Beleid uitvoering gemeentelijke taken Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022

Geldend van 17-06-2022 t/m heden

Intitulé

Beleid uitvoering gemeentelijke taken Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022

De gemeenteraad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam,

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

besluit de volgende regels vast te stellen:

Beleidsnota uitvoering gemeentelijke taken Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022

gelezen het voorstel van 17 mei 2022 en 2022-0054792;

overwegende dat,

het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent de gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang om uitvoering te geven:

  • toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

  • te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving;

b e s l u i t de volgende beleidsregel vast te stellen:

Beleid uitvoering gemeentelijke taken Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022

1. Besluit, toepassing, citeertitel en definities

1.1. Besluit

Burgemeester en wethouders van de Hardinxveld-Giessendam

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Besluiten:

Het Beleid uitvoering gemeentelijke taken Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022 vast te stellen.

1.2. Toepassing

Dit beleid is van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

  • toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

  • te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Dit beleid is van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

Het college van B en W heeft op grond van artikel 1:61 Wet kinderopvang de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen en mandaat verleend om als toezichthouder kinderopvang op te treden of medewerkers van de GGD aan te wijzen als toezichthouder kinderopvang. De GGD voert voor de gemeente Hardinxveld-Giessendam de onderzoeken uit.

De toezichthouder kinderopvang van de GGD inspecteert jaarlijks alle kindercentra en gastouderbureaus. Bij gastouderopvang onderzoekt de GGD door middel van een steekproef een gedeelte van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang. De toezichthouder onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving. De GGD legt de resultaten van het onderzoek vast in een inspectierapport. Daarin geeft zij tevens een advies. De GGD stelt de houder in de gelegenheid van het concept rapport kennis te nemen en daarop een zienswijze te geven, met uitzondering van het inspectierapport nader onderzoek. De GGD neemt deze zienswijze op in het inspectierapport, stelt dit rapport vervolgens vast en publiceert het in het LRK.

Deze GGD-werkwijze is vastgelegd in de Wet kinderopvang en de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de Inspectie van het Onderwijs over de register- en handhavingstaken, en de toezichttaken van de GGD. De Inspectie van het Onderwijs houdt als tweedelijns toezichthouder toezicht op de uitvoering van deze taken.

1.3. Citeertitel

Dit document wordt aangehaald als ‘Beleid gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang Hardinxveld-Giessendam, 2022.

1.4. Definities

Hieronder vindt u definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.

Definitie

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een hersteltermijn, de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom.

Het afwegingsmodel is als bijlage toegevoegd.

Awb

Algemene wet bestuursrecht

College

Het college van burgemeester en wethouders

Gemeente

Gemeente Hardinxveld-Giessendam

GGD

GGD Dienst Gezondheid en Jeugd ZHZ

Kinderopvangvoorziening

Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang

Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving

LRK

Landelijk Register Kinderopvang

Toezichthouder

De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Wko

Wet kinderopvang 1

Kindercentrum

Een Kind Centrum (KC) is een voorziening waarin organisaties als onderwijs, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd.

GIR

Gemeenschappelijke Inspectieruimte

GOB

Gastouderbureau

1 Gemeenten hebben de wettelijke taak om toezicht te houden op de verschillende onderdelen van het sociaal domein, zoals de Wet Kinderopvang. De visual ‘Samenhang toezichtstaken sociaal domein’ geeft inzicht in de raakvlakken en biedt handvatten voor inrichting en uitvoering.

Hoe ziet het toezicht op de Wet Kinderopvang er uit? Welke in- en externe samenwerkingspartners spelen een rol? En hoe verhoudt dit toezicht zich tot de andere toezichtstaken in het sociaal domein? Om dit voor gemeenten inzichtelijk te maken ontwikkelen Toezicht Sociaal Domein (TSD) en de Vereniging van Nederlands Gemeenten (VNG Naleving) deze visual. Een handig, interactief overzicht dat gemeenten helpt bij het vormgeven en uitvoeren van hun toezichts- en handhavingstaken. Het overzicht geeft inzicht in de plaats van de verschillende toezichtstaken binnen de gemeente en in de relatie met andere disciplines en ketenpartners. Daarnaast is alle relevante informatie met een enkele muisklik voorhanden. Denk daarbij aan praktijkvoorbeelden, handreikingen en relevante wetsartikelen. Met het complete aanbod van informatie ondersteunt deze visual bestuur, beleid en uitvoering binnen gemeenten.

Visual toezichtststaken 

2. Inleiding

2.1. Waarom beleid

In dit beleidsstuk is vastgelegd hoe het beleid is dat de gemeente Hardinxveld-Giessendam voert met betrekking tot de gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Wet kinderopvang.

Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

  • een transparante werkwijze, omdat houders, ouders, toezichthouders en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van het college;

  • rechtsgelijkheid, door het vastleggen van beleid dat waarvoor iedereen van toepassing is;

  • het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang.

2.2. Wat komt aan de orde

Allereerst wordt de gemeentelijke integrale visie op handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden binnen het toezicht, waaronder herstelaanbod en risico gestuurd toezicht. Daarna wordt uitgelegd hoe een aanvraag tot exploitatie afgehandeld wordt. Als laatste gaat het college in op de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen. Hierin wordt aangegeven welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per niet nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft.

In het afwegingsmodel (in de bijlage) is vastgelegd:

  • of er een boete kan worden opgelegd en de hoogte daarvan;

  • de hoogte van een last onder dwangsom;

  • de maximale hersteltermijn.

2.3. Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen

De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien is het speelveld volop in beweging. Zo bestaan er sinds 2018 geen peuterspeelzalen meer. Ook is er in datzelfde jaar een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken.

Daarnaast is in 2018 en 2019 de wetgeving dankzij de (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang behoorlijk aangepast.

Met ingang van 2022 is het voor gemeenten en GGD’en in de uitvoering van het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus mogelijk om keuzes te maken in de per inspectie te onderzoeken onderwerpen (de flexibele inspectieactiviteit). Waar de toezichthouder eerder verplicht was om minimaal een vooraf landelijk bepaald aantal onderwerpen mee te nemen in het onderzoek, is er door de invoering van deze flexibele inspectieactiviteit meer ruimte voor de gemeente en de toezichthouder om variatie hierin aan te brengen.

Vanaf 2022 wordt flexibiliseren van het toezicht mogelijk. De GGD wil graag medio 2022 samen met de gemeenten in ZHZ invulling geven aan beleid rondom flexibele inspectieactiviteiten rekening houdend met het brede gemeentelijke perspectief.

Gastouderopvang

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft gemeenten vanaf 2022 structureel extra middelen om de inspecties bij de gastouderopvang te intensiveren. De middelen zouden voldoende zijn om jaarlijks 50% van de geregistreerde gastouders te laten inspecteren door de GGD toezichthouder.

De GGD adviseert om op basis van drie criteria een keus te maken voor het aantal jaarlijkse onderzoeken:

  • 1.

    Alle gastouders zonder jaarlijks onderzoek in het LRK. (Dit zijn ook de gastouders die in 2021 nieuw geregistreerd zijn en waar in verband met corona geen huisbezoek is afgelegd. Bij geen van deze gastouders heeft de GGD een oordeel gegeven over het pedagogisch klimaat);

  • 2.

    Alle gastouders met een jaarlijks onderzoek langer geleden dan drie jaar (2019 of eerder);

  • 3.

    Alle gastouders met een jaarlijks onderzoek in 2021 waar geen huisbezoek is gebracht.

Dit alles heeft ertoe geleid dat Hardinxveld-Giessendam het voor u liggende beleid kinderopvang heeft herzien en vastgesteld.

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten

3.1. Kader

Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.

De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD rapportages ook wel domeinen genoemd):

  • registratie, wijzigingen en administratie;

  • het pedagogisch klimaat;

  • personeel en groepen;

  • veiligheid en gezondheid;

  • accommodatie;

  • ouderrecht.

De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.

De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert.

3.2. Visie op handhaving

De gemeente heeft de volgende visie op handhaving. Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

In beginsel is het doel van het handhavend optreden niet bestraffen, maar herstel van de overtreding(en). Wanneer na het opleggen van de herstelmaatregel geen verbetering optreedt, dan kan de gemeente alsnog een bestuurlijke boete opleggen.

3.3. Ambitie

Gemeente Hardinxveld-Giessendam vindt kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft naar een goede relatie met de houder en er wordt gewerkt vanuit vertrouwen. De gemeente kan aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht geven. Dit kan ze realiseren door intensiever toezicht te (laten) houden op voorschriften die al onderdeel uitmaken van het onderzoek. Gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft de volgende ambities:

  • 1.

    Toezicht vanuit vertrouwen door het versterken van de verbinding tussen houders en gemeente;

  • 2.

    In samenwerking met de GGD houders en gastouders (gastouders zijn feitelijk ook houders van de voorziening voor gastouderopvang) actief informeren over nieuwe (wettelijke) ontwikkelingen (betere naleving zorgt voor minder handhaving). Deze ambitie volgt vanuit de visie dat naleving zorgt voor minder handhaving.

  • 3.

    Het intensiveren van het toezicht op voorzieningen voor gastouderopvang.

In de Beleidsregel werkwijze toezichthouder van de GGD staan thema’s opgenomen die onderdeel zijn van het gesprek dat de gemeente met de GGD periodiek voert over de invulling van de flexibele inspectieactiviteit en daarmee de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van de onderwerpen die aan toezicht onderworpen worden. De eisen met betrekking tot de verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG), de registratie daarvan in het Personenregister Kinderopvang, de pedagogische kwaliteit en (indien van toepassing) de voorschoolse educatie worden bij ieder onderzoek meegenomen.

De thema’s zijn:

Ontwikkeling en kwaliteit;

Veiligheid;

Gezondheid;

Stabiliteit;

Professionaliteit.

3.4 Speerpunten

De gemeente geeft aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht. Dit kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld intensiever toezicht op voorschriften die al onderdeel uitmaken van het onderzoek, maar ook door extra (aanvullende) voorschriften in het onderzoek op te nemen. Op deze wijze krijgt de gemeente een beter beeld van de kwaliteit van de kinderopvang en waar nodig kan handhaving ingezet worden. Zodoende draagt de gemeente bij aan de kwaliteit van de kinderopvang.

De gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft als speerpunt(en):

  • 1.

    Gezamenlijk observeren: met als doel gezamenlijk het pedagogisch klimaat bevorderen.

  • 2.

    Meldcode: de toezichthouder besteedt extra aandacht aan de verbinding tussen zorgen over de ontwikkeling van kinderen en het hanteren van de meldcode. De meldcode gaat over het bevorderen van de kennis en het gebruik alsook het voldoen van de meldcode en het toepassen van de meldcode. Omgang met grensoverschrijdend gedrag valt hieronder, maar ook onder het veiligheidsbeleid. Vaak vraag je wat signalen zijn, waarna je actie onderneemt en bij wie ze aan moeten kloppen. De aandacht functionaris is iemand binnen de kinderopvangorganisatie die vaak speciaal is getraind om bijvoorbeeld de gesprekken met ouders aan te gaan. Hij/zij denkt mee in de aanpak en heeft een bepaalde verantwoordelijkheid. Beroepskrachten moeten wel weten bij wie ze terecht kunnen als ze een vermoeden hebben van kindermishandeling. De houder zelf blijft verantwoordelijk wat betreft de uitvoering.

Maatwerkafspraken die jaarlijks worden vastgesteld zullen worden gepubliceerd op de website van de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

4. Toezicht

De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.

De toezichthouder geeft geen advies aan de houder maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.

4.1. Onderzoeken

De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Hardinxveld-Giessendam uit:

  • Onderzoek voor registratie: naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving.

  • Onderzoek na registratie: binnen 3 maanden na registratie in het LRK vindt een onderzoek plaats (dit onderzoek vindt niet plaats bij voorzieningen voor gastouderopvang).

  • Jaarlijks onderzoek: alle kindercentra en gastouderbureaus worden jaarlijks onderzocht. Wanneer voor het kindercentrum of gastouderbureau een risicoprofiel is opgesteld, wordt het jaarlijks onderzoek volgens de flexibele inspectieactiviteit ingericht.

  • Onderzoek voorzieningen voor gastouderopvang; jaarlijks op basis van een steekproef. Hardinxveld-Giessendam laat jaarlijks vanaf 2022 minimaal 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang onderzoeken. Er wordt rekening gehouden met de volgende prioritering: Gastouders zonder een jaarlijks onderzoek in het LRK/GIR; Gastouders met een jaarlijks onderzoek langer dan 3 jaar geleden (2019 of eerder); Gastouders waar geen huisbezoek is gebracht tijdens het jaarlijks onderzoek in 2021.

  • Nader onderzoek: naar aanleiding van eerder geconstateerde overtreding(en) kan de toezichthouder onderzoeken of de overtreding hersteld is en hersteld blijft. Wanneer er een handhavingsmaatregel is ingezet, onderzoekt de toezichthouder nadat de hersteltermijn is verstreken of de overtreding is hersteld en de handhavingsmaatregel is opgevolgd.

  • Incidenteel onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van onder meer een incident, een signaal, een wijzigingsverzoek ingediend door een houder of bijvoorbeeld een thema-onderzoek passend bij de gemeentelijke speerpunten.

