Beleidsregel Wijkverbod Maassluis

Geldend van 24-06-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wijkverbod Maassluis

De burgemeester van Maassluis

Gezien het voorstel van het cluster Inwoners en Veiligheid van 15 december 2020

Overwegende dat voor de toepassing van artikel 2.1b van de Algemeen Plaatselijke verordening Maassluis, verder de APV, een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden van de burgemeester.

overwegende dat

  • -

    in de gemeente Maassluis regelmatig overlast plaatsvindt door personen die de openbare orde verstoren en/of zich schuldig maken aan criminaliteit. Deze personen hier veelvuldig op aangesproken worden, doch hen dit niet beweegt het overlastgevende gedrag te staken;

  • -

    ondanks diverse maatregelen de overlastsituatie in bepaalde delen van Maassluis aanhoudend de aandacht blijft vragen;

  • -

    het gedrag van genoemde personen zich als volgt kenmerken laat; samenscholing, intimiderend groepsgedrag, handel in drugs, openlijk drankgebruik, geweldpleging, doelloos ophouden in portieken van woningen en/of winkels, belemmering van vrije doorgang, schreeuwen, urineren, onvoorspelbare agressiviteit en het anderszins lastigvallen van burgers;

  • -

    dit gedrag voor bewoners en passanten reële en concrete gevoelens van onveiligheid teweeg brengt en zich klaarblijkelijk niet veranderen laat door middel van politieoptreden op basis van strafrechtelijk bepalingen dan wel andere bepalingen verankerd in de APV;

  • -

    het wijkverbod een maatregel is om de openbare orde in het aangewezen gebied te handhaven, de criminaliteit en overlast terug te dringen en bewoners en passanten hun gevoel van veiligheid terug te geven;

  • -

    daarom in artikel 2.1b van de APV bepaald is dat de burgemeester bevoegd is om een persoon een wijkverbod op te leggen in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon-en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen en de gezondheid of zedelijkheid;

  • -

    dat het, om redenen van effectiviteit en doelmatigheid gewenst is om de politie en gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren belast met het toezicht op domein 1 (openbare ruimte) een waarschuwing en een wijkverbod voor 3 dagen te laten uitreiken;

  • -

    het noodzakelijk is een beleidsregel vast te stellen voor toepassing van artikel 2.1b van de APV;

Gelet op artikel 2.1b van de APV,

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel Wijkverbod Maassluis

Artikel 1 Opleggen wijkverbod

  • 1. De gedragingen waarvoor een wijkverbod kan worden opgelegd zijn opgenomen in artikel 7 van deze beleidsregel.

  • 2. Een wijkverbod geldt voor het gebied waarbinnen een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Indien een overlastgevende gedraging zoals genoemd in artikel 7 van deze beleidsregel heeft plaatsgevonden tijdens een 1B- of C -evenement wordt een verbod opgelegd waarbij voor het gebied aansluiting wordt gezocht bij het evenemententerrein, dan wel het gebied waar het evenement plaatsvindt.

  • 3. Voordat een wijkverbod wordt opgelegd, ontvangt een persoon die zich voor de eerste keer schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als genoemd in artikel 7 van deze beleidsregel een waarschuwing. In deze waarschuwing staat het beleid ten aanzien van het wijkverbod uitgelegd. De waarschuwing wordt één keer gegeven en geldt binnen de gehele gemeente Maassluis.

  • 4. Indien ten aanzien van een persoon voor de tweede maal een gedraging, binnen 6 maanden na waarschuwing, als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregel wordt geconstateerd, wordt een verbod opgelegd om zich gedurende 3 dagen te bevinden binnen een in het verbod aangewezen gebied. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 2.1b, lid 1 APV.

  • 5. Aan een persoon die zich binnen 6 maanden na het opleggen van een wijkverbod in hetzelfde gebied voor de tweede maal schuldig maakt aan een gedraging als genoemd in artikel 7 van deze beleidsregel wordt- in overeenstemming met het tweede lid van artikel 2.1b APV- een verbod opgelegd om zich gedurende het in artikel 8 van deze beleidsregel genoemde tijdvak te bevinden binnen een in het verbod genoemde gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal op grond van artikel 2.1b, lid 2 APV opgemaakt.

  • Deze opbouw geldt niet als het verbod is opgelegd in het kader van een overtreding rond een evenement. Voor een evenement kan alleen een verbod voor de duur van het evenement, dan wel maximaal 3 dagen worden opgelegd.

  • 6. Als een wijkverbod wordt opgelegd terwijl er al een wijkverbod geldt, gaat het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod. Gedurende de looptijd van het wijkverbod kan slechts een keer een nieuw wijkverbod worden opgelegd.

Artikel 2 Procedure wijkverbod

  • 1. De betrokkene aan wie een wijkverbod in persoon wordt uitgereikt, wordt door degene die een wijkverbod uitreikt direct in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring door de politie of de buitengewoon opsporingsambtenaar schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal. Tevens wordt aan betrokkene kenbaar gemaakt dat bezwaar tegen het besluit mogelijk is.

  • 2. Indien sprake is van een minderjarige worden tenminste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.

  • 3. Aan de leden 1 en 2 wordt, conform hetgeen bepaald in artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht, geen toepassing gegeven, indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid gesteld is zijn/ haar zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      het met de beschikking beoogde doel slechts bereikt worden kan indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis gesteld is.

  • 4. Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden meegedeeld en schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, alsmede voor welk tijdvak en gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgedeeld van het gebied.

  • 5. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, dan wordt in het besluit tot oplegging van het wijkverbod een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie.

Artikel 3 Inwerkingtreding en cumulatie

  • 1. Een wijkverbod treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt. Als een wijkverbod wordt uitgereikt terwijl er al een wijkverbod geldt, gaat de termijn van het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod.

Artikel 4 Mandaat

  • 1. Het opleggen van een waarschuwing en een wijkverbod van 3 dagen, namens de burgemeester van Maassluis wordt gemandateerd aan ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2 onder a en c Politiewet 2012 jo. artikel 1 lid 1 onder d Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 1 lid 1 onder c Besluit rechtspositie vrijwillige politie en aan de buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 lid 1 onder a en b en lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2. Het opleggen van een wijkverbod voor de duur van 14 en 30 dagen en een wijkverbod tijdens een evenement, namens de burgemeester van Maassluis wordt gemandateerd aan de hulpofficieren van justitie van de Regionale eenheid Rotterdam.

Artikel 5 Dossiervorming en verslaglegging

  • 1. Indien bezwaar wordt aangetekend tegen het besluit levert de politie een (kopie) dossier aan bij het cluster Inwoners en Veiligheid van de gemeente Maassluis. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

    • -

      voorblad met contactgegevens van de behandeld ambtenaar;

    • -

      de waarschuwing en het onderliggende proces-verbaal van het strafbare feit. In het proces-verbaal is tevens de zienswijze van de betrokkene vastgelegd;

    • -

      de na het uitreiken van de waarschuwing opgemaakte ondertekende processen-verbaal van de in artikel 7 van deze beleidsregel genoemde strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen welke hebben geleid tot de wijkverboden en bevat tevens de zienswijze van betrokkene;

    • -

      alle opgelegde wijkverboden;

    • -

      alle processen-verbaal inzake het negeren van de wijkverboden;

    • -

      het gebied waarvoor een gebiedsontzegging dient te worden opgelegd.

  • 2. De politie houdt een registratie bij van de in artikel 5.1 genoemde documenten.

