Beleidsregel ligplaatsen Overijssel

Geldend van 23-06-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel ligplaatsen Overijssel

Wij, Gedeputeerde Staten van Overijssel,

Overwegende dat wij ingevolge artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet het bevoegd gezag zijn voor de scheepvaartwegen in beheer bij de provincie Overijssel;

Overwegende dat deze bevoegdheid moet worden ingezet ter behartiging van het algemeen belang zoals vastgelegd in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet;

Overwegende dat ligplaatsen een nadelige invloed kunnen hebben op de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer op vaarwegen, het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

Overwegende dat wij ingevolge artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet een ligplaatsverbod kunnen instellen op de scheepvaartwegen waarvoor wij het bevoegd gezag zijn;

Overwegende dat wij in onze verkeersbesluiten van 7 juni 2011, prb-2011-0092367, 22 februari 2019, prb-2019-1958, en 26 maart 2019, prb-2019-3386, voor een aantal scheepvaartwegen een algemeen ligplaatsverbod hebben ingesteld, waardoor het op die scheepvaartwegen alleen nog is toegestaan tijdelijk een ligplaats in te nemen op de daarvoor aangewezen openbare ligplaatsen;

Overwegende dat tegenover het algemeen belang genoemd in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet de belangen staan van particulieren en bedrijven die een eigen ligplaats willen;

Overwegende dat wij ingevolge artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet de mogelijkheid hebben ontheffing te verlenen van een bij verkeersbesluit ingesteld ligplaatsverbod;

Besluiten vast te stellen de navolgende:

Beleidsregel ligplaatsen Overijssel

I. Algemene bepalingen

artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. Deze beleidsregel geeft invulling aan onze bevoegdheid ontheffing te verlenen van een door ons ingesteld ligplaatsverbod.

  • 2. Deze beleidsregel passen wij toe op de verlening van ontheffingen van alle door ons ingestelde ligplaatsverboden, ongeacht of het ligplaatsverbod is ingesteld bij verkeersbesluit als bedoeld in artikel 1 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer of bij algemene regeling als bedoeld in artikel 7.02 van het Binnenvaartpolitiereglement.

  • 3. Deze beleidsregel is zowel van toepassing op ontheffingen van de ten tijde van de vaststelling van de beleidsregel geldende ligplaatsverboden als op na die datum ingestelde ligplaatsverboden.

  • 4. Deze beleidsregel is niet van toepassing op ontheffingen voor ligplaatsen voor:

    • a.

      drijvende voorwerpen of drijvende inrichtingen als bedoeld in artikel 1.01 onder D. van het Binnenvaartpolitiereglement;

    • b.

      woonschepen, woonarken of horecaschepen.

  • 5. Deze beleidsregel is niet van toepassing op vaarweg nr. 77 Kanaal Almelo-De Haandrik en vaarweg nr. 80 het Reevediep.

artikel 2 Uitgangspunten

  • 1. Wij verlenen geen ontheffing als door het innemen van een ligplaats:

    • a.

      het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer wordt belemmerd;

    • b.

      de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar wordt gebracht.

  • 2. De uitgangspunten in het eerste lid betekenen in ieder geval dat geen ontheffing wordt verleend:

    • a.

      binnen de gevarenzone van kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, remmingswerken of stuwen;

    • b.

      onder bovengrondse hoogspanningsleidingen;

    • c.

      als de benodigde vaarbreedte van de vaarweg ter plaatse geen ligplaats toelaat;

    • d.

      als door het innemen van een ligplaats het voor het scheepvaartverkeer noodzakelijke uitzicht wordt belemmerd.

artikel 3 Vaarwegdelen waarvoor geen ontheffing wordt verleend

Geen ontheffing wordt verleend voor een ligplaats in vaarweg nr. 1 Beukers-Steenwijk, aan de rechterzijde van de vaarweg van kilometerraai 6.010 tot kilometerraai 7.400.

II. Ontheffingen voor particuliere schepen

artikel 4 Voorwaarden voor ontheffingen aan particulieren

Aan een particulier wordt een ontheffing verleend, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de aanvrager woont op een perceel dat grenst aan de vaarweg of slechts door een openbare weg van de vaarweg wordt gescheiden;

  • 2.

    als zich meerdere woningen bevinden op één kadastraal perceel, wordt aan de woning van de aanvrager dat deel van het perceel toegerekend waarop de aanvrager aantoonbaar het gebruiksrecht heeft;

  • 3.

    de afstand tussen de woning van de aanvrager en de vaarweg bedraagt maximaal 20 meter;

  • 4.

    de aanvraag betreft een ligplaats aan de zijde van de vaarweg waar de woning van de aanvrager zich bevindt;

  • 5.

    het schip waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd:

    • a)

      heeft maximaal de afmetingen van een klein schip conform de definitie van art. 1.01 van het Binnenvaartpolitiereglement,

    • b)

      kan in de lengte langs het perceel ligplaats hebben met ten minste een meter afstand vanaf de voor- en achterzijde van het schip tot aan de perceelgrens,

    • c)

      is geschikt en bedoeld om mee te varen,

    • d)

      is aantoonbaar eigendom van de aanvrager en

    • e)

      is bedoeld voor persoonlijk gebruik door de aanvrager en zijn huisgenoten;

  • 6.

    per woning wordt voor maximaal één schip een ontheffing verleend.

artikel 5 Ontheffingen ter ontsluiting van een woonperceel

  • 1. Aan een particulier kan een ontheffing worden verleend voor een ligplaats aan de overzijde van de vaarweg, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a)

      de woning van de aanvrager ligt aan de vaarweg en is niet anders dan per schip bereikbaar; en

    • b)

      het schip waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd:

      • i)

        heeft maximaal de afmetingen van een klein schip conform de definitie van art. 1.01 van het Binnenvaartpolitiereglement,

      • ii)

        is geschikt en bedoeld om mee te varen,

      • iii)

        is aantoonbaar eigendom van de aanvrager en

      • iv)

        is bedoeld voor persoonlijk gebruik door de aanvrager en zijn huisgenoten;

      • v)

        per woning wordt voor maximaal één schip een ontheffing verleend.

  • 2. De ontheffing kan worden verleend naast een ontheffing als bedoeld in artikel 4.

artikel 6 Voorschriften

Aan een ontheffing aan een particulier verbinden wij in ieder geval de volgende voorschriften:

  • a)

    ankeren is niet toegestaan, evenmin als het ligplaats nemen met gebruikmaking van spudpalen;

  • b)

    het langszij aanmeren van een bijboot of een ander schip is niet toegestaan;

  • c)

    de ontheffinghouder is verplicht ons te informeren over de vervreemding of teloorgang van het schip waarvoor de ontheffing is verleend.

artikel 7 Tenaamstelling

  • 3. De ontheffing wordt verleend op naam van de aanvrager voor het in de aanvraag gespecificeerde schip op het adres van de aanvrager;

  • 4. in geval van overlijden van de ontheffinghouder komt de ontheffing op naam te staan van de erven van de overledene. De ontheffing vervalt een jaar na de datum van het overlijden, tenzij voor die tijd een wijziging van de tenaamstelling is aangevraagd door een persoon die zowel ten tijde van het overlijden als ten tijde van de aanvraag in dezelfde woning woont als de overleden ontheffinghouder.

III. Ontheffingen voor bedrijven

artikel 8 Voorwaarden voor ontheffingen aan bedrijven

Aan een bedrijf wordt een ontheffing verleend voor een ligplaats voor een of meerdere schepen, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvrager oefent zijn bedrijf uit op een perceel dat grenst aan de vaarweg of slechts door een openbare weg van de vaarweg wordt gescheiden;

  • b.

    als het perceel van de aanvrager door een openbare weg van de vaarweg wordt gescheiden, bedraagt de maximumsnelheid op deze weg niet meer dan 60 km per uur;

  • c.

    het bedrijf wil de ligplaats gebruiken ten behoeve van zijn bedrijfsvoering;

  • d.

    als de ligplaats bedoeld is voor een enkel schip:

    • 1°.

      kan het schip in de lengte langs het perceel ligplaats hebben met ten minste een meter afstand vanaf de voor- en achterzijde van het schip tot aan de perceelgrens;

    • 2°.

      is het schip geschikt en bedoeld om mee te varen.

artikel 9 Voorschriften

  • 1. Aan een ontheffing voor een ligplaats voor bedrijfsmatig gebruik worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      ankeren is niet toegestaan, evenmin als het ligplaats nemen met gebruikmaking van spudpalen;

    • b.

      langszij afmeren is niet toegestaan;

    • c.

      de laatste meter langs de oever tot aan het aangrenzende perceel moet worden vrij gehouden van aangemeerde schepen;

    • d.

      de ontheffing mag uitsluitend worden gebruikt voor de in de aanvraag genoemde bedrijfsactiviteiten.

  • 2. Aan de ontheffing kunnen maatwerkvoorschriften worden verbonden, waaronder:

    • a.

      een beperking van de lengte van de ligplaats;

    • b.

      een beperking van de periode in het jaar waarin de ligplaats gebruikt mag worden.

artikel 10 Tenaamstelling

  • 1. Een ontheffing voor een bedrijfsmatige ligplaats wordt verleend op naam van de aanvrager op het adres van de aanvrager.

  • 2. Als de ligplaats (mede) is bedoeld voor een schip dat langer is dan de lengte die is toegestaan ingevolge een vrijstellingsbesluit bij het ligplaatsverbod, wordt de ontheffing verleend op naam van de aanvrager voor het in de aanvraag gespecificeerde schip op het adres van de aanvrager.

IV. Overige bepalingen

artikel 11 Weigeringsgrond

Wij verlenen geen ontheffing voor een ligplaats, als de aanvrager het schip of de schepen waarop de aanvraag betrekking heeft kan meren in een eigen insteekhaven.

artikel 12 Formulier

Wij stellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast. Het formulier is geplaatst op de website van de provincie.

artikel 13 Beslistermijn

Wij beslissen binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag, inclusief alle benodigde informatie.

artikel 14 Duur van de ontheffing

Een ontheffing wordt verleend voor onbepaalde tijd.

artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van de bekendmaking.

Artikel 16 Overgangsbepaling

  • 1. De Regeling ligplaatsen Overijssel wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 genoemde datum. Op aanvragen die vóór deze datum zijn ingediend blijft de Regeling ligplaatsen Overijssel van toepassing.

  • 2. Ontheffingen voor ligplaatsen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die passen binnen deze beleidsregel, blijven van kracht.

  • 3. Ontheffingen voor ligplaatsen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die niet passen binnen deze beleidsregel, kunnen door Gedeputeerde Staten worden ingetrokken.

Ondertekening

Algemene toelichting

Doel van de beleidsregel

Gedeputeerde staten zijn het bevoegd gezag voor het nautisch beheer van de scheepvaartwegen die in beheer zijn bij de provincie. Dit volgt uit artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet. De scheepvaartwegen in beheer bij de provincie Overijssel zijn opgenomen in een bijlage bij de Omgevingsverordening Overijssel.

De bevoegdheid ingevolge de Scheepvaartverkeerswet betekent dat gedeputeerde staten verkeersbesluiten kunnen nemen, gericht op de doelstellingen van artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet. Relevant voor het al dan niet toestaan van ligplaatsen zijn vooral de volgende doelstellingen:

  • a.

    het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • b.

    het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan.

In lijn daarmee bevat de Omgevingsverordening Overijssel het verbod om:

  • -

    het voor het scheepvaartverkeer noodzakelijke uitzicht op en bij scheepvaartwegen te belemmeren;

  • -

    de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen in gevaar te brengen.

Wettelijk kader

Gedeputeerde staten kunnen een ligplaatsverbod instellen door middel van het plaatsen van een verkeersteken. Een op die manier ingesteld ligplaatsverbod is in elk geval aan het begin van elke vaarweg aangegeven door plaatsing van het verbodsbord A5: “Verboden ligplaats in te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst”. Waar nodig wordt dit herhaald, bijvoorbeeld bij een splitsing van vaarwegen.

De Scheepvaartverkeerswet biedt nog een andere mogelijkheid om een ligplaatsverbod in te stellen, namelijk een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken. Dit is een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer een verbod wordt gegeven voor nemen van een ligplaats op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg. Door een dergelijke bekendmaking wordt er een ligplaatsverbod ingesteld zonder dat er verkeerstekens worden geplaatst.

Blijkens de wetsgeschiedenis wordt deze mogelijkheid geboden voor situaties waarin het gebruik van verkeerstekens niet doelmatig is, bijvoorbeeld op ruime wateren, waar vanwege hun breedte langs de oever aangebrachte verkeerstekens van het vaarwater onvoldoende kunnen worden waargenomen, zoals de meren in Noord West Overijssel.

