Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678065
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678065/1
Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende beleidsregels inzake ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart (Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2013)
Geldend van 17-01-2013 t/m heden
Intitulé
Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende beleidsregels inzake ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart (Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2013)Nr. Z12-251526
Het college van de gemeente Lelystad,
overwegende:
- •
dat bij collegebesluit d.d. 01 juli 2008 is vastgesteld het verkeersbesluit "zonale aanduiding voetgangersgebied Stadshart 2008";
- •
dat bij collegebesluit van 01 juli 2008 is vastgesteld de beleidsregel "Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2008" betreffende het (terughoudend) verstrekken van ontheffingen en de daaraan te stellen voorwaarden/beperkingen voor het in strijd met het verkeersregime betreden van de voetgangerszone met motorvoertuigen;
- •
dat deze beleidsregel op grond van de daarmee opgedane praktijkervaringen bijstelling behoeft;
- •
dat deze bijstelling beoogt om het aantal te verstrekken ontheffingen buiten de voor bevoorrading vastgestelde venstertijden verder te beperken, mede door aanscherping van het legestarief dat verbonden is aan het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing;
- •
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
B E S L U I T :
onder intrekking van de "Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2008"
vast te stellen de
Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2013.
Doelstelling en motivering
In deze beleidsregel wordt geregeld op welke wijze het college omgaat met de beoordeling van ontheffingsaanvragen buiten de venstertijden voor bevoorrading. Gedurende driejaren zijn ervaringen opgedaan met dit beleid. Op grond daarvan verdient het aanbeveling om het in september 2008 vastgestelde ontheffingenbeleid bij te stellen.
De navolgende argumenten liggen hieraan ten grondslag:
-
1. de nog te grote ruimhartigheid in de beoordeling van ontheffingsaanvragen wat leidt tot een relatief groot aantal afgegeven ontheffingen. Dit ligt grotendeels aan de nog te soepele regelgeving in het in 2008 ingezette beleid;
-
2. in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Lelystad 2012 is met betrekking tot RW-ontheffingen bepaald: ... dat het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 € 34,50 bedraagt. Dit bedrag is verschuldigd voor de verkrijging van de formele ontheffing ongeacht het aantal voertuigen dat op grond van die ontheffing tot de voetgangerszone wordt toegelaten. Op grond van de huidige regeling (i.e. de beleidsregel uit 2008) is het dus mogelijk om voor een luttel bedrag buiten de venstertijden met meerdere voertuigen toegang tot de voetgangerszone te verkrijgen.
-
Dit doet afbreuk aan de beoogde kwaliteit van het Stadshart als aantrekkelijk verblijfsgebied, primair voor de voetganger.
-
De nu voorgestelde bijstelling van het ontheffingenbeleid brengt hierin verbetering door:
-
a. categorisering van de bedrijven die voor een Stadshartontheffing in aanmerking kunnen komen (commercieel en klussen);
-
b. limitering van het aantal voertuigen dat op één ontheffing tot de voetgangerszone Stadshart wordt toegelaten;
-
c. differentiatie in de legeskosten per toegelaten voertuig afhankelijk van de tijdsduur waarvoor de ontheffing geldt (per dag(deel), per week, per maand of per jaar).
Bovenstaande uitgangspunten en de tarifering van de formele ontheffing + het op basis daarvan af te geven aantal ontheffingsbewijzen per voertuig hebben tot doel om de teugels in het huidige ontheffingenbeleid voor de voetgangerszone Stadshart aan te halen en meer te sturen op het gebruik van de ruime venstertijden voor de bevoorrading.
Strekking van de Stadshartontheffing
Uitgangspunt van het beleid is dat de zone, zoals in het besluit aangeduid, een voetgangerszone is, waar andere verkeersdeelnemers - voor zover zij daartoe gerechtigd zijn - slechts te gast zijn.
De strekking van een ontheffing is vervolgens gericht op een kortstondig verblijf met een
motorvoertuig in de voetgangerszone, buiten de bepaalde venstertijden voor de bevoorrading. Met andere woorden: de ontheffing geldt in beginsel alleen voor het rijden in de voetgangerszone, met inbegrip van het kortstondig stilstaan, een en ander gerelateerd aan het onmiddellijk laden en/of lossen van goederen. De ontheffing ziet dus nadrukkelijk niet op het langdurig parkeren in de voetgangerszone. Bepaalde bedrijven, zoals een aannemingsbedrijf met een klus in de voetgangerszone of een instelling met een sociaal maatschappelijk karakter die in de voetgangerszone Stadshart zorg moet verlenen zullen in de praktijk behoefte hebben gedurende langere tijd in de voetgangerszone te parkeren. De nieuwe beleidsregel voorziet in deze behoefte door voor deze bedrijven een specifieke klusontheffing met een aangepast legestarief te introduceren.
Administratieve lastenbeperking
Om de administratieve lasten voor de burger zoveel als mogelijk is te beperken en niettemin toch het ingezette beleid te kunnen realiseren, is ervoor gekozen om voor een aantal categorieën bezoekers een vaste ontheffing af te geven, en voor enkele andere categorieën een incidentele ontheffing mogelijk te maken. Ondanks dit uitgangspunt is het noodzakelijk om de geldigheidsduur van de vaste ontheffing te beperken tot één jaar, aangezien anders de handhaving van de genomen maatregelen illusoir wordt.
Mandatering van de beslissingsbevoegdheid op ontheffingsaanvragen
Bij afzonderlijk collegebesluit is de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen voor een Stadshartontheffing buiten de venstertijden voor bevoorrading gemandateerd aan de directeur van Perspectief BV, belast met de handhaving op het in het Stadshart geldende verkeersregime.
Beleidsregel inhoudelijk
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
a. college: het college van burgemeester en wethouders;
-
b. eigen parkeerplaats: een parkeergelegenheid, gelegen in de voetgangerszone die ter beschikking staat van de houder van een motorvoertuig krachtens eigendom, bezit, beperkt (zakelijk) recht of persoonlijk recht;
-
c. houder van een motorvoertuig: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande, dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van de aanvraag in het register was ingeschreven, dan wel degene die met schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat het motorvoertuig op het moment van de aanvraag nog voor tenminste drie maanden aan hem ter beschikking is gesteld door een instantie die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;
-
d. houder van de ontheffing: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie ontheffing is verleend;
-
e. ontheffing: een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het R W 1990 voor een dag(deel), een week(deel) of een maand(deel) voor aantoonbaar noodzakelijke ritten;
-
f. ontheffingsbewijs: het aan elk ontheffingsvoertuig gekoppeld bewijs dat bij gebruikmaking van de ontheffing duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het betreffende voertuig dient te worden gevoerd;
-
g. motorvoertuig: alle gemotoriseerde voertuigen, met uitzondering van gehandicaptenvoertuigen;
-
h. onderneming: een organisatorisch zelfstandige eenheid die gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten;
-
i. parkeren het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
-
j. RVV 1990 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
-
k. venstertijden: de door het college bij het verkeersbesluit "zonale aanduiding voetgangersgebied Stadshart 2008" vastgestelde tijden waarop de voetgangerszone toegankelijk is voor bevoorradend verkeer;
-
l. voetgangerszone: de zone in het Stadshart waarop het verkeersbesluit "zonale aanduiding voetgangersgebied Stadshart 2008" d.d. 01 juli 2008 ziet;
-
m. zorginstellingen: sociaal maatschappelijk organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg;
Artikel 2 Voorschriften en beperkingen, kenbaarheid
Degene aan wie krachtens deze beleidsregel ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.
Artikel 3 Ontheffing voor bewoners en ondernemers in de voetgangerszone
-
1. Het college kan aan een bewoner, die:
- a.
op het aangegeven adres binnen de voetgangerszone staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (Dukaathof), en
- b.
beschikt over een eigen dan wel gehuurde parkeerplaats in de voetgangerszone, en
- c.
eigenaar of houder is van het motorvoertuig waarvoor de aanvraag is ingediend,
- a.
-
een vaste ontheffing verlenen voor het berijden van de voetgangerszone om van en naar de eigen parkeerplaats te rijden.
-
2. Het college kan aan een onderneming of instelling die:
- a.
is gevestigd in de voetgangerszone, en
- b.
beschikt over een eigen dan wel gehuurde parkeerplaats in de voetgangerszone, en
- c.
eigenaar of houder is van het motorvoertuig waarvoor de aanvraag is ingediend,
- a.
-
een vaste ontheffing verlenen voor het berijden van de voetgangerszone om van en naar de eigen parkeerplaats te rijden.
-
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde ontheffing geldt slechts voor de kortste route en geldt nadrukkelijk niet voor het parkeren in de voetgangerszone, met uitzondering van de eigen parkeerplaats.
Artikel 4 Ontheffing voor andere situaties
-
1. Het college kan aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig een ontheffing verlenen voor het berijden van het voetgangersgebied buiten de venstertijden als er sprake is van:
- a.
bevoorrading van ondernemingen binnen het voetgangersgebied;
- b.
bevoorrading van in de voetgangerszone vergunde evenementen;
- c.
het uitvoeren van (ver)bouw, installatie- of reparatiewerkzaamheden in de voetgangerszone;
- d.
het uitvoeren van verhuizingen binnen dat gebied de inrichting, op- en afbouw daaronder begrepen.
- a.
-
2. In het kader van het voeren van een zeer terughoudend ontheffingenbeleid voor de voetgangerszone Stadshart worden de onder 1 bedoelde ontheffingen slechts verstrekt als ten genoegen van het college onweerlegbaar is aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van de venstertijden.
-
3. Voor zover voor het sluiten van een huwelijk of geregistreerd partnerschap het Stadhuisplein als toegang tot de locatie Stadhuis met voertuigen dient te worden bereden, worden de houders/bestuurders van die voertuigen, voor zover zij een ontheffing behoeven, geacht over een ontheffing te beschikken onder de voorwaarde dat die voertuigen deel uitmaken van een dergelijke plechtigheid en op een duidelijk waarneembare wijze als gelegenheidsvoertuig herkenbaar zijn. Deze bepaling geldt ook voor de bestuurders van voertuigen van aangestelde (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand die de plechtigheden leiden.
-
4. Bestuurders van voertuigen van zorginstellingen, artsen, taxi's en dienstvoertuigen van de gemeente Lelystad worden geacht over een ontheffing te beschikken indien en voor zover deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn en gebruikt worden voor de uitvoering van de werkzaamheden.
Artikel 5 De aanvraag van de ontheffing
-
1. De ontheffing wordt schriftelijk aangevraagd.
-
2. In de aanvraag voor een ontheffing dient in ieder geval te worden vermeld:
- a.
de naam, adres- en woonplaatsgegevens, alsmede de geboortedatum van de belanghebbende;
- b.
de gegevens van het voertuig waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;
- c.
de aantoonbare noodzaak van de ontheffing.
- a.
Artikel 6 Termijn van beslissing op aanvraag voor verlening ontheffing
-
1. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag voor een ontheffing.
-
2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd, mits het college de aanvrager daarvan in kennis stelt binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
Artikel 7 Inhoud ontheffing
-
1. Indien een ontheffing wordt verleend, wordt daarin in ieder geval bepaald:
- a.
de periode waarvoor de ontheffing geldt;
- b.
de bedrijfsnaam, de naam van de ontheffinghouder en de gegevens van het motorvoertuig of de motorvoertuigen waarvoor de ontheffing is verleend;
- c.
de voorwaarden en/of beperkingen die aan de ontheffing zijn verbonden.
- a.
-
2. Aan de ontheffing is per voertuig een ontheffingsbewijs gekoppeld dat bij gebruikmaking van de ontheffing duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het betreffende voertuig dient te worden gevoerd. Het ontheffingsbewijs vermeldt in ieder geval het kenteken van het betreffende voertuig, de geldigheidsduur van de ontheffing en de aard/soort van de ontheffing.
-
3. Een ontheffing is niet overdraagbaar.
Artikel 8 Verlenging ontheffing
-
1. De houder van de ontheffing wordt schriftelijk verzocht kenbaar te maken of de ontheffing verlengd moet worden. Hij dient daarbij aan te geven of de gegevens die aan de ontheffing ten grondslag liggen een wijziging hebben ondergaan. Indien zulks het geval is, dient hij die wijzigingen eveneens aan te geven.
-
2. Indien de gegevens die aan de ontheffing ten grondslag hebben gelegen zijn gewijzigd maakt het college een nieuwe afweging ten aanzien van het besluit om al dan niet die ontheffing te verlengen.
-
3. Een ontheffing kan op een daartoe strekkend verzoek van de houder van de ontheffing worden verlengd indien zulks naar het oordeel van het college noodzakelijk is.
Artikel 9 Weigeringsgronden
Het college kan de ontheffing weigeren indien:
-
1. De noodzaak voor het verkrijgen ervan niet uit de aanvraag blijkt, zulks ter beoordeling van het college;
-
2. Aan de eisen die aan het verkrijgen van een ontheffing worden gesteld niet wordt voldaan, bijvoorbeeld het niet of niet geheel overleggen van de persoons- en/of voertuiggevens, of bijvoorbeeld het niet voldoen aan de eis van het woonachtig zijn in een woning binnen de voetgangerszone.
-
3. een ontheffing van de aanvrager in ten hoogste de twee jaren voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag wegens het handelen in strijd met de ontheffingvoorschriften en -beperkingen is ingetrokken dan wel dat gebruik is gemaakt van een vervalsing van een ontheffing of als misbruik is gemaakt van de calamiteitenregeling;
Artikel 10 Calamiteitenregeling
-
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kan in geval van een calamiteit de aanvraag telefonisch of langs elektronische weg geschieden. Onder een calamiteit wordt in dit verband verstaan een situatie die onverwacht plaatsvindt, schade en/of letsel kan veroorzaken en onmiddellijk herstel behoeft.
-
2. De melding wordt gedaan door de belanghebbende onder opgaaf van redenen en met vermelding van wie van de ontheffing gebruik moet maken. Tevens wordt - voor zover mogelijk – aangegeven met welk voertuig dit gebeurt.
-
3. Na het doen van de melding is de houder van de ontheffing gerechtigd tot het binnenrijden van het voetgangersgebied, ook al kan de houder geen ontheffingsbewijs overleggen. Het ontheffingsbewijs wordt zo spoedig mogelijk aan de houder toegezonden of ter hand gesteld.
-
4. Indien misbruik van de calamiteitenregeling is gemaakt, trekt het college de ontheffing terstond na het bekend worden van het misbruik in.
Artikel 11 Intrekking- en wijzigingsgronden
Het college kan de ontheffing intrekken of wijzigen:
-
a. op aanvraag van de houder van de ontheffing;
-
b. wanneer de houder van de ontheffing het voetgangersgebied metterwoon verlaat of de aldaar gevestigde onderneming of instelling beëindigt;
-
c. wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de ontheffing;
-
d. indien blijkt dat bij de aanvraag van een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
-
e. wanneer de houder van de ontheffing de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen niet of niet behoorlijk nakomt.
Artikel 12 Kosten
Op het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing is de vigerende Legesverordening
Lelystad met de daarbij behorende Tarieventabel van toepassing.
Artikel 13 Overgangsbepalingen
-
1. Ontheffingen krachtens artikel 87 R W inzake het rijden en/.of stilstaan in de voetgangerszone Stadshart die zijn verleend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels blijven van kracht totdat de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
-
2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels een artikel 87 R W – aanvraag voor een ontheffing is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze beleidsregel toegepast.
Artikel 14 Citeertitel
Deze regels kunnen worden aangehaald als
"Beleidsregel ontheffingverlening voetgangersgebied Stadshart 2013 ".
Artikel 15 In werking treding
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Ondertekening
Vastgesteld op 8 januari 2013.
Openbaar gemaakt op 16 januari 2013 door middel van publicatie in de Flevopost, editie Lelystad.
Het college van de gemeente Lelystad,
de secretaris, de burgemeester,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl