Verordening Nadeelcompensatie Rotterdam

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Nadeelcompensatie Rotterdam

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 december 2021 (raadsvoorstel nr. 21bb14609); 22bb1999;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

besluit:

De Verordening nadeelcompensatie Rotterdam vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanvraag: aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 Omgevingswet of artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    adviseur: deskundige als bedoeld in artikel 5 die het bestuursorgaan adviseert over het te nemen besluit op de aanvraag;

  • -

    bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente;

  • -

    gemeente: gemeente Rotterdam;

  • -

    schade: schade als bedoeld in deze regeling, waaronder begrepen brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen om schadevergoeding die vallen onder de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam.

Artikel 3 Heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag

  • 1. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt een recht van € 300,- geheven.

  • 2. Dit bedrag dient binnen vier weken na de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen twee weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4 Aanvraag om schadevergoeding

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      indien het schade wegens winst- of inkomstenderving betreft:

      • 1°.

        de jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden;

      • 2°.

        de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden; en

      • 3°.

        de aanslagen vennootschaps- of inkomstenbelasting over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden;

    • b.

      indien het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten:

      • 1°.

        een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst; en

      • 2°.

        de eigendomsakte.

Artikel 5 Aanwijzen adviseur

  • 1. Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat behoefte bestaat aan extra deskundigheid voor de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding, worden daarbij een of meerdere adviseurs betrokken. De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb.

  • 2. De adviseur brengt aan het bestuursorgaan advies uit over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

  • 3. Een bestuursorgaan vraagt in ieder geval geen advies indien:

    • a.

      het besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      het van oordeel is dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet;

    • c.

      het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:131 Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      de schade redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • e.

      in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

Artikel 6 Werkwijze adviseur

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager en in voorkomend geval de derde-belanghebbende in de gelegenheid schriftelijk dan wel mondeling een toelichting te geven over de aanvraag.

  • 2. Van de mondelinge toelichting door de aanvrager en de derde-belanghebbende, alsmede de hem door het bestuursorgaan verstrekte informatie verzorgt de adviseur een verslag dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 3. De adviseur beoordeelt of de situatie ter plaatse zal worden opgenomen.

  • 4. De adviseur bepaalt in overleg met de aanvrager het tijdstip waarop hij de situatie ter plaatse zal opnemen. De adviseur kan zich door andere gemeentelijke vertegenwoordigers laten vergezellen.

  • 5. De adviseur kan de aanvrager schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken om binnen een door hem te bepalen termijn nadere gegevens of bescheiden over te leggen. De in artikel 8 bedoelde adviestermijn wordt opgeschort totdat hij het gevraagde heeft ontvangen, dan wel de door hem bepaalde termijn ongebruikt is verstreken. Indien het gevraagde niet of niet volledig is ontvangen bericht hij daarvan het bestuursorgaan onder vermelding van wat daarvan voor het advies de gevolgen zijn.

  • 6. Alvorens aan het bestuursorgaan definitief advies uit te brengen stelt de adviseur de derde-belanghebbende en de aanvrager in de gelegenheid ter zake binnen vier weken opmerkingen te maken.

Artikel 7 Procedure

  • 1. Als advies wordt ingewonnen bij een adviseur, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2. Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 8 De adviseringstermijn

De adviseur brengt binnen 16 weken na ontvangst van de opdracht daartoe een schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 9 Aanvraag voorschotverlening

  • 1. Het bestuursorgaan kan in bijzondere omstandigheden op een daartoe strekkende aanvraag besluiten een voorschot te verlenen van ten hoogste 90% van de te verwachte schadevergoeding.

  • 2. Indien het bestuursorgaan een formulier voor het doen van de aanvraag om een voorschot heeft vastgesteld, maakt de aanvrager hiervan gebruik.

  • 3. Met het verlenen van een voorschot wordt geen aanspraak op nadeelcompensatie erkend.

  • 4. Het bestuursorgaan verleent een voorschot niet dan nadat de aanvrager schriftelijk heeft verklaard onterecht betaalde bedragen te zullen terugbetalen. Het bestuursorgaan kan van de aanvrager een zekerheidstelling verlangen.

Artikel 10 Betalen schadevergoeding

Bij een gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag wordt de toegewezen schadevergoeding volledig betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag. De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 11 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de onderwerpen in deze verordening.

Artikel 12 Intrekking oude regeling

  • 1. De Planschadeverordening Rotterdam wordt ingetrokken.

  • 2. De Algemene Verordening Nadeelcompensatie wordt ingetrokken.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De verordeningen genoemd in artikel 12 blijven van toepassing op aanvragen die vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Rotterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 februari 2022.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-417 2514 of bir@rotterdam.nl

TOELICHTING

Algemeen

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 3, eerste lid

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 van de Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. De bevoegdheid tot het heffen van dit recht kan alleen bij wettelijk voorschrift bepaald worden. Het recht bedraagt € 300,-. Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voorheen geheven werd in het kader van een verzoek om planschade als om een aanvraag van nadeelcompensatie.

Artikel 5, eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen.

Als daar behoefte aan is, worden bij de behandeling van de aanvraag om schadevergoeding een of meerdere adviseurs betrokken om advies uit te brengen over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

De adviseur maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en is niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb.

Artikel 6, derde lid

Met de opname van de situatie ter plaatse wordt bedoeld dat de situatie ter plaatse wordt vastgelegd om deze te beoordelen. Soms is het nodig dat een adviseur zelf ter plaatse gaat voor een opname. Bij de opname kan bijvoorbeeld de situatie fotografisch worden vastgelegd ten behoeve van de aard en de omvang.

Artikel 8

De werkzaamheden van de adviseur kunnen worden aangemerkt als de werkzaamheden van een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat de beslistermijn voor het afhandelen van aanvragen waarbij een adviseur is aangewezen zes maanden betreft, in plaats van de reguliere termijn van acht weken.

Omdat binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag het bestuursorgaan een besluit moet nemen, is een adviseringstermijn van 16 weken voor de adviseur afdoende geacht.

Artikel 9

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie. Het verlenen van voorschotten is gebaseerd op artikel 4:95 Awb. In beginsel dient er sprake te zijn van een spoedeisend belang, dat de aanvrager zal moeten onderbouwen naast de aannemelijkheid dat hij voor nadeelcompensatie in aanmerking komt. Er is voor een hoog percentage gekozen, omdat het voorschot bedoeld is om de continuering van de bedrijfsvoering te vergemakkelijken. Daarnaast kan het verlenen van een voorschot onder meer strekken om te voorzien in de kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel. Indien het bestuursorgaan beslist tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend.

De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel 4:87 van de Awb.

Ten einde het bestuursorgaan direct een titel te geven tot terugvordering van ten onrechte betaalde voorschot moet de aanvrager schriftelijk verklaren het achteraf ten onrechte betaalde voorschot terug te betalen. Het bestuursorgaan kan bij het verlenen van een voorschot een zekerheidsstelling verlangen, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, ten behoeve van een eventueel ten onrechte uitbetaald voorschot. Deze voorschotten worden renteloos teruggevorderd.

Artikel 10

De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 13

De Verordening nadeelcompensatie Rotterdam treedt in de plaats van de Planschadeverordening Rotterdam. Deze verordening wordt ingetrokken.

De Planschadeverordening Rotterdam kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.

De Verordening nadeelcompensatie Rotterdam treedt ook in de plaats van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie. Deze verordening wordt eveneens ingetrokken. De Algemene Verordening Rotterdam kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van aanvragen om schadevergoeding.