Regeling vervallen per 13-02-2024

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022

Geldend van 17-06-2022 t/m 12-02-2024

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het Presidium van 17 mei 2022,

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen het

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a.

      voorzitter: de voorzitter van de raad of het raadslid belast met de waarneming;

    • b.

      griffier: de griffier van de raad of diens vervanger;

    • c.

      fractievoorzitter: de ene persoon die door een fractie is aangewezen als haar voorzitter of diens plaatsvervanger;

    • d.

      amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • e.

      subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

    • f.

      motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

    • g.

      initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

    • h.

      Blauwkai: de wekelijkse uitgave van de gemeente Ridderkerk met o.a. de openbare bekendmakingen;

    • i.

      wet: Gemeentewet

  • 2. Daar waar in de tekst sprake is van de mannelijke vorm kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in de raadsvergaderingen aanwezig.

  • 2. De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen in de raadsvergadering deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters.

  • 3. Voorzitter is de raadsvoorzitter.

  • 4. De griffier ondersteunt het presidium en zijn voorzitter, is in het presidium aanwezig en mag aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 5. Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5. Elke fractievoorzitter, of diens vervanger, heeft één stem in het presidium. De voorzitter en de griffier hebben geen stem.

  • 6. Het presidium:

    • -

      doet de raad aanbevelingen inzake de organisatie en het functioneren van de raad en zijn commissies;

    • -

      stelt de vergadercyclus van de raad en van de voorbereidende vergaderingen vast;

    • -

      vervult de taken verder genoemd in dit reglement.

  • 7. De vergaderingen zijn niet openbaar.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties; benoeming wethouders

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Voor de toelating van nieuwe leden tot de raad stelt de raad, op aanbeveling van de voorzitter, aan het begin van een raadsperiode een commissie in bestaande uit drie leden en één plaatsvervangend lid, zijnde leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en geeft de raad een advies over de toelating. Als van toepassing wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3. Na de gemeenteraadsverkiezingen onderzoekt de commissie de processen-verbaal van het centraal stembureau en geeft aan de raad, in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling, een advies over de rechtmatigheid van de gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, als bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Bij de benoeming van een wethouder van buiten de raad onderzoekt de commissie vooraf of de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 7. De burgemeester kan voor de benoeming van een wethouder opdracht geven om de kandidaat-wethouder aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester laat de raad weten of het eindresultaat een benoeming in de weg kan staan. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

Artikel 7 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Als:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige(-n) gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • Met de veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

  • 5. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 6. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende commissie- cq. raadsvergadering na naamswijziging.

  • 7. Als bij een afsplitsing onenigheid ontstaat over welke fractie de originele naam van de kandidatenlijst mag voeren, is het standpunt van de politieke partij die de naam voert doorslaggevend.

Hoofdstuk 3 Raadsvergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats eens per maand in het gemeentehuis.

  • 2. Op aanbeveling van het presidium beslist de raad over de dag waarop wordt vergaderd en het aanvangstijdstip.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen of bepalen dat de vergadering online wordt gehouden. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het presidium.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De burgemeester stelt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad op de hoogte van een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. Van de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden de raadsleden tegelijkertijd met de oproep aan de leden op de hoogte gesteld.

  • 3. Als een aanvullende voorlopige agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden de leden van de raad zo spoedig mogelijk vóór aanvang van de vergadering op de hoogte gesteld van deze agenda en de daarop vermelde voorstellen en worden deze zo mogelijk openbaar gemaakt.

Artikel 10 Agenda

  • 1. De burgemeester stelt de voorlopige raadsagenda vast.

    • a.

      Geagendeerd worden de raadsvoorstellen die het college, via de griffie, aan de raad heeft aangeboden, voor de eerstvolgende vergadercyclus.

    • b.

      De burgemeester legt de voorlopige raadsagenda voor aan het presidium, zodat het presidium nog kan reageren op de volgorde van de agendapunten.

    • c.

      Het presidium ontvangt vóór zijn vergadering van het college een planning van de raadsvoorstellen voor de komende vier maanden en kan het college gemotiveerd verzoeken daarin verandering aan te brengen.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de burgemeester na het op de hoogte stellen van de oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen en de raadsleden hiervan op de hoogte stellen. De aanvullende voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een raadslid of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda spoedeisende onderwerpen aan de agenda toevoegen of onderwerpen van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een raadslid of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid van de wet bedoelde stukken, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep, voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd.