  • 3. Een dossier dat bij het Openbaar Ministerie wordt aangeleverd bevat naast de in het eerste lid genoemde documenten, een afschrift van deze beleidsregel en de bekendmaking van de APV en de publicatie van de mandatering aan de politie en de gemeentelijk buitengewoon opsporingsambtenaren.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1. De politiechef van de Politie Eenheid Rotterdam informeert de burgemeester door middel van een kwartaalrapportage over alle uitgereikte waarschuwingen en opgelegde wijkverboden.

  • 2. Indien een wijkverbod is opgelegd bij een evenement, wordt de burgemeester direct na het evenement geïnformeerd.

  • 3. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester door middel van een jaarrapportage over het aantal dossiers en de wijze waarop de wijkverboden zijn afgedaan.

  • 4. De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie en de korpschef over een ingediend bezwaar tegen een wijkverbod en over de beslissing op bezwaar.

Artikel 7 Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen

  • 1. Een wijkverbod kan door politie worden opgelegd bij constatering van de volgende strafbare feiten.

    Artikel 2:1 APV Samenscholing en ongeregeldheden

    Artikel 2:1b, lid 5 APV Verbod zich te gedragen in strijd met wijkverbod

    Artikel 2:9 APV Straatartiest

    Artikel 2:20a APV Dragen gevaarlijke voorwerpen

    Artikel 2:26 APV Ordeverstoring

    Artikel 2:44 APV Vervoer inbrekerswerktuigen

    Artikel 2:47 APV Hinderlijk gedrag op of aan een openbare plaats

    Artikel 2:47a APV Hinderlijk voetballen en dergelijke

    Artikel 2:48 APV Verboden drankgebruik

    Artikel 2:49 APV verboden gedrag bij of in gebouwen

    Artikel 2:50 APV Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

    Artikel 2:74 APV Drugshandel op een openbare plaats

    Artikel 2:74a APV Verzameling van personen in verband met drugs

    Artikel 2:74b APV Openlijk drugsgebruik

    Artikel 2:74c APV Weggooien van spuiten en dergelijke

    Artikel 3:14 APV Straatprostitutie

    Artikel 141 Wetboek van Strafrecht Openlijke geweldpleging

    Artikel 184 Wetboek van Strafrecht Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

    Artikel 239 Wetboek van Strafrecht Schennis van de eerbaarheid

    Artikel 239 jo. 267 Wetboek van Strafrecht Belediging van ambtenaar in functie

    Artikel 285 Wetboek van Strafrecht Bedreiging

    Artikel 300 Wetboek van Stafrecht eenvoudige mishandeling

    Artikel 350 Wetboek van Strafrecht vernieling

    Artikel 424 Wetboek van Strafrecht Straatschenderij

    Artikel 426 Wetboek van Strafrecht overtredingen betreffende algemene veiligheid

    Artikel 453 Wetboek van Strafrecht Openbare dronkenschap

    Artikel 13, 26 of 27 Wet wapens en munitie Dragen verboden wapens

    Artikel 2 Opiumwet verkopen enz. van harddrugs

    Artikel 3 Opiumwet verkopen enz. van softdrugs

    In geval van uitsluitend het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet kan slechts een wijkverbod worden opgelegd indien de aangetroffen hoeveelheid meer is dan die waarbij volgens de daarvoor geldende richtlijn politiesepot wordt toegepast.

  • In geval van uitsluitend het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet kan slechts een wijkverbod worden opgelegd indien de aangetroffen hoeveelheid meer is dan die waarbij volgens de daarvoor geldende richtlijn politiesepot wordt toegepast.

  • 2. Een wijkverbod kan door gemeentelijke bijzonder opsporingsambtenaren worden opgelegd bij constatering van de volgende strafbare feiten.

