Beleidsregels wet Bibob 2022

Geldend van 26-03-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels wet Bibob 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum en de burgemeester van de gemeente Renkum, ieder voor zover het hun/haar bevoegdheid betreft;

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet, artikelen 5.1 en 5.31 van de Omgevingswet, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020 en artikel 30c, tweede lid van de Wet op de kansspelen;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

Ondertekening

Beleidsregel wet Bibob gemeente Renkum 2022

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De begrippen in artikel 1.1 van de Wet bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of mogelijk zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

  • b. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • c. bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan aan de hand van deze beleidsregels beoordeeld wordt of er redenen ontleend aan de wet zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • d. bibob procedure: de gehele procedure omtrent het bibob-onderzoek voor het afgeven van een vergunning, inclusief het eigen onderzoek en eventuele adviesaanvraag bij het RIEC of het LBB

  • e. eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau Bibob aan te vragen;

  • f. LBB: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bibob, ook wel het Landelijk Bureau Bibob.

Hoofdstuk2.Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet bibob) in werking getreden. De Wet bibob is een preventief instrument om de integriteit van de overheid te beschermen. De Wet is tot stand gekomen nadat de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 concludeerde dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Criminele personen kunnen met geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties. Dit kan leiden tot aantasting van de integriteit van de overheid. Met de Wet bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld om zich te beschermen tegen het ongewild faciliteren van criminele activiteiten bij overheidshandelingen. Dit gebeurt aan de hand van een onderzoek bij de eerdergenoemde overheidshandelingen. In het onderzoek wordt gekeken of er een (ernstig) gevaar bestaat dat uit criminele activiteiten verkregen of te verkrijgen voordelen worden benut (witwassen) of strafbare feiten worden gepleegd.

De bestuursorganen van de gemeente Renkum beogen met toepassing van de Wet bibob te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteren waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht wordt aangetast. Als uit de bibob procedure blijkt dat er ernstig gevaar dreigt dan kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning of subsidie weigeren of intrekken, een overheidsopdracht niet gunnen of een vastgoedtransactie niet aangaan.

Artikel 2.1 Subsidiariteit en proportionaliteit

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. Het college of de burgemeester dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt.

De reikwijdte van de Wet Bibob strekt zich uit tot sectoren waarvan de dreiging van criminele activiteiten en inmenging het grootst is.

Artikel 2.2 Werking van de Wet bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming en de zakelijke relaties. De bibob procedure is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de betrokkenen en zakelijke relaties. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning van het RIEC en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.

Het bestuursorgaan kan weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken of een overeenkomst niet aan te gaan of te beëindigen, als ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 2.3 Waarom een beleidsregel

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van gemeenten om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin het bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de inwoners en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob procedure kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob procedure over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Hoofdstuk3.Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 3.1 Wet bibob bij aanvragen om beschikking dan wel nieuwe beschikkingen.

De toepassing van de wet Bibob zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1. Uitvoering van de bibob procedure vindt in ieder geval plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a. artikel 3 van de Alcoholwet. Paracommerciële horeca-inrichtingen, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (zoals dorpshuizen, buurthuizen, clubhuizen of kantines van sportverenigingen), waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit beleid;

  • b. de artikelen 3:4 en 3:10 van de Algemene plaatselijke verordening, indien er sprake is van het vestigen van een nieuw bedrijf, een overname van een bestaand bedrijf of een wijziging van een ondernemersvorm;

  • c. artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • d. artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en tweede lid, aanhef en onder a en b van de Omgevingswet (omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, een bouwactiviteit en/of een milieubelastende activiteit) die in een risicocategorie vallen én waarbij de kosten hoger dan €50.000,- zijn- (exclusief btw). De aangewezen risicocategorieën zijn terug te vinden in Hoofdstuk 4. De risicocategorieën zijn gekozen naar aanleiding van een zorgvuldige afweging, waarbij met inachtneming van het proportionaliteit- en subsidiariteitsbeginsel de risicocategorieën zijn genoemd gezien hun aard, omvang en kenmerken kwetsbaar zijn voor criminele inmenging.

  • 2. Uitvoering van een bibob procedure kan plaatsvinden voor de aanvraag voor een beschikking:

  • a. als er sprake is van een aanvraag die in een aandachtsbranche valt, waarbij de kosten hoger dan € 50.000,- zijn én waar een relevant signaal en/of ambtelijke informatie bij is. De aangewezen aandachtsbranches zijn te vinden in Hoofdstuk 4.1.