  • De inschrijvingen in LRK zijn het uitgangspunt voor de bespreking van het risicogestuurde toezicht. De toezichthouder stelt na de laatste jaarlijkse inspectie per voorziening een risicoprofiel op voor de jaarlijkse onderzoeken in het daaropvolgende jaar voor BSO, KDV en GOB. Als uitgangspunt wordt afgesproken dat het kleuradvies (de intensiteit van de inspectie) van de toezichthouder wordt overgenomen. Wanneer tijdens een inspectie blijkt dat men niet meer actief is als gastouder en men wel ingeschreven staat in het LRK dan schrijft de toezichthouder een rapport dat verzonden worden aan het GOB en aan de gemeente. De feitelijke uren worden in de GIR opgenomen en telt de inspectie niet mee met het aantal afgesproken jaarlijkse inspecties bij gastouders.

4.2. Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.

Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus vanaf het tweede kalenderjaar dat zij geregistreerd zijn, risico gestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende jaarlijks inspectieonderzoek bepaald.

4.3. Herstelaanbod

De gemeente Hardinxveld-Giessendam en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Dit is een uitwerking van de handhavingsmaatregel “overleg en overreding”. Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om, binnen de door de toezichthouder gestelde tijd, een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Ook verwacht de gemeente dat het aanbieden van een herstelaanbod op zowel de kortere als langere termijn een positief effect zal hebben op de kwaliteit van de kinderopvang. De werkwijze herstelaanbod houdt kortweg in dat de toezichthouder kinderopvang de kinderopvanghouder het aanbod doet om een geconstateerde overtreding binnen de onderzoekstermijn te herstellen. De werkwijze herstelaanbod vervangt de werkwijze Overleg & Overreding. De werkwijze herstelaanbod is, net als Overleg & Overreding, geen formeel handhavingsmiddel, maar wel een eerste stap in het bevorderen van naleving.

Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld.

Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle typen voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.

De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

In opdracht van de gemeente Hardinxveld-Giessendam geeft de GGD geen herstelaanbod bij:

  • Recidive [De overtreding is 2 of meer keer achtereen geconstateerd bij jaarlijkse onderzoeken op dezelfde locatie. Als er het ene jaar een overtreding is, het volgende jaar niet en het volgende jaar weer wel, is er dus geen sprake van recidive. Bij grote houders met meerdere locaties, is de beoordeling of er sprake is van recidive door deze houder een kwestie van maatwerk].

  • Te veel overtredingen.

  • Benodigde hersteltermijn langer dan 4 weken.

  • Een andere overtreding waar geen herstelaanbod geboden wordt.

  • Een bevel wordt afgegeven voor een andere overtreding waar een bevel voor wordt afgegeven.

  • Specifieke voorwaarden die de gemeenten met de GGD heeft uitgesloten (zijn in de bijlage 2 beschreven).

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven.

4.4. Schriftelijk bevel

Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.

De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

5. Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

  • Nieuwe voorziening;

  • Houderwijziging;

  • Verhuizing.

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

5.1. Nieuwe voorziening

Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogde te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht2. Wanneer een nieuwe houder met een voorziening aangemerkt wil worden als VVE-locatie, dient hier een collegebesluit voor het aangaan van een subsidierelatie aan ten grondslag te liggen. De vereisten hiervoor zijn te vinden in de desbetreffende verordening.

2 Leges voor exploitatie en registratie van gastouderbureaus, kinder- peuter en gastouderopvang vastgesteld 16 september 2016 College B&W Hardinxveld-Giessendam.

5.1.1. Niet gemelde kinderopvang

Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Hardinxveld-Giessendam treedt streng op tegen niet gemelde kinderopvang. Dit is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie3 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.

Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van niet gemelde opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.

3 Het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van het college is strafbaar gesteld. Dit is een economisch delict (artikel 1 lid 2 Wet op de economische delicten).

5.1.2. Streng aan de Poort

De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.

De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf de datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.

De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. De gemeente Hardinxveld-Giessendam vindt het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan. Bij de werkwijze 'Streng aan de poort' wordt bij een nieuwe locatie strenger gekeken naar de eisen vanuit de Wet Kinderopvang. Bij het starten van een nieuwe locatie of wijziging van de opvanglocatie kan breder gekeken worden.

Bij deze brede samenwerking zijn de volgende onderwerpen/afdelingen van belang bij een aanvraag en wijziging van een exploitatie:

  • Voorschoolse educatie;

  • Onderwijshuisvesting;

  • Bestemmingsplan;

  • Bouwbesluit 2012;

  • Brandveiligheid;

  • Drank en Horeca;

  • Afdeling burgerzaken;

  • Afdeling communicatie.

Het hebben van beleid is van belang om richting te geven aan de visie die de gemeente heeft op de kinderopvang. De samenwerking kan in een breed kader opgezet worden om te zorgen voor een goede uitvoering van het dossier kinderopvang.

5.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de wet kinderopvang.

5.1.4. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

5.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie

Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen.

5.2. Houderwijziging

Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld.

Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

De gemeente Hardinxveld-Giessendam hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder worden meegewogen.

  • Bij een overname worden leges in rekening gebracht, omdat de overname wordt behandeld als een nieuwe aanvraag, met bijbehorend onderzoek.

  • De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden.

5.3. Verhuizing

5.3.1. Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.

  • Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

5.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau

Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

6. Handhaving

Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.

De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.

6.1. Preventie

De gemeente Hardinxveld-Giessendam vindt het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen (zoveel mogelijk) te voorkomen. In dit kader informeren wij houders over ons toezicht en handhavingsbeleid.

De gemeente Hardinxveld-Giessendam zet de volgende middelen in:

  • 1.

    Nieuwsbrief/website: periodiek verstuurt de gemeente de GGD ZHZ nieuwsbrieven door naar de houders.

  • 2.

    Het voeren van hoofdkantoorgesprekken is onderdeel van de inspectie en maatwerkafspraken.

  • 3.

    Niet structureel, maar incidenteel vinden houderbijeenkomsten plaats.

6.2. Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

6.2.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

De gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

  • Herstellend betekent dat de gemeente de houder er toe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

  • Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden. In hoofdstuk 3.2 van dit beleid is aangegeven dat de gemeente Hardinxveld-Giessendam de volgende visie heeft op handhaven: wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt, grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmiddel zoals genoemd onder 6.3. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen. Het doel van het handhavend optreden is niet bestraffen, maar herstel van de overtreding(en). Mocht na het opleggen van de herstelmaatregel geen verbetering zijn opgetreden, dan kan de gemeente alsnog een bestuurlijke boete opleggen.

6.2.2. Escalatieladder

In beginsel start een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met een hersteltermijn.

Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats.

Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom of een boete.

Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.

Naast een herstellend traject kan ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, niet gemelde opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.

6.2.3. Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • a.

    Is er herstelaanbod geweest?

  • b.

    Wat is de aard van de overtreding?

  • c.

    Wat is de ernst van de overtreding?

  • d.

    Hoeveel overtredingen zijn er in totaal?

  • e.

    Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

  • f.

    Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • g.

    Komt de overtreding voort uit economisch belang?