    Artikel 2:1b, lid 5 APV Verbod zich te gedragen in strijd met wijkverbod

    Artikel 2:9 APV Straatartiest

    Artikel 2:44 APV Vervoer inbrekerswerktuigen

    Artikel 2:47 APV Hinderlijk gedrag op of aan een openbare plaats

    Artikel 2:47a APV Hinderlijk voetballen en dergelijke

    Artikel 2:48 APV Verboden drankgebruik

    Artikel 2:49 APV verboden gedrag bij of in gebouwen

    Artikel 2:50 APV Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

    Artikel 2:74 APV Drugshandel op een openbare plaats

    Artikel 2:74a APV Verzameling van personen in verband met drugs

    Artikel 2:74b APV Openlijk drugsgebruik

    Artikel 2:74c APV Weggooien van spuiten en dergelijke

    Artikel 3:14 APV Straatprostitutie

    Artikel 184 Wetboek van Strafrecht Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

    Artikel 239 Wetboek van Strafrecht Schennis van de eerbaarheid

    Artikel 239 jo. 267 Wetboek van Strafrecht Belediging van ambtenaar in functie

    Artikel 285 Wetboek van Strafrecht Bedreiging

    Artikel 300 Wetboek van Stafrecht eenvoudige mishandeling

    Artikel 350 Wetboek van Strafrecht vernieling

    Artikel 424 Wetboek van Strafrecht Straatschenderij

    Artikel 426 Wetboek van Strafrecht overtredingen betreffende algemene veiligheid

    Artikel 453 Wetboek van Strafrecht Openbare dronkenschap

Artikel 8 Duur van de ontzegging

Overtreding

Gemeentelijke BOA

Politie

OM

 
 
 
 

1e overtreding bevel

Recidive

1e constatering

Waarschuwing

waarschuwing

 
 

2e constatering

3 dagen

3 dagen

€150,- Subsidiair 3 dagen hechtenis

€ 200,- Subsidiair 4 dagen hechtenis

3e constatering

 

14 dagen

 

7 dagen hechtenis

4e constatering

 

30 dagen

 

14 dagen hechtenis

Iedere verdere constatering indien alleen sprake is van een overlastgevende gedraging

 

30 dagen, verlenging steeds met 30 dagen tot een periode van maximaal 6 maanden.

 

Te beoordelen door de zaaksofficier

Iedere verdere constatering indien sprake is van een overlastgevende gedraging

 

Kan worden opgetreden conform de beleidsregel aanpak overlast

 

Te beoordelen door de zaaksofficier

B- en C- evenementen

 

Politie

OM

 

1e constatering en een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde tijdens het evenement

Duur van het evenement, dan wel maximaal voor de duur van 3 dagen

Te beoordelen door de zaaksofficier

Te beoordelen door de zaaksofficier

Meerdere constateringen bij B en C evenementen in de afgelopen 13 maanden

Kan worden opgetreden conform de beleidsregel aanpak overlast

Te beoordelen door de zaaksofficier

Te beoordelen door de zaaksofficier

Afhankelijk van de veiligheidssituatie op de locatie, de strafbare feiten die de overlastgever heeft gepleegd en de termijn waarbinnen deze feiten zijn gepleegd, kan er worden gekozen om de overlastgever aan te pakken op basis van de Overlastwet (artikel 172a Gemeentewet). Er moet dan wel sprake zijn van herhaaldelijk overlastgevend gedrag binnen een termijn van 13 maanden.

Artikel 9 Intrekking

De beleidsregel wijkverbod, artikel 2.1b APV Maassluis, 9 april 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

Artikel 11 Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel wijkverbod 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 15 december 2020

De burgemeester van Maassluis,

Dr T.J. Haan


Noot
1

De gemeente Maassluis definieert 3 soorten evenementen (artikel 2:24, lid 3 APV) waarvoor een vergunning verplicht is, gerelateerd aan het effect dat het evenement op het gemeenschapsleven heeft. Hierbij wordt door middel van een risicoanalysemodel een evenement ingeschaald. A-evenementen hebben een beperkte impact op de omgeving en het verkeer. B-evenement heeft een gemiddeld risico met een grote impact op de directe omgeving en gevolgen voor het verkeer. C-evenementen hebben een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen voor het verkeer.