiedsgerichte ambities en ontheffingscriteria aan bod. In hoofdstuk 4 worden de aandachtspunten voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk beschreven.
2. Nadere toelichting hogere grenswaarden procedure
In dit hoofdstuk wordt de hogere grenswaarden procedure beschreven.
2.1 Inleiding
Procedures voor hogere grenswaarden zijn mogelijk aan de orde wanneer de gemeente een bestemmingsplan vaststelt, herziet of wijzigt, of wanneer een ontheffing/vrijstelling van het bestemmingsplan wordt verleend, waarbij (een gedeelte van) het plan ligt binnen de zone van een weg, een spoorlijn en/of een gezoneerd industrieterrein. Dit kan zowel een bestaande als een geprojecteerde weg, spoorlijn of industrieterrein zijn. Ook bij de aanleg of wijziging van een weg of spoorweg en bij de aanleg of wijziging van een zoneringsplichtig industrieterrein kan een hogere grenswaarden procedure aan de orde zijn.
In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn normen en grenswaarden opgenomen voor de toelaatbare geluidsbelasting van onder meer industrielawaai en weg- en railverkeerslawaai. Een geluidsbelasting onder de voorkeurswaarde is in het algemeen toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Met het inzetten van ruimtelijke ordeningsmaatregelen is het immers mogelijk om grotendeels bouwplannen te realiseren zonder dat voor veel nieuwe woningen afgeweken wordt van de wettelijke voorkeurswaarde. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting alleen toelaatbaar na een bestuurlijke afweging. Dit afwegingsproces heeft vorm gekregen in de zogenoemde hogere grenswaarden procedure.
2.1.1 Relatie met ruimtelijke ordening
Indien voor een nieuw bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen worden vastgesteld, of een bestaand bestemmingsplan wordt herzien (inclusief het vaststellen van een projectbesluit) binnen de geluidszones langs wegen, spoor of industrieterreinen, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Gemeenten moeten zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat in het kader van een bestemmingsplan bekeken moet worden of het vanuit het aspect geluid mogelijk is om een bepaalde functie op een bepaalde plek te bestemmen. Als uit onderzoek blijkt dat bij geluidsgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld. Voor de reconstructie van bestaande wegen en bestaande spoorwegen kan in sommige situaties ook een procedure hogere grenswaarde noodzakelijk zijn, zonder dat sprake is van een herziening of ontheffing/vrijstelling van het bestemmingsplan.
2.1.2 De geluidszones van de Wet geluidhinder
Wegen (niet zijnde 30 km/u wegen), spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen een geluidszone. De geluidszone is het gebied, waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken. De breedte van de zones zijn wettelijk vastgesteld in de Wet geluidhinder. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens vastgesteld per traject. Deze zijn te vinden in het Besluit geluidhinder. De geluidszones voor gezoneerde industrieterreinen zijn voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgelegd door middel van zonebesluiten met zonekaarten of door middel van bestemmingsplannen of bestemmingsplankaarten. Niet ieder industrieterrein is zoneringsplichtig. Zoneringsplichtig zijn alleen die industrieterreinen waarop bepaalde soorten bedrijven aanwezig zijn of zich kunnen vestigen (deze categorieën zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer).
2.2 Wettelijk kader voor de procedure hogere grenswaarde
De basis voor de hogere grenswaardenbesluiten wordt gevormd door de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten. Het vaststellen of herzien van een hogere grenswaarde gaat altijd vooraf aan een vast te stellen of te herzien bestemmingsplan. In onderstaande tabel is een samenvatting van de wettelijke kaders weergegeven.
2.2.1 Wegverkeerslawaai
De voorkeurswaarde voor woningen bedraagt 48 dB. Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed. Voor het toestaan van hogere grenswaarden dan de voorkeurswaarde bestaan bepaalde bandbreedtes. Hierbij geldt als hoofdregel:
- •
bij nieuwe situaties gelden strengere eisen dan bij bestaande;
- •
in buitenstedelijke situaties gelden 2 strengere eisen dan in stedelijke situaties;
- •
indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, kunnen eisen worden gesteld aan de indeling van de woningen.
De Wet geluidhinder kent een afzonderlijke beoordelingssystematiek voor de reconstructie van wegen. Er is sprake van een reconstructie van een weg, indien:
- •
een bestaande weg wordt gewijzigd en
- •
aanliggende woningen een verhoging van de geluidsbelasting ondervinden van 2 dB of meer ten gevolge van deze wijziging.
Het effect van de wijziging wordt daarbij gebaseerd op akoestisch onderzoek, waarbij de akoestische situatie 10 jaar na reconstructie wordt vergeleken met de akoestische situatie vóór reconstructie. In de Wet geluidhinder zijn de voorwaarden, waaronder reconstructie van wegen mogen plaatsvinden, opgenomen.
2.2.2 Railverkeerslawaai
De voorkeurswaarde voor woningen ten gevolge van railverkeerslawaai bedraagt 55 dB. Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan railverkeerslawaai in feite geen aandacht te worden besteed. Voor het toestaan van hogere grenswaarden dan de voorkeurswaarde bestaan bepaalde bandbreedtes. Hierbij wordt in vergelijking met wegverkeerslawaai geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande situaties en binnen- en buitenstedelijke situaties. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, kunnen eisen worden gesteld aan de indeling van de woningen.
2.2.3 Industrielawaai
Sinds september 1982 dient op grond van de Wet geluidhinder 3 een zone te worden vastgesteld rondom industrieterreinen waarop de zogenaamde ‘grote lawaaimakers’ zijn of mogen worden gevestigd. Ook terreinen met andersoortige lawaaimakers kunnen worden gezoneerd.
In de gemeente Hellendoorn liggen de geluidsgezoneerde ‘industrie’-terreinen Nijverdal-Noord en Nijverdal-Zuid en het motorcrossterrein Koetree. De gemeente is zonebeheerder (ingevolge artikel163 Wet geluidhinder).
De zone is een aandachtsgebied rondom een industrieterrein, waarbuiten door de bedrijven op dat terrein gezamenlijk geen hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) mag worden veroorzaakt. De zone ligt tussen de grens van het industrieterrein en de vastgestelde zonegrens (het industrieterrein zelf maakt geen deel uit van de zone). Dit betekent dus dat de ruimte tussen de vergunde 50 dB(A)-contour en de vastgestelde zone in feite de beleidsruimte is, die de betrokken overheden hebben ten aanzien van de vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven (zie navolgende figuur).
Met het vaststellen van de geluidszone rond een industrieterrein, is ook de in totaal beschikbare geluidsruimte voor dat industrieterrein vastgelegd. Immers, buiten de zone mag de geluidsbelasting niet hoger worden dan 50 dB(A). Samengevat: de zone werkt twee kanten op. In de eerste plaats in de richting van de industrie. Op grond van de Wet milieubeheer moeten bij het beschikken op een aanvraag voor het verlenen van een milieuvergunning de uit de zonering voortvloeiende grenswaarden in acht worden genomen. We noemen dit het toetsen aan de geluidszone.
In de tweede plaats gelden binnen de zone beperkingen voor woningbouw, immers hoe dichter bij het industrieterrein, des te hoger de geluidsbelasting. Als hoofdregel geldt hier:
- •
buiten de zone zijn er geen belemmeringen voor woningbouw;
- •
bij nieuwe situaties gelden strengere eisen dan bij bestaande;
- •
binnen de zone (daar wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) overschreden), worden eisen gesteld aan het binnenniveau in de woningen. Op het gezoneerde industrieterrein zelf is bouw van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet mogelijk.
Wijzigingen in beleid, wet- en regelgeving
Beleid, wet- en regelgeving is op vele terreinen in ontwikkeling. Voorbeeld hiervan is de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), verwacht medio 2010. Onder de Wabo worden geen milieu- en bouwvergunningen e.d. meer verleend maar omgevingsvergunningen. Wetten, zoals Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening, blijven wel bestaan. Bij toepassing van voorliggend beleid moet het op dat moment geldende wettelijk kader worden aangehouden. Voorliggend beleid zal te zijner tijd ook voor omgevingsvergunningen een toetsingskader zijn.
3. Gebiedsgerichte ambities en criteria voor hogere grenswaarden
Hellendoorn hanteert een gebiedsgericht geluidsbeleid. Binnen de gemeentegrenzen zijn 8 gebiedstypen onderscheiden. Per gebied is voor geluid een ambitie vastgelegd. In paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk worden de ambities die per gebiedstype zijn vastgesteld beschreven. Ook wordt aangegeven in hoeverre afwijking van deze gestelde ambitie geaccepteerd wordt. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 beschreven onder welke voorwaarden afwijken mogelijk is.
3.1 Gebiedsgerichte aanpak
Een centrum is meestal levendig; daar ervaren inwoners geluid vaak als positief of als niet-hinderlijk. In een woonwijk gelden andere maatstaven qua beleving. Daarom heeft de gemeente Hellendoorn gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak: maatwerk in geluidsambities voor de verschillende gebiedstypen. Het functioneel-ruimtelijk gebruik van een gebied is bepalend voor de indeling van de gebiedstypen. De functies bepalen immers welke kwaliteiten gewenst, maar ook mogelijk zijn. De gemeente is aan de hand van functioneel-ruimtelijke kenmerken onderverdeeld in de gebieden Natuur & extensiveringsgebied, Verwevings- & landbouwontwikkelingsgebied, Woonwijk, Centrum-dorps, Centrum-stedelijk, Woon- & werkgebied, Bedrijventerrein en Gezoneerd industrieterrein.
De geluidsambities van de verschillende gebiedstyperingen zijn in decibellen (dB/dB(A)) weergegeven. Om de communicatie rondom ambities makkelijker te maken is ervoor gekozen om de ambities van de gebiedstypen ook aan te geven in een cijfermatige geluidsklasse herkenbare kleuring. Deze geluidsklassen zijn wel gekoppeld aan normen die we kennen uit de Wet geluidhinder.