6.2.4. Hersteltermijn/begunstigingstermijn

De gemeente geeft de houder bij een op herstel gerichte handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.

Als uitgangspunt worden door de gemeente Hardinxveld-Giessendam de volgende termijnen gehanteerd:

  • a.

    maximaal twee weken voor herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of het pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

  • b.

    maximaal twee maanden voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;

  • c.

    maximaal zes maanden voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen.

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

6.3. Handhavingsmiddelen

De gemeente kan de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten:

Traject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Herstelaanbod

(schriftelijke) Waarschuwing

Formeel herstellend

Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Intrekken toestemming tot exploitatie

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel.

Hieronder volgt een toelichting op de diverse formele middelen die de gemeente Hardinxveld-Giessendam kan inzetten.

6.3.1. De aanwijzing

De aanwijzing wordt door de gemeente Hardinxveld-Giessendam doorgaans ingezet als eerste stap in het handhavingstraject. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn.

Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

6.3.2. De last onder dwangsom (LOD)

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.

Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden.

Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de handhaving die door de gemeente wordt ingezet. Het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel staat genoemd als boete.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens.

    In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd.

  • Per constatering van een overtreding.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurd elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

  • Per periode dat de last wordt overtreden.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden, zoals dat bijvoorbeeld bij een beleidsdocument het geval kan zijn.

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

6.3.3. Last onder bestuursdwang (LOB)

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.

6.3.4. Het exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

De gemeente Hardinxveld-Giessendam kan een houder in de volgende gevallen een exploitatie verbod op leggen:

  • Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is).

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in paragraaf 6.2.4. beschreven.

Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

6.3.5. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:

  • indien is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert;

  • indien de exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

  • indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder niet of niet langer zal voldoen aan de bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften van de Wet kinderopvang.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet gemelde opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

6.3.6. De bestuurlijke boete (hierna: boete)

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.

Een boete kan door de gemeente Hardinxveld-Giessendam worden opgelegd bij:

  • Het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante regelgeving.

  • Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing.

  • Het niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder.

  • Het starten van de exploitatie, voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie.

  • Het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens.

  • Het overtreden van een exploitatieverbod.

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal € 45.000,-. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. Gemeente Hardinxveld-Giessendam hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

  • 1.

    Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 2.

    Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage).

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk van de ernst van het feit, de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

Verzachtende en verzwarende omstandigheden

Verzachtende omstandigheden

De gemeente Hardinxveld-Giessendam verlaagt de boete indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij:

  • Het gedeeltelijk niet opvolgen van een aanwijzing.

Verzwarende omstandigheden

De gemeente Hardinxveld-Giessendam verhoogt de boete indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij:

  • Herhaling van de overtreding (recidive).

Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

6.4. Handhaving na herstelaanbod

Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn.

Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.

6.4.1. Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treedt de gemeente Hardinxveld-Giessendam niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen.

6.4.2. Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.

6.4.3. Toepassing herstelaanbod per type overtreding c.q. voorschrift

Niet alle voorschriften lenen zich voor toepassing van de werkwijze herstelaanbod. De toezichthouders van de GGD ZHZ zijn voor elk voorschrift nagegaan in hoeverre het wenselijk is hierbij herstelaanbod toe te passen. Daarbij is respectievelijk gekeken naar de voorschriften voor dagopvang / BSO en de voorschriften voor gastouderopvang. In de bijlage is een lijst opgenomen met de voorschriften waarbij geen herstelaanbod zal worden ingezet plus de motivatie om dit niet te gaan doen. Samengevat komt het er op neer dat geen herstelaanbod wordt toegepast bij:

  • Wijzigingen die niet zijn doorgegeven.

  • Overtredingen op het gebied van VOG's en inschrijving.

  • Overtredingen op het gebied van opleidingen.

  • Overtredingen op het gebied van de beroepskracht/kindratio (BKR).

  • Overtredingen op het gebied van groepsindelingen (stamgroep e.d.).

  • Het niet tijdig publiceren van het inspectierapport.

  • Het niet voldoen aan taaleisen bij de gastouderopvang.

Zoals hiervoor aangegeven wordt bij de voorschriften uit de bijlage standaard geen herstelaanbod toegepast. Geen herstelaanbod betekent dat er wordt ingezet op handhaving en op het in een later stadium, onaangekondigd, controleren (in de vorm van een nader onderzoek) of de overtreding is opgelost. Bij de overige voorschriften is in principe wel herstelaanbod mogelijk, maar de toezichthouder kan ook bij deze voorschriften in specifieke situaties afzien van herstelaanbod.

6.4.4. Vervolgprocedure bij toepassing herstelaanbod

In navolging van het landelijke advies is het voorstel voor de te volgen stappen in het werkproces als volgt:

  • 1.

    Vastleggen herstelaanbod met brief/mail aan houder.

  • 2.

    Opstellen van een SMART herstelaanbod oftewel specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgeboden aan de hand van het landelijke format.

  • 3.

    Na de hersteltermijn controleren of de tekortkoming is opgelost.

  • 4.

    Het herstelaanbod en de herbeoordeling van het overtreden voorschrift, vindt plaats binnen de termijn van 6 weken, waarbinnen het inspectierapport (conform de Beleidsregels werkwijze toezichthouder) moet worden opgesteld.

  • 5.

    Vastleggen in GIR/rapport:

    • a.

      Dat overtreding er primair was.

    • b.

      Of herstelaanbod is aangeboden ja/nee.

    • c.

      Of na herstelaanbod de overtreding is opgelost.

  • 6.

    Advies geven aan gemeenten:

    • a.

      Alle overtredingen opgelost na herstelaanbod: in principe geen advies geven tot handhaven.

    • b.

      Niet alle overtredingen opgelost: wel handhaven.

  • 7.

    De gemeente beoordeelt vervolgens op basis van het lokale handhavingsbeleid of er na herstelaanbod nog gehandhaafd moet worden en welke handhavingsmaatregel van toepassing is.

  • 8.

    De gemeente besluit na de handhaving om de GGD al dan niet opdracht te geven tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Ad 7: Bij de gemeente komt een rapport waarbij herstel is toegepast, altijd in het postbakje 'Met overtredingen'. Dit gebeurt ook als alle overtredingen zijn hersteld en er dus geen advies tot handhaving wordt gegeven. De gemeente heeft dus zicht op alle inspecties waarbij herstel heeft plaatsgevonden.

7. Slotbepalingen

Onder bijzondere omstandigheden kan het college gemotiveerd afwijken van dit beleid.

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Beleid gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Hardinxveld-Giessendam, 2022’ en treedt in werking op de dag van bekendmaking in de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

Het Beleid kinderopvang, zoals vastgesteld door het college op 19 november 2012, wordt per dezelfde datum ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door gemeenteraad van gemeente Hardinxveld-Giessendam in de vergadering van

17 mei 2022,

Griffier, Burgemeester,

Annemarie van der Ploeg Dirk Heijkoop

Bijlage 1 Toelichting op de hoofdstukken 4, 5 en 6.