  • 2. De vergaderstukken, waar geen geheimhouding op berust, worden digitaal openbaar gemaakt door plaatsing op het raadsinformatiesysteem..

  • 3. Als omtrent stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen aan de raad op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, zijn deze stukken via het raadsinformatiesysteem alleen vertrouwelijk te raadplegen door raadsleden, burgerleden en collegeleden

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in de Blauwkai en door plaatsing op de internetsite van de gemeente openbaar gemaakt.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

  • 3. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd, plaats alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      als deze er is de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht.

Artikel 13 Reservedatum raadsvergadering

Agendapunten die niet binnen de geplande vergadertijd kunnen worden behandeld, worden na schorsing van de vergadering behandeld op de voor dit doel gereserveerde reservedatum.

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 14 Partij-uitingen

Aanwezige raads- en collegeleden tonen tijdens de raadsvergadering geen uitingen van hun partij.

Artikel 15 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier en de voorzitter door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Een lid dat vóór het sluiten van de vergadering de vergadering verlaat, geeft daarvan bij het verlaten kennis aan de voorzitter.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 De wethouders

  • 1. Tenzij de raad anders beslist, zijn de wethouders uitgenodigd in de vergadering aanwezig te zijn.

  • 2. De wethouders hebben toegang tot de vergadering en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 3. De raad kan bepalen dat ook anderen toegang hebben tot de vergadering en aan de beraadslagingen kunnen deelnemen.

Artikel 18 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 19 Spreekrecht burgers

  • 1. Over voorliggende geagendeerde voorstellen, die niet in een voorbereidende vergadering aan de orde zijn geweest, kunnen, na vaststelling van de agenda, belanghebbenden gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren en daarover hun mening kenbaar maken. Geen spreekrecht wordt verleend in de raadsvergadering waarin de begroting wordt behandeld.

  • 2. Het spreekrecht dient er niet voor om van het gemeentebestuur antwoord te krijgen op gestelde vragen.

  • 3. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een te nemen beslissing op een bezwaarschrift;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over de stukken die vermeld staan op de Lijst van ingekomen stukken.

  • 4. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste vóór 10.00 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer, het onderwerp waarover hij het woord wil voeren en welk belang hij heeft bij het onderwerp.

  • 5. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De inbreng van de burger kunnen de raadsleden desgewenst bij hun overwegingen en besluitvorming betrekken.

  • 8. Raadsleden krijgen van de voorzitter gelegenheid feitelijke verduidelijkingsvragen te stellen aan inspreker, zonder daarbij een betoog te houden.

  • 9. Als een inspreker zich naar de mening van de voorzitter beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, kan de voorzitter hem het woord ontzeggen.

Artikel 20 Besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor een Besluitenlijst die in een volgende vergadering door de raad wordt vastgesteld.

  • 2. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als de Besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient bij voorkeur per mail of telefonisch vóór het vaststellen van de Besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.

  • 3. Bij de Besluitenlijst worden gevoegd ingediende initiatiefvoorstellen, moties, (sub-)amendementen en voor de begrotingsraad de Algemene Beschouwingen.

  • 4. De vastgestelde Besluitenlijst wordt door de griffier en de voorzitter ondertekend en wordt op de website van de gemeente geplaatst bij de vergaderstukken.

  • 5. Door de griffier wordt een overzicht van genomen raadsbesluiten opgesteld, dat zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar wordt gemaakt door plaatsing in de Blauwkai.

Artikel 21 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een van de voorzitter uitgaande lijst geplaatst. Deze Lijst van ingekomen stukken wordt aan de leden van de raad toegezonden.

  • 2. Deze lijst en de openbare stukken die daarop vermeld staan, worden voor een ieder digitaal openbaar gemaakt door plaatsing op het raadsinformatiesysteem.

  • 3. De besloten stukken, behorende bij de lijst, zijn via het raadsinformatiesysteem alleen vertrouwelijk te raadplegen door raadsleden, burgerleden en collegeleden.

