Regeling vervallen per 01-01-2024

Regels versterking Groene ontwikkelingszone

Geldend van 10-06-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Regels versterking Groene ontwikkelingszone

Bekendmaking van het besluit van 31 mei 2022 – zaaknummer 2022-002494 tot vaststelling van een regeling

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.52, tweede lid, van de Omgevingsverordening Gelderland;

Besluiten

Vast te stellen de regels versterking Groene ontwikkelingszone.

Regels versterking Groene ontwikkelingszone

Het bevoegd gezag bepaalt de versterkingsopgave en versterkingsmaatregelen voor een nieuwe activiteit of ontwikkeling in de Groene ontwikkelingszone aan de hand van de volgende stappen.

Stap 1: de versterkingsopgave

  • De versterkingsopgave wordt uitgedrukt in punten op basis van een verliesfactor en een impactfactor.

  • De verliesfactor wordt berekend conform de tabel Verliesfactor, bedoeld in bijlage 1.

  • De verliesfactor kwantificeert het verlies aan natuur- of landschapselementen die bijdragen aan de kernkwaliteiten van het betreffende deel van de Groene ontwikkelingszone, als gevolg van de nieuwe activiteit of ontwikkeling.

  • Een houtopstand, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming, is geen onderdeel van de verliesfactor.

  • De impactfactor wordt berekend conform de tabel Impactfactor, bedoeld in bijlage 2.

  • De impactfactor kwantificeert de impact van de nieuwe activiteit of ontwikkeling op actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden als gevolg van fysiek ruimtebeslag, verstoring van de omgeving door bijvoorbeeld geluid, licht en fysieke aanwezigheid en ligging.

  • Als de versterkingsopgave niet bepaald kan worden aan de hand van de tabellen, onderbouwt het bevoegd gezag de versterkingsopgave die gehanteerd wordt.

  • Het bevoegd gezag kan in onvoorziene gevallen gemotiveerd afwijken van de tabel Verliesfactor als het toepassen ervan leidt tot een onredelijke uitkomst.

Stap 2: de versterkingsmaatregelen

  • De versterkingsmaatregelen worden uitgedrukt in punten.

  • De versterkingsmaatregelen worden bepaald conform de tabel Versterkingsmaatregelen, bedoeld in bijlage 3.

  • De versterkingsmaatregelen kwantificeren de maatregelen die genomen kunnen worden om de Groene ontwikkelingszone te versterken.

  • De versterkingsmaatregelen, uitgedrukt in punten, moeten meer zijn dan de versterkingsopgave, uitgedrukt in punten.

  • Als de versterkingsmaatregelen niet bepaald kunnen worden aan de hand van de tabellen, onderbouwt het bevoegd gezag de versterkingsmaatregelen die gehanteerd worden.

  • Het bevoegd gezag kan in onvoorziene gevallen gemotiveerd afwijken van de tabel Versterkingsmaatregelen als het toepassen ervan leidt tot een onredelijke uitkomst.

Stap 3: de locatie van de versterkingsmaatregelen

  • De locatie van de versterkingsmaatregelen wordt gekozen op basis van de volgende prioritering:

    • 1.

      binnen het plangebied, grenzend aan het Gelders natuurnetwerk;

    • 2.

      grenzend aan het plangebied en aan het Gelders natuurnetwerk, binnen de Groene ontwikkelingszone;

    • 3.

      nabij het plangebied, binnen of grenzend aan de Groene ontwikkelingszone.

  • Bij deze prioritering gelden de volgende voorwaarden:

    • o

      De locatie van de versterkingsmaatregelen draagt zoveel mogelijk bij aan de samenhang van de Groene ontwikkelingszone en het Gelders natuurnetwerk.

    • o

      Als de nieuwe activiteit of ontwikkeling in een ecologische verbindingszone ligt, dragen de versterkingsmaatregelen bij aan de invulling van dezelfde verbindingszone. De versterkingsmaatregelen leiden niet tot een aantasting van de kwaliteit van natte landnatuur.