Hoofdstuk 4. Toezicht

4.2 . Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht

In deze paragraaf wordt aangegeven dat de onderzoeken in principe onaangekondigd plaatsvinden.

4.4 . Schriftelijk bevel

Het schriftelijk bevel is een handhavingsmiddel van de toezichthouder. De toezichthouder kan dit middel enkel inzetten indien tijdens een onderzoek een situatie bestaat waarin de kwaliteit van de opvang of het gastouderbureau zodanig tekort schiet, dat het nemen van maatregelen niet kan wachten tot er een rapport is opgesteld en het college de handhaving kan gaan inzetten. Met andere woorden, er moet nu iets gebeuren omdat voortduren, kinderen in gevaar brengt. De aangetroffen situatie is van dien aard, dat ook een herstelaanbod teveel tijd zal kosten.

Hoofdstuk 5. Aanvraag tot exploitatie

5.1 . Nieuwe voorziening

In deze paragraaf wordt in de basis uitgelegd hoe de aanvraag wordt ingediend en behandeld.

5.1.1 . Illegale kinderopvang

Elke kinderopvangvoorziening moet toestemming hebben van de gemeente om te mogen exploiteren en geregistreerd zijn in het LRK. Als dit niet het geval is dan is er sprake van illegale kinderopvang. Illegale opvang is grond voor een bestuurlijke boete. Of deze wordt opgelegd door de gemeente en wat het bedrag ervan is bepaalt de gemeente. Omdat het een economisch delict betreft moet de gemeente als zij gaat straffen (beboeten) éérst hierover afstemmen met het Openbaar Ministerie (OM). De gemeente geeft aan het OM door dat dit delict heeft plaatsgevonden en verzoekt hen om óf zelf te gaan vervolgen en de gemeente daarover te berichten, of de gemeente te laten weten dat men de afhandeling aan de gemeente overlaat. In het laatste geval, of indien de gemeente 13 weken na haar bericht aan het OM geen reactie ontvangen heeft, kan de gemeente zelf de procedure van de bestuurlijke boete in gang zetten.

5.2 . Houderwijziging

De gemeente houdt het belang van de continuïteit van de opvang – en daarmee het belang van ouders – goed in de gaten, door bij een overname goed regie te voeren. Zo kan de overname zo soepel en snel mogelijk worden afgehandeld. Een houderwijziging wordt ingediend als wijziging maar moet worden afgehandeld als een aanvraag.

Hoofdstuk 6. Handhaving

6.1 . Preventie

Bij deze middelen kan de gemeente kiezen wat zij doet (en of de gemeente hier inzet voor levert) om overtredingen te voorkomen. Bijkomstigheid is dat de gemeente hiermee een goede relatie kan opbouwen met de houders. De gemeentelijke preventieve middelen zijn niet verplicht. Het zijn opties waar de gemeente voor kan kiezen om te voorkomen dat er overtredingen van de kwaliteitseisen optreden en de gemeente moet ingrijpen.

6.2 . Maatwerk in handhaving

6.2.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

Er zijn twee lijnen in handhaving. Herstellend en bestraffend. De gemeente zal bij een nog openstaande overtreding altijd aansturen op herstel. Hiervoor is een aantal middelen beschikbaar. Daarnaast kan de gemeente ook straffen door middel van de bestuurlijke boete.

6.2.2. Escalatieladder

In deze paragraaf geeft de gemeente aan hoe de escalatie van handhaving in de basis zal verlopen. Gemeente Hardinxveld-Giessendam start de handhaving in principe met een aanwijzing. Wanneer dit onvoldoende effect heeft, kan daarna een last onder dwangsom ingezet worden, gevolgd door een exploitatieverbod en als ultieme handhavingsmaatregel het intrekken van toestemming tot exploitatie.

6.2.3 . Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is.

Voor de herstellende handhaving zijn dit de volgende afwegingen:

- Wat is de ernst van de overtreding?

Heeft de overtreding direct gevolgen voor de dagelijkse opvangpraktijk en de veiligheid, gezondheid of het welbevinden van de kinderen in de opvang? Of is er sprake van een overtreding met name gericht op beleidsvoering of administratieve eisen die moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang.

- Wat is de aard van de overtreding?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen die gelet op hun aard gemakkelijk op korte termijn herhaald kunnen worden en overtredingen die na herstel gewoon hersteld zijn. Bij overtredingen met een herhaalkans op korte termijn kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de dagelijkse inzet van beroepskrachten. Een voorbeeld van een overtreding waar na herstel weinig herhaalkans is op korte termijn, is een pedagogisch beleidsplan. Immers als het product eenmaal aangepast is, is de overtreding meteen “blijvend” verholpen en is er weinig risico op herhaling.

- Hoeveel overtredingen zijn er?

Als er erg veel overtredingen tegelijk zijn, dan wordt de afweging gemaakt of er alles bij elkaar nog sprake is van verantwoorde kinderopvang. Als dat niet het geval is, dan zal de handhaving sneller richting een (tijdelijk) exploitatieverbod kunnen gaan.

Veel overtredingen ineens is mede bepalend voor de keuze voor de in te zetten handhavingsactie en het afstemmen van hersteltermijnen op de situatie.

- Heeft het begaan van de overtreding een financieel voordeel?

Het inzetten van te weinig personeel bijvoorbeeld heeft een directe financieel voordeel voor de houder. Bij deze overtreding kan handhaving met een financiële component (last onder dwangsom of boete) ervoor zorgen dat de houder een prikkel krijgt om daadwerkelijk over te gaan tot herstel van de kwaliteit.

- Betreft het een herhaalde overtreding?

De gemeente hecht aan veilige en gezonde kinderopvang. Daarbij is het voorkomen van overtredingen van groot belang. Daar dient een ieder in de kinderopvang naar te streven. De gemeente beseft dat er weleens sprake kan zijn van een overtreding, maar gaat er daarbij van uit dat de houder direct maatregelen treft gericht op een zo spoedig mogelijk herstel van de overtreding.

De gemeente is dan ook extra streng in geval van herhaalde overtreding van dezelfde eis (recidive). In geval van recidive zal de gemeente zwaarder sanctioneren. Er zal een kortere hersteltermijn worden gehanteerd en/of een zwaardere handhavingsmaatregel worden ingezet. In geval van een boete zal het boetebedrag verhoogd worden.

6.2.4. Hersteltermijn / begunstigingstermijn

De gemeente geeft de overtreder altijd een redelijke termijn om een overtreding te herstellen. Bij een last onder dwangsom heet de hersteltermijn de begunstigingstermijn. De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald. Hierbij wordt er altijd op gelet dat de termijn in het beleid ook in de specifieke situatie redelijk is. Soms zijn bijvoorbeeld de termijnen bij Justis voor het afhandelen van een VOG aanvraag langer dan gemiddeld (dit kan maximaal 4 tot 8 weken duren voor een VOG natuurlijke personen). In zo’n geval is het niet redelijk een hersteltermijn van twee weken te hanteren.