  • 4. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 5. Ingekomen stukken, waarvoor de doorzendplicht geldt zoals genoemd in de artikelen 2:3 en 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht, worden namens de raad doorgestuurd door de griffier die daarvan mededeling doet aan de afzender. Op de in het eerste lid genoemde lijst worden deze stukken vermeld in een aparte categorie.

  • 6. Aan het college van burgemeester en wethouders is gedelegeerd de behandeling van, verdaging van en beslissing op verzoeken op basis van de Wet open overheid, voor zover deze zijn gericht aan de gemeenteraad. Op de in het eerste lid genoemde lijst worden deze verzoeken vermeld in een aparte categorie.

Artikel 22 Spreekregel en -tijden

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De raad kan een spreektijdregeling instellen ten aanzien van de duur van de redevoeringen van de raads- en collegeleden ten aanzien van één of meerdere agendapunten.

Artikel 23 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad, of het college, voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers wordt bepaald door de voorzitter of is vooraf door het presidium afgesproken.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het raadslid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel keer een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 25 Interrupties

  • 1. Tijdens beide termijnen, tenzij anders is besloten, kan aan de voorzitter verzocht worden een interruptie te mogen plaatsen.

  • 2. Een interruptie dient kort te zijn en mag niet worden gebruikt om zelf een extra termijn te krijgen.

  • 3. De voorzitter verleent al dan niet de mogelijkheid een interruptie te plaatsen.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Als een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 27 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 28 Stemverklaring

  • a. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot besluitvorming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort en bondig te motiveren waarom hij voor of tegen het voorliggende voorstel is.

  • b. In die gevallen dat de stemverklaring een betoog is, kan de voorzitter spreker het woord ontnemen of, te zijner beoordeling, anderen alsnog de mogelijkheid geven op de stemverklaring te reageren.

Artikel 29 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemmen

  • 1. Als geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen dan aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of op grond van artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Als door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Stemmen gebeurt bij handopsteken, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming brengt het raadslid zijn stem uit, nadat de griffier de naam van het raadslid heeft genoemd. De griffier noemt de namen in alfabetische volgorde te beginnen bij de naam die op aselecte wijze door hem is gekozen.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. Bij hoofdelijke stemming brengen de leden hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de hoofdelijke stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement ten opzichte van het voorstel het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau, of verrichten de voorzitter en de griffier, met instemming van de raad, de functie van stembureau.

  • 2. Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Als bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten en instrumenten van raadsleden

Artikel 35 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Een amendement moet om in behandeling te worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 4. Elk (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad heeft het recht ter vergadering een motie in te dienen over een aanhangig onderwerp of voorstel.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. Ieder lid van de raad heeft het recht ter vergadering een motie in te dienen over een niet op de agenda opgenomen onderwerp. Dit moet worden ingediend bij het agendapunt waarbij de agenda wordt vastgesteld en behandeling vindt plaats in die vergadering, nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

  • 1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk of per e-mail in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2. Het college kan binnen twee weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen of bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3. Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 4. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, of dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een voorbereidende vergadering.

  • 5. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening.

  • 6. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel, mondeling of schriftelijk ingediend, kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 39 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan, na behandeling in de voorbereidende vergadering en vóór behandeling door de raad, door het college gemotiveerd worden ingetrokken.

  • 2. Als de raad van oordeel is dat een voorstel dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk 09.00 uur op de werkdag vóór de dag waarop de raad vergadert, schriftelijk of per mail bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden, na een voorstel van de voorzitter daarover.

  • 3. Wordt de interpellatie geagendeerd dan vervallen de vragen voor het Vragenuur die betrekking hebben op de interpellatie.

  • 4. De interpellatie geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad verlof geeft meerdere malen het woord te voeren.

  • 5. In de eerste termijn krijgt interpellant als eerste het woord en kan hij (naast een betoog) zijn vragen stellen.

  • 6. Daarna krijgt de portefeuillehouder het woord om te reageren en de vragen te beantwoorden. Tijdens zowel 5 als 6 kan niet worden geïnterrumpeerd.

  • 7. In de tweede termijn kan interpellant reageren en eventueel aanvullende vragen stellen.

  • 8. Daarna kunnen ook andere raadsleden desgewenst vragen stellen en mogen deze inleiden met een kort betoog.

