Beleidsregel voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Harderwijk 2022

Geldend van 01-07-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Harderwijk 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van de ambtenaar bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, Gemeentewet van 26 april 2022, h220048443 (02430000102110/02430000337577);

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 253 van de Gemeentewet en het artikel inzake de belastingplicht in de geldende verordeningen: onroerende-zaakbelastingen, forensenbelasting, hondenbelasting, reclamebelasting, riool- en waterzorgheffing en reinigingsheffingen en Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

besluiten:

vast te stellen de: BELEIDSREGEL - Aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Harderwijk 2022

Hoofdstuk 1 - Algemeen en voorkeursvolgorde

Algemeen

In sommige gevallen leiden wettelijke regels ertoe dat meer personen belastingplichtig/belanghebbende zijn voor één belastingobject c.q. een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). In zo’n geval mag de aanslag op grond van artikel 253, lid 1 van de Gemeentewet en de beschikking op grond van artikel 24, lid 4 van de Wet WOZ, op naam van één van hen worden gesteld. Bij deze aanwijzing wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd. Deze voorkeursvolgorde bevat geen limitatieve opsomming, maar richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige/belanghebbende wordt aangewezen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige van de aanslag onroerende-zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de riool- en waterzorgheffing. De voorkeursvolgorde is verder gebaseerd op de veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

Voorkeursvolgorde

Artikel 1

  • 1. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

      • 1.1.1

        de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      • 1.1.2.

        de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

      • 1.1.3

        de erfpachter dan wel de beklemde meier;

    • 1.2

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

    • 1.3

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 2

  • 2. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Harderwijk wonen of gevestigd zijn:

      • 2.1.1

        degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

      • 2.1.2

        degene die in de gemeente woont of is gevestigd;

      • 2.1.3

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.1.4

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.1.5

        bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 2.1.6

        degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.1.7

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt;

    • 2.2

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Harderwijk wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.2.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.2.2

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.2.3

        bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 2.2.4

        degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.2.5

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt;

    • 2.3

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.3.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.3.2

        degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.3.3

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

Artikel 3

  • 3. Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen, de reclamebelasting en de riool- en waterzorgheffing die worden geheven van gebruikers van niet-woningen respectievelijk bedrijfsruimten, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt

    • 3.2

      degene die het huurcontract van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.3

      degene die volgens het handelsregister het langst het adres van het belastingobject als vestigingsadres voert;

    • 3.4

      degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.5

      degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 3.6

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 4

  • 4. Met betrekking tot de afvalstoffenheffing en de riool- en waterzorgheffing van gebruikers van woningen wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject, wordt aangemerkt;

    • 4.2

      degene die volgens de basisregistratie personen het langst staat ingeschreven op het adres van het belastingobject;

    • 4.3

      de oudste, in geval van gelijktijdige inschrijving op het adres;

    • 4.4

      degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 4.5

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

Artikel 5

  • 5. Met betrekking tot de forensenbelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 5.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 5.2

      degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 5.3

      degene die de huur van het belastingobject betaalt aan een elders wonende verhuurder;

    • 5.4

      de oudste in leeftijd;

    • 5.5

      degene die bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 5.6

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

Artikel 6

  • 6. Indien aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet,worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 6.1

      ingevolge de artikelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 6.2

      ingevolge artikel 3 kan worden aangewezen;

    • 6.3

      ingevolge artikel 4 kan worden aangewezen;

    • 6.4

      ingevolge artikel 5 kan worden aangewezen.

Artikel 7

  • 7. De artikelen 1 tot en met 6 vinden geen toepassing indien:

    • 7.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die over het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen en diegene gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • 7.2

      bij de ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a van de Gemeentewet, na een schriftelijk verzoek daartoe, bekend is dat één van de belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben en dit er niet toe leidt dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Artikel 8

Indien de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 10

Indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, kunnen wijzigingen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 11

Indien in uitzonderingsgevallen door welke oorzaak dan ook een aanslag wordt opgelegd in afwijking van hetgeen in de voorgaande artikelen is bepaald, is die aanslag niet zonder meer ongeldig en wordt de aanslag in beginsel gehandhaafd. Beroep bij de rechter is mogelijk.

Artikel 12

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag maar op andere wijze, is het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 - Wet waardering onroerende zaken

Artikel 13

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de regels van hoofdstuk 1, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 – Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 14

  • 14.1

    De “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige” van 16 december 1997 en de “Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie” van 16 december 1997 worden ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum. Zij blijven van toepassing op de aanslagen die voor die datum zijn opgelegd.

  • 14.2

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2022 of, indien dit op een later tijdstip is gelegen, op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 14.3

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Harderwijk 2022”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Harderwijk in de vergadering van .24 mei 2022.

de heer J.P. Wassens

secretaris

de heer H.J. van Schaik

burgemeester