Als dosismaat voor weg- en railverkeer geldt Lden 4. De dosismaat voor het geluid van bedrijven(industrielawaai) is Letmaal. Volgens bovenstaande indeling en op basis van de Wet geluidhinder ligt de voorkeurswaarde bij wegverkeer en railverkeer op de grens van redelijk rustig/onrustig, de maximale ontheffingwaarde op de grens van zeer onrustig/lawaaiig.
In onderstaande tabel staan de gebiedsgerichte ambities weergegeven in verschillende geluidsklassen. Hierbij is het karakter van het gebiedstype bepalend voor de ambitie.
In de gehanteerde systematiek wordt onderscheid gemaakt in ambities (basis) en bovengrenzen. De maximale afwijking is als een bovengrens per gebiedstype aangegeven. Bij het al dan niet willen verlenen van een hogere waarde zal op basis van de criteria in paragraaf 3.2 een afweging gemaakt worden. Het volgen van een hogere waarde procedure is slechts aan de orde indien de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB, 55 dB of 50 dB(A) voor respectievelijk wegverkeer, railverkeer en industrielawaai wordt overschreden (ook al ligt de ‘ambitie‘ hoger of lager). Het toetsen aan de ambities zoals die zijn opgenomen in tabel 1 is alleen van toepassing voor enkelvoudige nieuwe situaties. Hiermee wordt bedoeld:
- •
de aanleg van een nieuwe weg of spoorlijn bij bestaande woningen;
- •
de bouw van woningen bij een bestaande weg of spoorlijn;
- •
de bouw van woningen binnen de zone van een bestaand gezoneerd industrieterrein.
Daarnaast komt het ook voor dat er geheel nieuwe woongebieden worden ontwikkeld waarbij zowel de weg als de bebouwing nieuw is. Voor dergelijke ‘nieuw-nieuw’ situaties is gebruik van de ontheffingssystematiek primair niet van toepassing omdat feitelijk in ‘nieuw-nieuw’ situaties er veel meer mogelijkheden zijn voor afstand bewaren, bron- en overdrachtsmaatregelen.
3.2 Criteria voor hogere grenswaarden
Uitgangspunt bij zowel het landelijke als het lokale hogere grenswaardenregime is dat hogere grenswaarden slechts in een beperkt aantal gevallen toegepast mogen worden. Uitgangspunt is ‘nee, tenzij’.
Tot en met 31 december 2006 stonden in de Wet geluidhinder hoofdcriteria en in de diverse besluiten (over respectievelijk wegverkeerslawaai, industrielawaai en railverkeerslawaai) ontheffingscriteria. Sinds 1-1-2007 zijn alleen nog de hoofdcriteria wettelijk vastgelegd. Gemeenten moeten zelf de ontheffingscriteria bepalen.
In deze paragraaf worden de criteria beschreven, waaraan een hogere grenswaarde afweging wordt getoetst en wat de overwegingen zijn om een verzoek al dan niet toe te kennen.
3.2.1 Hoofdcriteria
In artikel 110a lid 5 van de Wet geluidhinder is bepaald dat een hogere grenswaarde alleen kan worden verleend indien:
toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn danwel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
In hoofdstuk 4 is vastgelegd wat de gemeente Hellendoorn hieronder verstaat.
Naast deze harde hoofdcriteria heeft de gemeente Hellendoorn een ontheffingenbeleid in voorliggende nota opgesteld dat deze criteria verder invult en tevens is gebaseerd op de uitgangspunten uit de Nota geluidsbeleid van de gemeente Hellendoorn (met onder andere de gebiedsgerichte ambities).
3.2.2 Ontheffingscriteria
Zoals reeds gesteld zijn sinds 1-1-2007 de ontheffingscriteria uit de verschillende besluiten vervallen. Aangezien de criteria echter goed bruikbaar waren is op 23 januari 2007 middels de lokale ‘beleidsregel interim-beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder’ bepaald dat –tot het moment dat voorliggend geluidsbeleid is vastgesteld- de tot en met 31-12-2006 geldende ontheffingscriteria blijven gelden.
In voorliggend beleid zijn de tot 1-1-2007 geldende ontheffingscriteria opgenomen 5. Op een enkel onderdeel is een extra ontheffingsgrond toegevoegd. Waar dat het geval is is dit aangegeven. Ieder verzoek om een hogere grenswaarde wordt in ieder geval aan de voornoemde criteria getoetst. Daarnaast worden bij de afweging over het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde ook de ontheffingscriteria betrokken.
In de ontheffingscriteria wordt gesproken over ‘woningen’, echter de criteria zijn ook van toepassing op – andere - geluidsgevoelige gebouwen en terreinen, als bedoeld in de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder.