    • o

      De versterkingsmaatregelen vinden zo veel mogelijk plaats:

      • buiten verstoringszones van de nieuwe activiteit of ontwikkeling;

      • buiten verstoringszones van activiteiten die al in de nabije omgeving aanwezig zijn;

      • binnen verstoringszones van de nieuwe activiteit of ontwikkeling als de versterkingsmaatregelen expliciet bijdragen aan het beperken van het verstorende karakter van de activiteit of ontwikkeling.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis- van Doremaele

Secretaris

Toelichting

Algemeen

In artikel 2.52, eerste lid, van de omgevingsverordening staat dat een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toestaat als uit onderzoek blijkt dat:

  • a.

    de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt; en

  • b.

    de samenhang niet verloren gaat.

Deze regels geven invulling aan het per saldo en naar rato van de ingreep versterken van de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen. Elk initiatief in de Groene ontwikkelingszone leidt tot een versterking naar rato en per saldo. De omgevingsverordening stelt daarnaast dat de samenhang niet verloren mag gaan. Het ligt voor de hand om eerst te toetsen of de samenhang als gevolg van de ontwikkeling verloren gaat.

Naast deze regels gelden ook de regels uit paragraaf 2.6.5 van de omgevingsverordening. Bij de voorbereiding op het doorlopen van de stappen is onderzoek nodig (artikel 2.53a van de omgevingsverordening) naar:

  • -

    de actuele en potentiële kernkwaliteiten op basis van de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone,

  • -

    de relatie met de natuurelementen in de naaste omgeving, en

  • -

    of sprake is van een functie als ecologische verbindingszone.

Op basis hiervan kunnen de eerste opties voor versterking worden ontworpen, die worden doorgerekend in de tabellen behorend bij stappen 1 en 2. De versterkingsmaatregelen worden uitgewerkt en onderbouwd in stap 3 (locaties van de maatregelen) en stap 4 (versterkingsplan conform artikel 2.53b van de omgevingsverordening).

Met de rekentabellen is beoogd een eenvoudig en objectief instrument te bieden om de versterkingsopgave en -maatregelen vast te stellen.

Bevoegd gezag

In de meeste gevallen is het gemeentebestuur het bevoegd gezag.

Maatwerk

Maatwerk is op verschillende manieren mogelijk. Twee hiervan staan benoemd in deze regels. Als de versterkingsopgave (verliesfactor aan natuur of de impactfactor van de ontwikkeling) niet kan worden bepaald aan de hand van de tabellen, bijvoorbeeld omdat de natuur die verloren gaat niet staat omschreven in de tabel, stelt de gemeente zelf de versterkingsopgave vast. Dit is maatwerk door het bevoegd gezag.

Een tweede manier om af te wijken van de regels is als de uitkomsten onredelijk zijn én sprake is van een onvoorzien geval. Met onvoorziene gevallen bedoelen we situaties waarmee bij het opstellen van de regels geen rekening is gehouden. Denk aan nieuwe technologische ontwikkelingen in windturbines waardoor de impact erg afneemt. De stelling dat de puntenscore in een concreet geval onevenredig uitpakt omdat uit onderzoek blijkt dat dat de impact lager is, is niet voldoende. Bij een afwijking motiveert het bevoegd gezag waarom sprake is van een onvoorzien geval en waarom toepassing van de regels leidt tot een onevenredige uitkomst.

Als het bevoegd gezag besluit af te wijken, moet de afwijking zoveel mogelijk aansluiten bij de tabellen.

De derde vorm van maatwerk volgt uit artikel 1a.3 van de Omgevingsverordening Gelderland. Hierin staat dat door Gedeputeerde Staten, na inspraak van Provinciale Staten, van instructieregels kan worden afgeweken wanneer sprake is van een groot openbaar belang, geen reële alternatieve locaties beschikbaar zijn en voldoende wordt gecompenseerd.

Stap 1: het bepalen van de versterkingsopgave

De verliesfactor (tabel 1) is objectief vast te stellen. Hierbij wordt in de eerste plaats gekeken naar de categorie natuur- of landschapselement die aangetast wordt door de nieuwe ontwikkeling. Tabel 1 onderscheidt categorieën. Deze categorieën zijn ontleend aan de kernkwaliteiten uit de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone. In de eerste kolom staat de omschrijving van de natuur, in de tweede kolom staat de code gebaseerd op de Index natuur en landschap. Deze codering wordt vooral gebruikt in het Natuurbeheerplan voor subsidie natuur- en landschapsbeheer. De codes dienen als voorbeeld van het betreffende natuur- of landschapselement. Ook als een element niet precies voldoet aan de kwalificaties van de beheertypen, telt deze natuur mee voor de verliesfactor.

Bij het bepalen van de verliesfactor gaat het om de feitelijk aanwezige natuur- of landschapselementen die verloren gaan. Niet elk feitelijk aanwezige natuur- of landschapselement dat verloren gaan, telt mee. Alleen natuur- of landschapselementen die bijdragen aan de kernkwaliteiten van het betreffende deel van de Groene ontwikkelingszone tellen mee. In de praktijk zijn de meeste natuur- of landschapselementen wel onderdeel van een of meer kernkwaliteiten, omdat de kernkwaliteiten over het algemeen ruim zijn geformuleerd. Wanneer een natuur- of landschapselement dat verloren gaat naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onderdeel is van een kernkwaliteit, moet dat worden gemotiveerd. Een houtopstand in de zin van de Wet natuurbescherming is geen onderdeel van de verliesfactor. Op grond van artikel 2.54 van de Omgevingsverordening geldt voor het vellen van houtopstanden in de zin van de Wet natuurbescherming een herbeplantingsplicht. Omdat deze plicht al uit de Wet natuurbescherming en omgevingsverordening volgt, telt het tenietgaan van deze houtopstanden niet mee in de verliesfactor en hoeft dit dus ook niet versterkt te worden met versterkingsmaatregelen. Houtopstanden die niet beschermd worden door de Wet natuurbescherming tellen wel mee in de verliesfactor.

De impactfactor (tabel 2) kwantificeert de invloed die de activiteit of ontwikkeling heeft op de omgeving. Deze factor kent een aantal categorieën van activiteiten of ontwikkelingen. Aan elke activiteit of ontwikkeling zijn punten toegekend en voor elke activiteit of ontwikkeling gelden toeslagfactoren die verband houden met de locatie van de activiteit of de ligging van de ontwikkeling. Factoren die zorgen voor een toeslag zijn een ecologische verbindingszone, open landschap, aardkundige waarden en het niet grenzen aan een bestaand bouwvlak. Kaarten van de ligging van de ecologische verbindingszones zijn te vinden in de bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone. De kaarten open landschap en aardkundige waarden zijn te raadplegen op Kaarten en cijfers (gelderland.nl).

Wanneer de natuurversterking als natuur (of gelijkwaardig daaraan) wordt bestemd, telt deze oppervlakte niet mee voor het bepalen van de impactfactor.

Voor het berekenen van de impact van een zonnepark moet worden uitgegaan van de totale oppervlakte functioneel zonneveld. Daarbij gaan wij uit van de technische installaties (zonnepanelen, omvormer- en transformator stations), (half)verharde onderhoudspaden, en de grasstroken die nodig zijn om beschaduwing van zonnepanelen te voorkomen. Onderhoudspaden kunnen meetellen als kruidenrijk gras als versterkingsmaatregel, mits sprake is van natuurgericht beheer. Dit geldt ook voor groenstroken tussen de panelen zover ze de breedte overstijgen die al nodig is om beschaduwing van de zonnepanelen te voorkomen.

De impact van een windpark wordt bepaald op basis van het aantal windturbines, de verstoringsafstand en de verstoringsgraad. Deze laatste twee zijn geen eenvoudige kengetallen maar moeten worden bepaald in ecologisch onderzoek. Het grootste deel van dat onderzoek vindt bij plannen voor windparken al plaats in het kader van Wnb (beschermde soorten en evt. ook Natura 2000-gebieden).