6.3. Handhavingsmiddelen

In deze paragraaf en bijbehorende tabel zijn alle formele en informele handhavingsinstrumenten die de gemeente kan inzetten opgenomen. De informele middelen die de gemeente Hardinxveld-Giessendam inzet zijn:

Herstelaanbod:

De gemeente past het middel Herstelaanbod toe. Aan de houders is schriftelijk bevestigd wat hierbij overeengekomen is. Dit ter voorkoming van misverstanden op een later tijdstip.

Waarschuwing:

De gemeente hanteert de (schriftelijke) waarschuwing als een ‘milde maatregel’. Een waarschuwing wordt gegeven bij overtredingen met een laag risico, die voor het eerst in twee jaar tijd voorkomen bij een houder. Het herstel van de overtreding wordt in dat geval in een eerstvolgend regulier onderzoek van de GGD gecontroleerd, er volgt geen apart/extra (nader) onderzoek. Dat is zowel voor de houder als voor de gemeente efficiënt en minder belastend.

6.3.1 . Aanwijzing

Wanneer is een aanwijzing passend?

Een aanwijzing is een formele waarschuwing en wordt in principe gegeven bij overtredingen zonder een reële herhaalkans op korte termijn in de dagelijkse opvangpraktijk. Dat is bijvoorbeeld het geval als er een bepaald product (pedagogisch beleidsplan) moet worden hersteld, dat daarna voorlopig blijvend hersteld is. De aanwijzing is dan ook meteen uitgewerkt na het herstel en de handhaving kan worden beëindigd.

6.3.2 . Last onder dwangsom

Wanneer is een last onder dwangsom passend?

Een dwangsom kan als het beleid daar ruimte voor geeft bij de start van een handhavingstraject in principe worden opgelegd als de overtreding zich gemakkelijk opnieuw kan voordoen op korte termijn gezien de aard van de overtreding. Dat zijn vooral de overtredingen die betrekking hebben op frequente, terugkerende handelingen en afwegingen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het inzetten van voldoende beroepskrachten. De inzet van te weinig beroepskrachten kan meestal op korte termijn goed hersteld worden, maar is niet per se blijvend hersteld in de toekomst (anders dan bij het herstel van bijvoorbeeld een document, dat na herstel ook voorlopig hersteld blijft). Een houder wordt met de last onder dwangsom gedurende een langere periode gestimuleerd om te blijven voldoen aan het voorschrift. Als bij een later onderzoek weer een overtreding wordt geconstateerd, wordt de dwangsom meteen van rechtswege verbeurd. Een last onder dwangsom kan ook worden ingezet als vervolgactie in een handhavingstraject dat gestart is met een aanwijzing, waarbij de aanwijzing niet tot herstel heeft geleid en de overtredingen voortduren.

Bij een last onder dwangsom is het een mogelijkheid om de hoogte van de dwangsom gelijk te trekken of een factor te baseren op de hoogte van de boetes in het afwegingsoverzicht. Het college van de gemeente hanteert in beginsel het afwegingsmodel als uitgangspunt bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom. De bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom laat onverlet dat het college gehouden is de hoogte van de dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Er kan sprake zijn van verzachtende en verzwarende omstandigheden; dit is maatwerk.

6.3.3 . Last onder bestuursdwang

De last onder bestuursdwang wordt nagenoeg niet toegepast in de kinderopvang. De houder is zelf eindverantwoordelijk voor de kwaliteit.

6.3.4 . Exploitatieverbod

Wanneer is een exploitatieverbod passend?

Een belangrijke afweging bij het wel of niet opleggen van een exploitatieverbod is: is de kwaliteit dermate onder de maat dat er redelijkerwijs niet langer gesproken kan worden van verantwoorde kinderopvang? Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij veel overtredingen ineens, maar ook na langdurige handhaving waarbij verbeteringen telkens uitblijven of minimaal zijn en/of waarbij overtredingen zich in de loop van de tijd opstapelen.

6.3.5 . Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Wanneer is intrekken toestemming exploitatie passend?

Dit instrument is het ultieme handhavingsinstrument. Dit wordt alleen ingezet wanneer de andere hiervoor genoemde handhavingsmiddelen onvoldoende een herstellend effect op de kwaliteit van de kinderopvang hebben gerealiseerd.

6.3.6 . De bestuurlijke boete

Een boete mag zijn doel niet voorbij schieten. Het is bedoeld om te corrigeren met een goed gedoseerde prikkel en niet om onevenredige financiële ‘schade’ toe te brengen. Een bestuurlijke boete mag daar ook niet toe leiden. Bijvoorbeeld bij een kleine organisatie met een geringe omzet bestaat er de kans dat een hoge boete dat onbedoelde, onevenredige effect heeft. Omgekeerd bestaat de kans dat een relatief lage boete bij een grote onderneming ook niet het gewenste effect heeft. Om zoals hierboven benoemd geen onevenredige financiële schade toe te brengen, wordt er in de beleidsregels gewerkt met vier categorieën om het bedrag proportioneel te houden. Deze indeling is in de praktijk toepasbaar door de in het LRK geregistreerde vestigingen van een houder in beeld te brengen.

Verzwarende en verzachtende omstandigheden

Matiging of verhoging van de boete:

Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat én naar het oordeel van het college oplegging van het volledige boetebedrag volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is, op grond van:

  • a.

    de ernst van de overtreding;

  • b.

    de mate van verwijtbaarheid;

  • c.

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

  • d.

    de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, (bijvoorbeeld de financiële situatie van een houder en de grootte van een organisatie).

Herhaalde overtredingen (recidive)

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het in het afwegingsmodel opgenomen boetebedrag indien een overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm plaatsvond waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het in het afwegingsmodel opgenomen boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

6.4 . Herstelaanbod

Uitgangspunt in het landelijk advies is dat wanneer er bij overtredingen geen herstelaanbod is aangeboden of aangenomen, gemeenten hun reguliere handhavingsmiddelen inzetten. Heeft het herstelaanbod onvoldoende resultaat gehad en staan de overtredingen nog open? Vanuit het uitgangspunt dat de houder zich wel heeft ingespannen om het aanbod van de toezichthouder na te komen maar daar door omstandigheden nog niet in geslaagd is, zal de gemeente handhaven conform uw (het) reguliere (gemeentelijke) beleid.

Het kan echter zijn dat uit de bevindingen van de toezichthouder (vastgelegd in het inspectierapport of formeel aan de gemeente meegedeeld) blijkt, dat de houder ondanks toezeggingen om dit wel te doen, zich niet of onvoldoende heeft ingespannen om het herstelaanbod uit te voeren. In dat geval kan de gemeente dit als uitgangspunt gebruiken om gemotiveerd van de escalatieladder af te wijken en een zwaarder handhavingsinstrument in te zetten aan de start van het handhavingstraject.