Wegverkeerslawaai
Ontheffingsgronden aangaande wegverkeerslawaai 6 :
- •
nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die
- –
verspreid gesitueerd worden;
- –
ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
- –
door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen;
- –
ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing.
- –
- •
nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die
- –
in een dorps- of stadsvernieuwingsplan worden opgenomen;
- –
door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend -, of voor andere gebouwen of geluidsgevoelige objecten;
- –
ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
- –
door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen;
- –
ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing.
- –
- •
geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerdeweg, voor zover die weg:
- –
een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen;
- –
een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.
- –
Industrielawaai
Ontheffingsgronden aangaande industrielawaai 7 :
- •
het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde is verzocht, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidsniveau vanwege het betrokken industrieterrein;
- •
de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
- •
de woningen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan worden opgenomen, dan wel door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen;
- •
de ligging van de geluidsbronnen op het betrokken industrieterrein zodanig is dat de geluidsbelasting, vanwege dit industrieterrein en vanwege andere geluidsbronnen, van tenminste één uitwendige scheidingsconstructie van elk van de woningen lager is dan of gelijk is aan 50 dB(A);
- •
de woningen ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing.
Railverkeerslawaai
Ontheffingsgronden aangaande railverkeerslawaai 8 :
- •
nog niet geprojecteerde dan wel geprojecteerde woningen, die:
- –
in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden;
- –
verspreid gesitueerd worden buiten de bebouwde kom;
- –
ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
- –
ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing;
- –
in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen;
- –
door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen;
- –
door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen.
- –
- •
een nog niet geprojecteerde, geprojecteerde of te wijzigen spoorweg, voor zover deze spoorweg een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen.
Aanvullend op de tot 1-1-2007 geldende ontheffingscriteria geldt in Hellendoorn ook het volgende criterium (zowel voor weg-, rail- als industrielawaai):
Woningen welke in het kader van de regeling ‘rood voor rood’ wordt toegelaten
Het hoofddoel van de kaders voor ‘rood voor rood, met gesloten beurs’ in de provincie Overijssel is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door sloop van landschapontsierende bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om die realisatie mogelijk te maken, worden op planologisch verantwoorde locaties één of meer bouwkavels voor een woning toegekend, terwijl de deelnemer van ‘rood voor rood, met gesloten beurs’ uit de getaxeerde waarde daarvan het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moet bekostigen.
Voor de locatie waar de vervangende woning wordt gerealiseerd (vervangend in de zin van ter vervanging van bedrijfsgebouwen op het sloopperceel danwel elders) kan ‘rood voor rood’ als ontheffingsgrond gelden.
3.2.3 Voorwaarden voor het verlenen van een hogere grenswaarde
Wanneer het verzoek tot een hogere grenswaarde getoetst is op de hiervoor genoemde hoofdcriteria en de ontheffingscriteria, wordt gekeken aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor het verlenen van een hogere grenswaarde. Deze kleinste schaal, de woning, richt zich voornamelijk op akoestische maatregelen aan en in het huis. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet in alle gevallen compensatie haalbaar en zinvol is. Dit hangt ook af van bijvoorbeeld de omvang van het concrete plan en de gedetailleerdheid ervan.
Grote woningbouwprojecten
De gemeente Hellendoorn wil bij grotere bouwplannen (bijvoorbeeld meer dan 200 woningen) met ontwikkelende partijen afspraken maken om geluidsambities te realiseren. Dit kan bijvoorbeeld door af te spreken voor welk aantal woningen hogere grenswaarden worden vastgesteld en/of voor het daadwerkelijk realiseren van geluidswerende voorzieningen.
4. Aandachtspunten voor de uitvoeringspraktijk
De ervaring leert dat niet alle aspecten die zich in de praktijk voordoen op eenduidige wijze in de wetgeving zijn beschreven. In veel gevallen moet op lokaal niveau een keuze gemaakt worden hoe de wet- en regelgeving geïnterpreteerd wordt. In dit hoofdstuk wordt waar mogelijk een aantal van deze aspecten met betrekking tot de hogere grenswaarden nader toegelicht:
- 1.
wat verstaan we onder bezwaren uit het hoofdcriterium? (paragraaf 4.1);
- 2.
aan welke eisen moet een verzoek om hogere grenswaarde voldoen? (paragraaf 4.2);
- 3.
welke functies en objecten willen we beschermen? (paragraaf 4.3);
- 4.
hoe gaan we om met cumulatie van verschillende geluidsbronnen? (paragraaf 4.4);
- 5.
hoe willen we omgaan met dove gevels?(paragraaf 4.5);
- 6.
hoe gaan we om met 30 km/uur gebieden? (paragraaf 4.6);
- 7.
hoe gaan we om met de Stad en Milieu benadering? (paragraaf 4.7).