  • 9. Vervolgens krijgt de portefeuillehouder het woord, kan hij reageren en vragen beantwoorden. Zowel tijdens 7,8 en 9 kan worden geïnterrumpeerd.

  • 10. Interpellant kan een motie indienen in de eerste of de tweede termijn. De overige raadsleden alleen in de tweede termijn.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en gericht aan het college of de burgemeester. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Schriftelijke vragen worden schriftelijk beantwoord.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. De griffier zorgt ervoor dat het college of de burgemeester deze zo spoedig mogelijk ontvangt. De raads- en burgerleden ontvangen de vragen uiterlijk op de vrijdag in de week van ontvangst.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college dan wel de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De beantwoording van de schriftelijke vraag geschiedt door het college dan wel de burgemeester.

  • 5. Schriftelijke antwoorden worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. Schriftelijke antwoorden worden op de Lijst van ingekomen stukken geplaatst.

Artikel 42 Vragenuur

  • 1. Tenzij er geen vragen zijn ingediend, wordt er elke raadsvergadering een vragenuur gehouden, waarvan de duur wordt bepaald door de voorzitter.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen aan het college of de burgemeester, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk 09.00 uur op de werkdag vóór de dag waarop de raad vergadert bij de griffier. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. Wordt de melding later ontvangen, dan is het aan de voorzitter of de vraag wordt toegelaten. Voorwaarde is dat de vraag over een actuele kwestie moet gaan, waarbij er een noodzaak tot handelen is en/of een reactie van het college of de burgemeester onrust kan voorkomen dan wel een dempende werking kan hebben op ontstane maatschappelijke gevoelens.

  • 4. Geen vraag kan in het kader van het Vragenuur worden ingediend, als over hetzelfde onderwerp al een schriftelijke vraag ex. artikel 41 is ingediend, die nog niet is beantwoord. Of het eenzelfde onderwerp betreft, is ter beoordeling aan de voorzitter.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 6. De voorzitter kan per onderwerp de spreektijd bepalen voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 7. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 8. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 9. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 10. Fracties of hun leden kunnen tijdens het vragenuur ook elkaar bevragen. Fractievoorzitters stellen elkaar daarvan vooraf op de hoogte en delen dit mee aan de griffier.

  • 11. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43 Inlichtingen over gevoerd bestuur

  • 1. Als een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt de procedure gevolgd voor de schriftelijke vragen of het Vragenuur.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 46 Lidmaatschap van andere organisaties

  • 1. Degene die door de gemeenteraad is aangewezen/benoemd tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de raadscommissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen volgens de regels van artikel 41.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 48 Besluitenlijst

  • 1. De Besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de raadsleden, de burgemeester en de wethouders ter inzage bij de griffier.

  • 2. De Besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op de Besluitenlijst. De vastgestelde Besluitenlijst wordt door de griffier en de voorzitter ondertekend.

Artikel 49 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Aanbieders petitie, toehoorders en pers

Artikel 51 Petities

  • 1. Petities voor de raad kunnen vóór de raadvergadering worden aangeboden aan de voorzitter.

  • 2. Aanbieder maakt daarvoor een afspraak met de griffier.

  • 3. Aanbieders richten bij de overhandiging het woord (maximaal 2 minuten) tot de voorzitter.

  • 4. Na opening van de vergadering deelt de voorzitter mee dat voorafgaand een petitie is ingediend door wie en waarover.

Artikel 52 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 53 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 54 Gebruik communicatieapparatuur, tablets e.d.

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van communicatieapparatuur, tablets e.d. toegestaan, tenzij het, naar het oordeel van de voorzitter, de orde van de vergadering verstoort.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 55 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 56 Afwijken van het reglement

De raad kan, met instemming van ten minste tweederde van het aantal aanwezige leden, van dit reglement afwijken als de afwijking niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.

Artikel 57 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van het moment van vaststelling.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Ridderkerk vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2018, raadsbesluitnr. 1321096.

  • 3. Het reglement heeft alleen interne werking, derden kunnen aan het reglement geen rechten ontlenen.

  • 4. Het reglement wordt elektronisch bekend gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ridderkerk

van 2 juni 2022.

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

mw. A. Attema