Het Binnenvaartpolitiereglement is een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet. Ook het Binnenvaartpolitiereglement bevat regels met betrekking tot ligplaats nemen. Artikel 7.02 geeft een opsomming van de plaatsen waar een schip geen ligplaats mag nemen. In aanvulling op het verkeersteken en een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, noemt het artikel een algemene regeling als mogelijkheid voor het instellen van een ligplaatsverbod.

Blijkens de toelichting bij het Binnenvaartpolitiereglement kan de bedoelde algemene regeling zijn vervat in een bijzonder reglement of een provinciale verordening.

Een ligplaatsverbod kan dus op meerdere manieren juridisch worden vormgegeven. In alle gevallen ligt de Scheepvaartverkeerswet ten grondslag aan de bevoegdheid tot het instellen van het ligplaatsverbod.

De Scheepvaartverkeerswet biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om een vrijstelling of ontheffing te verlenen van een ligplaatsverbod. Een vrijstelling ziet op een bepaalde categorie van vaartuigen. Een ontheffing is bedoeld voor individuele gevallen. Deze beleidsregel ziet alleen op ontheffingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Toepassingsbereik

Met deze beleidsregel geven gedeputeerde staten invulling aan hun bevoegdheid ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet om ontheffing te verlenen van een ligplaatsverbod.

De beleidsregel wordt toegepast, ongeacht wanneer en hoe het ligplaatsverbod is ingesteld. De beleidsregel blijft dus van kracht als een ten tijde van de vaststelling van de beleidsregel geldend verkeersbesluit wordt gewijzigd of vervangen. Ook als ontheffing wordt gevraagd van een ligplaatsverbod dat is ingesteld door middel van een algemene regeling passen gedeputeerde staten deze beleidsregel toe.

De definitie van een verkeersbesluit is te vinden in artikel 1 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer. Een verkeersbesluit kan zijn een besluit tot het plaatsen van een verkeersteken of een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Overzicht relevante regelgeving

ligplaatsverbod

grondslag ontheffing

grondslag vrijstelling

procedures

Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 1 Babs:

besluit op grond van artikel 5 Svw tot het plaatsen van het verkeersteken A.5

artikel 7 Svw

artikel 7 Svw

vastgelegd in het Babs

bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken (artikel 13 Babs)

artikelen

7 + 8 Svw

artikelen

7 + 8 Svw

Babs

Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer

Bpr

Binnenvaartpolitiereglement

Svw

Scheepvaartverkeerswet

Deze beleidsregel is niet van toepassing op andere drijvende bouwsels dan schepen. Voor zover voor een dergelijk bouwsel een ligplaats nodig is, is de beoordeling van de aanvraag maatwerk.

Voor woonschepen, woonarken, horecaschepen en dergelijke geldt het zelfde. Deze zijn in beginsel niet gewenst in de vaarwegen van Overijssel en zullen slechts bij hoge uitzondering worden toegestaan.

De beleidsregel is niet van toepassing op de vaarwegen 77 en 80. Vaarweg 77, kanaal Almelo – de Haandrik, wordt druk bevaren door de beroepsvaart. Op deze vaarweg is het gevaarlijk met recreatieve schepen ligplaats te nemen buiten de daarvoor aangewezen openbare ligplaatsen. Aan vaarweg 80, het Reevediep, zijn geen woningen of bedrijven gevestigd. Het is onwenselijk dat het scheepvaartverkeer toegang heeft tot de oevers van het Reevediep.

Artikel 2. Uitgangspunten

De uitgangspunten van het eerste lid zijn ontleend aan de Omgevingsverordening Overijssel. In het tweede lid zijn deze uitgangspunten nader geconcretiseerd.

Het is niet mogelijk de uitgangspunten te vertalen naar algemene regels. Er zal steeds per geval een beoordeling moeten plaats vinden. Bij de beoordeling wordt waar mogelijk aangesloten bij de Richtlijn Vaarwegen van Rijkswaterstaat. Deze richtlijn beschrijft onder andere welke ruimte een vaartuig nodig heeft om te kunnen varen en manoeuvreren en welke ruimte in een bocht vrij moet blijven van begroeiing en bebouwing.

De benodigde vaarbreedte van een vaarweg is afhankelijk van het scheepvaartverkeer dat van die vaarweg gebruik maakt. Aan de hand van de Richtlijn Vaarwegen worden de minimale bevaarbare breedte en de minimale bodembreedte van het bevaarbare deel van iedere provinciale vaarweg bepaald. De feitelijke breedte van de vaarweg ter plaatse zal in veel gevallen minder zijn dan de norm. Dit heeft tot gevolg dat de resterende breedte voor het innemen van ligplaatsen in deze gevallen minder is.

Artikel 3. Vaarwegen waarvoor geen ontheffing wordt verleend

De noodzaak voor ligplaatsen langs dit deel van vaarweg 1 ontbreekt, omdat het mogelijk is ligplaats te nemen in een passantenhaven.

Artikel 4. Voorwaarden voor ontheffingen aan particulieren

Vanuit het belang van het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid ervan geldt: hoe minder ligplaatsen, hoe beter. Tegenover dit algemeen belang staat het belang van particulieren die een eigen ligplaats willen. Deze belangen tegen elkaar afwegend is in deze beleidsregel de keuze gemaakt alleen ontheffing te verlenen aan aanwonenden.

Of de aanvrager aanwonende is wordt op de eerste plaats bepaald aan de hand van het kadastrale perceel waarop zijn woning staat. Het komt voor dat zich meerdere woningen op hetzelfde kadastrale perceel bevinden. Dan wordt gekeken naar het deel van het perceel waarvan de aanvrager het exclusieve gebruik heeft, bijvoorbeeld krachtens een huurovereenkomst. Als de woningen evenwijdig aan de vaarweg naast elkaar liggen, zijn de erfafscheidingen tussen de bij de woningen horende tuinen indicatief. Als de woningen haaks op de vaarweg naast elkaar liggen, kan het zijn dat het grondgebied van slechts één woning daadwerkelijk aan de vaarweg grenst. Alleen bewoners van die woning worden dan gezien als aanwonenden.

Ontheffing wordt alleen verleend voor een eigen schip, bedoeld voor persoonlijk gebruik door de ontheffinghouder en eventuele huisgenoten. Er wordt dus geen ontheffing verleend ten behoeve van een derde die met toestemming van de perceeleigenaar zijn schip bij diens perceel wil aanleggen.

Het criterium dat de afstand tussen de woning van de aanvrager en de ligplaats maximaal 20 meter is, dient eveneens om het aantal ligplaatsen te beperken. De keuze voor deze afstand is arbitrair. Als de woning ongunstig op het perceel is gesitueerd en er overigens geen bezwaren zijn tegen de ligplaats, kan worden besloten om bij een iets grotere afstand toch een ontheffing te verlenen. De mogelijkheid om af te wijken van de beleidsregel is inherent aan het karakter van een beleidsregel. Dat besluit moet dan wel goed worden gemotiveerd.

Het schip waarvoor een ontheffing wordt verleend, moet in de lengte langs het perceel kunnen worden aangelegd. Aan de voor- en achterzijde van het schip moet een meter ruimte vrij blijven. Dit om te voorkomen dat schepen langs aan elkaar grenzende percelen bij het liggen of aanleggen met elkaar in conflict komen. Voor de berekening van deze vrij te houden meter wordt rekening gehouden met de totale lengte van het schip, inclusief alle uitstekende delen.

Artikel 5. Alleen per schip bereikbare woningen

Sommige langs de vaarweg gelegen woningen zijn niet over de weg bereikbaar. Het gaat met name om recreatiewoningen. Om deze woningen te bereiken moet de bewoner met een bootje de vaarweg oversteken. Dit bootje moet de bewoner aan beide oevers kunnen meren.

Voor een ligplaats aan de overzijde van de vaarweg is een ontheffing nodig, ongeacht de afmetingen van het bootje. Voor het meren bij de woning, aan de eigen zijde van de vaarweg, is geen ontheffing nodig als het bootje onder de werking van een vrijstellingsbesluit valt.

De ontheffing voor een ligplaats aan de overzijde van de vaarweg heeft niet per se betrekking op een ligplaats recht tegenover de woning van de aanvrager. De omstandigheden kunnen ertoe nopen dat de ontheffinghouder alleen schuin tegenover zijn woning kan meren. Bijvoorbeeld als zich tegenover de woning een andere ligplaats bevindt. Voor het hebben van een ligplaats is ook een toestemming nodig van de grondeigenaar. Als op voorhand duidelijk is dat de toestemming niet wordt verleend, kunnen wij geen ontheffing verlenen.

Artikel 6. Voorschriften

-

Artikel 7. Tenaamstelling

De ontheffing is zowel zaakgebonden als persoonsgebonden. De ontheffing is gekoppeld aan de persoon, het adres en het schip. Bij vervanging van het schip moet een nieuwe ontheffing worden aangevraagd. In geval van verhuizing moet de nieuwe bewoner die het schip van de vorige eigenaar overneemt, een eigen ontheffing aanvragen.

Gedeputeerde staten zijn bevoegd een ontheffing ambtshalve in te trekken als gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten daartoe aanleiding geven. Door de wenselijkheid van een ontheffing opnieuw te beoordelen telkens als een de genoemde gebeurtenissen zich voordoet, is een ambtshalve intrekking minder snel aan de orde.

In geval van overlijden hebben de erven een jaar de tijd om het schip te verwijderen dan wel een nieuwe ontheffing aan te vragen. Binnen dat jaar kan een huisgenoot van de overledene het verzoek doen dat de ontheffing op zijn naam wordt gezet. De huisgenoot dient dan wel eigenaar te zijn van de boot.

Artikel 8. Voorwaarden voor ontheffingen aan bedrijven

Sommige bedrijven die aan de vaarweg liggen, hebben een ligplaats nodig voor hun bedrijfsactiviteiten. Bijvoorbeeld watersportbedrijven, horeca of bedrijven in de riethandel. Zij kunnen daarvoor een ontheffing aanvragen.

Omwille van de verkeersveiligheid wordt geen ontheffing verleend, als klanten van het bedrijf een weg met een hoge maximumsnelheid moeten oversteken om de vaarweg te bereiken.

Artikel 9. Voorschriften

Om te voorkomen dat schepen langs aan elkaar grenzende percelen bij het liggen of aanleggen met elkaar in conflict komen, moet de laatste meter tot de perceelgrens vrij blijven. Voor de berekening van deze vrij te houden meter wordt rekening gehouden met de totale lengte van het schip, inclusief alle uitstekende delen.

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen maatwerkvoorschriften in de ontheffing worden opgenomen.

Artikel 10. Tenaamstelling

Ter identificatie van het bedrijf wordt in de ontheffing het inschrijfnummer van het bedrijf bij de Kamer van Koophandel opgenomen.

De ontheffing is zowel zaakgebonden als persoonsgebonden. De ontheffing is gekoppeld aan het bedrijf en het adres. In het geval een bedrijf zijn onderneming overdraagt moet de nieuwe eigenaar een eigen ontheffing aanvragen.

Door de wenselijkheid van een ontheffing opnieuw te beoordelen telkens als een de genoemde gebeurtenissen zich voordoet, is een ambtshalve intrekking van de ontheffing minder snel aan de orde.

Als de ligplaats bedoeld is voor een schip dat langer is dan toegestaan ingevolge een eventueel vrijstellingsbesluit, is de ontheffing ook gekoppeld aan het schip. Bij vervanging van het schip moet een nieuwe ontheffing worden aangevraagd.

Artikel 11. Weigeringsgrond

Geen ontheffing wordt verleend, als de aanvrager de ligplaats niet nodig heeft voor het kunnen meren van zijn schip of schepen.

Artikel 12. Formulier

-

Artikel 13. Beslistermijn

-

Artikel 14. Duur van de ontheffing

De ontheffing wordt verleend voor onbepaalde tijd. Feitelijk wordt de duur van de ontheffing bepaald door de omstandigheden. Een ontheffing die is verleend aan een particulier, vervalt van rechtswege als de ontheffinghouder verhuist of zijn schip van de hand doet. Als de ontheffinghouder overlijdt, kan een erve van de overledene die in dezelfde woning woont ten tijde van het overlijden een wijziging van de tenaamstelling van de ontheffing aanvragen binnen een jaar na het overlijden. Hiermee wordt beoogd dat de partner van de overledene het gebruik van de ontheffing kan voortzetten. Een ontheffing die is verleend aan een bedrijf, vervalt van rechtswege als de aanvrager zijn bedrijf verhuist of beëindigt of als hij het schip van de hand doet.