4.1 Bezwaren uit het hoofdcriterium
In de praktijk is al veel ervaring opgedaan met de afwegingen die ten aanzien van bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard zijn gemaakt. Onderstaand worden voorbeelden van overwegingen gegeven die een hogere grenswaarde verzoek motiveren:
- •
stedenbouwkundige overwegingen: de aanvrager moet aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is (bijvoorbeeld vervanging of invulling lege plek) en dat de bebouwing ten opzichte van een geluidsbron om stedenbouwkundige of locatiespecifieke kenmerken niet anders kan worden gesitueerd. Zo kan het uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst zijn om één of een enkele woning in een bestaande lintbebouwing naar achteren te situeren of achter een scherm te plaatsen;
- •
verkeerskundige en vervoerskundige overwegingen: uit bijvoorbeeld het oogpunt van verkeersveiligheid is het ongewenst om schermen te plaatsen nabij bv. uitritten/kruisingen. Daarnaast moet een nieuwe weg soms, kijkend naar de bestaande verkeersstructuur, worden gesitueerd nabij bestaande woningen en bieden bronmaatregelen onvoldoende soelaas. Ook is het niet reëel en/of technisch haalbaar om bij kleine plannen in de bestaande woonomgeving voor een kort wegvak stil asfalt toe te passen (bv. in verband met het strooiregime);
- •
landschappelijke overwegingen: het kan uit landschappelijk oogpunt ongewenst zijn om een open landschap of een woongebied door geluidsafschermende voorzieningen (schermen) te doorsnijden;
- •
financiële overwegingen: het treffen van bv. overdrachtsmaatregelen is soms financieel niet haalbaar. Zo leert de ervaring dat het plaatsen van schermen voor één of enkele woningen financieel niet doelmatig is 9.
In de praktijk kan het zo zijn dat een mix van bovenstaande overwegingen aanleiding is voor het verlenen van een hogere waarde, of dat ondanks bron- en overdrachtsmaatregelen een hogere waarde noodzakelijk blijft. Uiteraard is die waarde dan wel lager dan wanneer er geen bron- en/of overdrachtvoorzieningen getroffen zouden worden.
resumé
Door in de hogere grenswaarden-afweging rekening te houden met eventuele bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke en financiële aard wordt een integrale afweging gemaakt.
maatregelen
Maatregelen die bij het vaststellen van een hogere grenswaarde getroffen kunnen worden, zijn bijvoorbeeld de keuze voor een stiller wegdektype, een andere indeling van het bouwplan of een geluidsluwe gevel. Bij de financiële overwegingen is de centrale vraag wanneer de kosten en baten van de maatregelen tegen elkaar opwegen. Om de meest kosteneffectieve maatregelen te kunnen bepalen, moeten de mogelijke maatregelen worden doorgerekend. Daarbij worden eerst de bron- en overdrachtsmaatregelen bekeken en pas daarna de maatregelen bij de ontvanger. Op basis van de doorrekening wordt bepaald welke maatregelen het meest doelmatig zijn (hoe wordt met de minste kosten het wettelijke binnenniveau gehaald). Op deze wijze is sprake van een financieel-akoestische afweging. Zoals reeds aangegeven is een financiële berekening niet altijd zinvol omdat uit ervaring reeds bekend is dat bv. afschermende voorzieningen voor één of enkele woningen financieel niet doelmatig zijn. Tevens is een specifieke financiële berekening minder zinvol als reeds op andere gronden bron- en overdrachtsmaatregelen als niet wenselijk/haalbaar zijn geacht. Omdat het een totaalafweging is, kan het zijn dat de uiteindelijke keuze voor de – mix van - bronoverdracht-en ontvangermaatregelen toch valt op andere maatregelen dan de meest geluidseffectieve maatregelen.
4.2 Eisen aan verzoek om hogere grenswaarde
In de regel wordt door of namens de initiatiefnemer van het bestemmingsplan, bouwplan of de aanleg/reconstructie van een weg of spoorweg in de voorbereidende fase een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek wordt de geluidsbelasting voor de huidige en toekomstige situatie in kaart gebracht. Ook wordt bepaald of bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk en haalbaar zijn om de toekomstige geluidbelasting tot de voorkeurswaarde te beperken. Hierbij worden de criteria, zoals deze in hoofdstuk 3 beschreven zijn, meegenomen. Indien dat niet mogelijk is, dient dat voldoende te worden gemotiveerd. Als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard, kan een verzoek tot vaststelling van een hogere grenswaarde worden opgesteld. Eisen waaraan een aanvraag moet voldoen staan deels in de geluidswetgeving 10 .
Aan een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden worden inhoudelijke eisen gesteld. Het verzoek dient minimaal de volgende informatie te bevatten 11 :
- •
de verzochte hogere grenswaarde;
- •
de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen (waarbij de systematiek van de Wetgeluidhinder wordt gevolgd m.b.t. bron-overdracht-ontvanger);
- •
de resultaten van het akoestisch onderzoek;
- •
een beschrijving van de mogelijkheden om de geluidsbelasting te verminderen;
- •
in geval er bron- en/of overdrachtsmaatregelen worden getroffen deze vermelden;
- •
tekeningen met daarop de lokale situatie;
- •
per aangevoerd bezwaar (als bedoeld in artikel 110a Wet geluidhinder) een onderbouwing waarom deze van toepassing is.