  • b. ter zake van een subsidie;

  • c. ter zake van overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet;

  • d. ter zake exploitatievergunningen;

  • e. ter zake van een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum 2020, waaronder evenementenvergunningen;

  • 3. De uitvoering van een bibob procedure zal niet worden toegepast, in geval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semi-overheidsinstanties;

    • c.

      toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • d.

      door het college van B en W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijvoorbeeld publiek-private samenwerking constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

Artikel 3.2 Wet bibob bij bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking

Het bestuursorgaan kan bij een aanvraag voor de in artikel 3.1 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een bibob-onderzoek, als dat blijkt uit:

  • eigen informatie en/of;

  • informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of.

Artikel 3.3 De toepassing bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan ook een eigen onderzoek uitvoeren tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1. de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een risicocategorie, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een bibob procedure;

  • 2. vanuit eigen informatie, dan wel uit informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob;

  • 3. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Landelijk Bureau Bibob, dat duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob;

  • 4. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een bibob-onderzoek een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de bibob procedure verzoeken.

Artikel 3.4 Het bibob vragenformulier

Indien het bestuursorgaan besluit tot het doen van een bibob-onderzoek als bedoeld in artikel 3.1, 3.2 en 3.3, verzoekt zij betrokkene een bibob vragenformulier in te vullen. Het niet tijdig of niet volledig invullen van het vragenformulier kan in beginsel worden aangemerkt als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob. Wanneer er door betrokkene onjuiste informatie wordt verschaft of als er opzettelijk informatie wordt weggelaten, kan de gemeente aangifte doen.

Hoofdstuk4.Risicocategorieën

In hoofdstuk 3 is aangegeven dat er een bibob procedure kan plaatsvinden indien een aanvraag binnen een risicocategorie valt. De risicocategorieën zijn hieronder opgesomd en zijn naar aanleiding van een zorgvuldige afweging, waarbij met inachtneming van het proportionaliteit- en subsidiariteitsbeginsel de categorieën zijn genoemd die gezien hun aard, omvang en kenmerken kwetsbaar zijn voor criminele inmenging. Deze lijst is niet limitatief.

De risicocategorieën zijn:

  • Horeca (inclusief hotels);

  • Seksinrichtingen (inclusief sekswinkels);

  • Coffeeshops (Renkum heeft een zero tolerance beleid hierop);

  • Speelautomatenhallen;

  • Kapsalons;

  • Nagelstudio’s;

  • Zonnestudio’s;

  • Massagesalons;

  • Kamerverhuurbedrijven en/of bedrijven die zich bezighouden met woningsplitsingen;

  • Zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs;

  • Zorgbureaus en Persoonsgebonden budget bureaus;

  • Sportscholen;

  • Shishalounges;

  • Tattooshops;

  • Belwinkels;

  • Smart- en headshops;

  • Souvenirwinkels;

  • Uitzend- en detacheringbureaus;

  • Afvalbewerking- en verwerkingsbedrijven;

  • Autohandel- en sloopbedrijven (waaronder autogarages, garagebedrijven, autoverhuurbedrijven, autoleasebedrijven en carwash);

  • Religieuze instellingen;

  • Nieuwbouwprojecten;

  • Duurzaamheidsprojecten (waaronder wind- en energieparken);

  • Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

Artikel 4.1 Aandachtsbranches

Naast risicocategorieën zijn er ook aandachtsbranches waar een bibob procedure op uitgevoerd kan worden. Er wordt een afweging gemaakt door het bestuursorgaan of een bibob procedure wordt uitgevoerd bij een aanvraag die valt binnen één van onderstaande branches én de aanvraag heeft hogere kosten dan €50.000,-.

De aandachtsbranches zijn:

  • het toevoegen van voor zelfstandige bewoning geschikte ruimtes in bestaande bouwwerken;

  • Woningsplitsing;

  • Bedrijfsloodsen;

  • Kinderdagverblijf;

  • Manage en paardensport;

  • Transport.

Hoofdstuk5.Privaatrechtelijke transacties

Artikel 5.1 Vastgoedtransacties

De gemeente Renkum kan de Wet bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 van de Wet bibob waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen zal de gemeente Renkum de wederpartij ervan in kennis stellen dat de bibob procedure deel kan uitmaken van het proces. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

De bibob procedure wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die één of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • a. behorend tot één van de risicocategorieën;

  • b. hoge mate van financiële complexiteit;

  • c. exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • Het besluit tot uitvoering van de bibob procedure kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • a. eigen ambtelijke informatie en/of;

  • b. informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob en/of;

  • c. informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of.

Artikel 5.2 Ontbindende voorwaarden

Indien een bibob procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, worden hieromtrent ontbindende voorwaarden opgenomen of wordt het aangaan van de overeenkomst opgeschort.