De verstoringsafstand wordt bepaald op basis van onder andere effecten van geluid, slagschaduw en bewegende wieken/aanvaringskans, en is ook afhankelijk van de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen voor het betreffende deelgebied van GO, dus actuele en potentiële waarde. De verstoringsafstand is minimaal de wieklengte.

De verstoringsgraad wordt bepaald op basis van onder andere effecten van geluid, slagschaduw en beweging op daarvoor gevoelige diersoorten die passen bij de kernkwaliteiten en de ontwikkelingsdoelen voor het betreffende deelgebied van GO. Het onderzoek moet zowel op de actuele als op de potentiële waarden worden gericht. De verstoringsgraad kan variëren tussen 100% nabij de as van de windturbine tot 0% aan de rand van de verstoringszone.

Als globale referentiescore hanteren we voor 1 windturbine 250 meter verstoringsafstand en een verstoringsgraad tussen 25 en 50%.

Het is mogelijk dat een activiteit of ontwikkeling niet past in de tabellen, bijvoorbeeld omdat die activiteit of ontwikkeling niet aansluit bij een daarin genoemde categorie. Wanneer de verliesfactor niet bepaald kan worden aan de hand van de tabel, stelt het bevoegd gezag zelf de verliesfactor in punten vast gebaseerd op maatwerk. Hierbij moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij de tabellen.

Conform artikel 2.53a van de omgevingsverordening moet onderzoek worden uitgevoerd naar de te verwachten effecten op de oppervlakte, samenhang en kwaliteit van de Groene ontwikkelingszone. De resultaten van dit onderzoek zijn nodig voor het invullen van de tabel. Maar de onderzoekplicht is breder. Zo moet ook onderzoek worden gedaan naar de ecologische samenhang en het voorkomen van beschermde soorten en soorten die op de Rode lijst staan.

Stap 2: het bepalen van de versterkingsmaatregelen

De versterkingsmaatregelen worden bepaald aan de hand van tabel 3. Versterkingsmaatregelen betreffen maatregelen die leiden tot versterking van kernkwaliteiten, dus in principe nieuw aan te leggen natuur- en landschapselementen. Eventueel kan ook een bestaand element worden omgevormd naar een natuurelement met hoger puntenaantal. Ook hierbij geldt dat versterkingsmaatregelen die niet in de tabel worden genoemd, kunnen worden ingezet mits het bevoegd gezag dit goed motiveert. Het uitgangspunt is dat bij permanente ontwikkelingen ook de versterkingsmaatregelen permanent bestemd of geborgd moeten worden. Bij tijdelijke ontwikkelingen hoeft geen sprake te zijn van permanente bestemming. Het is echter wel wenselijk. Wanneer bij tijdelijke ontwikkelingen de versterkingsmaatregelen eveneens voor een beperkte tijd gelden, dan levert dat minder punten op dan bij permanente maatregelen. Ook maatregelen die bijdragen aan de ecologische verbindingszone leveren extra punten op. Deze maatregelen dragen bij als ze passen in de inrichtingsmodellen die voor de verschillende soorten verbindingszones zijn ontwikkeld. Het is raadzaam om zowel bij aanleg als bij het beheer van nestvoorzieningen en faunapassages samen te werken met lokale natuurgroepen om hun kennis, ervaring of menskracht te benutten. Ook is het raadzaam om de Gelderse streekgidsen landschap te raadplegen als inspiratiebron: www.gelderland.nl/streekgidsen

Als stap 2 resulteert in een tekort aan versterkingsmaatregelen, dient deze stap opnieuw te worden doorlopen met meer versterkingsmaatregelen. Het bevoegd gezag mag meer versterkingsmaatregelen uitgedrukt in punten eisen dan het minimum dat volgt uit toepassing van de tabel.

Stap 3: de locatie

De versterking vindt idealiter plaats binnen het projectplangebied. Als het plangebied te klein is (bijvoorbeeld een bouwkavel met hoog aandeel bebouwd oppervlak), moet worden overwogen het plangebied te vergroten.

Wanneer versterking binnen het plangebied niet mogelijk is, kan gekeken worden naar een locatie grenzend aan het plangebied. Dit aangrenzend gebied hoeft niet binnen dezelfde bestemming te liggen of dezelfde grondeigenaar te hebben.

De versterkingsmaatregelen vinden zoveel mogelijk plaats buiten verstoringszones van de nieuwe activiteit of ontwikkeling, en buiten verstoringszones van activiteiten die al in de buurt liggen. Verstoringszones van windturbines zijn van dermate groot belang voor vogels en vleermuizen dat versterkingsmaatregelen in principe buiten deze zone moeten worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk wordt geacht is een uitgebreide onderbouwing nodig dat de verstoring beperkt blijft in dit specifieke geval, rekening houdend met:

  • -

    locatie windturbine in relatie met kernkwaliteiten in de omgeving die van belang zijn voor vleermuizen en vogels;

  • -

    aanwezigheid van ecologische verbindingszones binnen de verstoringszone en de breedte van deze zone;

  • -

    type turbine (grootte en hoogte maar ook tot hoe laag de wiek komt).

Als in stap 3 blijkt dat onvoldoende passende locaties beschikbaar zijn, bijvoorbeeld om bij te dragen aan de ecologische verbindingszone, dan dient het totaalplan te worden aangepast en worden de stappen 1, 2 en 3 opnieuw doorlopen.

In de artikelen 2.53b, 2.53c en 2.53d van de Omgevingsverordening staat waar het versterkingsplan aan moet voldoen. Ook staat daar hoe de versterking en uitvoering geborgd moet worden.

II.

De regels zijn van toepassing op een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning die na de datum van inwerkingtreding van deze regels wordt vastgesteld, tenzij het ontwerpbestemmingsplan of -vergunning voor de datum van inwerkingtreding van deze regels ter inzage is gelegd en op dat ontwerp door Gedeputeerde Staten geen zienswijze is ingediend.

III.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal blad.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends Miriam Nienhuis-van Doremaele

Commissaris van de Koning Secretaris

Bijlage 1: tabel verliesfactor

Bijlage 2: tabel impactfactor

Bijlage 3: tabel versterkingsmaatregelen

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends - Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele - secretaris

Bijlage 1: tabel verliesfactor

1. Verliesfactor

categorie

voorbeelden van beheertypen

 

punten /eenheid

 

opper-vlakte (ha)

punten

 

Natuurvriendelijke oever, poel, zoete plas

L01.15, L01.01, N04.02

 

4000

 
 

0

Houtwal, houtsingel, elzensingel, bomenlaan, rij knotwilgen, solitaire bomen (niet Wnb beschermd hout opstand)

L01.02, L01.03, L01.07,L01.08

leeftijd < 25 jaar

3000

 
 

0

 
 

leeftijd 25-100 jaar

4000

 
 

0

 
 

leeftijd >100 jaar

5000

 
 

0

Struweelhaag of scheerhaag

L01.05 en L01.06

 

4000

 
 

0

Hoogstamboomgaard

L01.09

 

2700

 
 

0

Moeras, rietland

N05.04

 

2700

 
 

0

Nat schraalland / vochtig hooiland

N10.01 en N10.02

 

2000

 
 

0

Vochtig weidevogelgrasland

N13.01

 

1000

 
 

0

Droge natuurgraslanden

N11.01, N12.02, N12.03

 

1000

 
 

0

Kruiden- en faunarijke akker

N12.05

 

1000

 
 

0

Ruigteveld of -zoom

N12.06

 

1000

 
 

0

Alle typen bos die niet Wnb beschermd houtopstand zijn

N14, N15, N16 en N17

leeftijd < 25 jaar

3000

 
 

0

 
 

leeftijd 25-100 jaar

4000

 
 

0

leeftijd >100 jaar

5000

 
 

0

opp. (ha)

0,00

 

VERLIESPUNTEN

0

Bijlage 2: tabel Impactfactor

 

toeslagfactoren

Impactpunten

 

categorie

eenheid

basispunten /eenheid

aantal eenheden

nieuwe functie op deze locatie

indien van toepassing factor verhogen

open landschap

indien van toepassing factor verhogen

aardkundige waarden voor zover BUITEN open landschap

indien van toepassing factor verhogen

ligging in EVZ

indien van toepassing factor verhogen

basis

incl. toe-slagen

woningen

wooneenheid

20

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

 

ha. woonbestemming

400

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

woonwijk

wooneenheid

25

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

 

ha woonwijk

600

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

bedrijventerrein - milieucategorie 1 en 2

ha. bedrijventerrein

1500

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

milieucategorie 3 en 4

ha. bedrijventerrein

3000

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

milieucategorie 5 en 6

ha. bedrijventerrein

4500

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

windturbine *

aantal turbines

600

 

1,5

1

1

1

1

1

1,25

1

0

0

 

verstoringsafstand (m)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

verstoringsgraad (%)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

zonnepark

ha. functioneel zonneveld

600

 

1,5

1

1,5

1

1,25

1

1,25

1

0

0

parkeerterrrein

ha. verharding of half verharding

1000

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

wegen <80 km/uur

ha. verharding

2000

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

middel 80-99 km/uur

ha. verharding

3000

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

wegen >= 100 km/uur

ha. verharding

4000

 

2

1

2

1

1,5

1

1,25

1

0

0

 

IMPACTPUNTEN

0

opp. (ha)

0,00

excl. wind-turbine

windturbine * Impact = 600 x aantal windturbines x verstoringsafstand(m) x verstoringsafstand(m) /

Bijlage 3 tabel VERSTERKINGSMAATREGELEN

categorie

voorbeelden van beheertypen

basis

opp (ha)

factor tijdelijke maatregel

indien van toepassing factor verlagen

factor bijdrage EVZ

indien van toepassing factor verhogen

Verster-kings-punten

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

basis

incl. toeslagen

 

Natuurvriendelijke oever

L01.15

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Poel (max. 0,3 hectare per stuk)

L01.01

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Houtwal, houtsingel, elzensingel,

L01.02 en L01.03

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Struweelhaag of scheerhaag

L01.05 en L01.06

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Laan (dubbele bomenrij)

L01.07

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Rij knotwilgen

L01.08

3000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Hoogstamboomgaard

L01.09

2000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Zoete plas

N04.02

2000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Dynamisch moeras

N05.04

2000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Nat schraalland / Vochtig hooiland

N10.01 en N10.02

2000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Vochtig weidevogelgrasland

N13.01

1000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Droge natuurgraslanden

N11.01, N12.02, N12.03

1000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Kruiden- en faunarijke akker

N12.05

1000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Ruigteveld of -zoom

N12.06

1000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Alle typen natuurlijk bos

N14, N15, N16 en N17

2000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Speciale elementen

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Stobbenwallen

hoge toegevoegde waarde over kleine oppervlakten

5000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Takkenril/ houtstapel

hoge toegevoegde waarde over kleine oppervlakten

5000

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Nestkast steen, bos- of kerkuil

 

10

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Bijenhotel

per m2 functioneel oppervlak

10

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Kleine zoogdiertunnel

das, bever, kleine marters e.a.

100

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Herpetofaunatunnel

reptielen en amfibieën

300

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Boombrug

marters, eekhoorn

100

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

‘Hop-over’

vleermuizen, vlinders en vogels

100

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 

Loopstroken of -richels

bij bestaande brug of duiker, voor zoogdieren

100

 

0,7

1

1,25

1

0

0

 
 

VERSTERKINGSPUNTEN

0

opp. excl. speciale elementen

VEREISTE VERSTERKING

0

BALANS

0

0,00