Bijlage 2 Afwegingsmodel

Diversen m.b.t. naleving, registratie en wijzigingen

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering4

Niet voldoen aan de definitie van kinderopvang, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau.

N.v.t., intrekken toestemming tot exploitatie is aan de orde.

n.v.t.

n.v.t.

Start exploitatie voor ontvangst toestemming college5 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen.

n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete 4e categorie (2019: € 20.750)

€ 20.7506

Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging.

2 maanden

€ 2.000

€ 2.000

Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder.

n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete 2e categorie

(2019: € 4.150)

Gelijk aan bedrag boete 2e categorie

Niet opvolgen van een aanwijzing / bevel.

2 weken

€ 4.000

n.v.t.

Niet opvolgen van exploitatieverbod opgelegd op grond van art. 1.66 Wko.

n.v.t.

€ 20.750

n.v.t.

Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in art. 167 Wet op het primair onderwijs.

n.v.t.

€ 4.000

n.v.t.

4 Voor alle op te leggen lasten onder dwangsom geldt dat de uiteindelijke hoogte van het bedrag berekend wordt op de wijze zoals opgenomen in het handhavingsbeleid.

5 Overtreding van art. 1.45 en 1.46 Wko is een misdrijf conform art. 1 lid 2 Wet op de economische delicten. College zal eerst aangifte hiervan doen bij het OM, indien het OM aangeeft niet te vervolgen of de bestraffing aan het college over te laten, volgt oplegging van een boete maximaal gelijk aan de boete zoals genoemd in de Wet op de economische delicten.

6 Betreft een preventieve last onder dwangsom

Praktijk / uitvoering

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering

De houder biedt geen verantwoorde opvang.

2 weken

€ 8.000

GO: € 2.000

€ 8.000

GO: € 2.000

Het gastouderbureau voldoet niet aan zijn zorgplicht

2 weken

€ 4.000

€ 4.000

De houder voldoet niet aan zijn informatieplicht.

2 maanden

€ 1.000

€ 1.000

De houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt

2 weken

€ 2.000

€ 2.000

De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang7 .

2 weken

€ 3.000

GO: € 500

€ 3.000

GO: € 500

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. formatie.

2 weken

€ 5.000

GO: € 200

€ 5.000

GO: € 200

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. stabiliteit

(GO: groepsgrootte).

2 weken

€ 3.000

GO: € 300

€ 3.000

GO: € 300

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. de VOG’s en het personenregister kinderopvang.

2 weken

€ 3.000

GO: € 500

€ 3.000

GO: € 500

De houder voldoet niet aan de eis m.b.t. de voertaal, taaleis VE en de taaleis BSO.

2 weken

€ 3.000 (voertaal)

€ 1.500 (overige)

GO: € 200

€ 2.000

GO: € 200

De binnen- en buitenspeelruimtes voldoen niet aan de eisen.

De VGO voldoet niet aan de eisen.

2 weken

€ 2.000

GO: € 200

€ 2.000

GO: € 200

De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht.

2 maanden (OC)

6 maanden (klachtr.)

€ 1.000

€ 1.000

De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en de verplicht gestelde gesprekken niet uit.

2 weken

€ 3.000

€ 3.000

De houder voldoet niet aan de uren norm voor VE

2 weken

€ 2.000

€ 2.000

7 Met uitzondering van het niet handelen conform beleid, dat valt onder “houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt”

Documenten

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom

De houder heeft actuele beleidsdocumenten die onvolledig zijn en/of niet alle verplicht te beschrijven onderwerpen bevatten.

2 maanden

€ 3.000 voor het ontbreken van het document

€ 750 voor iedere (sub)eis waaraan niet is voldaan

€ 3.000 het ontbreken van het document

€ 750 voor ieder(e) (sub)eis waaraan niet is voldaan

De administratie van de houder bevat niet alle verplicht op te nemen documenten en is op verzoek van de toezichthouder onverwijld te raadplegen.

2 maanden

€ 3.000

per ontbrekend document

€ 3.000

per ontbrekend document

De houder gebruikt geen VE programma dat voldoet aan de eisen

2 maanden

€ 1.000

€ 1.000

Bijlage 3. Uitvoeringsbeleid herstelaanbod

Voorschriften dagopvang en buitenschoolse opvang waarbij geen herstelaanbod wordt toegepast

Voorschrift

Motivatie

Wijzigingen

1.2

De houder van het kindcentrum doet van een wijziging van de daartoe aangewezen gegevens onverwijld mededeling aan het college, nadat deze wijziging hem bekend is geworden. Hierbij verzoekt de houder de gegevens te wijzigen.

Het is niet wenselijk dat er wijzigingen worden gedaan zonder dat dit aan de gemeente wordt doorgegeven. Er is hierbij geen herstel met terugwerkende kracht mogelijk.

Voorschoolse educatie

2.3.8

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.

2.3.9

De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste een beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.

Aangezien structureel herstel wenselijk is, wordt ingezet op handhaving en onaangekondigd nader onderzoek in plaats van herstel op korte termijn en eenmalige geplande controle.

Verklaring Omtrent het Gedrag en Personenregister Kinderopvang

3.1.1

In het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag zijn:

  • a.

    de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

  • b.

    de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

  • c.

    de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee (waarop?) de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

  • d.

    de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

  • e.

    de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het Personenregister Kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en

nader onderzoek wenselijk

3.1.2

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf.

(art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang)

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

3.1.3

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het Personenregister Kinderopvang en na koppeling met de houder kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

3.1.4

Een Verklaring Omtrent het Gedrag wordt door de houder van een kindercentrum binnen een door de toezichthouder gestelde termijn overgelegd indien de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden dat de houder, een persoon werkzaam bij de onderneming of een persoon van 12 jaar of ouder die ten tijde van de opvang aanwezig is in het kindercentrum, niet zou voldoen aan de eisen voor het afgeven van een Verklaring Omtrent het Gedrag. Een Verklaring Omtrent het Gedrag is op het moment van overlegging niet ouder dan twee maanden.

(art 1.50 lid 6 en 8 Wet kinderopvang)

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

3.1.5

Wanneer de houder van een kindercentrum redelijkerwijs mag vermoeden dat een van de personen die op basis van artikel 1.50 lid 3 in het bezit moet zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag, niet langer aan de vereisten voor het afgeven daarvan voldoet, verlangt hij al dan niet op verzoek van de toezichthouder een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag van de betreffende persoon. Een Verklaring Omtrent het Gedrag is op het moment van overlegging niet ouder dan twee maanden.

(art. 1.50 lid 7 Wet kinderopvang)

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Opleiding

3.2.1

Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 1 Regeling Wet kinderopvang)

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Aantal beroepskrachten

3.3.1.

  • De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

  • de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a, bij het Besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;

  • indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de stamgroep verlaten, dit niet leidt tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit.

Aangezien structureel herstel wenselijk is, wordt ingezet op handhaving en onaangekondigd nader onderzoek in plaats van herstel op korte termijn en eenmalige geplande controle.

3.3.2

Gedurende de uren dat conform het pedagogische beleidsplan minder beroepskrachten worden ingezet, wordt ten minste de helft van het conform de beroepskracht-kindratio benodigde aantal beroepskrachten ingezet.

Aangezien structureel herstel wenselijk is, wordt ingezet op handhaving en onaangekondigd nader onderzoek in plaats van herstel op korte termijn en eenmalige geplande controle.

3.3.5

Indien een stamgroep wordt gecombineerd met een basisgroep wordt de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in de gecombineerde groep berekend op grond van bijlage 1, onderdeel c van het Besluit. Gebruik kan worden gemaakt van de rekentool op de website www.1ratio.nl.

Aangezien structureel herstel wenselijk is, wordt ingezet op handhaving en onaangekondigd nader onderzoek in plaats van herstel op korte termijn en eenmalige geplande controle.

Publicatie inspectierapport

6.1.2

De houder van een kindercentrum informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen op een gemakkelijk vindbare plaats. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport ter inzage op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

Een jaar later plaatsen op de website is niet spoedig en heeft ook geen zin omdat er een nieuw rapport komt. Ouders dienen tijdig te worden geïnformeerd en niet aan jaar later.

Voorschriften gastouderopvang waarbij in principe geen herstelaanbod wordt toegepast

Voorschrift

Motivatie

Verklaring Omtrent Gedrag en Personenregister kinderopvang

3.1.1

De volgende personen zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag en staan ingeschreven in het Personenregister kinderopvang:

  • de gastouder of voorgenomen gastouder;

  • andere personen van 18 jaar of ouder die op hetzelfde woonadres als de gastouder, voor zover dit tevens de opvanglocatie is, hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben;

  • de personen van 18 jaar en ouder die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op de opvanglocatie (art. 1.56b lid 3 en 1.48d lid 3 Wet kinderopvang).

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Deskundigheid gastouder

3.2.1

De gastouder beschikt over een getuigschrift conform de ministeriële regeling.

OF

De gastouder beschikt over een EVC-bewijsstuk afgegeven vóór 1 januari 2012 waaruit blijkt dat de gastouder voldoet aan alle competenties van de bij ministeriële regeling aangewezen MBO-2 opleiding(en).

(art 1.56b lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 onder a en lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; art 10, 10a en 10b Regeling Wet kinderopvang).

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

3.3.1

In de voorziening voor gastouderopvang wordt de Nederlandse taal als voertaal gebruikt. Daar waar naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan de Friese taal of de streektaal mede als voertaal worden gebruikt.

(art 1.56b lid 1 en 1.55 lid 1 Wet kinderopvang)

OF

Er wordt mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder van het gastouderbureau vastgestelde gedragscode. (art 1.56b lid 1 en 1.55 lid 2 Wet kinderopvang).

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Groepssamenstelling

4.2.1

Bij een gastouder worden maximaal 6 kinderen gelijktijdig opgevangen, waarvan maximaal 5 kinderen tot 4 jaar, waarvan maximaal 4 kinderen tot 2 jaar, waarvan maximaal 2 kinderen tot 1 jaar. Eigen kinderen tot 10 jaar worden meegerekend.

(art 1.49 lid 3 en 1.56b lid 2 Wet kinderopvang; art 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; art 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang).

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Voorschriften gastouderbureaus waarbij in principe geen herstelaanbod wordt toegepast

Voorschrift

Motivatie

3.1.1

In het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag zijn:

  • a.

    de houder of voorgenomen houder van een gastouderbureau;

  • b.

    b. de personen die werkzaam zijn bij een onderneming waarmee de houder een gastouderbureau exploiteert of daarvoor beschikbaar zijn. Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder ingeschreven in het Personenregister kinderopvang.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

3.1.3

Na inschrijving van de houder van een gastouderbureau en de personen die werkzaam zijn bij een onderneming waarmee de houder een gastouderbureau exploiteert en na koppeling met de houder kunnen deze personen hun werkzaamheden aanvangen.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

3.1.4

Wanneer de houder van een gastouderbureau redelijkerwijs mag vermoeden dat een van zijn medewerkers niet langer aan de vereisten voor het afgeven van een Verklaring Omtrent het Gedrag voldoet, verlangt hij al dan niet op verzoek van de toezichthouder een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag van de betreffende persoon. Een Verklaring Omtrent het Gedrag is op het moment van overlegging niet ouder dan twee maanden.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

Personeelsformatie per gastouder

3.2.1

De houder van het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis ten minste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.

Publicatie inspectierapport

5.1.4

De houder van een gastouderbureau informeert vraagouders, gastouders en personeel over het inspectierapport inzake zijn gastouderbureau of inzake een bij dat gastouderbureau aangesloten voorziening voor gastouderopvang, door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is, legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor vraagouders, gastouders en personeel toegankelijke plaats.

Een jaar later plaatsen op de website is niet spoedig en heeft ook geen zin omdat er een nieuw rapport komt. Ouders dienen tijdig te worden geïnformeerd en niet aan jaar later.

Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

Kwaliteitscriteria

6.1.1

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd verantwoord opgevangen kunnen worden.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

6.1.2

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de Nederlandse taal als voertaal gebruikt. Daar waar naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan de Friese taal of de streektaal mede als voertaal worden gebruikt.

OF

Er wordt mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder van het gastouderbureau vastgestelde gedragscode.

Gezien de aard van de overtreding is handhaving en nader onderzoek wenselijk

6.1.3

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat een intakegesprek met de gastouder plaatsvindt bij de voorgenomen voorziening voor gastouderopvang. Dit gesprek wordt gevoerd door een bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.

6.1.4

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat een intakegesprek met de vraagouder plaatsvindt. Dit gesprek wordt gevoerd door een bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.

6.1.5

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat een koppelingsgesprek plaatsvindt bij een koppeling tussen vraag- en gastouder bij de voorziening voor gastouderopvang. Dit gesprek wordt gevoerd door een bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.

6.1.6

De houder van een gastouderbureau draagt er zorg voor dat een bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau in ieder geval tweemaal per jaar het adres waar de opvang door de gastouder

plaatsvindt bezoekt. Het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder is een onderdeel van één van deze bezoeken.

Deze overtreding kan niet met terugwerkende kracht worden hersteld en gezien de aard van de overtreding is handhaving wenselijk.


Noot
1

Noot
1
Noot
2

Noot
2

Noot
3

Noot
3
Noot
4

Noot
5

Noot
6

Noot
4
Noot
5

Noot
6
Noot
7

Noot
7