De Verordening op de rekenkamer gemeente Hilversum

Geldend van 10-06-2022 t/m heden

Intitulé

De Verordening op de rekenkamer gemeente Hilversum

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Wet: Gemeentewet;

b. voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

c. college: college van burgemeester en wethouders;

d. rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Hilversum

Artikel 2 Rekenkamer

1. Er is een rekenkamer.

2. De rekenkamer bestaat uit het door de raad vastgestelde aantal leden.

Artikel 3 Benoeming leden

1. De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer.

2. Bij ontstentenis van de voorzitter van de rekenkamer treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

3. Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de raad overleg met de rekenkamer.

Artikel 4 Ontslag en non-activiteit

1. De raad ontslaat een lid van de rekenkamer als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

2. In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet beslist de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

3. De raad beslist tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 5 Budget

1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

2. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid.

3. De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 6 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

1. De leden van de rekenkamer ontvangen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden als lid van de rekenkamer. Voor de voorzitter bedraagt deze 50% van het bedrag dat op basis van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden jaarlijks door de minister wordt vastgesteld als maximum te verstrekken vergoeding aan raadsleden in de gemeente Hilversum. Voor de overige leden bedraagt deze 40% van dat bedrag.

2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de rekenkamer.

3. Ten aanzien van de vergoedingen alsmede de onkostenvergoedingen van de leden is de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012 ex artikel 96 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Verzoek tot onderzoek

1. De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

2. De rekenkamer bespreekt jaarlijks een inventarisatie van gewenste onderzoeksobjecten en de prioritering daarin met de raad.

Artikel 8 Werkwijze, rapportage en terugkoppeling

1. De rekenkamer vergadert in beslotenheid. Haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de rekenkamer rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

2. De rekenkamer is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren van de gemeente mondeling en schriftelijk inlichtingen in te winnen die nodig zijn voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de rekenkamer gestelde termijn te verstrekken.

3. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de rekenkamer, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen. De rekenkamer kan hen de bevoegdheid toekennen informatie te verzamelen in het belang van een onderzoek. Zij hebben een geheimhoudingsplicht met betrekking tot die informatie en zijn alleen verantwoording verschuldigd aan de rekenkamer.

4. De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Indien de bevindingen daartoe aanleiding geven kan de rekenkamer ter zake conceptaanbevelingen aan de betrokken partij opnemen.

5. De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om schriftelijk te reageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen. Voor dit feitelijk wederhoor van de ambtelijke organisatie geldt een door de rekenkamer vast te stellen termijn van tenminste twee weken.

6. Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

7. Rekenkamer stelt de verantwoordelijk wethouder of het college in gelegenheid om, binnen een door de rekenkamer vast te stellen termijn van tenminste twee weken, te reageren op de conclusies en aanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de bevindingen.

Artikel 9 Evaluatie werkzaamheden

De rekenkamer bespreekt jaarlijks een evaluatie van de verrichte werkzaamheden van de rekenkamer met de raad, hetgeen in combinatie met de behandeling van het jaarverslag kan plaatsvinden.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening op de rekenkamer gemeente Hilversum.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking met ingang van 20 december 2013

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 11 december 2013,

de griffier, de voorzitter,

K.E. Driehuijs P.I. Broertjes

Artikelgewijze toelichting

Toelichting Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze verordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Toelichting Artikel 2

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder bepaalt de raad hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeft geen regels voor het aantal leden.

Toelichting Artikel 3

Het eerste lid bevat een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet. De bevoegdheid tot benoeming van de leden van de rekenkamer zou ook kunnen worden overgedragen aan de raadscommissie. Artikel 156 van de wet verzet zich daar niet tegen. Het is echter de vraag of dat verstandig is. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen.

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. De kandidaat-leden zullen de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het tweede lid van artikel 3 van de Verordening geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad mag er ook voor kiezen steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier is gedaan.

Eventueel kan nog worden voorzien in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kan vervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand anders als tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, zal de verordening dat mogelijk moeten maken. In dat geval kan een extra lid aan dit artikel toegevoegd worden in deze zin: als de voorzitter door de raad op non-activiteit wordt gesteld, kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen. Een mogelijk alternatief: in bijzondere gevallen kan de raad een van de tweede volzin van het tweede lid afwijkende regeling treffen.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de rekenkamer zelf een voordracht te laten maken. Een formeel bindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de incompatabiliteiten worden geregeld: de "geloofsbrieven" van de kandidaten.

Toelichting Artikel 4

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Toelichting Artikel 5

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Toelichting Artikel 6

In dit artikel is dezelfde regeling opgenomen als die gold op grond van de hiervoor geldende Verordening op de rekenkamer.

Toelichting Artikel 7

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Om de contacten tussen de raad en de rekenkamer te borgen, is in dit artikel ook bepaald dat de rekenkamer jaarlijks een inventarisatie van gewenste onderzoeksobjecten en de prioritering daarin met de raad bespreekt.

Toelichting Artikel 8

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Voor dit feitelijke wederhoor geldt een termijn van twee weken. Na het feitelijk wederhoor stelt de rekenkamer het rapport vast met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conclusies en aanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de bevindingen. Voor dit bestuurlijke wederhoor geldt een termijn van twee weken.

Toelichting Artikel 9

Om de contacten tussen de raad en de rekenkamer te borgen, is in dit artikel bepaald dat de rekenkamer jaarlijks een evaluatie van de verrichte werkzaamheden van de rekenkamer met de raad bespreekt, hetgeen in combinatie met de behandeling van het jaarverslag kan plaatsvinden (zie artikel 5, tweede lid, van de Verordening).

Toelichting Artikelen 10 en 11

Deze bepalingen behoeven geen toelichting.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 11 december 2013,

de griffier, de voorzitter,

K.E. Driehuijs P.I. Broertjes

Ondertekening