Indien de gemeente op basis van de bevindingen van het onderzoek of het advies voldoende aanwijzingen heeft dat er sprake is van een geval of voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob, kan zij bij mindere mate van gevaar besluiten:

  • 1. de onderhandelingen of besprekingen over de overeenkomst te beëindigen;

  • 2. een reeds aangegane overeenkomst op te schorten of te ontbinden dan wel de rechtshandeling te beëindigen, of;

  • 3. de overeenkomst te sluiten met daaraan voorwaarden verbonden waaraan betrokkene dient te voldoen.

Indien de gemeente op basis van bevindingen van het onderzoek of het advies voldoende aanwijzingen heeft dat er sprake is van een geval of voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob, kan zij bij ernstige mate van gevaar besluiten:

  • 1. de onderhandelingen of besprekingen van de overeenkomst te beëindigen, of;

  • 2. een reeds aangegane overeenkomst op te schorten of te ontbinden dan wel de rechtshandeling te beëindigen.

Voordat een besluit als bedoeld in artikel 5.2 wordt genomen, wordt betrokkene op grond van artikel 33, lid 1 van de Wet bibob in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Bij een besluit zoals hierboven genoemd, gaat de gemeente niet over tot een eventuele schadevergoeding.

Hoofdstuk6.Procedure

Artikel 6.1 Eigen onderzoek

Stap 1

Bij de ‘kan bepaling’ dient de aanvrager eerst door de bibob-zoekmachine te woorden gescreend. Als hier geen bijzonderheden uit naar voren komen dan wordt overgegaan tot reguliere afhandeling van de aanvraag. Met andere woorden, de Wet bibob (en de beleidsregel) wordt niet toegepast.

Stap 2

Wanneer een aanvraag valt onder de toepassing van artikel 3.1 lid 1 wordt direct overgegaan tot een bibob-onderzoek.

De bibob procedure start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het bibob vragenformulier. De bestuursorganen van de gemeente Renkum hebben besloten om de landelijke regeling bibob formulieren te gebruiken. Betrokkene dient het bibob vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het bibob vragenformulier worden gevraagd.

Voordat het eigen onderzoek naar de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het bibob vragenformulier heeft onder meer betrekking op de bedrijfsstructuur, de financiering, de betrokken (rechts)personen etc. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan onder andere proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Hierbij kan advies worden ingewonnen bij het RIEC.

De aangeleverde documenten kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens of documenten. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

  • het door betrokkene aangeleverde bibob vragenformulier alsmede de gevraagde bewijsstukken, documenten een aanvullende gegevens;

  • de opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

  • de geraadpleegde open en gesloten bronnen;

  • de beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

Tijdens het eigen onderzoek wordt een proportionaliteitsafweging gemaakt. De mate van gevaar kan daarbij gezien worden als de kans op of het risico van misbruik van een vergunning.

Het bevoegd gezag zal altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen. Hiermee voldoet de gemeente aan het subsidiariteitsbeginsel. De gronden in de Wet bibob vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken.

Wanneer het bibob vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, of gevraagde aanvullende informatie wordt niet aangeleverd dan wel onvolledig aangeleverd, kan op grond van artikel 4 van de Wet bibob een weigering volgen.

Wanneer blijkt dat een bibob procedure plaats moet vinden als een aanvraag al in behandeling is genomen, volgt een weigering dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 3

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • 1. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • 2. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van, aan de uitvoering van de beschikking, te verbinden onderneming(en);

  • 3. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • 4. dat blijkt uit informatie verkregen van het RIEC of van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • 5. dat blijkt uit informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet bibob.

Een toetsing aan de Wet bibob, eventueel met behulp van een advies van het LBB, geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bestuursorgaan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van het vermoeden van strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een ‘mindere mate van gevaar’ dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 6.2 Informatieplicht

Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Landelijk Bureau Bibob.

Wanneer een van het Landelijk Bureau Bibob ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan de betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet bibob.

Artikel 6.3 Opschorting van de termijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Landelijk Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de Wet bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de Wet bibob.

  • 2. Indien het Landelijk Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, lid 3, van de Wet bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, lid 3, van de Wet bibob.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2, van de Wet bibob, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 6.4 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet.

  • 2. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag om een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de Wet bibob, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen op grond van artikel 33 van de Wet bibob.

  • 3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4. Het bestuursorgaan die een advies van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk7.Slotbepalingen

Artikel 7.1 Intrekking oude beleidsregel

De beleidsregels 2019 Wet Bibob worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking. Het besluit tot vaststelling wordt bekend gemaakt door middel van publicatie in het Rijn en Veluweblad en zijn te raadplegen op www.overheid.nl.

Artikel 7.3 Overgangsbepaling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die ontvangen zijn ná de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Wet bibob gemeente Renkum 2022’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum in de vergadering van 17-05-2022

de secretaris, de burgemeester,

M.G.M. van de Geijn A.M.J. Schaap

Aldus vastgesteld op 17-05-2022 door de burgemeester van Renkum

de burgemeester,

A.M.J. Schaap