In het Besluit geluidhinder is opgenomen wie om een hogere waarde kan verzoeken (hoofdstuk 5). In de Wet geluidhinder is vastgelegd welk bestuursorgaan over een dergelijk verzoek moet besluiten (artikel 110a). Reeds eerder is aangegeven dat meestal de gemeente het bevoegd gezag is. In enkele gevallen is dit echter de provincie. De wet biedt de mogelijkheid om ambtshalve hogere waarden vast te stellen (artikel 110a lid 3).
In Hellendoorn is ervoor gekozen om vooral ambtshalve hogere waarden vast te stellen. Dit vindt namens het college van burgemeester en wethouders plaats door het team Vergunningen. Ook bij ambtshalve besluiten aangaande hogere grenswaarden moet inzicht bestaan in bovenstaande punten. Ondanks het feit dat het team Vergunningen – met toepassing van het 4 ogen principe - de beschikkingen opstelt en er dus meestal geen ingevuld aanvraagformulier aan de orde is, moet de input worden geleverd door de primaathoudende gemeentelijke afdelingen (Openbare werken ingeval van aanleg/reconstructie van een weg en/of het team Ruimtelijke ontwikkeling bij ruimtelijke – woningbouw - plannen). Immers vooral deze vakafdelingen hebben inzicht in en een visie op de stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke en financiële bezwaren die het noodzakelijk maken om in plaats van/naast bron- en overoverdrachtsmaatregelen, ook een hogere grenswaarde te verlangen. In veel gevallen zullen zij vervolgens van de feitelijke initiatiefnemer (ontwikkelaar) nadere gegevens vragen zoals een akoestisch onderzoek. Indien de gemeente zelf akoestisch onderzoek uitvoert voor plannen van derden (bijvoorbeeld bouwen van een woning waarvoor een bestemmingsplanwijziging en hogere waarde nodig is) worden de kosten in rekening gebracht middels het heffen van extra leges.
4.3 Te beschermen functies en objecten
In de Nota geluidsbeleid is de keuze gemaakt alleen de objecten te beschermen die volgens de Wet geluidhinder zijn aangewezen, aangaande hogere grenswaarden (artikel 1 Wet geluidhinder en artikel 1.2 Besluit geluidhinder). De te beschermen objecten zijn:
- •
woningen;
- •
geluidsgevoelige gebouwen:
- -
onderwijsgebouwen;
- -
ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- -
verzorgingstehuizen;
- -
psychiatrische inrichtingen;
- -
medische centra;
- -
poliklinieken;
- -
medische kleuterdagverblijven.
- -
- •
geluidsgevoelige terreinen:
- -
terreinen die behoren bij andere gezondheidszorg gebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen;
- -
terreinen die behoren bij verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- -
woonwagenstandplaatsen.
- -
4.4 Cumulatie van geluid
In de Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu van het ministerie van VROM is vastgelegd dat bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met het eventueel optreden van cumulatie van geluid. In de Wet geluidhinder (art. 110a) is deze aanpak vertaald. Ter bescherming van (toekomstige) bewoners mag de gecumuleerde geluidsbelasting 12 niet onaanvaardbaar hoog worden.
Hellendoorn is van mening dat bij een hogere grenswaardenafweging de gecumuleerde geluidsbelasting in beeld gebracht dient te worden als sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen. Dit is immers de situatie waar een bewoner mee te maken heeft.
Daar waar als gevolg van cumulatie een hogere geluidsbelasting optreedt moet bij het dimensioneren van de gevelisolatie rekening worden gehouden met deze gecumuleerde geluidsbelasting. Op deze manier blijft de geluidskwaliteit van het binnenklimaat in woningen (bijvoorbeeld belangrijk voor een goede nachtrust) gewaarborgd. Op grond van het Bouwbesluit moet bij het ontwerp van woningen voldaan worden aan de wettelijke binnenniveaus. Indien een hogere grenswaarde wordt vastgesteld geldt immers voor de geluidsgevoelige bestemming nog wel een limiet aan het wettelijk toelaatbare binnenniveau in de geluidsgevoelige vertrekken. Op basis van een bouwakoestisch onderzoek dient aangetoond te worden dat het wettelijk toelaatbare binnenniveau niet wordt overschreden.
Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waar een woonwijk is gesitueerd nabij een weg en een spoorbaan (weg- of railverkeerslawaai) of nabij een geluidsgezoneerd industrieterrein (industrielawaai).
De vereiste geluidswering van de gevel wordt berekend op basis van de energetische sommatie van de isolatiewaarde per geluidsbron. Bij de bepaling van de noodzakelijke isolatiewaarden van de gevels wordt voor wegverkeerslawaai geen aftrek op basis van artikel 110g van de Wet geluidhinder toegepast. Bij de bepaling van de vereiste gevelwering worden de volgende stappen doorlopen:
- •
bepaal per bron het wettelijk binnenniveau;
- •
bepaal de minimaal noodzakelijke geluidswering per bron;
- •
sommeer energetisch de minimaal noodzakelijke geluidsweringen;
- •
de aldus berekende geluidswering dient minimaal gerealiseerd te worden;
- •
hanteer het meest ongunstige frequentiespectrum van de optredende lawaaisoorten voor de berekende geluidswering van de gevel(s) om maatregelen te bepalen.
4.5 Dove gevels
In het kader van de Wet geluidhinder is de dove gevel sinds begin jaren negentig een ‘erkend’ begrip. Op een dove gevel mogen geluidsbelastingen voorkomen die hoger zijn dan de maximale ontheffingswaarde. Een dove gevel is in artikel 1b van de Wet geluidhinder gedefinieerd als zijnde:
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Van een dove gevel is dus ook sprake als een gevel delen bevat die in bijzondere omstandigheden moeten kunnen worden geopend, mits achter deze delen geen geluidsgevoelige ruimte is gelegen.
Wat betreft de te openen delen valt te denken aan een nooduitgang. De andere kant van de woning moet echter wel geluidsluw zijn; op basis van jurisprudentie geldt dat hierbij alle overige geluidsbronnen in beschouwing moeten worden genomen bij een dergelijke afweging. Zolang het gaat om toepassing van de Wet geluidhinder kan een dove gevel een oplossing bieden in gevallen waarin de maximale ontheffingswaarde zal worden overschreden of er feitelijk geen criterium is om een hogere waarde te verlenen.
4.6 Stad en milieu
De Wet geluidhinder geeft aan wat de maximale ontheffingswaarde is voor de geluidsbelasting vanwege een weg, spoorweg of industrieterrein. Soms is het noodzakelijk om hier van af te wijken in het kader van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit.
Met de Interimwet stad-en-milieubenadering kunnen alle gemeenten in Nederland afwijken van de wettelijke normen voor bodem, geluid, stank en ammoniak.
Voordat de gemeenten een afwijkingsbesluit kunnen nemen, moeten zij eerst een aantal stappen doorlopen:
Stap 1: milieuknelpunten worden zoveel mogelijk opgelost met bronmaatregelen;
Stap 2: de mogelijkheden die de bestaande wet- en regelgeving voorschrijft worden maximaal benut;
Stap 3: er wordt een afwijkingsbesluit genomen wanneer de hiervoor genoemde stappen niet toereikend zijn.
Een afwijkingsbesluit uit stap 3 moet goed gemotiveerd worden:
- •
aantonen dat de afwijking noodzakelijk is voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, het draagt bij aan een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit in het projectgebied;
- •
een stap 3-besluit wordt altijd in samenhang met een bestemmingsplan(herziening) genomen, omdat het ruimtelijke ontwikkelingen betreft;
- •
aantonen dat de belanghebbenden, zoals bewoners, bedrijven of maatschappelijke organisaties, bij de voorbereiding betrokken waren;
- •
eventuele nadelige gevolgen van een stap 3-besluit worden zoveel mogelijk beperkt. Immers, er wordt afgeweken van grenswaarden. Als dat niet lukt moeten gemeenten zorgen voor compensatie.
De stad- en milieubenadering is een complexe procedure, waarbij provincie en GGD betrokken zijn.
Praktijkervaring in den lande leert dat meestal een ingezet stad- en milieutraject niet tot een stap-3 besluit leidt, maar er lopende het traject toch wel degelijk mogelijkheden worden gevonden binnen de bestaande hogere grenswaardenprocedure/met het treffen van maatregelen, om het plan doorgang te laten vinden.
4.7 (Over)belasting van een woning
Eerder in dit beleid is ingegaan op cumulatie, dat wil zeggen een geluidsbelasting op een gevel ten gevolge van meerdere geluidsbronnen. Het is echter ook mogelijk dat een object van meerdere kanten een hogere geluidsbelasting krijgt. Het streven is erop gericht om het aantal geluidsbelaste zijden zo veel mogelijk te beperken. Het behouden van een geluidsluwe zijde is – ook kijkend naar ‘een goede ruimtelijke ordening’ - van groot belang. Uitgangspunt is derhalve dat een woning altijd één geluidsluwe gevel behoudt.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Het college voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
De burgemeester voornoemd,
Noot
11 Middels een nieuw hoofdstuk IX in de Wet geluidhinder en aanpassing van de Spoorwegwet en de Luchtvaartwet.
Noot
22 Voor een aantal agglomeraties (meer dan 250.000 inwoners) en een deel van de betrokken verkeersinfrastructuur moeten de eerste geluidsbelastingkaarten gereed zijn in 2007 en de eerste actieplannen in 2008. Voor de overige agglomeraties (meer dan 100.000 inwoners) en de overige betrokken verkeersinfrastructuur moeten de eerste geluidsbelastingkaarten gereed zijn in 2012 en de eerste actieplannen in 2013.
Noot
33. Bijvoorbeeld Leidscheveen, zie ‘Afscherming met uitzicht’, Geluid 1999/1, p. 23 e.v., ir. E. Hofschreuder
Noot
44 Het doel van MILO is het versterken van de bijdrage van het milieubeleid aan de leefomgevingskwaliteit in een gebiedsgerichte benadering.
Noot
66. BBT staat voor beste beschikbare technieken. Artikel 1.1 van de Wet milieubeheer geeft daarvoor de volgende uitleg: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld.
Noot
77 Wellicht ten overvloede zij hierbij nog opgemerkt dat er geen geluidsgrenswaarden worden gesteld voor eigen (bedrijfs-)woningen, gelegen binnen de grenzen van de inrichting.
Noot
88 Separaat aan het op- en vaststellen van het lokale geluidsbeleid wordt er in verband met de Dienstenrichtlijn, de nieuwe model-APV en in het kader van deregulering gewerkt aan een nieuwe Hellendoornse APV. Gevolg hiervan is dat in ieder geval de nummering en redactie zal wijzigen. Na vaststelling van de nieuwe APV moet worden uitgegaan van hetgeen daarin is bepaald. Bij toepassing van voorliggend beleid moet derhalve de dan geldende APV worden aangehouden.
Noot
99. De volgende activiteiten zijn meldingsplichtig: indooractiviteiten (bij meer dan 50 bezoekers onder voorwaarde dat bij de melding een inrichtingstekening van het in gebruik te nemen pand wordt ingediend), rondgangen, serenades en dergelijke door muziekverenigingen, buurtfeesten en rommelmarkten (onder voorwaarde dat geen weg afgesloten hoeft te worden en men geen tent plaatst), wandel- en fietsactiviteiten en kaartleesritten/oriëntatieritten.
Noot
1010 Voorbeeld van een voorschrift genoemd in de APV is dat na 23.30 uur geen muziek meer ten gehore mag worden gebracht.
Noot
1111 Separaat aan het op- en vaststellen van het lokale geluidsbeleid wordt er in verband met de Dienstenrichtlijn, de nieuwe model-APV en in het kader van deregulering gewerkt aan een nieuwe Hellendoornse APV. Gevolg hiervan is dat in ieder geval de nummering en redactie zal wijzigen. Zo wordt artikel 4.1.5 waarschijnlijk artikel 4:6. Na vaststelling van de nieuwe APV moet worden uitgegaan van hetgeen daarin is bepaald. Bij toepassing van voorliggend beleid moet derhalve de dan geldende APV worden aangehouden.
Noot
1212 Geluidsisolatie sec voor de bouwwerkzaamheden is normaliter niet haalbaar, echter op het moment dat de woningen toch al geïsoleerd moeten worden in het kader van de Wet geluidhinder (in verband met een hogere geluidsgrenswaarde t.g.v. de nieuwe weg, zie ook paragraaf 5.3) dan kan de daarvoor benodigde isolatie soms al wel reeds vóór aanvang van de bouw worden aangebracht.
Noot
1313 De rechtbank Zutphen schorste in haar uitspraak van 1 april 2004 (LJN AO7291) het voorschrift dat de aannemer verplichtte tot het betalen van compensatie aan omwonenden van een spoorlijn. De reden voor compensatie was dat gedurende 2 nachten de geluidbelasting door werken aan het spoor hoger zou zijn dan 55 dB(A). De compensatie bestond uit een geldbedrag (€ 60 per persoon per nacht) of een overnachting in een hotel voor een vergelijkbare prijs. De rechter achtte 2 nachten met een relatief hoog geluidsniveau een normaal maatschappelijk risico behorend tot het wonen langs het spoor. Bovendien wordt met compensatie de hinder niet voorkomen of beperkt; de ene bewoner accepteert de compensatie wel en de andere niet.
Noot
11 Deze normen gelden niet voor 30 km/uur wegen. Met betrekking tot industrielawaai zijn de normen uit de Wet geluidhinder in de gemeente Hellendoorn alleen van toepassing op de industrieterreinen Nijverdal Noord, Nijverdal Zuid en het motorcrossterrein Koetree.
Noot
22 buitenstedelijk: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII (Wet geluidhinder) voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg.
Noot
33 De officiële benaming hiervoor luidt: ‘inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken’, zoals is opgenomen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Daarnaast worden ook termen als ‘Wgh-bedrijven’ of ‘A-inrichtingen’ gebruikt.
Noot
55 De criteria/ontheffingsgronden zijn overgenomen uit de genoemde voormalige besluiten. Voor de duiding van de verschillende criteria/ontheffingsgronden moet de wetshistorie en jurisprudentie worden aangehouden.
Noot
99 Deze ervaringen komen bijvoorbeeld uit de berekeningssystematieken van Rijkswaterstaat en Prorail.
Noot
1010 Zie onder meer artikel 77 en afdeling 2 van de Wet geluidhinder en artikel 5.4 Besluit geluidhinder.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl